Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Tiel

Geldend van 25-04-2009 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Tiel

De Raad van de gemeente Tiel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van (datum) , nr.… , inzake vaststellen Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Tiel,

gelet op de artikelen 8, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 36 van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

b e s l u i t:

vast te stellen de: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Tiel.

HOOFDSTUK 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    Referteperiode: de periode van 60 maanden waarin de belanghebbende een inkomen als bedoeld in artikel 4 heeft ontvangen, welke periode gelegen mag zijn in de periode van 72 maanden direct voorafgaand aan de peildatum.

  • c.

    Peildatum: de datum waarop de belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor het recht op langdurigheidstoeslag.

  • d.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede 'een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan' moet worden gelezen 'de referteperiode'. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van de referteperiode als inkomen gezien.

Artikel 2 – Uitvoering

De uitvoering van de verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

HOOFDSTUK 2 – Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 – Doelgroep

Tot de doelgroep behoren personen als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, die ten tijde van de aanvraag in de gemeente Tiel woonplaats hebben als bedoeld in artikel 40 van de wet.

Artikel 4 – Laag, langdurig inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als het inkomen gedurende de referteperiode niet hoger was dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 5 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar 40% van de toepassing zijnde bijstandsnorm, naar beneden afgerond op hele tientallen.

  • 2. Voor toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend

  • 3. Indien een van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid, van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. Voor de berekening van de hoogte van de langdurigheidstoeslag van het nieuwe jaar wordt gebruik gemaakt van het normniveau van juli van het jaar daaraan voorafgaand.

HOOFDSTUK - Slotbepalingen

Artikel 6 – Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7 – Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 – Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Tiel

Artikel 9 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking daarvan en werkt, onverminderd het bepaalde in artikel 36, zesde lid van de wet, terug tot en met 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van …..
De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting

Toelichting op de Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Tiel.

Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB) blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 van de WWB een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Op 23 december 2008 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten, aangenomen.

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”In het nieuwe artikel 8 van de wet wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat. Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraagprocedure te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

Artikelsgewijze toelichting

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 1b

De referteperiode van de niet gedecentraliseerde langdurigheidstoeslag was 5 jaar (60 maanden). Deze periode werd door veel gemeenten als te lang aangemerkt. Het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Tiel voorziet echter in verstrekking van bijzondere bijstand in kosten waarvan andere gemeenten stellen dat deze uit langdurigheidstoeslag voldaan dienen te worden. Het Nibud heeft in de Minima effect rapportage 2008 vastgesteld dat de gemeente Tiel een uitstekend bijzonder bijstands- en minimabeleid heeft. Gelet hierop is geen aanleiding gezien een kortere referteperiode vast te stellen.

Op grond van de wet bestaat nu vanaf de 21 jarige leeftijd recht op langdurigheidstoeslag. Personen in die leeftijdscategorie kunnen niet voldoen aan de referteperiode. Die ligt voor een deel vóór de 18 jarige leeftijd, een periode waarin belanghebbende geen zelfstandig subject van bijstandsverlening was. In de wet ontbreekt de grondslag om een referteperiode eerst bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd te laten aanvangen. Bij deze personen wordt, forfaitair, aangenomen dat aan de voorwaarden van de referteperiode is voldaan.

Artikel 4

In het eerste lid wordt de omschrijving van het begrip langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Als langdurig laag inkomen wordt gezien het inkomen dat gedurende de referteperiode niet meer bedraagt dan 100% de voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Als de belanghebbende in de referteperiode een inkomen had dat niet meer bedraagt dan de op de peildatum van toepassing zijnde bijstandsnorm, dan wordt het inkomen aangemerkt als langdurig laag en bestaat ook recht op de langdurigheidstoeslag. De termijn van 12 maanden waarin een hoger inkomen is verworven kan bestaan uit verschillende perioden in verschillende kalenderjaren.

Artikel 5

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt berekend naar een vast percentage van 40% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21 van de wet, plus de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 2 WWB. Het bedrag dat uit de berekening volgt wordt naar beneden afgerond op hele tientallen. De leefsituatie op de peildatum is bepalend voor de bepaling van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.Overeenkomstig artikel 24 van de WWB wordt hier geregeld dat bij uitsluiting ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid, van de wet van een van de gehuwden van het recht op langdurigheidstoeslag, de andere partner langdurigheidstoeslag toegekend kan krijgen tot een maximum van de op de peildatum van toepassing zijnde bijstandsnorm voor alleenstaande (ouder). Dit artikellid ziet alleen op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of 13, eerste lid, van de wet. Als één van beide partners niet in aanmerking komt voor langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 van de wet of in deze verordening hebben beide gehuwden géén recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt beide echtgenoten immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.Omdat de bijstandsnormen in beginsel tweemaal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal wordt steeds uitgaan van de bijstandsnormen van juli van het voorafgaande jaar.Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB. De genoemde percentages zijn de huidige percentages wanneer de bedragen van de langdurigheidstoeslag worden afgezet tegen de bijstandsnormen. Het staat gemeenten vrij hier eigen – wellicht meer uniforme – percentages te hanteren.

Artikel 8

Het wetsvoorstel tot verruiming van de langdurigheidstoeslag is op 23 december 2008 aangenomen door de Eerste Kamer. Vaststelling van de verordening door de Gemeenteraad voor 1 januari 2009 was uiteraard niet meer mogelijk. Bij vaststelling op een latere datum is het noodzakelijk om aansluiting te zoeken bij de wettelijk bepaalde ingangsdatum. Om die reden wordt aan de verordening terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2009. Er is dan sprake van vaststelling met terugwerkende kracht. In artikel 36 van de wet is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden. De bepaling over het overgangsrecht vervalt per 1 januari 2010.