Regeling vervallen per 25-10-2019

gewijzigde verordening op de commissies van de gemeenteraad 2002

Geldend van 30-04-2014 t/m 24-10-2019

Intitulé

gewijzigde verordening op de commissies van de gemeenteraad 2002

Raadsbesluit

Nummer: 7

Wettelijke grondslag: artikel 82 van de Gemeentewet;

Besloten in de raadsvergadering van: 27 maart 2014

Besluit om:

  • 1.

    de verordening op de commissies van de gemeenteraad 2002, voor het laatst gewijzigd vastgesteld d.d. 09-07-2008, in te trekken;

  • 2.

    de gewijzigde verordening op de commissies van de gemeenteraad 2002 vast te stellen.

HOOFDSTUK I, BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    lid: lid van een raadscommissie;

  • 2.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • 3.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

  • 4.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • 5.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie;

  • 6.

    programma: programma zoals opgenomen in de programmabegroting van de gemeente Tiel

HOOFDSTUK II, INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLING

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1. De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • de raadscommissie bestuur;

    • de raadscommissie ruimte;

    • de raadscommissie samenleving;

    • de raadscommissie beleidscyclus.

  • 2. De raadscommissie bestuur adviseert en overlegt (integraal) over de onderwerpen uit de programma's veiligheid, burgerservice en het besturen van de stad.

  • 3. De raadscommissie ruimte adviseert en overlegt (integraal) over de onderwerpen uit de programma's mobiliteit, ruimtelijke ontwikkeling en openbare ruimte.

  • 4. De raadscommissie samenleving adviseert en overlegt (integraal) over onderwerpen uit de programma's economische ontwikkeling, onderwijs en maatschappelijke voorzieningen.

  • 5. De raadscommissie beleidscyclus adviseert en overlegt (integraal) over de volgende onderwerpen:

    • begroting;

    • jaarrekening;

    • perspectievennota;

    • rekenkamer.

  • 6. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij de voorzitters van de betrokken raadscommissies in overleg beslissen dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd of de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp integraal behandelt.

  • 7. Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede, derde, vierde of vijfde lid genoemde onderwerpen;

  • het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

  • voeren van overleg met het college of de burgemeester, uit eigen beweging of op verzoek van het college of de burgemeester, over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede, derde, vierde en vijfde lid genoemde onderwerpen.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. Het aantal leden van de raadscommissie is afhankelijk van de fracties die zijn vertegenwoordigd in de gemeenteraad.

  • 2. Iedere fractie vertegenwoordigd in de gemeenteraad kan drie leden, waarvan minimaal één als lid van de gemeenteraad benoemd dient te zijn, voor een benoeming in de raadscommissie voorstellen. Van de drie benoemde leden hebben maximaal twee leden, naar keuze van de fractie, zitting in de vergadering van de raadscommissie.

  • 3. De leden van de raadscommissie worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 4. Een lid kan zowel raadslid als niet raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. De raadscommissieleden dienen daarnaast tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van een fractie.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 3. De voorzitter is belast met:

    • het leiden van de vergadering;

    • het handhaven van de orde;

    • het doen naleven van deze verordening;

    • hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en zijn plaatsvervanger eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4. De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

  • 1. Iedere raadscommissie heeft een commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is in de vergadering aanwezig.

  • 3. De commissiegriffier is belast met:

    • de ondersteuning van de voorzitter in zijn/haar werkzaamheden;

    • het opstellen van een concept agenda;

    • het opstellen van een beknopt en samenvattend verslag van de vergaderingen van een raadscommissie;

    • hetgeen deze verordening hem/haar verder opdraagt.

  • 4. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de griffier aangewezen medewerker van de griffie.

  • 5. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

HOOFDSTUK III, AANWEZIGHEID COLLEGE EN BURGEMEESTER

Artikel 8 Burgemeester en wethouders

  • 1. Degene die binnen het college van burgemeester en wethouders is belast met de portefeuille(s) die het werkgebied van de in artikel 2 genoemde raadscommissies bestrijken is uitgenodigd om de vergadering van de raadscommissie bij te wonen.

  • 2. Op verzoek van de leden van de raadscommissie of op eigen initiatief, verstrekt de bij de vergadering aanwezige portefeuillehouder alle relevante informatie over het aan de orde zijnde onderwerp, waaronder begrepen het collegestandpunt.

  • 3. De raadscommissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat de burgemeester en één of meer wethouders niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

HOOFDSTUK IV, VERGADERINGEN

paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1. In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissie eenmaal per maand plaats op een door het Presidium aan te wijzen vaste dag van de maand. Uitzondering hierop vormen de vergaderingen van de commissie beleidscyclus. Vergaderingen van laatstgenoemde commissie vinden niet maandelijks plaats maar op data die door het Presidium vooraf zijn bepaald. De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 19.30 uur en sluiten uiterlijk om 22.30 uur, dan wel worden op dat tijdstip geschorst. Zij vinden in de regel plaats in de raadszaal van het gemeentehuis.

  • 2. Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de commissiegriffier.

Artikel 10 Oproep

  • 1. De commissiegriffier zendt, langs elektronische weg, namens het Presidium tenminste negen werkdagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep op de website van de gemeente Tiel geplaatst.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 11 Agenda

  • 1. 1.Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het Presidium de agenda van de vergadering voorlopig vast.

    Gewoonlijk omvat de agenda de volgende vaste punten:

    • Opening

    • Agenda (vaststellen)

    • Mededelingen en ingekomen stukken

    • Informatie van het college in het kader van de actieve informatieplicht

    • Concept – beknopt – verslag (vaststellen)

    • Afsprakenlijst van de commissie

    • Terugkoppeling intergemeentelijke samenwerkingsverbanden

    • Rondvraag

    • Sluiting

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda zijn bedoeld, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder gepubliceerd op de website van de gemeente Tiel. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14.

  • 2. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken worden gepubliceerd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 3. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 4. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de commissiegriffier en verleent de commissiegriffier een lid inzage.

Artikel 13 Schriftelijk horen

  • 1. In spoedeisende gevallen en in zaken van bijzonder eenvoudige aard kan de voorzitter van de commissie tot schriftelijke raadpleging van de commissie overgaan.

  • 2. Indien schriftelijke afhandeling bij drie of meer leden op bezwaren stuit, zal de behandeling van de zaak alsnog in een vergadering geschieden.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in De Zakengids en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 18.

HOOFDSTUK IV

paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is (helft plus 1).

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

  • 1. Aanwezige burgers kunnen gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen (bij het betreffende agendapunt) of onderwerpen die tot het takenpakket van de raadscommissie behoren en niet op de agenda zijn vermeld (bij de rondvraag).

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a)

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b)

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c)

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier of voorzitter. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 7. De leden van de raadscommissie worden in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen aan de inspreker.

  • 8. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 18 Notulen

  • 1. Door of onder verantwoordelijkheid van de commissiegriffier wordt van iedere vergadering van een raadscommissie een beknopt en samenvattend verslag (verder: notulen) gemaakt.

  • 2. De notulen moeten inhouden:

    • de datum van de vergadering:

    • vermelding van de aanwezige leden, de voorzitter, de commissiegriffier, aanwezige leden van het college en de aanwezige ondersteuners van de collegeleden alsmede de vermelding van afwezigen (met en zonder kennisgeving);

    • een per agendapunt door de voorzitter geformuleerd standpunt, conclusie, besluit of advies van de commissie;

    • per agendapunt expliciet kenbaar gemaakte minderheidsstandpunten;

    • bij zwaarwegende politieke, bestuurlijke en of beleidsmatige agendapunten, dan wel langlopende bestuurlijke processen, zulks ter beoordeling van de voorzitter, worden samengevat de overwegingen van de commissie weergegeven;

    • naast de beknopte samenvatting wordt door de commissiegriffier een afsprakenlijst bijgehouden met daarop de vermelding van in een commissie gemaakte afspraken en op naam nog te beantwoorden vragen.

  • 3. De concept-notulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep en geplaatst op internet.

  • 4. Bij het begin van de vergadering worden, zo mogelijk, de notulen van de vorige vergadering door de raadscommissie vastgesteld.

  • 5. De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders, hebben het recht, een voorstel tot wijziging van de notulen aan de raadscommissie te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de vaststelling van de notulen te worden ingediend.

Artikel 19 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid, de burgemeester of een wethouder, voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 23 Beraadslaging; schorsing

  • 1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3. Op voorstel van de voorzitter of een lid van de raadscommissie kan de raadscommissie bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 24 Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. In het advies worden de verschillende standpunten van de leden/fracties opgenomen.

HOOFDSTUK IV

paragraaf 3 Hoorzittingen Wet op de Ruimtelijke Ordening

Artikel 25 Adviescommissie ruimtelijke plannen

  • 1. De adviescommissie ruimtelijke plannen adviseert de raad t.a.v. van de ingediende zienswijzen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bij een verklaring van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 2.27 Wabo, als het majeure ruimtelijke plannen betreft of indien de commissie Ruimte expliciet aangeeft deze taak in een specifiek geval bij de adviescommissie ruimtelijke plannen te leggen. In overige situaties wordt de advisering aan de raad t.a.v. ingediende zienswijzen in het kader van genoemde wetgeving gemandateerd aan het college van Burgemeester en Wethouders.

  • 2. De adviescommissie ruimtelijke plannen wordt samengesteld uit het midden van de raadscommissie ruimte.

  • 3. De adviescommissie ruimtelijke plannen telt maximaal de helft van het aantal leden van de raadscommissie ruimte, met dien verstande dat per raadsfractie 1 lid kan worden aangewezen.

  • 4. De leden van de adviescommissie ruimtelijke plannen worden door de commissie ruimte op voordracht door de fracties benoemd.

  • 5. Een lid van de adviescommissie ruimtelijke plannen kan een lid van de commissie ruimte als zijn/haar plaatsvervanger aanwijzen.

  • 6. De adviescommissie ruimtelijke plannen wordt voorgezeten door de voorzitter van de raadscommissie ruimte. Bij afwezigheid wordt hij vervangen door een door de adviescommissie ruimtelijke plannen aan te wijzen lid van de raadscommissie ruimte.

  • 7. De adviescommissie ruimtelijke plannen kan zich door middel van de Verordening ambtelijke bestand laten bijstaan door een inhoudelijk adviseur uit de organisatie.

  • 8. De commissiegriffier staat de adviescommissie ruimtelijke plannen als eerste adviseur ter zijde en voert het secretariaat van de hoorcommissie.

  • 9. Nadat de termijn voor het indienen van zienswijzen als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is verstreken, vraagt de adviescommissie ruimtelijke plannen aan het college van burgemeester en wethouders wat hun standpunt is t.a.v. de ingediende zienswijzen. Dit standpunt wordt schriftelijk verstrekt aan de adviescommissie ruimtelijke plannen binnen 14 dagen na het verlopen van bovengenoemde termijn.

  • 10. Nadat het standpunt van burgemeester en wethouders is ontvangen komt de adviescommissie ruimtelijke plannen zo spoedig mogelijk bijeen in besloten vergadering om een advies te formuleren t.a.v. de ingediende zienswijzen. Het advies is gereed binnen 28 dagen na het verlopen van de termijn voor het indienen van de zienswijzen.

  • 11. In het kader van de advisering kan de adviescommissie ruimtelijke plannen schriftelijk dan wel mondeling nadere toelichting vragen aan de indiener van de zienswijze t.a.v. de zienswijze die is ingebracht dan wel bij het college van burgemeester en wethouders t.a.v. het door hen ingenomen standpunt t.a.v. de ingebrachte zienswijzen.

    Van een mondelinge toelichting wordt een schriftelijk verslag gemaakt.

  • 12. In het kader van de advisering kan de adviescommissie ruimtelijke plannen besluiten tot een bezoek ter plaatse (schouw). Indien het wenselijk is bij een schouw om eigendommen van derden te betreden wordt hiervoor vooraf toestemming gevraagd.

  • 13. Eventuele stukken die na de termijn als bedoeld in 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht zijn ingediend, worden buiten behandeling gelaten/niet bij de advisering betrokken, tenzij de stukken op verzoek van de adviescommissie ruimtelijke plannen zijn overgelegd.

  • 14. De leden van de adviescommissie ruimtelijke plannen spreken met belanghebbenden, degene die een zienswijze heeft ingediend daaronder begrepen, slechts tijdens een eventuele hoorzitting of schouw.

  • 15. In een besloten vergadering van de adviescommissie ruimtelijke plannen maakt een lid of de voorzitter van de adviescommissie Ruimtelijke plannen melding van contacten die een belanghebbende, degene die een zienswijze heeft ingediend daaronder begrepen, heeft gelegd met dit lid of de voorzitter. De aard van het contact en de inhoud van de informatie wordt hierbij vermeld. In het contact met de belanghebbende wordt er door de voorzitter of het lid op gewezen dat het contact en de inhoud daarvan in de adviescommissie ruimtelijke plannen wordt gemeld.

  • 16. Informatie waarover een lid van de adviescommissie ruimtelijke plannen eventueel beschikt die niet afkomstig is uit gemeentelijke documenten of gegeven is in een zienswijze, wordt in de adviescommissie ruimtelijke plannen ingebracht en gedeeld met de voorzitter en de andere leden.

  • 17. Het advies van de adviescommissie ruimtelijke plannen is openbaar en wordt gezonden naar degene die een zienswijze heeft ingediend, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad.

  • 18. De adviescommissie ruimtelijke plannen wijst uit haar midden een woordvoerder aan die in de vergadering van de raadscommissie ruimte  en de raad namens de adviescommissie ruimtelijke plannen het woord kan voeren.

  • 19. In het geval zich tijdens een zienswijze procedure onderwerpen aandienen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de adviescommissie ruimtelijke plannen op voorstel van de voorzitter.

HOOFDSTUK IV

paragraaf 4 Besloten vergaderen/geheimhouding

Artikel 26 Algemeen

  • 1. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2. De vergaderingen van de raadscommissie zijn openbaar tenzij de deuren worden gesloten.

  • 3. De deuren worden gesloten wanneer:

    • de voorzitter van de raadscommissie het nodig oordeelt, of

    • wanneer tenminste een vijfde van het aantal aanwezige commissieleden daarom verzoekt.

    In beide gevallen moet het voorstel om de deuren te sluiten in het openbare deel van de commissievergadering worden gedaan.

  • 4. Indien de deuren worden gesloten, dienen alle personen die geen lid zijn van de commissie op verzoek van de voorzitter de vergaderruimte te verlaten. Dat betreft dan in ieder geval al het aanwezige publiek en de pers. Aanwezige ambtenaren en collegeleden kunnen blijven, voorzover de commissie dit wenselijk of noodzakelijk acht, dan wel daar geen bezwaar tegen heeft. Anders moeten ook zij de vergaderruimte verlaten.

  • 5. Indien de deuren worden gesloten, wordt de bode verzocht om bordjes te plaatsen bij de ingang van de vergaderruimte waaruit blijkt dat er een besloten vergadering plaatsvindt.

  • 6. Als de deuren eenmaal gesloten zijn, dient de commissie eerst te besluiten of zij in beslotenheid verder wenst te vergaderen. Zo niet dan wordt de vergadering weer in openbaarheid voortgezet.

  • 7. Als in beslotenheid wordt vergaderd ziet de commissiegriffier erop toe dat omtrent het in de besloten vergadering behandelde en eventueel omtrent de inhoud van stukken een besluit wordt genomen over het al dan niet opleggen van geheimhouding.

Artikel 27 Notulen

  • 1. Indien in beslotenheid wordt vergaderd, dan wordt van het besloten deel een afzonderlijk beknopt verslag gemaakt. Dit verslag is niet openbaar, tenzij de commissie anders beslist.

  • 2. De notulen van het besloten deel van de vergadering worden alleen gezonden naar de personen die aanwezig zijn geweest bij het besloten deel van de vergadering.

Artikel 28 Geheimhouding

Omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur geheimhouding worden opgelegd. Artikel 86 van de Gemeentewet is hier van toepassing.

Artikel 29 Inzage door raadsleden

Raadsleden kunnen stukken waaromtrent door een raadscommissie geheimhouding is opgelegd inzien bij de commissiegriffier.

Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 29A Inzage stukken commissieleden

  • 1. Stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd worden, indien ze ter kennisneming aan een commissie worden aangeboden, ter inzage gelegd bij de griffier. De griffier informeert de desbetreffende commissie hierover.

  • 2. Indien over een stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd, in beslotenheid wordt vergaderd door een commissie, wordt het desbetreffende stuk als zodanig gewaarmerkt, op de huisadressen van de commissieleden bezorgd.

HOOFDSTUK V, TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 30 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 31 Geluid en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 32 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

HOOFDSTUK VI, SLOTBEPALINGEN

Artikel 33 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 34 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag van bekendmaking.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening raadscommissies 2006".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad d.d. 27 maart 2014
de griffier de voorzitter

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Artikel 2

In deze verordening is, op advies van de regiewerkgroep dualisme 2006 gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies. De commissiestructuur is gebaseerd op de programma's van de programmabegroting.

Het zesde en zevende lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. In deze verordening is ervoor gekozen om de voorzitters van de betrokken raadscommissies hierover zeggenschap te geven.

In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.

Artikel 3

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar de voorzitter van de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken.

Artikel 4

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het tweede lid van artikel 4 voor dat iedere fractie vertegenwoordigd in de gemeenteraad drie leden kan benoemen voor een raadscommissie.

Zoals ook uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze verordening vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.

Op grond van het vierde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

Artikel 5

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen.

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 1 van de verordening) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.

Artikel 6

De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op eigen leden.

De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.

Artikel 7

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier.

De vervanging van de commissiegriffier is overgelaten aan de griffier

De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 23 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

Artikel 8

De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van raadscommissies (artikel 82, tweede lid van de Gemeentewet). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend, de raadscommissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid van de Gemeentewet, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt.

Om te komen tot een praktische regeling wordt er van uit gegaan dat degene die binnen het college van burgemeester en wethouders is belast met de portefeuille(s) die het werkgebied van de in artikel 2 genoemde raadscommissies bestrijken standaard is uitgenodigd om de vergadering van de raadscommissie bij te wonen. De portefeuillehouders worden dus niet voor iedere vergadering van de raadscommissie apart uitgenodigd.

De portefeuillehouder wordt ingevolge lid 1 geacht aanwezig te zijn bij de behandeling van een agendapunt dat tot zijn/haar werkgebied behoort.

Als de raadscommissie de aanwezigheid van de burgemeester dan wel wethouder(s) niet op prijs stelt, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen.

Artikel 9

De vergaderingen van de raadscommissies vinden plaats op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een uitzondering hierop vormt, gezien de taakstelling van deze commissie, de commissie beleidscyclus. Om er zeker van te zijn dat de continuïteit van deze commissie wordt gewaarborgd, worden de vergaderingen door de raad ingepland.

Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen.

Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de commissiegriffier.

De vergaderingen van de raadscommissies vinden in de regel in het openbaar plaats. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Zie verder artikel 26 met toelichting.

Artikel 10

De leden van een raadscommissie ontvangen per mailbericht een oproep inclusief de agenda voor een vergadering tenminste 9 werkdagen voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.

 

Artikel 11

Voor het verzenden van de oproep, stelt het Presidium de agenda voorlopig vast.

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende is voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college.

Artikel 12

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen gepubliceerd op de website van de gemeente Tiel

 

Artikel 13

Het schriftelijk horen zal in de praktijk plaatsvinden als er voor een geplande vergadering niet voldoende agendapunten zijn om de vergadering doorgang te laten vinden. Indien er dan toch een eenvoudig raadsvoorstel ligt kan het advies van de raadscommissie schriftelijk worden ingewonnen. De voorzitter beoordeelt of er sprake is van een spoedeisend geval dan wel een raadsvoorstel van eenvoudige aard.

Uiteindelijk beslist de raadscommissie of schriftelijke afhandeling plaats kan vinden. Indien drie of meer leden bezwaren uiten dient de zaak alsnog in een volgende vergadering te worden behandeld.

Artikel 14

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

Artikel 15

De presentielijst en de ondertekening door de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 16

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd.

Het tweede lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 17

Indien een raadscommissie het wenselijk acht dat burgers de gelegenheid krijgen om in te spreken, biedt deze bepaling hiervoor de grondslag. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen en onderwerpen die tot het takenpakket van de raadscommissie behoren.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich voor de vergadering melden bij de commissiegriffier en/of voorzitter.

In het zesde lid is ervoor gekozen om een burger één maal het woord te geven.

Artikel 18

De concept notulen worden tegelijkertijd met de schriftelijk oproep verstuurd aan de leden. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment van vaststelling bij de commissiegriffier worden ingediend.

Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de notulen vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

Artikel 19

Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 21 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.

Artikel 20

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de commissieleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een commissielid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 21

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 19, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie. 

 

Artikel 22

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Artikel 23

Om de duur van vergaderingen te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel commissielid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 20).

Het gaat in lid drie om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 24

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

 

Artikel 25

  • 1.

    Spreekt voor zich. Artikel 23 van de Wet op de ruimtelijke ordening wordt hiermee uitgewerkt.

  • 2.

    In dit artikellid wordt bepaald wie hoort.

  • 3.

    Het voorzitterschap wordt expliciet geregeld.

  • 4.

    In dit artikellid wordt toegezien op een deugdelijke voorbereiding van de hoorcommissie

  • 5.

    Hier wordt het proces van de hoorzitting beschreven.

  • 6.

    In dit artikellid wordt de rol van het college geformuleerd. Samen met lid 5 geeft weer dat er een open proces van hoor en wederhoor ontstaat.

  • 7.

    In dit artikellid wordt de grondslag gelegd voor het begrip schouw.

  • 8.

    In dit artikellid wordt de beslotenheid van de weging en beoordeling van de beschikbare informatie vastgelegd.

  • 9.

    In de leden 13 tot en met 16 wordt de informatievoorziening van de hoorcommissie gereguleerd met als oogmerk onjuiste beïnvloeding te voorkomen

  • 10.

    In de leden 17 en 18 wordt de ambtelijke ondersteuning van de hoorcommissie bepaald.

  • 11.

    Lid 19 regelt het woordvoerderschap namens de hoorcommissie in de vergaderingen van de raadscommissie en de raad.

  • 12.

    In deze bepaling wordt het bestaande klachtrecht bij de gemeente van toepassing verklaard. De burgemeester wordt hier als klachtbehandelaar in de zin van deze verordening aangewezen. De burgemeester is de meest aangewezen functionaris gelet op zijn wettelijke taak om toe te zien op de zorgvuldigheid van procedures bij de gemeente.

  • 13.

    In lid 21 is de bevoegdheid tot handelen bij onvoorziene gevallen vastgelegd.

 

Artikel 26

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

Artikel 27

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. De raads-commissie beslist over het openbaar maken van deze notulen.

Artikel 28

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

 

Artikel 29

Artikel 29 van deze verordening is een uitwerking van artikel 82 lid 1 van de Gemeentewet.

Op grond van artikel 82 lid 1 van de Gemeentewet dient de raad te regelen op welke wijze raadsleden inzage hebben in stukken waaromtrent door een raadscommissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan volgens artikel 82 lid 1 slechts worden geweigerd voorzover zij in strijd is met het openbaar belang. Het uitgangspunt, bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval gevraagde inlichtingen met een beroep op het openbaar belang moet worden geweigerd, dient te zijn dat slechts indien zeer zwaarwegende belangen in het geding zijn, niet voldaan behoeft te worden aan de plicht de raad, het hoogste algemeen vertegenwoordigende orgaan in de gemeente, te informeren. In welke gevallen van dermate zwaarwegende belangen sprake zal zijn, valt in zijn algemeenheid niet aan te geven. Met opzet is het verstrekken van informatie niet afhankelijk gesteld van het in het geding zijn van belangen als genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) maar van de vraag of het openbaar belang zich daartegen verzet. Er is geen sprake van een loskoppeling van de Wob maar juist van een aanvulling, die het mogelijk maakt dat aan raadsleden meer informatie wordt verstrekt dan met een beroep op de Wob mogelijk zou zijn. In dit geval gaat het immers niet om belangstellende burgers maar om door de bevolking gekozen volksvertegenwoordigers, die verantwoordelijkheid voor het bestuur dragen.

Artikel 30

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 31

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 32

Artikel 32 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel standby te laten staan.

Artikel 33 en 34 

Deze artikelen behoeven geen toelichting.