Regeling vervallen per 13-11-2010

Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Tiel 2005

Geldend van 01-07-2005 t/m 12-11-2010

Intitulé

Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Tiel 2005

Nr. 5c, afdeling SB

De raad van de gemeente Tiel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de warenmarkten;

gelet op de artikelen 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de 'Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Tiel 2005'.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt(en);

  • b.

    marktterrein: het gebied/de gebieden, zoals aangegeven op de situatietekeningen, behorende bij het Instellingsbesluit warenmarkten;

  • c.

    marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college;

  • d.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • e.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • f.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • g.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel.

  • h.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • i.

    branche: een door het college te bepalen soort of assortiment van waren of goederen;

  • j.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • k.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;

  • l.

    anciënniteitlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats als bedoeld in artikel 8;

  • m.

    verkoopwagen/markavan: een uitklapbare en/of uitschuifbare marktwagen;

  • n.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats.

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen of branches;

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche.

    • c.

      een maximum aantal te plaatsen verkoopwagens/ markavans.

Artikel 3 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in de artikelen 2 en 4, en de paragrafen 2, 3, 4 en 5 van deze verordening.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente, in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

Paragraaf 2 Vergunningen

Artikel 5 Standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op de markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 6 Vereisten/ weigeringsgronden

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet of op het moment van het innemen van de toegewezen standplaats, zal voldoen aan alle publiekrechtelijke

verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie en een legale verblijfsstatus heeft.

Artikel 7 Inhoud vaste standplaatsvergunning

  • 1. Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste standplaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

    • c.

      de kraam, verkoopwagen of markavan die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken;

    • d.

      het soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

    • e.

      de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitlijst;

    • f.

      of en welke geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan;

    • g.

      of en welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan;

  • 2. Aan de vergunning wordt een middel ter identificatie gehecht.

Artikel 8 Inschrijving op de anciënniteitslijst

  • 1. Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden door het college ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

  • 2. De anciënniteit van een kind of werknemer van de vergunninghouder die te kennen geeft later de standplaats van de vergunninghouder over te willen nemen, vangt aan op het tijdstip dat het kind of de werknemer zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst en vanaf dat tijdstip ook daadwerkelijk wekelijks meewerkt op de markt op de standplaats van de vergunninghouder.

Artikel 9 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1. Het college schrijft de aanvrager op zijn verzoek in op de wachtlijst, indien hij voldoet aan de in artikel 6 gestelde vereisten, maar aan hem geen vaste standplaats kan worden toegewezen.

  • 2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

    • c.

      de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij behoort;

    • d.

      de kraam, de verkoopwagen of markavan die de aanvrager wil gebruiken.

  • 3. Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving.

  • 4. De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

  • 5. De inschrijving op de wachtlijst van een kind of een werknemer van de vergunning-houder, uitsluitend met het doel om de vergunninghouder te zijner tijd op te volgen, blijft eveneens gehandhaafd als het kind of de werknemer een vrijgekomen standplaats in dezelfde branche niet aanvaardt.

Artikel 10 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 februari heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 6 wordt voldaan.

Artikel 11 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a.

    de vergunninghouder van een vaste standplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitlijst;

  • b.

    degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven, in volgorde van inschrijving op deze lijst, met dien verstande dat aan een branche die nog niet op de markt vertegenwoordigd is voorrang wordt verleend, tenzij de beschikbaar gekomen vaste standplaats een branche betreft, die door het beschikbaar komen dreigt uit te verdwijnen.

Artikel 12 Toewijzing dagplaats

  • 1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

  • 2. De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf tenminste een half uur voor de aanvang van de desbetreffende markt aanmelden bij de marktmeester, met dien verstande dat aan een branche die nog niet op de markt vertegenwoordigd is, voorrang wordt verleend.

Artikel 13 Toewijzing standwerkersplaats

  • 1. Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting.

  • 2. Het is een ingeschrevene op de wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkersplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 3. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

Artikel 14 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

  • 1. In geval van beëindiging van het bedrijf, overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, kan de vaste standplaatsvergunning worden overgeschreven op de (achterblijvende) echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere (achterblijvende) persoon met wie hij/zij duurzaam samenwoonde.

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor de vaste standplaats krijgen indien hij ten minste tien jaar onafgebroken in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt op de markt in Tiel en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste en tweede lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar onafgebroken in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt op de markt in Tiel en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 4. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste, tweede of derde lid, kan een werknemer van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste vijf jaar onafgebroken in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt op de markt in Tiel en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 5. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na beëindiging van het bedrijf, na het overlijden van de vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 6. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Paragraaf 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 15 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

  • 1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in.

    Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3. Het is de vergunninghouder verboden zich, behoudens toestemming van de marktmeester, langer dan zestig minuten van zijn standplaats te verwijderen.

    Gedurende deze tijd mag hij zijn standplaats niet onbeheerd achterlaten.

  • 4. De vergunninghouder en degene die hem bijstaat mogen zich in relatie tot de uitoefening van het bedrijf niet schuldig maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 16 Aantal keren innemen vaste standplaats

De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 17 en 18.

Artikel 17 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2. De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de desbetreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

Artikel 18 Ontheffing en vervanging

  • 1. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de

    standplaats op de markt in te nemen.

  • 2. Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem toestemming verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

    Deze persoon dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij/zij de bedoelde vervanger is.

Artikel 19 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1. Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 20 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

  • 1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan 3,5 uur voor aanvang en meer dan 1,5 uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen of goederen aan of af te voeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan hiervan ontheffing verlenen.

  • 3. Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet tenminste een half uur voor de aanvang van de desbetreffende markt heeft ingenomen, wordt de desbetreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.

Artikel 21 Verboden

Het is de vergunninghouder verboden:

  • a.

    meer ruimte in te nemen dan hem is toegewezen;

  • b.

    de opstal op zijn standplaats tijdens de markt af te breken of te verplaatsen;

  • c.

    de doorgang in de wandelpaden op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren;

  • d.

    zich, behoudens ontheffing van het college, aan de voorzijde van de standplaats op te houden bij het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of waren;

  • e.

    op de standplaats andere goederen of waren in voorraad te hebben dan die waarvoor vergunning is verleend;

  • f.

    op de markt afval aan te voeren, waaronder mede wordt verstaan: waren of goederen of partijen daarvan, die geheel of in belangrijke mate ongeschikt zijn om te verhandelen.

Paragraaf 4 Overige maatregelen van orde

Artikel 22 Verzorging standplaats

De vergunninghouder is verplicht:

  • a.

    er zorg voor te dragen dat zijn standplaats, zulks ter beoordeling van de marktmeester, steeds een goed verzorgd aanzien biedt;

  • b.

    zijn kraam aan de voorzijde tussen verkoopblad en grond af te schermen;

  • c.

    van transparante zijzeilen gebruik te maken;

  • d.

    bij hoek- en kopkramen gebruik te maken van transparante achterzeilen.

Artikel 23 Verlichting en elektrische energie

  • 1. Het is de standplaatshouder verboden op zijn standplaats

    • a.

      gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting;

    • b.

      elektriciteit te betrekken van een ander dan degene die door het college voor het leveren daarvan is aangewezen of om hierin zelf te voorzien.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 24 Afval

  • 1. De vergunninghouder aan wie vergunning is verleend om op de standplaats geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, plaatst aan de voorzijde van de marktkraam, verkoopwagen of markavan twee afvalbakken of afvalkorven en ledigt deze wanneer zij vol zijn.

  • 2. De vergunninghouder zamelt tijdens de markt op en rondom zijn standplaats zijn afval, verpakkingsmaterialen en dergelijke zelf in;

  • 3. De vergunninghouder levert, alvorens het marktterrein te verlaten zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan, schoon op en neemt het afval mee. Hij overhandigt het college desgevraagd een kopie van het contract en/ of afvalstroomnummer van de afvalinzamelaar of afvalverwerker.

Artikel 25 Geluidsapparatuur

  • 1. Het is verboden op de standplaats gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2. Het aanwezig hebben van radio’s, cd-spelers en overige geluidsapparatuur op de standplaats, voor een ander doel dan verkoop daarvan, is verboden.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden.

Artikel 26 Koken, bakken en verwarmen

  • 1. Het is de vergunninghouder verboden elektrische verwarmingstoestellen of bak- en kookinstallaties te gebruiken.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder het stellen van voorwaarden.

Artikel 27 Geur

  • 1. Bij gebruik van verwarmingstoestellen, bak -en kookinstallaties worden de bij de bereiding van voedingsmiddelen vrijkomende wasem, bakdampen en rook, zonder zich binnen de standplaats te kunnen verspreiden, naar de buitenlucht afgezogen door een gasdicht uitgevoerde afvoerleiding en afgevoerd door een verwisselbaar of reinigbaar vetvangend filter, dan wel een doelmatige ontgeuringsinstallatie.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien naar het oordeel van het college geen geurhinder wordt ondervonden dan wel indien de afvoerleiding naar het oordeel van het college zodanig is gesitueerd dat een afdoende verspreiding van de wasem, bakdampen of rook in de buitenlucht is gewaarborgd en geurhinder wordt voorkomen.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien voor de bereiding van voedingsmiddelen in de standplaats een elektrische frituurpan aanwezig is met een inhoud van niet meer dan 4 liter of een kookketel met een inhoud van niet meer dan 25 liter.

Artikel 28 Enquêteren

Het is verboden zonder vergunning van het college tijdens de markt op het marktterrein te enquêteren.

Artikel 29 Overlast (brom-)fietsen

Het is verboden op het marktterrein gedurende de tijd dat de markt wordt gehouden tussen de rijen kramen c.q. verkoopstandplaatsen een (brom-)fiets met zich mee te voeren.

Paragraaf 5 Intrekking-, schorsing en uitsluitingsbepalingen

Artikel 30 Intrekking vaste standplaatsvergunning

  • 1. Het college trekt een vaste standplaatsvergunning of ontheffing in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij beëindiging van het bedrijf, overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 14 de vergunning wordt overge-schreven.

  • 2. Het college kan een vaste standplaatsvergunning of ontheffing intrekken, indien:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten.

  • 3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 14 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Artikel 31 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd artikel 29 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich in relatie tot de uitoefening van het bedrijf schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld is voldaan, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet;

  • d.

    meer dan eens de regelgeving, die betrekking heeft op de te verkopen producten, overtreedt.

Artikel 32 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich in relatie tot de uitoefening van het bedrijf schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 33 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich in relatie tot de uitoefening van het bedrijf schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 34 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Paragraaf 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 35 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 36 Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening gemeente Tiel 1997 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. De bestaande anciënniteits- en wachtlijsten worden gelijkgesteld met de anciënniteits- en wachtlijsten in de zin van deze verordening.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening gemeente Tiel 1997 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 37 Intrekking oude regeling

De Marktverordening gemeente Tiel 1997, vastgesteld op 16 april 1997, wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2005.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2005.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Tiel 2005.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 juni 2005.

de voorzitter, de griffier,

Algemene toelichting van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Tiel 2005.

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet).

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.

Belangrijkste wijziging ten opzichte van de Marktverordening gemeente Tiel 1997.

In de onderhavige marktverordening is het bepalen van de dag, tijd en plaats van de markt uit de marktverordening verdwenen, aangezien het instellen van de markt sinds de dualisering van het gemeentebestuur thans aan het college is voorbehouden. Uiteraard blijven bij eventuele verzette marktdagen de regels van de marktverordening onverkort van kracht. Ook het instellen van een marktcommissie is een collegebevoegdheid geworden.

De wegsleepregeling voor voertuigen op het marktterrein is uit de marktverordening geschrapt. De Wegsleepverordening gemeente Tiel 2004 is van toepassing. In de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Tiel 2005 is aandacht besteed aan enquêteren. Voor een ordelijk verloop van de markt wordt dit wenselijk geacht.

Voorts zijn in het kader van de bescherming van het milieu eisen gesteld aan afval, en de geur afkomstig van kook- en bakinstallaties.

Tot slot is de strafbepaling vervallen. Gelet op het bestuursrechtelijke middel van handhaving, wordt het niet noodzakelijk geacht overtreding van de marktverordening daarnaast punitief te sanctioneren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen. Zo dient de klep van een verkoopwagen of markavan aan te sluiten op de hoogte van de naastgelegen kramen en dient het verkoopblad van een verkoopwagen of markavan niet verder uit te steken dan het verkoopblad van de kramen.

Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal marktondernemers per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheiden-heid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel marktondernemers van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

Teneinde de orde op de markt te waarborgen, kan de mogelijkheid worden gecreëerd voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein aan te wijzen.

Het besluit tot vaststelling van het aantal standplaatsen op de markt, de opstelling, de indeling en de afmetingen, zijn als algemeen verbindend voorschrift niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Het betreft hier niet besluiten waarin nader naar tijd, plaats of object de toepasselijkheid van in de verordening reeds besloten liggende normen worden bepaald, maar de vaststelling van zelfstandige normen. De regels ten behoeve van een branche-verdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten.

Artikel 3 Nadere regels

In deze marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd nadere regels te stellen. Het college kan er ook voor kiezen beleidsregels vast te stellen. De raad is door de dualisering van het gemeentebestuur sinds 7 maart 2002 niet meer bevoegd om beleidsregels vast te stellen ten aanzien van collegebevoegdheden.

Het college kan beleidsregels opstellen ten aanzien van de gekregen bevoegdheden. Verder kan het college nadere regels stellen op grond van artikel 3 van de Marktverordening. Voor alle duidelijkheid: beleidsregels zijn algemene regels omtrent de toepassing van bevoegdheden (zie de definitie in artikel 1:3, vierde lid, van de Awb). Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften. Beleidsregels kennen een inherente afwijkingsbevoegdheid in tegenstelling tot nadere regels. Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient een bestuursorgaan een uitzondering op een beleidsregel te maken indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid van de beleidsregel genoemd.

Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften). Immers, van nadere regels is geen afwijking mogelijk.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/onthef-fing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties.

Artikel 5 Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college een standplaatsvergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten, anders dan met een vergunning, is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen die de marktondernemers van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

Artikel 6 Vereisten

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld vis en poeliersproducten), eventuele inschrijving in het handelsregister en de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD)). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 30, want ook gedurende het uitoefenen van de markthandel, nadat de vergunning eenmaal is verleend, moet aan de verplichtingen worden blijven voldaan). Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is een verificatieplicht voor bestuursorganen opgenomen met betrekking tot verblijfsdocumenten van vreemdelingen. Aanvragers die niet in het bezit zijn van een geldig verblijfsdocument komen niet in aanmerking voor een standplaatsvergunning. Desgevraagd dient bij aanvraag van een vergunning een document te worden overgelegd waaruit rechtmatig verblijf blijkt.

Artikel 7 Inhoud vaste standplaatsvergunning

Eerste lid

In onderdeel a is expliciet opgenomen dat de vergunning naam én voornamen van de vergunninghouder in de vergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder. Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een (verwijzing naar een) tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de standplaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.

Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, verkoopwagens, markavans) genoemd die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken. De vergunning wordt in principe voor onbepaalde tijd verleend.

Tweede lid

Artikel 7, tweede lid, bepaalt dat er een middel ter identificatie aan de vergunning wordt gehecht. In verband hiermee kan de vergunninghouder worden verzocht twee pasfoto’s te overleggen die dienen ter identificatie; een op de vergunning en de ander voor het archief.

Artikel 8 Inschrijving op de anciënniteitlijst

De lijst is van belang in verband met de in artikel 11 opgenomen mogelijkheid om te zijner tijd in aanmerking te komen voor een alternatieve c.q. betere plaats op de markt.

Artikel 9 Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktondernemers noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste standplaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen standplaats kan worden toegewezen. In de marktverordening is niet gekozen voor een zogenaamd meeloopsysteem. Dit systeem heeft als nadeel dat een gegadigde zich iedere keer moet melden zonder dat hij de zekerheid heeft dat hij op de markt kan staan. Dit kan problemen opleveren bij verse, bederfelijke waren. Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste standplaats een schriftelijk bewijs krijgt.

Ingevolge het vierde lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 februari van elk jaar schriftelijk te zijn gedaan.

Om verlenging te vergemakkelijken kan het college voorzien in een standaardverlengings-formulier. Voor elke inschrijving op de wachtlijst en elke verlenging daarvan worden leges geheven. Zodoende worden de kosten van het instandhouden van de wachtlijst niet door de standplaatshouders gedragen.

Artikel 10 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Als bijzondere omstandigheid als genoemd onder d, wordt in ieder geval aangemerkt het vijfde lid van artikel 9.

Artikel 11 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend. Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening kunnen worden gehouden. Dreigt een branche op de markt te verdwijnen, dan wordt de desbetreffende branche eerst opgevuld voordat een nieuwe branche op de markt wordt toegelaten. Deze opvulling vindt uiteraard slechts plaats indien een gegadigde zich met die verdwenen branche zich op de wachtlijst heeft geplaatst.

Voor de vergunninghouders aan wie vergunning is verleend om op de standplaats eet- of drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, kan worden bepaald dat deze vergunninghouders worden geconcentreerd op een bepaalde plaats op het marktterrein wanneer dit in het belang van het schoonhouden van het marktterrein of in het belang van het milieu (bijvoorbeeld vermindering van geurhinder op een open terrein) noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 12 Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning met de eventueel daaraan gekoppelde voorwaar-den, wordt veelal mondeling verleend. De kwitantie van het marktgeld wordt aangemerkt als de te verstrekken vergunning. Ook kan de marktmeester krachtens mandaat een standaard-voorbedrukte) schriftelijke vergunning afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult.

Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 20, vierde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste standplaats.

De dagplaatsen worden slechts uitgegeven voor branches die niet zijn vertegenwoordigd op de markt. Hiervoor is gekozen om de kwaliteit van de markt te waarborgen in geval concurrenten uit dezelfde branche elkaar zouden gaan vervangen.

Artikel 13 Toewijzing standwerkersplaats

Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. De uitwerking van dit artikel wordt verder geregeld in het Standwerkersreglement. Deze groep marktondernemers heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek. Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie marktondernemers vaste standplaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts gewenst dat de regels voor de toewijzing van de standplaatsen aan deze bijzondere categorie marktondernemers op alle markten in Nederland zo veel mogelijk gelijkluidend zijn. Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loteling wordt aangemerkt.

Artikel 14 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden, wordt hij blijvend arbeidsongeschikt of beëindigt hij zijn bedrijf, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste standplaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunning-houder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op de vaste standplaats op de markt. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het derde lid gestelde eisen heeft recht op een vaste standplaats op de markt hetgeen niet de oorspronkelijke vaste standplaats van de vergunninghouder hoeft te zijn. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder. Zijn er geen opvolgende kinderen die aan de voorwaarden voldoen, dan bestaat de mogelijkheid dat de werknemer die aan de in het vierde lid gestelde eisen voldoet een vaste standplaats op de markt toekomt.

Bij notariële akte te dient te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is. Tot slot dient de werknemer of de mede-eigenaar ingeschreven te zijn op de wachtlijst.

In het zesde lid is een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 15 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

In artikel 15 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 6 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen.

De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 17 (‘bijzondere omstandigheden’) en 20 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.

Artikel 16 Aantal keren innemen vaste standplaats

De plicht om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, geldt uiteraard alleen voor de vaste standplaatshouder en niet voor de dagplaatshouder of standwerker. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

Artikel 17 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Een verplichting van de vergunninghouder om een geneeskundige verklaring te overleggen is niet meer in de marktverordening opgenomen omdat KNMG-artsenfederatie (beroepsorganisatie voor artsen) haar leden ontraadt die informatievoorziening over hun patiënten te verstrekken. De artsenfederatie hanteert het standpunt dat van de behandelende arts (die een bijzondere vertrouwensrelatie heeft met zijn patiënt) niet verwacht mag worden dat deze een onbevooroordeeld advies uitbrengt. Voorts is de VNG van mening dat met steeds vernieuwde regelgeving (zoals o.a. de wijziging van de sociale wetgeving, de Wet bescherming persoonsgegevens) het middel hiertoe in het neutrale moet blijven. Overigens is er geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergunninghouder uiteraard wel aanbieden zich bijvoorbeeld door de GGD of Arbodienst te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen.

Artikel 18 Ontheffing en vervanging

Eerste lid: Door de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders wordt aanbevolen de ontheffing aan een maximum van twee jaar te binden voor wat betreft ziekte. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Tweede lid: In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste standplaats toestaan zich op zijn standplaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 6 voldoet.

Artikel 19 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktondernemer van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de marktondernemer, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht.

Artikel 20 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

Het eerste lid spreekt voor zich en is voor een ordelijk verloop van de markt onmisbaar. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen op basis van de wegsleepverordening worden weggesleept.

Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.

Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere marktondernemer, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de standplaats uiteraard open moeten blijven.

Artikel 21 Verboden

Dit artikel is noodzakelijk voor een ordelijk verloop van de markt.

Artikel 22 Verzorging standplaats

Ten behoeve van de aantrekkelijkheid van de markt is het gewenst dat de markt een nette en overzichtelijke aanblik heeft. De kraam dient daarom aan de voorzijde onder het verkoopblad te zijn afgesloten, zodat waren of goederen die mogelijk onder het verkoopblad of achter de kraam zijn opgeslagen, niet voor het publiek zichtbaar zijn. Daarnaast wordt deze eis vanuit hygiënisch oogpunt gesteld. Door de afgesloten voorzijde wordt voorkomen dat afval onder de kramen terechtkomt, waar vaak waren liggen opgeslagen. Het gebruik van doorzichtige zijzeilen geldt voor alle kramen, dus ook voor de kramen die in rijen zijn opgesteld. Het gebruik van doorzichtige zij- en achterzeilen is slechts bij kop- en hoekkramen aan de orde. Op deze wijze blijven de kramen die achter of naast deze kramen gelegen zijn, zichtbaar voor het winkelende publiek.

Voorts dient in het kader van de uniformiteit gebruik te worden gemaakt van bovenzeilen die voldoen aan de normen zoals die door de gemeente worden voorgeschreven. Dit punt is ondervangen in artikel 7, lid 1 onder c.

Artikel 23 Verlichting en elektrische energie

Uit veiligheidsoverwegingen en omdat de gemeente speciaal stroomvoorzieningen ten behoeve van de markt heeft aangebracht is hiervoor gekozen. Om dezelfde reden is de keuze gemaakt voor de aangewezen leverancier van deze elektriciteit.

Artikel 24 Afval

Voorkomen dient te worden dat afval op straat wordt gegooid. Na afloop van de markt blijft de verantwoordelijkheid voor het afval bij de vergunninghouder. Van belang is dat het door de vergunninghouder verzamelde afval ook daadwerkelijk legaal wordt afgevoerd en bijvoorbeeld niet in de gemeentelijke containers in de binnenstad verdwijnt, waarvoor de inwoners van de binnenstad afvalstoffenheffing betalen.

Artikel 25 Geluidsapparatuur

Het artikel is opgenomen ter voorkoming en beperking van geluidsoverlast.

Artikel 26 Koken, bakken en verwarmen

Voor de veiligheid en voor het voorkomen en beperken van overlast, zijn in beginsel geen toestellen voor koken, bakken en verwarmen geoorloofd.

Artikel 27 Geur

Ter voorkoming en beperking van geuroverlast zijn de eisen in samenwerking met de afdeling bouwen en milieu tot stand gekomen.

Artikel 28 Enquêteren

De markt is een plaats bij uitstek voor het houden van enquêtes. Ten behoeve van de orde op de markt is het wenselijk een vergunningensysteem te introduceren om het enquêteren te reguleren. Overigens is het reguleren of beperken van soortgelijke zaken zoals het uitdelen van produkten of reclamefolders, collecteren of venten, eveneens wenselijk, maar hiervoor zijn bepalingen opgenomen in de APV. Het is overbodig deze artikelen in de marktverordening te herhalen. Ook het reguleren of beperken van hinder van muzikanten, straatartiesten en dergelijke, is in de APV geregeld. Afhankelijk van de toepasselijke bepaling uit de APV kunnen vergunningen worden verleend of kunnen bepaalde verbodsgebieden worden aangewezen. Het marktterrein is in bepaalde gevallen aangewezen als een dergelijk verboden gebied.

Artikel 29 Overlast (brom-)fietsen

Op grond van het RVV 1990 kunnen bepaalde categorieën weggebruikers van bepaalde wegen worden geweerd. De achtergrond daarvan is het verkeersbelang, hetzij de verkeersveiligheid of de vrijheid van het (andere) verkeer. Dat moet op de in het reglement voorgeschreven wijze ter kennis van de weggebruiker worden gebracht.

Er kunnen echter andere motieven zijn om bepaalde categorieën weggebruikers te weren. Hier is een verbod opgenomen om de fiets of de bromfiets mee te voeren op het marktterrein. In de mensenmenigte kan een (brom-)fiets hinderlijk zijn. Regenjassen worden besmeurd, nylonkousen 'sneuvelen'. Het verbod moet wel aan de bezoekers van het marktterrein kenbaar worden gemaakt.

Artikel 30 Intrekking vaste standplaatsvergunning

Tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (‘kan’ dat wil zeggen niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning. Bij dagplaatsen en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning.

Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 33. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 14.

Artikel 31 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

In artikel 31 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede ‘onverminderd artikel 29’ is toegevoegd om aan te geven dat ook de intrekking op grond van artikel 29 een punitieve sanctie is. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan. Het verdient aanbeveling een sanctiebeleid vast te stellen waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken.

Onderdeel c gaat ervan uit dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt, zo blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze intrekkings- of schorsingsgrond mag echter niet lichtvaardig worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’. De uitspraak strekt zich echter slechts uit tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen. De vraag of intrekking of schorsing ook mogelijk is bij het niet nakomen van privaatrechtelijke betalingsverplichtingen (huur of pacht) blijft in deze uitspraak onbeantwoord.

Overigens kan het niet betalen van het marktgeld door de persoon die de vergunninghouder bijstaat, geen grond voor intrekking of schorsing zijn, aangezien deze persoon niet de belastingplichtige is.

Onderdeel d heeft bijvoorbeeld betrekking op het verbod om artikelen aan te prijzen in strijd met alle toepasselijke regelgeving met betrekking tot Warenwet, IJkwet, Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, de Brandweer en dergelijke. Alvorens tot intrekking of schorsing kan worden overgegaan dient voldoende vast te staan dat minstens twee maal een overtreding is begaan.

Artikel 32 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 31 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 33) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een dagplaatshouder of standwerker op de vuist gaat met een een vergunninghouder voor een vaste standplaats. In dit artikel 31 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. In tegenstelling tot de vorige verordening is niet meer de beperking van een periode van twee jaar opgenomen, omdat deze beperking niet zo zinvol is. In de beschikking tot uitsluiting moet immers worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen. Het in onderdeel d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 30, onderdeel c.

Artikel 33 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 33 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 32 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties. Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Vanuit het Centraal Overleg Marktaangelegenheden kwam de wens naar voren om dergelijke ‘verkapte stille kramers’ aan te kunnen pakken.

Artikel 34 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Door toevoeging van de marktmeester is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren. Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voorzover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur-generaal.

Artikel 35 Strafbepaling

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen straf bepalen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) zijn de maxima van de zes boetecategorieën opgenomen. Het maximum van een boete van de eerste categorie bedraagt € 225,-- en van de tweede categorie € 2.250,--.

Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie.

Hierbij dient de rechter op grond van artikel 24 WvSr rekening te houden met de draagkracht van de verdachte. Het algemeen geldende minimum van de geldboete bedraagt € 2,-- (artikel 23, tweede lid, WvSr).

Artikel 36 Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, wordt noodzakelijk geacht voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering ‘besluiten’ van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten en anciënniteitlijsten. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.

Artikel 37 Intrekking oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

Artikel 38 Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van deze verordening is bepaald in overeenstemming met de mogelijkheden die artikel 142 van de Gemeentewet biedt.

Artikel 39 Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.