Regeling vervallen per 08-07-2016

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Tilburg

Geldend van 01-04-2007 t/m 07-07-2016

Intitulé

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Tilburg

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 140 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 134 van de Wet op de expertisecentra en artikel 96g van de Wet op het voortgezet onderwijs

Besluit:

vast te stellen de navolgende Verordening materiële finaciële gelijkstelling onderwijs gemeente Tilburg.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;

  • 2.

    schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • 3.

    school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en school voor voortgezet onderwijs;

    • ·

      school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    • ·

      school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

    • ·

      school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

  • 4.

    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, of van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • 5.

    voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

  • 6.

    aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • 7.

    indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • 8.

    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • 9.

    tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • 10.

    subsidieplafond: het door de raad of het college vastgestelde bedrag, voor een door de raad aangewezen voorziening, dat ten hoogste beschikbaar is binnen een bepaald tijdvak;

  • 11

    feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • 12

    subsidievaststelling: de beschikking van het college waarin het subsidiebedrag voor een voorziening of aanvullende voorziening definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

  • 3. Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Hoofdstuk 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 4 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 5 Indiening aanvraag

  • 1.

    Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen. Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van de gegevens dient het schoolbestuur gebruik te maken van het door het college vastgestelde formulier.

  • 2.

    De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3.

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 6 Beslissingstermijn

  • 1. Het college besluit binnen zes weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

  • 3. Het college stelt binnen vier weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

  • 1.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • 2.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • 3.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 8 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

  • 2. Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 9 Beslissingstermijn

Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen vier weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

    • 1.

      de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

    • 2.

      niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

    • 3.

      door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.3 Toekenning; intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 11 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1. De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of

    • b.

      een subsidievaststelling.

  • 2. De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3. De beschikking tot subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie;

    • b.

      voorzover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

  • 4. De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 12 Intrekken of wijzigen beschikking

  • 1. Het college kan een beschikking intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het college bij de toekenning van de voorziening redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de toekenning van de voorziening anderszins zou hebben plaatsgevonden;

    • b.

      indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de beschikking gestelde verplichtingen;

    • c.

      indien de beschikking onjuist was en het schoolbestuur dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging van een beschikking tot subsidievaststelling werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 13 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen (*en voorschotten) kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder b, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.

Artikel 14 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 15 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 16 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Tilburg.

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

Specifieke bepalingen ten behoeve van de verdeling van de middelen voor praktijk gericht onderwijs.

I. Aanduiding van de voorziening

Vergoeding voor de aanpassing van de huisvesting van een bestaand school-gebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs.

Onder een bestaand gebouw wordt mede verstaan een gebouw waarvan de realisatie als zover gevorderd is dat oplevering en ingebruikneming in 2007 of 2008 zal plaatsvinden. Bij de aanpassing van het gebouw kan het tevens gaan om een nieuwe inrichting ten behoeve van het praktijkgericht onderwijs.

II Indieningsdatum

De aanvraag voor de subsidie dient vóór 1 mei 2007 te worden ingediend.

III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

Kalenderjaar 2007.

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening

IVa Schoolsoort

Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

IVb

De voorziening staat open voor alle hoofdvestigingen en nevenvestigingen binnen de gemeentegrenzen.

IVc

Een school komt in aanmerking voor deze voorziening indien deze niet eerder op basis van deze verordening ter beschikking is gesteld.

Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Tilburg, zoals deze op het moment van toepassing luidt, komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van deze verordening.

V Wijze van toekenning met de daarbij behorende berekeningseenheid

-het aantal leerlingen (V)SO, ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005, zoals opgegeven op de leerlingentelling OCW/CFI:

€ 1.000,- per leerling (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK), en

€ 140,- extra per leerling ZMLK;

-een plan waarin de aanvraag wordt onderbouwd. Uit dit plan moet blijken om welke aanpassingen het gaat, wat daarvan de doelstelling is en welk bedrag wordt gevraagd.

VI Subsidieplafond

VIa

Er is sprake van een subsidieplafond. Dit bedraagt € 350.000,-.

VIb

Het beschikbare bedrag wordt verdeeld over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen. Wanneer het subsidieplafond wordt overschreden, worden de bedragen zoals genoemd bij artikel V aangepast naar rato van de berekeningseenheid.

Toelichting specifieke bepalingen

Algemeen

In het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) is er behoefte aan een versterking van de mogelijkheden voor arbeidstoeleiding zodat leerlingen beter kunnen worden voorbereid op arbeidsmatige activiteiten. Meer praktijkgericht onderwijs betekent dat meer praktijkgerichte ruimte nodig is.

Om dit mogelijk te maken verdeelt de gemeente eenmalig een bedrag van € 324.000,-aan de (V)SO scholen.

I.Aanduiding van de voorziening

Hier staat aangegeven dat het gaat om een vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs. Bij aanpassing kan het ook gaan om een nieuwe inrichting of om nieuwe materialen waardoor beter praktijk-gericht onderwijs mogelijk is.

II.Indieningsdatum

Gekozen is voor de datum van 1 mei 2007, zodat de vergoedingen zo spoedig mogelijk kunnen worden toegewezen.

III.Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

Omdat het om eenmalige gelden gaat, is ervoor gekozen het kalenderjaar 2007 als tijdvak te kiezen.

IV.Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening

Het geheel van criteria zoals geformuleerd onder IV geeft de omstandigheden weer waarin de school moet verkeren om in aanmerking te komen voor de voorziening.

IVa Schoolsoort

Hier is aangegeven dat de mogelijkheid om de voorziening aan te vragen wordt geopend voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de verordening.

IVb

Hier is aangeven dat de voorziening open staat voor een nevenvestiging binnen de gemeentegrenzen van een hoofdvestiging in een andere gemeente. Deze bepaling is alleen van toepassing voor gemeenten waarvan de hoofdvestiging ook nevenvestiging(en) in een of meer andere gemeentes heeft.

Nevenvestigingen van een in de gemeente gelegen hoofdvestiging vallen onder de reikwijdte van de verordening van de gemeente van hoofdvestiging. Dit geldt ook wanneer de nevenvestiging niet op het grondgebied is gesitueerd van de gemeente van de hoofdvestiging.

Voor het opnemen van deze bepaling is gekozen omdat de gelden in het gemeentefonds verdeeld zijn over de gemeenten met dit type onderwijs binnen de gemeentegrenzen. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar hoofd- en nevenvestiging. Met andere woorden: de gemeente krijgt extra geld in het gemeentefonds voor de nevenvestiging(en) binnen de gemeentegrenzen.

Door het opnemen van deze bepaling wordt het mogelijk gemaakt om dat geld ook daadwerkelijk toe te leiden naar de school waarvoor dat bedoeld is.

IVc

Het betreft hier een eenmalige subsidie waarop door de school maar eenmalig aanspraak kan worden gemaakt.

V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

De ‘wijze van toekenning’ geeft de grondslag aan voor toekenning van voorzieningen. Op grond van de wet dient de verordening te voorzien in een behandeling naar dezelfde maatstaf. Met de invulling van dit element van de bijlage wordt op een objectiveerbare wijze – voor wat betreft het bepalen van de omvang van de toekenning – hieraan invulling gegeven.

Er wordt aangesloten bij de systematiek zoals die gebruikt is voor verdeling van de FES middelen in het gemeentefonds. De verdeling vindt plaats via een maatstaf die eenmalig speciaal voor dit doel in het leven is geroepen, namelijk het aantal leerlingen (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005. Dit betekent dat voor elke (V)SO-leerling ouder dan 12 jaar eenmalig een bedrag van € 1.000,- beschikbaar wordt gesteld.

Aanvankelijk telden verbreed toegelaten leerlingen niet mee voor de bepaling van de hoogte van de uitkering uit het gemeentefonds. In november 2006 is dit gecorrigeerd.

Daarnaast wordt voor leerlingen ZMLK een (eenmalig) extra bedrag beschikbaar gesteld. Het gaat hier om een incidentele impuls voor het jaar 2006. Ook dit bedrag wordt verdeeld via een maatstaf die eenmalig speciaal hiervoor in het leven is geroepen, namelijk het aantal leerlingen ZMLK op 1 oktober 2005. Dit komt neer op een extra toevoeging van € 140,- per leerling VSO-ZMLK. Voor deze leerlingen is er dus een bedrag van (1.000 + 140) 1.140 euro per leerling beschikbaar.

Aan het VSO ZMLK zijn ook de SO ZMLK leerlingen toegevoegd van 13 jaar en ouder op een school zonder VSO component. Verbreed toegelaten leerlingen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Een verbreed toegelaten leerling is een leerling, die door een commissie voor de indicatiestelling toelaatbaar is verklaard tot een andere onderwijssoort binnen het regionaal expertisecentrum dan de onderwijssoort die door de school, waar de leerling is meegeteld, wordt verzorgd.

Bij beide maatstaven is gekozen om 1 oktober 2005 als definitief vaststellingsmoment te gebruiken. Ook hier is aangesloten bij de verdelingssystematiek van de FES-middelen in het gemeentefonds. Reden hiervoor is dat het hier middelen betreft afkomstig uit het FES-fonds met een specifiek doel en voor een specifieke doelgroep. Daarbij biedt dit vaststellingsmoment voor alle betrokken partijen duidelijkheid over het totaal beschikbare budget.

Zoals gezegd is bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding voor dit model uitgegaan van de FES-middelen die voor dit doel aan het gemeentefonds zijn toegevoegd. De gemeente kan dit bedrag, in het kader van lokaal beleid hoger vaststellen.

Dit bedrag is het maximale bedrag dat per leerling ter beschikking wordt gesteld. Indien het subsidieplafond (zie V.) wordt uitgeput, kan het namelijk noodzakelijk zijn om minder per berekeningseenheid uit te keren.

Tot slot wordt aan het schoolbestuur gevraagd in een plan in te dienen waarmee de aanvraag wordt onderbouwd en inzichtelijk wordt gemaakt waaraan het geld wordt uitgegeven.

VI Subsidieplafond

VIa

Voor deze voorziening wordt een subsidieplafond gehanteerd. Dat bedrag is gelijk aan het budget dat voor de gemeente Tilburg voor dit doel is toegevoegd aan het gemeentefonds.

VIb

Aan een subsidieplafond moeten verdelingsregels worden gekoppeld. Wanneer het plafond wordt overschreden, is er in dit model voor gekozen om het beschikbare bedrag te verdelen over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen. De bedragen per leerling, genoemd bij V. worden in dat geval naar rato aanpast/naar beneden bijgesteld.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 maart 2007

de griffier,

de voorzitter,