Regeling vervallen per 14-02-2014

Speelautomatenhalverordening 1997

Geldend van 30-04-2010 t/m 13-02-2014

Intitulé

Speelautomatenhalverordening 1997

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    speelautomaat: de automaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen;

  • b.

    behendigheidsautomaat: de behendigheidsautomaat als bedoeld in artikel 1 van het Speelautomatenbesluit;

  • c.

    kansspelautomaat: een speelautomaat, niet zijnde een behendigheidsautomaat;

  • d.

    speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven tot het spelen op speelautomaten, als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid onder c van de Wet op de kansspelen;

  • e.

    ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon, die een speelautomatenhal exploiteert;

  • f.

    beheerder: de ondernemer, danwel degene die door of vanwege die ondernemer is belast met het dagelijkse toezicht en de onmiddellijke leiding in een speelautomatenhal.

Artikel 2.

  • 1. Het is verboden om, zonder vergunning van de burgemeester, een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

  • 2. De burgemeester kan voor maximaal 1 speelautomatenhalvergunning verlenen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op een vergunningaanvraag als bedoeld in dit artikel.

Artikel 3.

  • 1. De vergunning als bedoeld in artikel 2 kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer(s) en is niet overdraagbaar.

  • 2. In de vergunning worden tenminste vermeld:

    • a.

      het adres waarvoor de vergunning is verleend;

    • b.

      de oppervlakte van de lokaliteit(en) waarin speelautomaten staan opgesteld;

    • c.

      de ondernemer(s);

    • d.

      de beheerder(s).

  • 3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      de verplichte sluitingstijden (of toegestane openingstijden);

    • b.

      het maximale aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten waarvoor de vergunningplaatsing toestaat.

Artikel 4.

Een vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn.

Artikel 5.

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag nadat zij is bekend gemaakt.

  • 2. Met ingang van die datum vervalt de "Speelautomatenhalverordening" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Tilburg op 13 maart 1989.

  • 3. Vergunningen verleend krachtens de in het tweede lid genoemde verordening gelden als verleend krachtens deze verordening.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Speelautomatenhalverordening 1997".