Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2011

Geldend van 01-04-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2011

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Tilburg;

  • -

    gezien het voorstel van het college;

  • -

    gelet op de artikelen 217, 219 en 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b,

van de Gemeentewet en artikel 1 van de Huisvestingswet;

Besluit:

vast te stellen de “Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2011”.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    havengeld;

  • b.

    opslaggeld;

  • c.

    staangeld;

  • d.

    meetgeld;

  • e.

    vaste ligplaatsgeld;

  • f.

    vaste ligplaatsgeld met gebruik van opslagterrein;

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

- woonschip: een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot

woning bestemd;

- ligplaats: een gemarkeerd gedeelte van de haven bestemd voor een woonschip

of een pleziervaartuig;

- vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd

dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of

goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende

lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

- opslagruimte: gedeelte van de kade aan de gemeentelijke aanlegplaatsen aan

het Wilhelminakanaal en aan de haven, hetwelk onverhuurd is en door

burgemeester en wethouders van Tilburg daartoe bestemd is;

- havenmeester: de havenmeester van de gemeente Tilburg of diens

plaatsvervanger.

Hoofdstuk II Havengeld

Artikel 3 Aard der belasting

Onder de naam havengeld wordt een recht geheven voor het meren, hetzij middellijk of onmiddellijk, van vaartuigen aan de kaden van de haven of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal.

Artikel 4 Grondslag

  • 1. Het havengeld wordt berekend naar de in kubieke meters uitgedrukte waterverplaatsing van een vaartuig bij een diepgang tot maximaal 2.10 meter.

  • 2. De waterverplaatsing van een vaartuig wordt bepaald met behulp van een geldige meetbrief.

  • 3. Bij gebreke van een meetbrief of bij weigering deze te tonen, wordt de waterverplaatsing van gemeentewege vastgesteld.

  • 4. Inzake het havengeld geldt een aangifteplicht. De aangifte dient maandelijks, uiterlijk 7 dagen ná afloop van een kalendermaand, plaats te vinden middels het van gemeentewege verstrekte aangifteformulier.

Artikel 5 Tarief

  • 1. Het havengeld bedraagt € 0,11 per kubieke meter waterverplaatsing en per reis met een minimum van € 8,12.

  • 2. Voor vaartuigen, welke langer dan twaalf achtereenvolgende dagen aan de kade blijven liggen, wordt voor elk twaalftal dagen of gedeelte daarvan opnieuw havengeld geheven.

  • 3. De zondagen en de dagen waarop een algemeen erkende christelijke of rooms-katholieke feestdag valt, welke in Tilburg als zondag wordt gevierd, worden hierbij niet meegerekend.

  • 4. De betaling wegens voortgezet verblijf vindt niet plaats, indien en voor zover het voortgezet verblijf het uitsluitend gevolg is van stremming van de scheepvaart wegens ijs of om andere redenen van natuurlijke overmacht.

  • 5. Voor vaartuigen, welke korter dan 24 uur aan de kade blijven liggen en gedurende die tijd in deze gemeente geen goederen lossen of laden, noch passagiers aan wal zetten of innemen, is de helft van het onder lid 1 vermelde havengeld verschuldigd, met een minimum van € 8,12.

Artikel 6 Vrijstellingen

Het havengeld wordt niet geheven voor:

  • a.

    vaartuigen, eigendom van, in gebruik bij of ten behoeve van het rijk en bestemd uitsluitend voor de openbare dienst;

  • b.

    hospitaalschepen, bedoeld bij de wet van 30 december 1905, S 385;

  • c.

    sleepboten, welke de haven alleen aandoen om vaartuigen te brengen of te halen en onmiddellijk na aankomst weer vertrekken;

  • d.

    vaartuigen, die een waterverplaatsing van minder dan 4 kubieke meter hebben;

  • e.

    vaartuigen, die uitsluitend voor het innemen van gasolie en/of drinkwater voor eigen gebruik aan de kaden aanleggen;

  • f.

    vaartuigen, waarvan de schippers aantonen, dat zij wegens familieomstandigheden of dringende noodzakelijkheid van de kade gebruik moeten maken, mits niet wordt geladen of gelost;

  • g.

    vaartuigen, welke de haven binnenlopen tussen zaterdagmiddag 13.00 uur en maandagmorgen 6.00 uur en op algemeen erkende christelijke feestdagen, zonder te laden of te lossen;

  • h.

    vaartuigen, die wegens storm, mist of ijsgang of andere noodtoestanden, die duidelijk als overmacht kunnen worden aangemerkt, de haven zijn binnengelopen;

  • i.

    vaartuigen, die de haven aandoen, voor het verrichten van kleine reparaties.

Artikel 7 Belastingplicht

Belastingplichtig is de schipper, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene die het schip heeft gecharterd of degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt.

Hoofdstuk III Opslaggeld

Artikel 8 Aard en grondslag der belasting

Onder de naam opslaggeld wordt een recht geheven voor het gebruik van de opslagruimten van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal en aan de haven.

Artikel 9 Tarief

  • 1. Voor het gebruik van opslagruimten bedraagt het opslaggeld per etmaal of korter € 0,13 per m2 met een minimum van € 8,12.

  • 2. Bij de berekening van het opslaggeld wordt het etmaal gerekend te zijn ingegaan bij de aanvang van de dag, die voor de ingebruikneming is aangevraagd en te zijn geëindigd bij de aanvang van de dag, volgende op die, waarop de goederen zijn verwijderd.

  • 3. De zondagen en de dagen, waarop een algemeen erkende christelijke of rooms-katholieke feestdag valt, welke te Tilburg als zondag wordt gevierd, worden hierbij niet meegerekend.

  • 4. De tot gebruik aangevraagde oppervlakte wordt gemeten in vierkante meters, met dien verstande, dat een gedeelte van een vierkante meter voor een gehele vierkante meter wordt gerekend.

Artikel 10 Abonnementstarief

  • 1. Hij, die van de opslagruimten gedurende een kalendermaand of langer gebruik wenst te maken, kan het opslaggeld bij wijze van abonnement voldoen.

  • 2. In dat geval is, berekend naar een minimumoppervlakte van 25 m2 per kalendermaand of gedeelte van een kalendermaand dat van de opslagruimten gebruik wordt gemaakt € 0,75 per m2 of gedeelte van een m2 verschuldigd.

  • 3. Hij, die van de in het eerste lid omschreven bevoegdheid gebruik wil maken, doet hiervan schriftelijk aangifte bij de havenmeester vóór de aanvang van het gebruik, onder vermelding van de benodigde oppervlakte en de plaats waar en de tijd gedurende welke hij de voorwerpen of goederen wil plaatsen of storten.

  • 4. Bij overschrijding van de bij abonnement in te nemen opslagruimte wordt de meerdere oppervlakte eveneens naar het tarief, vervat in artikel 9, berekend.

Artikel 11 Vrijstellingen

Het opslaggeld wordt niet geheven:

  • a.

    voor het gebruik van de opslagruimten bij de lading en lossing van vaartuigen gedurende kortere tijd dan 6 uur;

  • b.

    voor het gebruik van de opslagruimten bij de lading en lossing gedurende langere tijd van hospitaalschepen en rijksvaartuigen.

Artikel 12 Belastingplicht

Het opslaggeld wordt geheven van degene, die gebruik maakt van de opslagruimte of op wiens last zulks gebeurt.

Hoofdstuk IV Staangeld

Artikel 13 Aard en grondslag der belasting

  • 1. Onder de naam staangeld wordt een recht geheven voor het gebruik van gedeelten van de kaden van de haven of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal met toestellen, werken of inrichtingen, welke onmiddellijk dan wel middellijk met het lossen en laden van vaartuigen verband houden, zoals los- en laadbruggen, hijskranen, elevatoren of andere soortgelijke toestellen, werken of inrichtingen.

  • 2. Bij dit gebruik is het onverschillig, of de in het eerste lid bedoelde toestellen, werken of inrichtingen zich in, op of boven de daar aangeduide kaden bevinden.

  • 3. Het staangeld wordt mede geheven voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen van andere vaartuigen zijn aangebracht.

Artikel 14 Tarieven

  • 1. Het recht bedoeld in artikel 13 bedraagt per jaar:

    • a.

      voor los- en laadbruggen € 14,69

      per strekkende meter kademuur, met als minimum € 72,04

    • b.

      voor elke hijskraan met bijbehorende werken € 376,39

    • c.

      voor vergaarputten op bakken per stuk € 18,33

      en voor daarbij behorende buisleidingen € 7,37

      per strekkende meter, met een minimum voor de putten of bakken en buisleidingen tezamen van € 72,04

    • d.

      voor andere toestellen, werken of inrichtingen:

      indien de kaden of de gemeentelijke aanlegplaatsen tot geen grotere diepte dan 9 meter in gebruik worden genomen € 14,69

      per vierkante meter met een minimum van € 72,04

      en € 127,53

      per strekkende meter kademuur met een minimum van € 652,82

      bij ingebruikname van een grotere diepte dan 9 meter;

    • e.

      voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen van andere vaartuigen zijn aangebracht per vaartuig € 221,27

  • 2. Voor verplaatsbare toestellen is het in dit artikel bepaalde recht voor elk toestel slechts eenmaal per jaar verschuldigd.

  • 3. Bij de berekening van het verschuldigde bedrag worden gedeelten van een m2, respectievelijk van een strekkende meter voor een hele m2 respectievelijk hele strekkende meter gehouden.

Artikel 15 Belastingplicht

Het staangeld wordt geheven van degene, aan wie de gedeelten van de kaden in gebruik zijn gegeven.

Hoofdstuk V Meetgeld

Artikel 16 Aard van de rechten

[Vervallen per 01-04-2011]

Artikel 17 Belastingplicht

[Vervallen per 01-04-2011]

Artikel 18 Tarief

[Vervallen per 01-04-2011]

Hoofdstuk VI Vaste ligplaatsgeld

Artikel 19 Aard en grondslag der belasting

Onder de naam vaste ligplaatsgeld wordt een recht geheven voor het hebben van een vaste ligplaats, zonder opslagterrein.

Artikel 20 Tarief

  • 1. Het vaste ligplaatsgeld bedraagt € 12,89 per strekkende meter kademuur per jaar.

  • 2. Betaling van dit recht ontslaat niet van de verplichting tot het betalen van havengeld en van opslaggeld.

  • 3. Bij de berekening van het verschuldigde bedrag wordt het gedeelte van een strekkende meter voor een hele strekkende meter gerekend.

Artikel 21 Belastingplicht

Het vaste ligplaatsgeld wordt geheven van degene, aan wie een vaste ligplaats in gebruik is gegeven.

Hoofdstuk VII Vaste ligplaatsgeld met gebruik van opslagterrein

Artikel 22 Aard en grondslag der belasting

Onder de naam vaste ligplaatsgeld met gebruik van opslagterrein wordt een recht geheven wegens het hebben van een vaste ligplaats, tegelijk met gebruik van opslagterrein.

Artikel 23 Tarief

  • 1. Het vaste ligplaatsgeld met gebruik van opslag terrein bedraagt per jaar € 25,59 per strekkende meter voor terreinen met een diepte van 7 meter.

  • 2. Bij meerdere of mindere diepte van het terrein wordt dat bedrag in evenredigheid verhoogd of verlaagd.

  • 3. Bij de verrekening van het verschuldigde bedrag wordt een gedeelte van een strekkende meter voor een gehele strekkende meter gerekend.

Artikel 24 Belastingplicht

Het recht, bedoeld in artikel 22 wordt geheven van degene, aan wie de vaste ligplaatsen en de terreinen in gebruik zijn gegeven.

Hoofdstuk VIII Algemene bepalingen

Artikel 25 Belastingjaar

Terzake van de in de artikelen 13, 19 en 22 opgenomen rechten wordt het belastingjaar gelijk gesteld aan een kalenderjaar.

Artikel 26 Tijdstip ontstaan belastingplicht in de loop van het belastingjaar / ontheffing

  • 1. Indien de belastingplicht van de in de artikelen 13, 19 en 22 opgenomen rechten in de loop van het belastingjaar aanvangt, worden de rechten geheven over zoveel twaalfde gedeelten als er na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt er ontheffing verleend van de in de artikelen 13, 19 en 22 opgenomen rechten voor zoveel twaalfde gedeelten als er na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 27 Wijze van heffing

  • 1. De rechten worden geheven bij wege van schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur, voor zover betreft de rechten genoemd in de artikel 8.

  • 2. De rechten worden geheven bij wege van aanslag voor zover betreft de rechten genoemd in de artikel 13, 19 en 22.

  • 3. Het havengeld als bedoeld in artikel 3 wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 28 Termijn van betaling

  • 1. De ingevolge artikel 39, onder 1, bij wege van schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur geheven rechten worden verschuldigd en moeten worden betaald op het tijdstip, waarop het gebruik aanvangt.

  • 2. Indien het verschuldigde bedrag niet op het in het eerste lid genoemde tijdstip kan worden vastgesteld, moeten de rechten worden betaald binnen tien dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving, de nota of de andere schriftuur.

  • 3. De belastingaanslagen als bedoeld in artikel 39, onder 2, zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 29 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 30 Nadere regels door het college

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de scheepvaartrechten.

Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2011.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 3.

    De "Verordening Scheepvaartrechten 2005" van 9 november 2004, zoals nadien gewijzigd op 7 november 2006, 6 november 2007 en 11 november 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening scheepvaartrechten 2011".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 november 2010
de griffier,
de voorzitter,

Memorie van toelichting behorende bij de "Verordening scheepvaartrechten 2011".

Tarieven De tarieven zijn verhoogd met de nominale index (0,5%).

De scheepvaartrechten en liggelden Piushaven zijn 61% kostendekkend.

Kostendekking en opbrengst

(x € 1.000)

Rekening

2009

Begroting

2010

Begroting

2011

Kosten Servicedienst

Salarissen (incl. overhead)

154

90

43

Overige kosten

206

173

173

Totale kosten

360

263

216

Opbrengst havengelden

110

114

132

Totale opbrengst

110

114

132

Saldo

250

149

84

Dekkingspercentage

31%

43%

61%