Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsrichtlijnen sociale zekerheid gemeente Tubbergen 2011

Geldend van 06-03-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsrichtlijnen sociale zekerheid gemeente Tubbergen 2011

Het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen,

Overwegende:

de uitvoering van de sociale zekerheidswetten voor de gemeente Tubbergen wordt vanaf 1 januari 2011 uitbesteed aan de gemeente Almelo.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat waar de gemeente Tubbergen zelf beleid heeft geformuleerd, dit leidend is. Daar waar geen beleid aanwezig is wordt het beleid van Almelo gevolgd.

Onderstaande beleidsuitingen zullen worden opgenomen in het digitale beleidshandboek van Schulinck. Doelstelling van dit boekwerk is om duidelijkheid te geven over waar de gemeente Tubbergen eigen beleid hanteert in afwijking van het beleid van de gemeente Almelo. Per onderdeel wordt aangegeven waar de gemeente Tubbergen eigen beleid heeft dan wel waar er sprake is van een toevoeging op hetgeen in het Almelose beleid vermeld staat. In de inhoudsopgave is de oorspronkelijke indeling van richtlijnenboek gehandhaafd.

Gelet op:

de artikelen 4:81, 4:82, 4:83, 4:84 en artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de Wet investeren in jongeren, de Wet op de kinderopvang en de Wet inburgering;

Besluit:

vast te stellen de navolgende:

Beleidsrichtlijnen sociale zekerheid gemeente Tubbergen 2011

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE

3

HOOFDSTUK 1

WWB ALGEMEEN

4

1.2.4 

Overbruggingsvoorschotten

4

1.3.6

Verordening cliëntenparticipatie

4

HOOFDSTUK 2

DE BEREKENINGSOPZET VAN DE WWB

4

HOOFDSTUK 3

INKOMSTENVERREKENING ALGEMEEN

4

HOOFDSTUK 4

VERMOGEN

4

4.1.4

Vermogensvaststelling bij aanvragen Hulpfonds

4

4.1.5

Vermogen in de vorm van een auto

4

4.3

VRIJ TE LATEN VERMOGEN

5

4.3.1

Vermogen en aanschaf duurzame gebruiksgoederen

5

4.4

VERMOGEN OVERSCHRIJDING

5

4.5

INTERINGSPERIODE

5

4.5.1

Kosten van woninginrichting en intering

5

HOOFDSTUK 5

AAN BIJSTAND VERBONDEN VERPLICHTINGEN

5

HOOFDSTUK 6

TUSSENTIJDSE WIJZIGINGEN IN PERIODIEKE BIJSTAND

5

HOOFDSTUK 7

BIJZONDERE BIJSTAND

5

7.1

BIJZONDERE BIJSTAND

5

7.1.1

Aanvragen

6

7.3.2

Wanneer is er sprake van draagkracht?

6

7.4

PERIODIEK BIJZONDERE BIJSTAND

6

7.5.

ALGEMENE BEPALINGEN PERIODIEK BIJZONDERE BIJSTAND

6

7.5.2

Betaling bijzondere bijstand

6

7.6

DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN

6

7.6.1

Incidentele bijstand voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen

6

7.6.2

Wie vallen er onder welke voorwaarden onder de regeling?

6

7.6.3

Welke kosten vallen onder de regeling?

7

7.6.5

Regeling duurzame gebruiksgoederen

7

7.9.

BIJSTANDSVERLENING VOOR BATTERIJEN HOORAPPARAAT

7

7.11

BIJSTANDSVERLENING VOOR FICHES TEN BEHOEVE VAN INZAMELING AFVAL

8

7.12

BIJSTANDSVERLENING VOOR EEN COMPUTER

8

7.13

BIJSTANDSVERLENING VOOR SCHULDEN

9

HOOFDSTUK 8

BIJZONDERE BIJSTAND, DE PERIODIEKE ALGEMENE VERGOEDINGEN

9

8.1

PERIODIEKE ALGEMENE VERGOEDINGEN

9

8.1.2

Kosten dagopvang bejaarden

9

8.2

ZORGVERZEKERING

9

8.3

BIJZONDERE BIJSTAND

9

 

8.3.3 Uitbetaling

9

8.3.4

Eigen bijdrage

9

8.4

KINDEROPVANG EN BIJSTAND VOOR DE KOSTEN

9

HOOFDSTUK 9

TERUGVORDERING EN VERHAAL IN HET KORT

9

9.1

BESLAG OP UITKERING

9

9.2

PROCEDURE BESLAG OP DE UITKERING

10

9.3

VERHAAL

10

HOOFDSTUK 10

GEMEENTELIJK DEBITEURENBELEID

10

10.2

AFLOSSING

10

10.2.12

Hoogte aflossing

10

10.2.13

Aflossing bij beëindiging WWB-uitkering

10

10.3

KWIJTSCHELDING

10

10.3.1

Kwijtschelding

10

10.3.2

Geen kwijtschelding

11

10.3.3

Beoordeling kwijtschelding

11

HOOFDSTUK 11

HULPFONDS

11

11.1

ALGEMEEN

11

11.2

WIE KOMEN IN AANMERKING?

12

11.3

TOT EN MET WELKE DATUM KAN AANGEVRAAGD WORDEN?

12

11.4

UITVOERING

12

11.5

TOEPASSING HARDHEIDSCLAUSULE

12

HOOFDSTUK 12

WET INBURGERING

13

12.1

WIE MOETEN INBURGEREN?

13

12.2

WIE ZIJN INBURGERINGSPLICHTIG EN INBURGERINGSBEHOEFTIG?

13

12.3

VRIJSTELLING VAN DE INBURGERINGSPLICHT

14

12.4

ONTHEFFING VAN DE INBURGERPLICHT

14

12.5

LINK MET ANDERE WETTEN

14

12.6

EXAMENTERMIJNEN

14

12.7

DE EIGEN BIJDRAGE

15

12.8

ROL VAN DE GEMEENTE

15

12.9

PROCEDURE NIEUWKOMERS

15

HOOFDSTUK 13

PERIODIEKE ONDERZOEKEN

15

HOOFDSTUK 14

REÏNTEGRATIE NUGGERS/ANW-ERS

15

HOOFDSTUK 15

REÏNTEGRATIE SUBSIDIES

15

HOOFDSTUK 16

DIENSTVERLENING DOOR STADSBANK

15

16.1

ALGEMEEN

15

16.2

VERSTREKKEN VAN GELDLENINGEN

15

16.2.1

Voorwaarden aan het verstrekken van een geldlening

15

16.3

FINANCIËLE HULPVERLENING

16

16.3.1

Procedure

17

16.3.2

Bereikbaarheid / Plannen van afspraken

17

HOOFDSTUK 17

LANGDURIGHEIDSTOESLAG WWB

17

17.1

ALGEMEEN

17

17.2

CRITERIA

17

17.3

HOOGTE LANGDURIGHEIDSTOESLAG

18

17.4

AANVRAAG

18

17.5

RAPPORTAGE/BESCHIKKING

18

17.6

UITBETALING

18

17.7

TERUGVORDERING/VERHAAL

18

17.8

GEGEVENSUITWISSELING MET UWV EN SVB

18

17.8.1

Uitwisseling met UWV

18

17.8.2

Uitwisseling met SVB

18

HOOFDSTUK 1 WWB ALGEMEEN

1.2.4 Overbruggingsvoorschotten

In sommige gevallen is het noodzakelijk dat er, ter overbrugging tot aan de eerstvolgende reguliere betaaldatum, een overbruggingsvoorschot wordt verleend. Voorwaarde hiervoor is wel dat men niet de beschikking meer heeft over enig bank- of girotegoed of contante middelen.

In de volgende gevallen kan in principe een overbruggingsvoorschot noodzakelijk zijn:

  • -

    bij echtscheiding;

  • -

    bij beëindiging zelfstandig bedrijf;

  • -

    bij vertrek uit AZC.

Deze lijst is niet uitputtend. In principe zijn de individuele omstandigheden bepalend voor het al dan niet toekennen van een overbruggingsvoorschot.

Het overbruggingsvoorschot wordt verstrekt om niet. Veelal vindt de uitbetaling per kas plaats door de afdeling Financiën.

Uitgangspunt is dat men 1 maand moet overbrugging alvorens men in de reguliere betaalcyclus zit. Dit betekent daarom dat men een overbruggingsuitkering krijgt ter hoogte van 1 maanduitkering (inclusief vakantietoeslag).

Het voorschot moet worden ondertekend door budgethouder en hoofd budgethouder. De cliënt tekent voor ontvangst.

Voorbeeld

Stel belanghebbende (alleenstaande ouder zonder medebewoners) moet een periode van 4 weken overbruggen tot de volgende betaling.

Maandnorm (inclusief vt) ad € 1.134,25 x 12/52= € 261,75 x 4 =

€ 1.047,00

Positief saldo op bankrekening

€ 500,00

-/-

Te betalen voorschot

€ 547,00

1.3.6 Verordening cliëntenparticipatie

In artikel 47 WWB is vastgelegd dat de gemeenteraad bij verordening regels dient vast te stellen over de wijze waarop cliënten of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de WWB. In de verordening cliëntenparticipatie zijn deze regels nader vastgelegd.

HOOFDSTUK 2 - DE BEREKENINGSOPZET VAN DE WWB

Conform beleid Almelo.

HOOFDSTUK 3 - INKOMSTENVERREKENING ALGEMEEN

Conform beleid Almelo.

HOOFDSTUK 4 VERMOGEN

4.1.4 Vermogensvaststelling bij aanvragen Hulpfonds

De vermogensvaststelling bij het Hulpfonds kent een afwijkend regime tov de Wwb. Voor een beschrijving van deze regeling wordt verwezen naar Hoofdstuk 11 van dit Handboek.

4.1.5 Vermogen in de vorm van een auto

Beleid van de gemeente Tubbergen is dat de waarde van een auto niet wordt meegenomen bij de vaststelling van het vermogen, indien de auto:

  • -

    i.v.m. ziekte, invaliditeit, het behouden/verkrijgen van werk of het volgen van een (noodzakelijke) scholing, noodzakelijk is;

  • -

    minder dan € 4.750,00 waard is.

Indien de auto meer dan € 4.750,00 waard is, wordt het meerdere meegenomen bij de vaststelling van het vermogen. De waarde van de auto wordt vastgesteld aan de hand van de koerslijst ANWB (via internet). In de rapportage moet worden vermeld op basis waarvan de waarde is vastgesteld.

4.3 Vrij te laten vermogen

4.3.1 Vermogen en aanschaf duurzame gebruiksgoederen

Het beleid van de gemeente Tubbergen is dat voor de noodzakelijke kosten van vervanging van duurzame gebruiksgoederen bijstand kan worden verleend mits het vermogen lager is dan het vrij te laten vermogen.

4.4 Vermogen overschrijding

Indien tijdens een heronderzoek blijkt dat het vermogen, als gevolg van sparen van de uitkering, de geldende vermogensgrens overschrijdt, dan leidt dit in principe niet tot beëindiging van de uitkering. In artikel 34, lid 2 sub c WWB is immers bepaald dat spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen, niet als vermogen in aanmerking worden genomen.

Is het echter zo dat de cliënt als gevolg van een sober leefpatroon een dusdanig vermogen heeft opgebouwd dat hoger is dan 2x het geldende vrij te laten vermogen, dan wordt de bijstandsuitkering beëindigd per de 1e dag van de maand volgend op de maand waarin het (periodiek) heronderzoek is uitgevoerd.

In alle redelijkheid kan in deze situaties gesteld worden dat indien de cliënt de beschikking heeft over een dusdanig vermogen hij/zij niet langer in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeert. Gelet op het vermogen wordt men geacht over voldoende middelen te beschikken om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Voor alle duidelijkheid; is het vrij te laten vermogen overschreden als gevolg van externe vermogensaanwas (bijvoorbeeld een erfenis), dan wordt de uitkering beëindigd per de datum waarop men recht kon doen gelden op het vermogen.

4.5 Interingsperiode

Conform beleid Almelo.

4.5.1 Kosten van woninginrichting en intering

Het beleid van de gemeente Tubbergen is dat indien de cliënt de woning nog volledig moet inrichten, er naast het vrij te laten vermogen, ook rekening gehouden mag worden met 1,5 x de norm voor woninginrichting.

De hoogte van de bedragen die gehanteerd moeten worden voor een woninginrichting staan vermeld in het beleidshandboek van Schulinck. Per 1 januari 2011 zijn deze bedragen:

Samenstelling

huishouden

hoogte

Alleenstaande

kamerbewoner

€ 1.435,00

zelfstandig gehuisvest

€ 2.750,00

Gezin van

2 personen

€ 4.070,00

3 personen

€ 4.805,00

4 personen

€ 5.540,00

5 personen

€ 6.270,00

6 personen

€ 6.870,00

voor elk persoon meer

€ 645,00

Tabel 1 kosten woninginrichting

HOOFDSTUK 5 - AAN BIJSTAND VERBONDEN VERPLICHTINGEN

Conform beleid Almelo.

HOOFDSTUK 6 - TUSSENTIJDSE WIJZIGINGEN IN PERIODIEKE BIJSTAND

Conform beleid Almelo

HOOFDSTUK 7 BIJZONDERE BIJSTAND

7.1 Bijzondere bijstand

Gemeenten hebben beleidsvrijheid ten aanzien van de verlening van bijzondere bijstand. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de gemeente Tubbergen invulling heeft gegeven aan het gemeentelijk beleid. Het is niet mogelijk om in deze beleidsrichtlijnen uitputtend aan te geven voor welke kosten bijstand verleend kan worden omdat in principe de individuele omstandigheden hiervoor bepalend zijn.

7.1.1 Aanvragen

Een aanvraag bijzondere bijstand (incidenteel of periodiek1) voor personen die voor levensonderhoud recht hebben op een gemeentelijke uitkering in het kader van één van de sociale zekerheidswetten moet worden ingediend bij de Publieksbalie van de gemeente Almelo.

Een aanvraag bijzondere bijstand (incidenteel of periodiek1) voor personen die voor levensonderhoud niet afhankelijk zijn van een gemeentelijke uitkering in het kader van één van de sociale zekerheidswetten moet worden ingediend bij het Zorgloket van de gemeente Tubbergen.

1 Alleen in geval van een eerste aanvraag.

7.3.2 Wanneer is er sprake van draagkracht?

Er is pas sprake van draagkracht zodra het inkomen hoger is dan 120% van de geldende bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag). De draagkracht wordt vastgesteld op 20% van het meerdere.

In artikel 32 WWB is bepaald wat er onder inkomen wordt verstaan. Er wordt uitgegaan van het structurele maandelijkse inkomen dat iemand heeft. Er wordt geen rekening met eventuele inhoudingen op het inkomen. Indien op het loon van de aanvrager beslag is gelegd, wordt het inkomen inclusief beslag als maatstaf genomen voor de bepaling van de draagkracht.

Uitgangspunt is dat de draagkracht één maal per draagkrachtjaar wordt vastgesteld. Slechts indien er sprake is van een aanzienlijke wijziging van het inkomen, wordt de draagkracht lopende het draagkrachtjaar opnieuw vastgesteld.

7.4 Periodiek bijzondere bijstand

7.5. Algemen bepalingen periodiek bijzondere bijstand

7.5.2. Betaling bijzondere bijstand

Uitgangspunt is dat de bijstand maandelijks betaalbaar wordt gesteld na inlevering van bewijsstukken.

Indien uit het betaalbewijs blijkt dat de kosten verhoogd zijn in verband met de jaarlijkse aanpassingen en er nog geen vervolgonderzoek heeft plaatsgevonden, dient in overleg met de consulent de bijzondere bijstand betaalbaar te worden gesteld.

7.5.5 Bewijsstukken

De volgende bescheiden moeten bij de aanvraag worden ingeleverd:

  • -

    aanvraagformulier bijzondere bijstand;

  • -

    kopie geldig legitimatiebewijs (indien niet in het dossier aanwezig);

  • -

    bewijsstukken van het inkomen;

  • -

    bankafschriften waaruit het vermogen blijkt;

  • -

    bewijsstukken waaruit de hoogte van de kosten blijkt.

7.6 Duurzame gebruiksgoederen

7.6.1 Incidentele bijstand voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen

Duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit betekent in principe dat de kosten van vervanging dan wel aanschaf uit het inkomen c.q. de bijstandsnorm voldaan moeten worden. Uitgangspunt is dat men voor deze kosten reserveert.

Aangezien personen die langdurig aangewezen zijn op een inkomen op bijstandsniveau niet in staat worden geacht om voor deze kosten te reserveren, heeft de gemeente Tubbergen beleidsregels vastgesteld waarin zij aangeeft voor welke kosten en onder welke voorwaarden voor deze kosten bijzondere bijstand kan worden verleend.

7.6.2 Wie vallen er onder welke voorwaarden onder de regeling?

Personen die 3 jaar of langer op een minimuminkomen (tot 120% van de geldende bijstandsnorm) zijn aangewezen, kunnen in aanmerking komen voor de Regeling duurzame gebruiksgoederen.

Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te kunnen komen is dat vervanging c.q. aanschaf van het gebruiksgoed noodzakelijk is en reparatie niet meer mogelijk is. Indien reparatie nog tot de mogelijkheden behoort, verdient dit de voorkeur. Voor de reparatiekosten kan dan bijstand worden verleend. Uiteraard moet wel worden afgewogen in hoeverre reparatie rendabel is. De kosten mogen niet boven de baat uitgaan.

De maximale vergoeding bedraagt € 750,00 per kalenderjaar. De bijstand wordt verleend om niet.

Er wordt geen bijstand verleend indien het vermogen het geldende vrij te laten vermogen overschrijdt zoals genoemd in artikel 34 WWB. Uitzondering hierop is dat als de aanschafkosten hoger zijn dan de overschrijding.

7.6.3 Welke kosten vallen onder de regeling?

De regeling is bedoeld voor de aanschaf van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen die gelet op de hoogte van het bedrag in alle redelijkheid niet uit de maandelijkse norm voldaan kunnen worden. In paragraaf 7.6.5. Regeling duurzame gebruiksgoederen, wordt limitatief aangegeven welke kosten onder deze regeling vallen. De in deze paragraaf genoemde bedragen zijn inclusief een eventuele verwijderingsbijdrage.

7.6.5 Regeling duurzame gebruiksgoederen

Hieronder wordt limitatief aangegeven welke kosten onder deze regeling vallen:

Kostensoort

Maximale bijstand

bijzondere

Kamermeubilair

Televisie

270,00

Eethoek

300,00

Zithoek

750,00

Bergmeubel

500,00

Keuken

Koelkast

250,00

4 pits gasfornuis

170,00

Stofzuiger

85,00

Wasmachine

400,00

Bedden en bedart i kelen

1 persoonsbed

165,00

2 persoonsbed

285,00

1 persoonsmatras

115,00

2 persoonsmatras

155,00

Stoffering

Vitrage

6,00

per meter

incl. maak- en inle g loon

Overgordijnen woonkamer

15,00

per meter

Overgordijnen slaapkamer

6,50

per meter

Overgordijnen keuken

5,50

per meter

Vloerbedekking woonkamer

45,00

per meter (4 mtr. breed)

Vloerbedekking slaapkamer

12,50

per meter (2 mtr. breed)

Voerbedekking keuken

20,00

per meter (2 mtr. breed)

Behang slaapkamer (inclusief lijm)

45,00

Verf slaapkamer

7,00

Muurverf slaapkamer

11,50

Behang woonkamer (inclusief lijm)

85,00

Verf woonkamer

13,95

Muurverf woonkamer

11,50

Behang hal en overloop (inclusief lijm)

45,00

Verf hal en overloop

13,95

Muurverf hal en overloop

11,50

Behang keuken (inclusief lijm)

30,00

Verf keuken

7,00

Muurverf keuken

11,50

7.Tabel Duurzame gebruiksgoederen

7.9. Bijstandsverlening voor batterijen hoorapparaat

Op basis van het garant pakket wordt een vergoeding verstrekt voor de kosten van batterijen voor een hoorapparaat. De hoogte van de vergoeding bedraagt momenteel (peildatum 1 januari 2009) maximaal € 50,00 per jaar. Aangezien dit bedrag jaarlijks wijzigt, wordt voor de actuele vergoeding verwezen naar de servicelijn van de zorgverzekeraar (o.a. Menzis).

De vergoeding op basis van de zorgverzekering wordt toereikend geacht in het kader van bijzondere bijstandsverlening. Dit betekent dat de meerkosten niet voor een vergoeding in aanmerking kunnen komen.

Als de kosten van de batterijen voor het hoorapparaat niet op basis van de zorgverzekering vergoed worden, is in deze gevallen de hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van de batterijen voor het hoorapparaat gemaximeerd tot € 50,00. Dit is analoog aan het garantpakket van Menzis.

Deze bijzondere bijstand kan betaalbaar gesteld worden op basis van door belanghebbende te overleggen betaalbewijzen.

7.11 Bijstandsverlening voor fiches ten behoeve van inzameling afval

De gemeente Tubbergen hanteert het principe “ de vervuiler betaalt”. De betaling geschiedt via de aankoop van fiches. Er zijn situaties denkbaar dat, vanwege medische redenen (daarbij valt ondermeer te denken aan incontinentie), meer afval wordt aangeboden dan gebruikelijk is. De gemeente Tubbergen wil personen in deze situatie tegemoetkomen.

Omdat kwijtschelding geen oplossing biedt in de aanschafkosten van fiches, is gekozen voor het verstrekken van een tegemoetkoming

De tegemoetkoming voor 2011 bedraagt:

  • 1.

    kosten eerste container (€ 2,10 per maand);

  • 2.

    een afval-chipkaart (€ 2,10 per maand).

  • 3.

    kosten extra container (€ 3,60 per maand);

Ad 1

Om de procedure werkbaar en beheersbaar te houden, dient te worden uitgegaan van een normvergoeding. Het vergoeden van het daadwerkelijk aantal extra ledigingen vanwege medische redenen is niet controleerbaar. Er moet uitgegaan worden van 12 fiches per jaar. Dit komt overeen met één extra volle (240 liter) container per maand. De vergoeding bedraagt € 2,10 per maand.

Ad 2

Niet alle inwoners van de gemeente Tubbergen maken gebruik van grijze afvalcontainers. In de wooncomplexen in Tubbergen, Albergen en Geesteren wordt gebruik gemaakt van verzamelcontainers. Hiervoor gebruikt men een afvalchipkaart. De vergoeding voor en afvalchipkaart is gebaseerd op één fiche per maand (€ 2,10).

Ad 3

Incidenteel komt het voor dat inwoners van de gemeente Tubbergen, die om medische redenen veel extra afval hebben, gedwongen zijn om een extra grijze afvalcontainer te gebruiken. Voor deze extra container bedraagt de vergoeding 3,60 per maand.

Procedure

  • 1.

    De aanvragen moeten schriftelijk bij het Zorgloket worden ingediend.

  • 2.

    De ingangsdatum van de tegemoetkoming is de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    De uitbetaling vindt achteraf, tweemaal per jaar plaats (juli/januari).

  • 4.

    Er vindt geen inkomens/vermogenstoets plaats.

  • 5.

    Om in aanmerking te komen wordt door het Zorgloket een verklaring bij de apotheek opgevraagd.

7.12 Bijstandsverlening voor een computer

Rechthebbenden voor een computer zijn personen met een re-integratietraject gericht op uitstroom naar reguliere arbeid en gezinnen met kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar. De bijstand wordt verleend in de vorm van een lening conform artikel 51 van de WWB.

Hoogte bijstand

De hoogte van de bijstand is maximaal € 500,00 per 7 jaar.  Van dit bedrag moet het mogelijk zijn om een deugdelijke computer en printer aan te schaffen.

Aanvullend wordt opgemerkt dat indien de ouders van het kind gescheiden leven, het niet de bedoeling kan zijn dat beide ouders bijstand kunnen ontvangen voor de aanschaf van een computer. Slechts de ouder bij wie het kind woonachtig is, kan bijstand ontvangen voor een computer. De bijstand wordt namelijk verstrekt ten behoeve van de aanschaf van een computer voor de studie van het kind en niet voor de ouders.

7.13 Bijstandsverlening voor schulden

In artikel 13, lid 1 sub f WWB is bepaald dat geen recht op bijstand bestaat indien er bijstand wordt aangevraagd ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en degene bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Op grond van het bepaalde in artikel 49 WWB kan hiervan worden afgeweken. In artikel 49 onder a WWB is bepaald dat het college bijstand kan verlenen in de vorm van borgtocht, indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door een:

  • -

    gemeentelijk kredietbank (Stadsbank Oost Nederland);

  • -

    kredietinstelling die is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 52, lid 2 van de Wet toezicht kredietwezen 1992.

In artikel 49 onder b WWB is bepaald dat, indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt, er eveneens bijstand verleend kan worden.

HOOFDSTUK 8 - BIJZONDERE BIJSTAND, DE PERIODIEKE ALGEMENE VERGOEDINGEN

8.1 Periodieke algemene vergoedingen

8.1.2 Kosten dagopvang bejaarden

Het komt regelmatig voor dat een ouder iemand (65 jaar of ouder) ter ontlasting van de mantelzorg / thuissituatie deelneemt aan de dagopvang. Als gevolg hiervan kan men met bijzondere kosten worden geconfronteerd. Veelal is men een eigen bijdrage verschuldigd en maakt men kosten in verband met het vervoer. Voor deze kosten kan in principe bijstand worden verleend.

Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat indien de betreffende cliënt een vervoersvergoeding WMO ontvangt er geen bijstand voor de vervoerskosten kan worden verleend. De WMO vergoeding voorziet immers in deze kosten.

8.2 Zorgverzekering

Conform Almelo.

8.3 Bijzondere bijstand

Er wordt geen bijzondere bijstand verleend voor ziektekosten die niet vergoed worden door de zorgverzekeraar.

8.3.3 Uitbetaling

De uitbetaling van de bijstand vindt plaats na inlevering van bewijsmiddelen (rekeningen, bonnetjes etc). Inlevering kan plaats vinden tot 1 februari van het volgende jaar.

8.3.4 Eigen bijdrage

De verplichte eigen bijdrage ad € 170,00 per kalenderjaar komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De kosten betreffen algemeen noodzakelijke kosten en dienen uit het ter beschikking staande inkomen te worden voldaan.

8.4 Kinderopvang en bijstand voor de kosten

Overblijfkosten

Voor de kosten van tussenschoolse en naschoolse opvang die niet vergoed worden ingevolge de Wet kinderopvang kan bijzondere bijstand verleend worden mits de kosten noodzakelijk zijn en de instelling gecertificeerd is (zie lijst op www.Tubbergen.nl).

Vergoeding via bijzondere bijstand

Indien kinderopvang om medische of sociale redenen noodzakelijk wordt geacht maar de kosten niet vergoed kunnen worden op grond van de wet kinderopvang, dan kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden verleend.

HOOFDSTUK 9 - TERUGVORDERING EN VERHAAL IN HET KORT

9.1 Beslag op uitkering

Conform beleid Almelo.

9.2 Procedure beslag op de uitkering

Conform beleid Almelo.

9.3 Verhaal

Conform beleid Almelo

HOOFDSTUK 10 - GEMEENTELIJK DEBITEURENBELEID

Conform beleid Almelo met uitzondering van:

10.2 Aflossing

10.2.12 Hoogte aflossing

Cliënten met een WWB-uitkering

Het aflossingsbedrag is vastgesteld op 3% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

Cliënten met andere inkomsten

Voor debiteuren die een inkomen hebben dat hoger is dan de bijstandsnorm wordt uitgegaan van een aflossingsbedrag van 50% van het inkomen boven de bijstandsnorm met een minimum van 3% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

Bij het bepalen van het aflossingsbedrag dient wel rekening gehouden te worden met het eventuele gemis aan huurtoeslag.

Wanneer een debiteur ook nog op andere schulden dient af te lossen, wordt onderzocht in hoeverre hier rekening mee moet worden gehouden. Uitgangspunt moet zijn dat een debiteur door de aflossing op een schuld bij de afdeling Samenleving niet in een uitzichtloze financiële situatie komt.

10.2.13 Aflossing bij beëindiging WWB-uitkering

Indien een cliënt een bijstandsuitkering had en deze wordt beëindigd wegens werkaanvaarding, dan zou in principe het aflossingsbedrag gewijzigd dienen te worden. In het kader van de armoedeval wordt echter het "oude" aflossingsbedrag (3% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld) gedurende één jaar na beëindiging van de bijstand voortgezet. Na een jaar wordt de aflossing vastgesteld op 50% van het bedrag dat de bijstandsnorm overschrijdt met een minimum van 3% van de geldende bijstandsnorm.

10.3 Kwijtschelding

Conform beleid Almelo voor nieuwe vorderingen vanaf 1-1-2011.

Voor lopende vorderingen geldt ten aanzien van kwijtschelding een overgangsregime overeenkomstig onderstaande bepalingen 10.3.1 t/m 10.3.3.

10.3.1 Kwijtschelding

Vorderingen in verband met fraude kunnen, nadat 10 jaar conform de aflossingsafspraak is afgelost, worden kwijtgescholden.

Ook kan indien 5 jaar conform de aflossingsafspraak is afgelost worden verzocht om een aflossing ineens van 50% van het restantbedrag waarna de restantschuld kan worden kwijtgescholden.

Niet-fraudevorderingen kunnen na 5 jaar, conform de aflossingsafspraak te hebben afgelost, worden kwijtgescholden.

Ten aanzien van leningen voor duurzame gebruiksgoederen is dit 3 jaar.

Voor vorderingen in het kader van het Hulpfonds gelden dezelfde voorwaarden voor kwijtschelding als hiervoor genoemd.

Behoudens bijzondere omstandigheden worden vorderingen conform onderstaand schema kwijtgescholden.

Soort vordering

Aflossingsbedrag

Kwijtschelding

Geldlening voor duurzame gebruiksgoederen

3% van de bijstandsnorm inclusief vakantie-uitkering of 50% van het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm met een minimum van 3% van de bijstandsnorm.

Na 3 jaar conform de aflossingsafspraken te hebben afgelost

Geldlening voor schulden

Zie voorgaande.

Na 5 jaar conform de aflossingsafspraken te hebben afgelost. In bijzondere omstandigheden na 36 maanden kwijtschelding.

Niet fraudeschulden

Zie voorgaande.

Na 5 jaar conform de aflossingsafspraak te hebben afgelost.

Fraudeschulden

Zie voorgaande.

Na 10 jaar conform de aflossingsafspraken te hebben afgelost, of na 5 jaar conform de aflossingsafspraken te hebben afgelost en 50% van de restantschuld te hebben afgekocht.

Samenloop van vorderingen

Zie voorgaande.

Indien er een fraudeschuld in het pakket is opgenomen conform fraudeschulden. Anders afhankelijk van de soort schulden kwijtschelding na 3 of 5 jaar afhankelijk van de laatste vordering.

10.3.2 Geen kwijtschelding

Een vordering wordt niet kwijtgescholden wanneer:

  • -

    niet wordt afgelost conform de gemaakte aflossingsafspraak

    Bij niet nakoming van de aflossingsafspraak wordt overgegaan tot gerechtelijke invordering en wordt het gehele bedrag teruggevorderd, tenzij alsnog de achterstallige termijnen en de invorderingskosten worden betaald. Onder aflossen conform de aflossingsafspraak wordt dus verstaan het betalen van het aflossingsbedrag zonder dat hiervoor moet worden overgegaan tot gerechtelijke invordering/beslaglegging.

  • -

    er sprake is van recidive

    Wanneer iemand binnen een periode van 10 jaar opnieuw bijstand voor schulden nodig heeft of er een nieuwe vordering in verband met fraude ontstaat wordt de tweede of opeenvolgende vordering volledig teruggevorderd.

  • -

    bezit van vermogen

    iemand in het bezit is van een dusdanig vermogen dat hij de vordering ineens (voor een groot deel) terug kan betalen. In deze situaties wordt het volledige bedrag ineens teruggevorderd. Wanneer vervolgens niet wordt betaald, zal beslag gelegd worden op bijvoorbeeld het banktegoed of de woning/auto/caravan etc.

10.3.3 Beoordeling kwijtschelding

Er wordt ambtshalve (via een heronderzoek) of op verzoek van belanghebbende bekeken of iemand recht heeft op kwijtschelding.

HOOFDSTUK 11 - HULPFONDS

11.1 Algemeen

Op grond van het hulpfonds kunnen de volgende bijdragen worden verstrekt:

  • -

    een bijdrage van € 150,00 (bedrag per 1 januari 2011) per persoon per kalenderjaar voor de ko s ten van sport, spel, cultuur of educatie.

    Hieronder vallen o.a. de volgende kosten:

  • ·

    contributie sportvereniging;

  • ·

    kosten kerkradio;

  • ·

    lidmaatschap bibliotheek;

  • ·

    abonnement TC Tubantia of een andere krant;

  • ·

    lidmaatschap ouderenbond (KBO, ANBO).

    De bijdrage geldt voor zowel ouders als inwonende minderjarige kinderen.

  • -

    de kosten van een identiteitsbewijs en pasfoto´s

    Voor de aanschaf vaneen identiteitskaart kan een bijdrage worden verstrekt als de geldigheidstermijn (5 jaar) van de identiteitskaart van de aanvrager is verstreken. Er wordt uitgegaan van de werkelijke kosten van een Europese identiteitskaart.

    In bijzondere situaties kan van hiervan worden afgeweken.

    Tevens kan een vergoeding verstrekt worden voor de pasfoto´s.

    Bij verlies of diefstal van een identiteitskaart wordt geen bijdrage toegekend.

  • -

    een tegemoetkoming in de studiekosten voor kinderen van 12 tot 16 jaar.

    De maximale bijdrage bedraagt € 175,00 per kind per kalenderjaar. Een bijdrage voor de kosten van schoolboeken is vanuit het hulpfonds niet mogelijk.

  • -

    een financiële tegemoetkoming in de aanschafkosten van een fiets met elektromotor of een fiets met elektrische trapondersteuning.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt op medische indicatie. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt € 1.099,00 bij een aanschafprijs van € 1.799,00. Bij aanschafkosten hoger dan € 1.799,00 komen de meerkosten voor eigen rekening. Bij aanschafkosten lager dan € 1.799,00 is de eigen bijdrage € 700,00.

    Een financiële tegemoetkoming wordt één maal per 7 jaar verstrekt.

11.2 Wie komen in aanmerking?

Voor een bijdrage ingevolge het hulpfonds komen personen met een inkomen tot 120% van de geldende bijstandnorm in aanmerking.

Voorwaarde is dat men minimaal 6 maanden in de gemeente Tubbergen ingeschreven staat.

Ten aanzien van de vaststelling van het inkomen wordt aansluiting g e zocht bij de regels hieromtrent in de Wet werk en bijstand. Dit betekent onder andere dat de algemene heffingskorting voor de niet we r kende partner ook bij het inkomen geteld moet worden.

Er bestaat geen recht op een bijdrage indien het vermogen hoger is dan het geldende vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 WWB. Geen rekening wordt gehouden met vermogen gebonden in een woning met bijbehorend erf en vermogen gebonden in een auto.

11.3 Tot en met welke datum kan aangevraagd worden?

Een bijdrage kan worden aangevraagd tot en met de maand januari volgend op het kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben. Een bijdrage over 2010 kan dus aangevraagd worden tot 1 februari 2011.

Voor de vaststelling van het vermogen wordt uitgegaan van het vermogen zoals dit op het laatste bankafschrift in december van het voorgaande jaar vermeld staat.

11.4 Uitvoering

Aanvraagformulieren en bewijsstukken

Er wordt gebruik gemaakt van het formulier "Aanvraagformulier Hulpfonds".

Om het recht te kunnen vaststellen moet de aanvrager bij de eerste aanvraag in het kalenderjaar inleveren:

  • a.

    een specificatie van het inkomen per de aanvraagdatum;

  • b.

    bewijsstukken waaruit het vermogen per de aanvraagdatum blijkt;

  • c.

    een geldig identiteitsbewijs. Deze voorwaarde geldt niet voor aanvragers van 65 jaar en ouder;

  • d.

    bewijsstuk waaruit de hoogte en de betaling van de kosten blijkt en het jaar waarop de kosten betrekking hebben.

De onder a, b en c genoemde bewijsstukken moeten per kalenderjaar éénmalig ingeleverd worden, te weten bij de eerste aanvraag. Het bewijsstuk onder d moet (uiteraard) bij iedere aanvraag ingeleverd worden.

Indien een financiële tegemoetkoming voor de kosten van sport, spel, cultuur of educatie wordt aangevraagd kan bij de eerste aanvraag, indien men recht heeft, in één keer de bijdrage vastgesteld worden op het maximale bedrag van € 150,00 per persoon per jaar.

De bijdrage dient op basis van betaalbewijzen uitbetaald te worden. Er hoeft geen onderscheid gemaakt te worden in de kostensoorten. De kosten moeten wel behoren tot de categorie sport, spel, cultuur of educatie.

Indien een financiële tegemoetkoming in de aanschafkosten van een fiets met elektromotor / trapondersteuning wordt aangevraagd, dient naast het "Aanvraagformulier Hulpfonds" ook de bijlage bij het aanvraagformulier ingevuld te worden.

Indien achteraf nog betaalbewijzen ingeleverd moeten worden dan kan dit tot 1 februari van het volgende jaar.

11.5 Toepassing hardheidsclausule

In de verordening hulpfonds is vermeld dat B&W in bijzondere gevallen ten voordele van een aanvrager kunnen afwijken van de bepalingen in de verordening. Deze zogenaamde hardheidsclausule kan gebruikt worden in situaties waar de aanvrager onevenredig zwaar getroffen wordt.

Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien het inkomen dat de 120% inkomensgrens overschrijdt, lager is dan de vergoeding die men zou krijgen bij een inkomen op bijstandsniveau.

Voorbeeld

Inkomen

€ 1.069,76

120% van de bijstandsnorm (50%+20%)

1.058,40

Overschrijding

€ 11,36

Kosten van een legitimatie bewijs: € 39,00

Op basis van de verordening zou wegens overschrijding van de 120% grens gesteld kunnen worden dat er geen recht bestaat op een vergoeding. Belanghebbende wordt in deze situatie echter onevenredig zwaar getroffen want indien hij/zij een inkomen had dat € 12,00 p.m. lager was, dan zou men wel in aanmerking komen voor een vergoeding. In het kader van de armoedeval is dit niet wenselijk.

In deze situaties kan, door toepassing van de hardheidsclausule, een vergoeding worden verstrekt voor het verschil tussen de overschrijding en de hoogte van de kosten. In dit voorbeeld bedraagt de vergoeding dan € 27,64 (€ 39,00 -/- € 11,36).

HOOFDSTUK 12 - WET INBURGERING

12.1 Wie moeten inburgeren?

Uitgangspunt is dat alle mensen die in Nederland wonen en die geen Nederlands paspoort hebben moeten inburgeren. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen inburgeringsplichtige en inburgeringsbehoeftige. In de verordening Inburgering nieuwkomers is het beleid van de gemeente Tubbergen aangaande de Wet inburgering vastgelegd.

12.2 Wie zijn inburgeringsplichtig en inburgeringsbehoeftig?

Inburgeringsplichtig zijn:

Oudkomers

  • -

    vreemdelingen die niet gedurende 8 jaar van de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben gewoond (iedereen tussen de 5 en 17 jaar is in Nederland leerplichtig. Hij/zij moet dan naar school)

  • -

    geen Nederlands paspoort;

  • -

    ouder dan 16 en jonger dan 65 jaar;

  • -

    voor 1 januari 2007 al in Nederland woonachtig.

Nieuwkomers

  • -

    vreemdelingen die zich na 1 januari 2007 in Nederland gevestigd hebben (gezinsvormers- en herenigers, asielmigranten, geestelijke bedienaren);

  • -

    ouder dan 16 jaar en jonger dan 65 jaar;

  • -

    geen Nederlands paspoort;

  • -

    op 31 december 2006 nieuwkomer was volgens de oude Wet inburgering nieuwkomers. Dus voor 1 januari 2007 had men zich reeds bij de gemeente gemeld om in te burgeren of dat men op 31 december 2006 al bezig was met een inburgeringscursus.

Geestelijk bedienaren

  • -

    een persoon (oudkomer of nieuwkomer) die een geestelijk, godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt bekleedt, arbeid verricht als geestelijk voorganger, godsdienstleraar of zendeling dan wel ten behoeve van een kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag werkzaamheden van overwegend godsdienstige, geestelijke of levensbeschouwelijke aard verricht.

Onder de wet inburgering vallen ook: inburgeraars die het win-traject hebben doorlopen maar het taalniveau niet op A2 hebben afgesloten.

De eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige staat centraal (ook in financiële zin).

Inburgeringsbehoeftig zijn:

  • -

    genaturaliseerde Nederlanders;

  • -

    EU/EER onderdanen;

  • -

    Antillianen en Arubanen.

Deze categorie hoeft derhalve geen inburgeringstraject te volgen.

Niet inburgeringsplichtig is degene die:

  • -

    jonger dan 16 jaar of ouder dan 65 jaar is;

  • -

    8 jaar van de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft gewoond;

  • -

    EU/EER - burgers + Zwitserland;

  • -

    Genaturaliseerde Nederlanders;

  • -

    Vreemdelingen die over relevante Nederlandse diploma´s certificaten c.a. beschikken

    • o

      WIN certificaat “formele voorwaarden”

    • o

      Ouderkomerscertificaat “formele voorwaarden”

  • -

    hier voor tijdelijk verblijf is. Bijvoorbeeld: au-pair, werknemer die tijdelijk werkzaam zijn in Nederland;

  • -

    oudkomers die op het moment van inwerkingtreding van de wet (1 januari 2007) 60 jaar of ouder zijn, zijn op grond van het overgangsrecht, niet inburgeringsplichtig.

12.3 Vrijstelling van de inburgeringsplicht

Vrijgesteld van de inburgeringsplicht zijn belanghebbende die:

  • -

    het inburgeringsdiploma;

  • -

    een op wettelijk basis uitgereikt diploma of getuigschrift van afronding van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hbo, algemeen voorgezet onderwijs, beroepsonderwijs of leerlingwezen;

  • -

    een diploma staatsexamen Nederlands als tweede taal in het bezit hebben;

  • -

    een Win-toets hebben afgelegd en het Win-certificaat hebben ontvangen waaruit blijkt dat voor de onderdelen “lezen”, “schrijven”, “luisteren” en “spreken” ten minste niveau 2 is behaald en voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie, Kwalificatiestructuur Educatie, niveau 2 (of 80%) .

Indien de nieuwkomer in het bezit is van een Win-certificaat en uit verklaring van het ROC blijkt dat dat voor de onderdelen “lezen”, “schrijven”, “luisteren” en “spreken” ten minste niveau 2 is behaald of voor het onderdeel “Maatschappij Oriëntatie, Kwalificatiestructuur Educatie” niveau 2 is behaald, dan is er sprake van een gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht.

12.4 Ontheffing van de inburgerplicht

De gemeente heeft de mogelijkheid om bij objectief aantoonbare psychische of lichamelijke gebreken, waardoor het inburgeringsexamen onhaalbaar wordt geacht, ontheffing te verlenen. De ontheffing moet worden verleend op basis van een medisch advies. De inburgeringsplichtige moet zelf zorgdragen voor een medisch rapport. Belanghebbende kunnen verwezen worden naar bijvoorbeeld: Salto of Ausems en Kerkvliet om een dergelijke onderzoek uit te voeren.

De kosten komen voor rekening van de inburgeringsplichtige! De g e meente geeft dus geen opdracht om een medisch onderzoek in te stellen.

In individuele gevallen kan de gemeente op zwaarwegende gronden besluiten ontheffing te verlenen, indien na geleverde inspanning, examen niet haalbaar is. Deze aanvraag om ontheffing kan niet eerder worden ingediend dan 6 maanden voor de termijn waarbinnen aan de inburgeringsplicht moet zijn voldaan. Hiervoor is gekozen omdat de inburgeringsplichtige moet aantonen dat hij voldoende inspanningen heeft geleverd om het inburgeringsexamen te behalen en bovendien dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is om dat examen te behalen.

12.5 Link met andere wetten

Als iemand uit de Wi-doelgroep analfabeet is, kunnen de kosten van alfabetisering bekostigd worden uit de Web (Wet educatie beroepsonderwijs).

De cursus alfabetisering maakt onderdeel uit van het inburgeringstraject. De termijn waarbinnen het inburgeringstraject moet zijn afgerond wordt dus niet verlengd.

Indien de inburgeraar ook een WWB-uitkering ontvangt kan er voor gekozen worden om de kosten van het inburgeringstraject ook ten laste te laten komen van het werkdeel WWB. Of e.e.a. wenselijk is, is o.a. afhankelijk van de hoogte van het WWB- en Wi-budget.

12.6 Examentermijnen

Voor nieuwkomers en oudkomers worden verschillende examentermijnen gehanteerd.

Nieuwkomers

  • -

    gezinsvormers/- herenigers : binnen 3,5 jaar na de datum van de IND-beschikking

  • -

    asielmigranten: binnen 3,5 jaar na inschrijving GBA / verblijfsvergunning c.q. de datum van de IND-beschikking.

Oudkomers

  • -

    binnen 3,5 jaar nadat de beschikking door de gemeente is afgegeven.

12.7 De eigen bijdrage

De eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet Inburgering wordt in ten hoogste tien maandelijkse termijnen betaald. De eigen bijdrage is vastgesteld op € 270,00 (peildatum 1 januari 2011).

In de beschikking tot toekenning van een inburgeringvoorziening worden de termijnen van betaling vastgelegd. De eigen bijdrage wordt verrekent met de algemene bijstand.

De eigen bijdrage wordt vergoed aan de inburgeraar bij het behalen van het inburgeringdiploma binnen de termijn van 3 jaren.

12.8 Rol van de gemeente

Informeren

  • -

    Informeren over: rechten en plichten, gevolgen verblijfsvergunning, handhavingsaspecten, mogelijkheden aanbod.

Handhaven

  • -

    Intake, voorgangscontrole en sanctionering, bestuurlijke boeten, relatie met handhaving in het kader van re-integratie / WWB. Het college legt, tenzij er geen sprake is van verwijtbaarheid, een bestuurlijke boete op indien het inburgeringsexamen niet binnen de voor hem geldende termijn is behaald. De hoogte van de boete staat in artikel 9 van de verordening Inburgering. Let op: bij een boeteonderzoek belanghebbende wijzen op de cautie (het zwijgrecht).

Faciliteren

  • -

    Aanbod aan aangewezen groepen

12.9 Procedure nieuwkomers

Conform uitvoering Almelo.

HOOFDSTUK 13 - PERIODIEKE ONDERZOEKEN

Conform beleid Almelo

HOOFDSTUK 14 - REÏNTEGRATIE NUGGERS/ANW-ers

Conform beleid Almelo

HOOFDSTUK 15 - REÏNTEGRATIE SUBSIDIES

Conform beleid Almelo

HOOFDSTUK 16 - DIENSTVERLENING DOOR STADSBANK

16.1 Algemeen

De gemeente Tubbergen is sinds 1 mei 2003 aangesloten bij de Stadsbank Oost Nederland, vestiging Almelo. De Stadsbank biedt in principe 2 diensten aan waar gebruik van gemaakt kan worden. Het gaat hier om:

  • -

    het verstrekken van geldleningen;

  • -

    financiële hulpverlening.

16.2 Verstrekken van geldleningen

De Stadsbank verstrekt leningen aan inwoners van de aangesloten gemeenten die 18 jaar of ouder zijn. In principe is het niet van belang voor welk doel de lening wordt aangevraagd.

De aflossingsduur van een lening bedraagt in beginsel 36 maanden, tenzij de cliënt om een kortere duur verzoekt en het inkomen dat mogelijk maakt. De aflossingsduur kan maximaal 60 maanden bedragen.

Een aanvraag om een lening kan worden ingediend bij een van de vestigingen van de Stadsbank; hiervoor behoeft geen afspraak te worden gemaakt. Voor een snelle en correcte behandeling van de aanvraag heeft de Stadsbank nodig:

  • -

    geldige legitimatie (ook van een eventuele partner);

  • -

    recente inkomstenspecificatie;

  • -

    laatste bankafschrift (met saldo-informatie);

  • -

    bewijsstukken van eventuele betalingsverplichtingen/schulden.

16.2.1 Voorwaarden aan het verstrekken van een geldlening

De volgende factoren bepalen of de Stadsbank een lening verstrekt, tot welk bedrag en onder welke voorwaarden.

De leeftijd

Er wordt geen lening verstrekt aan personen jonger dan 18 jaar.

De hoogte van het inkomen

Bij de bepaling van het inkomen wordt rekening gehouden met het bedrag van de uitkering of het netto loon.

Ter indicatie volgt hierna een overzicht van de maximale hoogte van een lening voor cliënten met een inkomen op bijstandsniveau:

Norm

36 maanden

48 maanden

60 maanden

Alleenstaande >= 23 jaar - < 65 jaar

€ 1.400,=

€ 1.800,=

€ 2.100,=

Alleenstaande >= 65 jaar

€ 1.500,=

€ 1.900,=

€ 2.200,=

1-ouder gezin >= 21 jaar - < 65 jaar

€ 1.800,=

€ 2.400,=

€ 2.900,=

1-ouder gezin >= 65 jaar

€ 1.900,=

€ 2.500,=

€ 3.000,=

Echtpaar >= 21 jaar - < 65 jaar

€ 2.100,=

€ 2.700,=

€ 3.200,=

Echtpaar één >= 65 jaar

€ 2.200,=

€ 2.800,=

€ 3.300,=

Echtpaar beide >= 65 jaar

€ 2.200,=

€ 2.800,=

€ 3.300,=

De lopende betalingsverplichtingen / Schulden

De Stadsbank verstrekt geen lening naast een bestaande lening; dit kan een lening bij de Stadsbank Oost Nederland zijn maar ook bij een andere (commerciële) bank. Een bestaande lening moet daarom altijd overgesloten worden.

Bij het verstrekken van een lening wordt ook gekeken of er sprake is van periodieke aflossingsverplichtingen wegens aflossingen op schulden / verplichtingen. Als de aanvrager schulden of elders lopende verplichtingen heeft, dan worden deze in principe overgenomen met een lening of saneringskrediet van de Stadsbank. De hoogte van de schulden bepaalt, tezamen met de aflossingscapaciteit, de hoogte van het te lenen bedrag. Wel kan er sprake van zijn dat schuldeisers in zullen moeten stemmen met een schuldvoorstel.

In de persoon gelegen factoren

De vraag of een lening wordt verstrekt is mede afhankelijk van het aflossingsgedrag. Inzicht hierin wordt verkregen door middel van het raadplegen bij het BKR, informatie omtrent achterstanden bij de betaling van vaste lasten voor primaire levensbehoeften (huur, energie, ziekenfonds). Bij het raadplegen van het BKR ontvangt de Stadsbank de melding of een persoon geregistreerd staat en, zo ja, om welke soort registratie het gaat, het bedrag van de registratie, eventuele achterstanden in betaling, de laatste aflossingsmaand en de maand van het voldoen van de verplichting.

Een aanvraag voor een lening wordt afgewezen indien:

  • -

    de partner niet in Nederland verblijft;

  • -

    sprake is van een lopend faillissement of Wettelijke Schuldensanering (WSNP);

  • -

    de aanvrager geen vaste woon- of verblijfplaats of geen verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft;

  • -

    de aanvrager nog in een echtscheidingsprocedure is verwikkeld;

  • -

    de aanvrager onjuiste of onvoldoende gegevens verstrekt bij de aanvraag;

  • -

    de aanvrager als zelfstandige een bedrijf uitoefent.

In bovenstaande situaties kan direct een aanvraagbevestiging c.q. afwijzing meegegeven worden.

In alle gevallen geldt dat indien de gemeente een borgstelling afgeeft er wel een krediet (ter hoogte van de borgstelling) verstrekt kan worden.

Beoordelingsprocedure

Cliënten ontvangen, nadat de aanvraag compleet is, binnen een week schriftelijk bericht over de beslissing.

16.3 Financiële hulpverlening

Onder financiële hulpverlening moet feitelijk worden verstaan schuldhulpverlening. Hieronder wordt verstaan:

  • -

    het treffen van een schuldenregeling (bijv.: betalingsregeling treffen met schuldeisers, schuldsanering);

  • -

    het beheren van financiën van de aanvrager (budgetbeheer).

16.3.1 Procedure

Conform uitvoering Almelo

16.3.2 Bereikbaarheid / Plannen van afspraken

Bereikbaarheid vestiging Almelo

De Stadsbank is op werkdagen geopend van 9.00 tot 13.00 uur en op vrijdag tot 16.00 uur.

Telefonische bereikbaarheid voor cliënten: werkdagen van 9.00 tot 13.00 uur via telefoonnummer 0546-815393.

Telefonisch bereikbaarheid voor instanties: maandag tot en met donderdag ’s middags van 14.00 tot 16.00 uur .

Het kantoor van de Stadsbank is gevestigd aan de Andreas Schelfhoutstraat 19, 7606 KN te Almelo.

HOOFDSTUK 17 - LANGDURIGHEIDSTOESLAG WWB

17.1 Algemeen

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Wet Werk en Bijstand.

De langdurigheidstoeslag is in het leven geroepen om personen in de categorie 21 tot 65 jaar, die geen perspectief op arbeid en dus ook geen uitzicht op verhoging van hun inkomen door werk hebben, een vergelijkbare inkomenspositie te bieden als personen van 65 jaar en ouder.

Uitkeringsgerechtigden van 65 jaar en ouder ontvangen maandelijks immers een hogere uitkeringsnorm dan personen jonger dan 65 jaar. Personen die geen perspectief hebben op arbeid, krijgen met de langdurigheidstoeslag een aanvullende inkomensondersteuning. Evenals de hogere norm voor personen van 65 jaar en ouder is de langdurigheidstoeslag niet gerelateerd aan bepaalde kosten.

De langdurigheidstoeslag bestaat afzonderlijk naast de algemene bijstand en bijzondere bijstand. Dit betekent dat bepalingen uit de WWB die betrekking hebben op bijstand niet automatisch op de langdurigheidstoeslag van toepassing zijn.

In artikel 5 van de verordening is bepaald, dat studenten en uitkeringsgerechtigden volgens de WIJ worden uitgesloten van het recht op een langdurigheidstoeslag. De gedachte hierachter is, dat deze groepen een goed arbeidsmarktperspectief hebben.

Een bepaling in de verordening die groepen integraal uitsluit is evenwel niet toegestaan. Daarmee wordt de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad overschreden. De verordening wordt vooralsnog niet aangepast. Bij de uitvoering dient echter geen uitvoering te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de verordening. In de praktijk betekent dit dat studenten of en WIJ-gerechtigden een aanvraag LDT kunnen indienen. Uiteraard dienen ook deze aanvragen te worden getoetst op het bepaalde in artikel 36 lid 1 WWB (geen uitzicht op inkomensverbetering).

17.2 Criteria

Inkomsten in verband met arbeid

De aanvrager mag in de periode van 36 maanden geen inkomsten in verband met arbeid hebben ontvangen hoger dan 101% van de bijstandsnorm.

  • 1.

    De belanghebbende mag niet beschikken over een in aanmerking te nemen vermogen.

    Indien het vermogen hoger is dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 WWB, bestaat geen recht op de langdurigheidstoeslag. De wijze waarop de overschrijding van het vermogen heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld sparen van de uitkering), is hierbij niet van belang. Bij de beoordeling van het vermogen wordt ook het vermogen in de vorm een eigen woning meegenomen. De langdurigheidstoeslag kan niet onder verband van krediethypotheek worden verstrekt.

  • 2.

    Gedurende de 36 maanden moet belanghebbende naar het oordeel van het college voldoende hebben getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.

    Of iemand voldoende heeft voldaan aan de voorwaarde om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden, kan beoordeeld worden aan de hand van de doelmatigheidsonderzoeken die zijn uitgevoerd. Daarnaast kan het wel of niet verlagen van de uitkering een leidraad zijn voor de beoordeling van het recht op de toeslag. Uiteraard moet de verlaging dan wel betrekking hebben op het niet voldoende solliciteren of het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    Voor personen met een WAO-, WAJONG- of WAZ-uitkering van het UWV of een ANW-uitkering van het SVB gelden deze voorwaarden ook. De wijze van gegevensuitwisseling met het UWV of de SVB vindt plaats overeenkomstig de uitvoering van Almelo. 

    Niet-uitkeringsgerechtigden zijn door geen enkele instantie beoordeeld op de arbeidsmogelijkheden. In deze gevallen zal, op basis van de beschikbare informatie, beoordeeld moeten worden of recht bestaat op een langdurigheidstoeslag.

  • 3.

    Bij de bepaling van het recht op langdurigheidstoeslag wordt niet als middel beschouwd een ee r der verstrekte langdurigheidstoeslag.

    Bij de beoordeling van het inkomen voor het recht op langdurigheidstoeslag, wordt een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten. 

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat uitkeringsgerechtigden met een Ioaw-, Ioaz- en Anw-uitkering ook in aanmerking kunnen komen voor een langdurigheidstoeslag mits men aan bovenstaande criteria voldoet.

17.3 Hoogte langdurigheidstoeslag

In de WWB is vastgelegd wat de hoogte is van de te verstrekken langdurigheidstoeslag. De hoogte van de toeslag bedraagt voor (peildatum 1 januari 2011):

Gehuwden

€ 500,00

Alleenstaande ouder

€ 450,00

Alleenstaande

€ 350,00

17.4 Aanvraag

  • -

    Aanvragers zonder uitkering voor levensonderhoud: De aanvraag om een langdurigheidstoeslag kan worden aangevraagd bij het Zorgloket van de gemeente Tubbergen;

  • -

    Aanvragers met een uitkering voor levensonderhoud: er wordt ambtshalve een aanvraag gedaan, waarna het recht op langdurigheidstoeslag wordt vastgesteld (uitvoeringspraktijk van Almelo).

Er kan slechts éénmaal per 12 maanden een langdurigheidstoeslag worden toegekend.

17.5 Rapportage/beschikking

Conform uitvoering Almelo

17.6 Uitbetaling

Conform uitvoering Almelo

17.7 Terugvordering/verhaal

Conform uitvoering Almelo

17.8 Gegevensuitwisseling met UWV en SVB

Conform uitvoering Almelo

17.8.1 Uitwisseling met UWV

Conform uitvoering Almelo

17.8.2 Uitwisseling met SVB

Conform uitwisseling Almelo

Ondertekening

Tubbergen, 1 februari 2011
Burgemeester en wethouders van Tubbergen,
de secretaris, de burgemeester,
drs. ing. G.B.J. Mensink, mr. M.K.M. Stegers