Regeling vervallen per 15-10-2021

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en voorschoolse educatie (VE) 2020 gemeente TwenterandHoofdstuk 2 De subsidie

Geldend van 01-08-2020 t/m 14-10-2021

Intitulé

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en voorschoolse educatie (VE) 2020 gemeente TwenterandHoofdstuk 2 De subsidie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand,

Overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid.

Deze nadere regeling geeft uitvoering aan geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen:

1. Zoveel mogelijk kinderen krijgen een aanbod voor gesubsideerde reguliere peuterplaats en zoveel mogelijk geindiceerde doelgroepkinderen kunnen een voorschoolse voorziening met een VE-peuterprogramma bezoeken;

2. Ouders hebben keuzevrijheid in de afname van het aanbod VE en peuteropvang;

3. Het realiseren van een kwalitatief en kwantitatief volwaardig aanbod VE en peuteropvang samen met partners.

Gelet op de Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht besluit vast te stellen de volgende:

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en voorschoolse educatie (VE) 2020 gemeente Twenterand

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

ASV: Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand.

College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand.

Doelgroeppeuters: Peuters die in aanmerking komen voor VE, op indicatie van GGD Twente afdeling JGZ.

Gemeente: De gemeente Twenterand.

Houder: De rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een locatie die in het LRK is opgenomen als kinderdagverblijf met in het geval van peuteropvang met VE een VE-registratie.

Inkomensverklaring: De Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI). Dit is een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar.

JGZ: Jeugdgezondheidszorg.

Kinderopvang: Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

Kinderopvangtoeslag (KOT): De tegemoetkoming in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders/ verzorgers, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet Kinderopvang.

LRK(P): Landelijk Register Kinderopvang (Peuterspeelzalen); het register waarin kinderopvangvoorzieningen (en peuterspeelzalen: tot 1 januari 2018) zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

Maximum uurtarief: Het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit Kinderopvangtoeslag.

Maximum uurprijs: Het maximum bedrag dat door de gemeente gesubsidieerd wordt. Dit bedrag is gebaseerd op het maximum uurtarief zoals omschreven in artikel 6, lid 1 van deze regeling.

NJI: Nederlands Jeugd Instituut.

Ouderbijdrage: Het bedrag dat als vaste eigen bijdrage door de ouder betaald moet worden voor kinderopvang zoals vastgesteld in de advies tabel ouderbijdragetabel van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten

Ouders: ouder(s) of verzorger(s) van de peuter.

Peuter: Een in de gemeente Twenterand woonachtig kind in de leeftijd van 2,5 tot de leeftijd waarop het kind kan deelnemen aan het basisonderwijs.

Peuterplaats regulier: Opvang van een peuter in een LRK geregistreerd kindcentrum.

Peuterplaats met VE: Het aanbod voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar waarbij aan de hand van een door het NJI erkend VE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Prijs per uur peuterplaats: Het bedrag dat door de houder per uur in rekening wordt gebracht voor een peuterplaats.

VE: Voorschoolse educatie; het aanbod voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, waarbij aan de hand van een VE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

VE-indicatie:Een door de jeugdarts van het consultatiebureau afgegeven indicatie.

VE-subsidie (aanvullend):Een vergoeding in de vorm van een bedrag per VE-peuter per uur aan de houder voor de extra (personele) inzet voor een bezette VE- peuterplaats.

VE-programma: Een door het NJI erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal- emotionele ontwikkeling.

Voorschoolse voorziening: Kinderdagverblijven die zijn geregistreerd in het LRK(P) als VE-gecertificeerd binnen de gemeente Twenterand.

Voorschool: Zie voorschoolse voorziening.

Artikel 2 De doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan houders die peuteropvang met VE aanbieden, die gevestigd zijn in de gemeente Twenterand en geregistreerd staan in het LRK met VE aanbod ten behoeve van peuters die;

    • a.

      Woonachtig zijn in de gemeente Twenterand.

    • b.

      Staan ingeschreven voor peuteropvang voor een aantal uren zoals vermeld in de toelichting.

    • c.

      Doelgroeppeuter: peuter die voldoet aan de criteria zoals bepaald is in artikel 2 lid 2.

  • 2.

    De GGD Twente afdeling JGZ geeft een VE-indicatie voor peuters als minimaal één van onderstaande indicatoren van toepassing is:

    • a.

      Het opleidingsniveau van beide ouders/verzorgers is laag; (het opleidingsniveau van beide ouders is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg).

    • b.

      De taalontwikkeling in de Nederlandse taal niet voldoende blijkt volgens het Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek; (kinderen met ontwikkelingsstoornissen vallen niet onder).

    • c.

      Ouders van peuters die langdurig een laag inkomen hebben en in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag.

    • d.

      Er sprake is van een bedreigde algehele en sociaal-emotionele ontwikkeling van de peuter, door de professionele inschatting van de jeugdarts (er is geen sprake van een ontwikkelingsstoornis).

  • 3.

    Subsidie kan ook worden verleend voor aanvragen t.b.v. de uitvoering van pilots en projecten in het kader van deze regeling.

Artikel 3 De aanvrager

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie kan enkel worden ingediend door een houder.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan tevens een aanvraag voor een subsidie worden ingediend t.b.v de uitvoering van pilots en projecten (zoals genoemd in art.2 lid 3) als daarmee het bereik van de doelgroep vergroot wordt.

Artikel 4 De subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie voor peuterplaatsen regulier en/of peuterplaatsen met VE moet uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, via een door het College vastgesteld aanvraagformulier, per houder worden aangevraagd. De aanvraag dient in ieder geval een reële inschatting te bevatten van het aantal uren te leveren peuteropvang en/of peuteropvang met VE per houder, waarop de afzonderlijke locaties worden vermeld, verdeeld in de volgende categorieën:

    • a.

      Peuters waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • b.

      Peuters met een VE-indicatie waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • c.

      Peuters waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • d.

      Peuters met een VE-indicatie waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

  • 2.

    De houder overlegt tevens:

    • a.

      Een onderbouwde berekening van de aan te vragen subsidie, uurtarief en gemiddeld verwachte ouderbijdrage.

    • b.

      Een pedagogisch beleidsplan met daarin aandacht voor ouderbetrokkenheid.

    • c.

      Een opleidingsplan.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieaanvraag wordt ook overlegd:

    • a.

      De statuten of het reglement van de instelling.

    • b.

      De laatste jaarrekening en het laatste verslag van de activiteiten.

    • c.

      Een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

  • 4.

    Het college neemt voor 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd een besluit over de subsidieverlening.

  • 5.

    Houders die gedurende het kalenderjaar aan het kwaliteitskader van de gemeente Twenterand, zoals toegevoegd in bijlage 2 bij deze regeling, voldoen en voor een eerste maal een subsidieaanvraag willen indienen (aangezien ze nog niet eerder voldeden aan het kwaliteitskader) kunnen lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen die niet eerder ingaat dan datum aanvraag.

Artikel 5 Bezetting

  • 1.

    De houder rapporteert vóór 15 april, 15 juli en 15 oktober van het jaar waarover subside is verstrekt aan het college middels een door het college vastgesteld formulier per locatie over:

    • a.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • b.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats met VE en waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • c.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • d.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats met VE en waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

Artikel 6 De grondslag voor de subsidie

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks het uurtarief voor een peuterplaats en peuterplaats met VE vast, deze is gebaseerd op het maximum uurtarief KOT. Voor VE aanbod geldt een door een college jaarlijks vastgestelde aanvullende subsidie per peuterplaats per uur wegens de kwaliteitseisen VE.

  • 3.

    De inkomensafhankelijke ouderbijdrage is gebaseerd op het door de kinderopvangaanbieder gehanteerde uurtarief en de (gecomprimeerde) VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang.

    • a.

      De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal contracturen dat gebruik wordt gemaakt van een (VE-) peuterplaats. Naar rato van de plaatsingsperiode per (doelgroep) peuter, berekent het college de subsidiebedragen als volgt:

    • b.

      per bezette peuterplaats voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag minimaal 260 uren en maximaal 320 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de aanbieder gehanteerd uurtarief en minus de over deze uren in rekening gebrachte ouderbijdrage. Het subsidiebedrag per uur is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief.

    • c.

      per doelgroep peuter op een VE-peuterplaats, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag maximaal 660 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de kinderopvangaanbieder gehanteerde uurtarief en minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over 320 uren per jaar. Het subsidiebedrag is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief. Per schoolweek wordt de ouderbijdrage over 8 uur gerekend.

    • d.

      per doelgroep peuter op een VE- peuterplaats voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag maximaal 340 uren per jaar, vermenigvuldigd met het door de kinderopvangaanbieder gehanteerde uurtarief. Het subsidiebedrag per uur is nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief. De doelgroep peuter maakt naast deze uren nog tenminste 320 uren per jaar gebruik van de VE-peuterplaats, waarvoor kinderopvangtoeslag wordt aangevraagd door de ouder.

  • 4.

    Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

  • 5.

    Indien er wel recht is op kinderopvangtoeslag, maar geen recht op het totaal aantal uur aanbod per week (zoals de gemeente voorschrijft), dan kan er volledig gebruik worden gemaakt van een gesubsidieerde peuterplaats.

Artikel 7 Subsidieplafond VE

  • 1.

    Voor VE-subsidie is een subsidieplafond van toepassing. Het subsidieplafond is bereikt wanneer in totaal voor 100 peuterplaatsen met een VE indicatie subsidie aangevraagd is. De subsidieverlening voor peuterplaatsen en peuterplaatsen met VE worden verdeeld volgens verdeelcriteria. Dit zijn in volgorde van prioriteit:

    • a.

      Aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie heeft ontvangen, voor maximaal het totaal gemiddelde aantal peuterplaatsen met VE-subsidie dat in het tweede kwartaal uit het voorafgaande jaar geplaatst was.

    • b.

      Aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar geen subsidie heeft ontvangen.

  • 2.

    Indien aanvragen een gelijke prioriteit krijgen maar niet binnen het subsidieplafond passen, wordt het resterende budget naar rato verdeeld aan de hand van het aantal verwachte bezette peuterplaatsen met VE-subsidie uit de aanvraag.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 8 Procedurele en randvoorwaardelijke verplichtingen

  • 1.

    De houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die buiten deze nadere regels van toepassing zijn.

  • 2.

    De houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen.

  • 3.

    De houder richt een administratie in waarin de volgende gegevens worden bijgehouden:

    • a.

      Ondertekende overeenkomst tussen de ouders/verzorgers en de houder.

    • b.

      Inkomensverklaringen van de ouder(s)/verzorgers en overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden.

    • c.

      Naam, geboortedatum, woonplaats van het kind.

    • d.

      De startdatum en verwachte einddatum van de peuterplaats of peuterplaats met VE.

    • e.

      Indien van toepassing de indicatiestelling van de peuter (op naam) door de GGD Twente JGZ.

    • f.

      Het aantal uren peuteropvang dat een peuter gebruik heeft gemaakt van de peuterplaats of peuterplaats met VE per maand.

    • g.

      Het uurtarief en de ouderbijdrage.

    • h.

      Bevestiging van de opzegging van ouders/verzorgers met datum en handtekening.

  • 4.

    Houders zijn verplicht bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen plek doelgroeppeuters voorrang te geven.

  • 5.

    De houder spant zich in om wachtlijstvorming te voorkomen en zoekt bij (dreigende) wachtlijsten samen met ouders/verzorgers en andere houders naar een plek op een van de andere peutergroepen.

  • 6.

    De houder spant zich in om zoveel mogelijk gemengde groepen te vormen.

  • 7.

    Houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, GGD Twente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties.

Artikel 9 Inhoudelijke verplichtingen

  • 1.

    De houder voldoet aan het op dat moment geldende kwaliteitskader van de gemeente Twenterand.

  • 2.

    Bij subsidie aan peuteropvang zonder VE dient houder binnen zes maanden na verlening van de subside te voldoen aan het geldende kwaliteitskader.

  • 3.

    De houder voorziet in een warme overdracht van peuters met een VE-indicatie wanneer zij naar de basisschool gaan.

  • 4.

    De houder heeft in haar beleidsplan beleid met betrekking tot ouderbetrokkenheid vastgelegd en maakt met de ouders/verzorgers afspraken over wat er van hen verwacht wordt.

  • 5.

    De houder neemt deel aan de overleggen binnen de gemeente.

  • 6.

    De houder heeft twee keer per jaar in het kader van de subsidieverstrekking een gesprek met de gemeente.

  • 7.

    De houder zoekt proactief samenwerking met relevante partners, zoals gemeente, onderwijs, collega kinderopvanginstellingen, bibliotheek en verenigingen.

Artikel 10 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast op basis van de totaal afgenomen uren peuteropvang en peuteropvang met VE.

  • 2.

    De houder dient vóór 1 april de aanvraag voor vaststelling van de subsidie voor het voorgaande kalenderjaar in, via een door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    De houder levert, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 van de ASV de volgende gegevens aan ter vaststelling van de subsidie:

    • a.

      Het totaal overzicht van de aangeleverde gegevens van 15 april en 15 oktober.

    • b.

      Een inhoudelijke verantwoording die ten minste een evaluatie bevat van:

      • De uitvoering en resultaten van de peuteropvang (met en zonder VE).

      • De acties en resultaten die zijn ondernomen m.b.t ouderbetrokkenheid.

      • De warme overdracht van peuters naar de basisschool.

      • De uitvoering en de resultaten van het opleidingsplan.

      • De wijze waarop invulling is gegeven aan de randvoorwaardelijke en procedurele. verplichtingen (artikel 11) en de inhoudelijke verplichtingen (artikel 12).

    • c.

      Een financiële verantwoording.

  • 3.

    In afwijking van artikel 14 lid 3 ASV levert de houder bij een subsidieverlening van meer dan € 75.000,- een accountantsverklaring aan.

Artikel 11 Verlening van de subsidie

  • 1.

    De beschikking van de subsidieverlening voor peuterplaatsen, VE-peuterplaatsen en de aanvullende VE-subsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      De soort opvang waarvoor de subsidie wordt gegeven.

    • b.

      De periode en het aantal peuterplaatsen waarvoor de subsidie wordt gegeven.

    • c.

      De verplichtingen waaraan de aanvrager moet voldoen.

    • d.

      De wijze waarop de subsidie wordt betaald.

    • e.

      De wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

  • 2.

    De subsidie wordt per kwartaal in gelijke delen bevoorschot aan de houder.

  • 3.

    Indien er meer aan voorschotten betaald is dan de vastgestelde subsidie bedraagt, is de subsidieontvanger verplicht het te veel ontvangen bedrag binnen een termijn van vier weken na vaststelling terug te betalen.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, indien toepassing van deze nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13 Inwerktreding

Deze nadere regels treden in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 14 Intrekking oude regeling

De Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE, vastgesteld op 13-12-2018, nummer Nr. 266235 wordt ingetrokken op het moment dat deze regeling in werking treedt.

Artikel 15 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en voorschoolse educatie (VE) 2020 gemeente Twenterand”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 14 juli 2020,

Burgemeester en wethouders van Twenterand,

de burgemeester, de loco-secretaris,

Algemene toelichting

Kwaliteitseisen peuteropvang

De houder moet voldoen aan de kwaliteitseisen die beschreven staan in het Kwaliteitskader gesubsidieerde reguliere peuteropvang en voorschoolse educatie van de gemeente Twenterand. Aanpassingen in het kwaliteitskader worden niet eerder gedaan dan na overleg met de houders van de kinderopvang.

Aanvraag en vaststelling subsidie

De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het daadwerkelijke gebruik van peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen.

  • 1.

    Daartoe registreert de aanbieder de volgende gegevens:

    • a.

      Het aantal geplaatste doelgroep peuters, uitgesplitst naar ouders met -en zonder recht op kinderopvangtoeslag.

    • b.

      Het aantal geplaatste niet-doelgroep peuters, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag.

    • c.

      Het gemiddeld aantal uren dat doelgroep peuters en peuters per geplaatste maand (of deel van de maand) gebruik maken van de peuteropvang gedurende de subsidieperiode, uitgesplitst naar doelgroep- en niet-doelgroep peuters en naar ouders met -en zonder kinderopvangtoeslag.

    • d.

      De gefactureerde ouderbijdragen per (doelgroep) peuter.

  • 2.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal kinderen dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen, het geldende uurtarief en het aantal uren dat per peuter gebruik is gemaakt. De gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.

Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken voor doelgroeppeuters en niet-doelgroep peuters, ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode aan te passen aan de vraag van ouders. Het vastgestelde subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende subsidiebedrag.