Regeling vervallen per 01-01-2011

Subsidieverordening gemeente Zuidlaren

Geldend van 30-12-1998 t/m 31-12-2010

Intitulé

Subsidieverordening gemeente Zuidlaren

SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE TYNAARLO

De gemeenteraad van Tynaarlo:

overwegende dat het in het belang van de gemeente is om op een eenduidige wijze om te gaan met subsidie-ontvangers die het gemeentebestuur subsidieert;

gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

B E S L U I T

vast te stellen de volgende:

SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE TYNAARLO

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Subsidie : De aanspraak op financiële middelen, door het gemeentebestuur

    verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager,

    anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of

    diensten.

  • b.

    Activiteit : Elke vorm van handelen, of het nalaten daarvan, door een

    subsidieontvanger.

  • c.

    Subsidie-ontvanger : Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon met volledig

    rechtspersoonlijkheid, die zich de behartiging van door het

    gemeentebestuur erkende belangen van ideële en/of materiële aard

    ten doel stelt.

  • d.

    Activiteitenplan : Behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt

    gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per

    activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

  • e.

    Subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies.

  • f.

    Voorziening : Een voorziening als bedoeld in artikel 374 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

  • g.

    Reserve : Een reserve als bedoeld in artikel 373 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van activiteiten die door subsidie-ontvangers worden uitgevoerd.

Artikel 3 Subsidie-plafond

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die per

    werksoort beschikbaar zijn, alsmede kan de raad daarbij een subsidieplafond vaststellen.

  • 3.

    Als de raad een subsidieplafond heeft vastgesteld, wordt daarbij bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 4.

    Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, dan heeft deze

    bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

  • 5.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van de verdeling vermeld.

  • 6.

    Het vierde lid is niet van toepassing, indien:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de gemeentelijke begroting;

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor de reeds ingediende aanvragen.

Paragraaf 2 Uitvoering subsidieverordening

Artikel 4 Bevoegdheidsverdeling raad en burgemeester en wethouders

  • 1.

    De raad regelt in de bijzondere delen van deze verordening of in beleidsregels, welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen, welke grondslagen daarbij worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie en eventueel welke specifieke voorschriften daarbij van toepassing zijn.

  • 2.

    Indien de raad geen toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, leggen burgemeester en wethouders iedere subsidie-aanvraag voor aan de raad, tenzij:

    • a.

      in de gemeentebegroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, is vermeld;

    • b.

      in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste 2 jaren wordt verstrekt en het bedrag van € 11.344,51 niet te boven gaat.

Artikel 5 Bevoegdheden burgemeester en wethouders

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van deze verordening, tenzij de raad de uitvoering geheel of gedeeltelijk aan zich heeft voorbehouden. Uitvoering houdt mede in het verlenen en vaststellen van subsidies.

  • 2.

    Voor zover de raad de uitvoering van deze verordening aan zich heeft gehouden wordt in plaats van burgemeester en wethouders gelezen de raad.

Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud

1.Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de gemeentelijke begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kunnen burgemeester en wethouders de voorwaarde stellen dat de raad voldoende financiële middelen beschikbaar stelt of dat goedkeuring wordt verleend.

2.Deze voorwaarde vervalt, indien burgemeester en wethouders daar niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op hebben gedaan.

Paragraaf 3 Subsidie-aanvraag, -verlening, -bevoorschotting en vaststelling

Paragraaf 3.1. Subsidie-aanvraag

Artikel 7

Subsidie-aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag tot subsidieverlening wordt tijdig ingediend.

  • 2.

    Bij de indiening van de aanvraag worden in ieder geval overgelegd:

  • a.

    het activiteitenplan en, indien er in het voorgaande jaar ook hetzelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden, een verslag van de in het laatste jaar verrichte activiteiten met een beschrijving van de gevolgde werkwijze en van het verkregen resultaat;

  • b.

    een gespecificeerde opgave van het bedrag dat de subsidie-aanvrager denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de activiteiten uit het activiteitenprogramma;

  • c.

    indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden, de jaarrekening en de daarbij behorende accountantsverklaring over een nader door burgemeester en wethouders te bepalen aantal boekjaren en in elk geval over het laatst verstreken boekjaar, bestaande uit een balans aan het begin en aan het einde van het boekjaar en een staat van baten en lasten, beide vergezeld van een toelichting;

  • d.

    een opgave van bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 3.

    Bij een eerste subsidie-aanvraag overlegt de aanvrager die een rechtspersoon is, tevens:

  • a.

    een opgave van de samenstelling van het bestuur;

  • b.

    een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtings- of stichtingsakte van de rechtspersoon waarin de statuten zijn opgenomen en een exemplaar van het huishoudelijk reglement;

  • c.

    een beschrijving van de organisatievorm van de rechtspersoon

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a.

    nadere regels vaststellen voor de bescheiden als bedoeld in het tweede lid en derde lid;

  • b.

    binnen een door hen te bepalen termijn de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen als zij dat voor de beoordeling van de subsidie-aanvraag nodig achten.

  • 5.

    Het overleggen van de in lid 2 onder a en c genoemde bescheiden kan achterwege blijven, als deze bescheiden in verband met een aanvraag als bedoeld in artikel 20 in het bezit zijn van burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Beslissing op een aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag binnen acht weken, nadat de gegevens als bedoeld in artikel 7 zijn ontvangen, tenzij:

  • a.

    advies moet worden gevraagd aan een adviescommissie; de termijn van acht weken begint in dat geval de dag, nadat het advies is ontvangen;

  • b.

    er een uiterste termijn voor de indiening van de aanvraag wordt genoemd in de subsidieregeling; de termijn van acht weken begint in dat geval de dag, nadat de uiterste termijn is verstreken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid bedoelde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

Paragraaf 3.2. Subsidieverlening

Artikel 9 Subsidieverlening

  • 1.

    Indien burgemeester en wethouders een subsidie verlenen, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven, op welk bedrag de subsidie-ontvanger maximaal aanspraak heeft.

  • 2.

    Bij hun beschikking tot verlening van de subsidie geven burgemeester en wethouders zo concreet mogelijk aan, welke prestaties door de subsidie-ontvanger met de ter beschikking gestelde subsidie moeten worden verricht, alsmede welke effecten daarmee beoogd worden.

Artikel 10 Weigeringsgronden subsidie

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidie-aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn;

  • c.

    de subsidie-aanvrager niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen of heeft afgelegd over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op een aanvraag zou hebben geleid;

  • b.

    de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • c.

    de activiteiten niet zijn gericht op door het gemeentebestuur van Tynaarlo erkende belangen;

  • d.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • e.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • f.

    uit efficiency-overwegingen

  • 3.

    De subsidieverlening wordt geweigerd, indien door verstrekking van de subsidie een subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 4.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechtelijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting in lid 3 slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beschikking in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 11 Weigering van subsidies die drie of meer jaren achtereen zijn verstrekt

Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

Artikel 12 Uitvoeringsovereenkomst

Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten. In deze overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Paragraaf 3.3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 13 Algemeen

  • 1. Een subsidie-ontvanger dient aan burgemeester en wethouders per omgaande te berichten

    omtrent:

  • a. ontwikkelingen die van belang zijn voor het te voeren beleid;

  • b. ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden

    verwezenlijkt.

  • 2. Een subsidie-ontvanger brengt het geheel of gedeeltelijk beëindigen van zijn activiteiten onverwijld ter kennis van burgemeester en wethouders.

  • 3. Een subsidie-ontvanger die een rechtspersoon is, dient tevens aan burgemeester en wethouders per omgaande te berichten omtrent:

  • a. wijziging van het huishoudelijk reglement en van de statuten onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

  • b. wijziging in zijn bestuurssamenstelling;

  • c. besluiten en/of procedures die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon.

Artikel 14 Verplichtingen met betrekking tot het financieel beheer

De subsidie-ontvanger is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van inrichting van de financiële en administratieve bescheiden.

Artikel 15 Verplichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieverlening verplichtingen verbinden. In ieder geval kunnen verplichtingen worden opgenomen ten behoeve van het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

Artikel 16 Reserves en voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidie-ontvanger een reserve en/of een voorziening vormt.

Artikel 17 Toezicht en controle

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ambtenaren of andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast.

  • 2. Door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren of andere personen hebben desgevraagd inzage in administratieve en financiële bescheiden van de subsidie-ontvanger, daaronder begrepen adviezen van externe deskundigen. Zij ontvangen alle inlichtingen die voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten in het bijzonder nodig zijn.

  • 3. De door burgemeester en wethouders aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidie-ontvanger. De subsidie-ontvanger draagt er zorg voor dat zijn accountant hiermee instemt.

  • 4. Indien de administratie door een derde wordt gevoerd, is de subsidie-ontvanger ook verplicht alle medewerking te verlenen en zonodig toestemming te geven voor inzage bij deze derde.

Artikel 18 Verzekering

Een subsidie-ontvanger is verplicht ten minste de volgende verzekeringen af te sluiten:

  • a.

    indien van toepassing een uitgebreide opstalverzekering;

  • b.

    indien van toepassing een inboedelverzekering;

  • c.

    een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 19 Tegengaan van vervreemdingen

  • 1. Het is een subsidie-ontvanger niet toegestaan meer dan € 453,78 per jaar om niet aan derden ter beschikking te stellen, behoudens vooraf gekregen toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van de in het eerste lid bedoelde toestemming verplichtingen verbinden.

Paragraaf 3.4. Vaststelling

Artikel 20 Vaststelling

  • 1. De subsidie-ontvanger dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten, zoals bedoeld in het activiteitenprogramma, of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in tenzij:

  • a. de subsidie met toepassing van artikel 22 ambtshalve wordt vastgesteld of,

  • b. bij deze verordening of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag pas wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak, waarvoor de subsidie is verleend of,

  • c. de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 12 anders is

    geregeld.

  • 2. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt door de subsidie-ontvanger een financiële en inhoudelijk rapportage ingestuurd.

  • 3. In de inhoudelijke rapportage worden in ieder geval beschreven de aard en de omvang van de activiteiten en een vergelijking tussen nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Burgemeester en wethouders kunnen daartoe nadere regels stellen.

  • 4. De in lid 2 genoemde financiële rapportage wordt bij subsidiebedragen van meer dan

    € 22.689,01 voorzien van een verklaring van getrouwheid, zoals bedoeld in artikel 393 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van een daartoe bevoegde accountant. Daarbij wordt tevens gerapporteerd omtrent recht- en doelmatigheid, alsmede over de naleving van de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidiebedragen van minder dan € 22.689,01 het vierde lid van overeenkomstige toepassing verklaren.

  • 6. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast, tenzij toepassing wordt gegeven aan de artikelen 21, 22, 24 of 25.

  • 7. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 13 weken, nadat de aanvraag bedoeld in het eerste lid is ingediend, tenzij toepassing is gegeven aan het in het eerste lid, sub a tot en met c gestelde.

  • 8. Indien de aanvraag tot vaststelling niet binnen de daartoe gestelde termijn is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger een termijn stellen, waarbinnen de aanvraag alsnog wordt ingediend.

  • 9. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie ambtshalve vaststellen, als na afloop van de in het zevende lid bedoelde termijn geen aanvraag is ingediend.

Artikel 21 Lager vaststellen van de subsidie

  • 1. De subsidie kan door burgemeester en wethouders lager worden vastgesteld indien:

  • a. de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie

    verbonden zijn;

  • c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; of

  • d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde

    te weten.

  • 2. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 22 Ambtshalve vaststellen van de subsidie

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald, binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 20 lid 8; of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Paragraaf 3.5 Intrekking en wijziging

Artikel 23 Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

  • a. de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn

    verbonden;

  • c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde

    te weten, of

  • e. met toepassing van artikel 6 een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 24 Intrekking of wijziging subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

  • a. op grond van feiten of omstandigheden, waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te

    weten; of

  • c. indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de subsidie is vastgesteld tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag, waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 25 Intrekking of wijziging subsidieverlening, wijziging voor de toekomst of in bestaande

subsidieverhouding

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

  • a.

    voor zover de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

  • c.

    in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid vergoeden burgemeester en wethouders de schade die de subsidie-ontvanger lijdt, doordat hij in vertrouwen op de subsidieverlening anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidieverlening zou hebben gedaan.

Paragraaf 3.6 Betaling, voorschotten en terugvordering

Artikel 26 Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten

  • 2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald¸ tenzij bij wettlijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 27 Betaling in gedeelten

Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij verordening of bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 28 Voorschotten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald.

  • 2. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 3. Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 4. Het voorschot wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

Artikel 29 Opschorting betalingsverplichting

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop burgemeester en wethouders aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geven van het ernstige vermoeden, dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 23 en/of 24, tot en met de dag, waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag, waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 30 Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, voor zover na de dag, waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 24, lid 1, sub c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Paragraaf 4 Bijzondere vormen van subsidiëring

Artikel 31 Waarderingssubsidie

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie als waarderingssubsidie aanmerken, indien zij bepaalde activiteiten van belang achten zonder dat zij die activiteiten naar aard en inhoud willen beïnvloeden.

  • 2. Een subsidie-ontvanger die een dergelijke subsidie ontvangt is verplicht jaarlijks en na afloop van de activiteiten een beknopt financieel en inhoudelijk verslag van zijn activiteiten in te zenden.

  • 3. Op een als zodanig aangemerkte subsidie zijn de artikelen 7 lid 2 sub c en d, 12, 13, 16, 18, 19 en 20, de leden 2 en 3 niet van toepassing.

Artikel 32 Incidentele subsidie

  • 1. Onder een incidentele subsidie wordt verstaan een aanvraag, die betrekking heeft op een activiteit, die verricht wordt binnen tweeenvijftig weken, nadat de subsidie-aanvraag is gedaan.

  • 2. De activiteit moet een vernieuwend karakter en/of aantoonbare culturele waarde hebben.

  • 3. De activiteit moet voor een ieder toegankelijk zijn en een breed draagvlak hebben.

  • 4. De aanvraag dient uiterlijk acht weken voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt te worden ingediend, vergezeld van een gespecificeerde begroting met toelichting en een beschrijving van de geplande activiteit, zo mogelijk vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten.

  • 5. Uit de begroting moet blijken welke (financiële) inspanning de aanvrager doet om de activiteit te kunnen uitvoeren.

  • 6. Op een als zodanig aangemerkte subsidie zijn de artikelen 7 lid 2 sub c en d, 12, 13, 16, 18, 19 en 20, de leden 2 en 3 niet van toepassing.

Artikel 33 Gemeenschappelijke regelingen

Voor werkzaamheden uitgevoerd op grond van gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt wordt het toe te kennen subsidie berekend aan de hand van de in de gemeenschappelijke regeling opgenomen financiële bepalingen.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 34 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen, en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 35 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen van verplichtingen, gesteld bij of krachtens deze verordening, ontheffing verlenen.

Artikel 36 Overgangsbepaling

  • 1. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening verleend zijn, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de algemene subsidieverordeningen en de specifieke verordeningen, genoemd in artikel 37 lid 2 van toepassing.

  • 2. Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

Artikel 37 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die, waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Met ingang van die datum vervallen:

    de Algemene Subsidieverordening gemeente Eelde, d.d. 14-12-1993

    en zoals sedertdien gewijzigd;

    de Algemene Subsidieverordening gemeente Tynaarlo, vastgesteld d.d. 26-7-1994

    en zoals sedertdien gewijzigd.

Artikel 38

Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als “Subsidieverordening gemeente Tynaarlo”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 december 1998
burgemeester
secretaris

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Definities

In dit artikel worden veel gebruikte begrippen omschreven. Bij de definities is waar mogelijk gekozen voor een formulering die overeenkomt met de derde tranche Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3

Subsidieplafond (Awb afdeling 4.2.2)

Dit artikel is ontleend aan de Awb. Op grond van dit artikel kan de raad bepalen dat voor een subsidiesoort een bedrag gedurende een periode beschikbaar is. Hierdoor wordt voorkomen dat er zogenaamde open einde-regelingen kunnen ontstaan. Een subsidie-aanvraag moet namelijk worden geweigerd, als daardoor een vastgesteld subsidieplafond wordt overschreden (zie artikel 10, lid 3).

Artikel 6

Begrotingsvoorbehoud

Dit artikel is ontleend aan Awb 4:34. Het begrotingsvoorbehoud moet in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen. Het begrotingsvoorbehoud geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om op een subsidieverlening terug te komen. Dit betekent dat een subsidie-ontvanger voor langere tijd in onzekerheid verkeert. Daarom is in lid 2 opgenomen dat burgemeester en wethouders binnen vier weken na de begrotingsvaststelling of-goedkeuring een beroep op het voorbehoud moeten doen.

Artikel 7

Subsidie-aanvraag

Het opnemen van een termijn, waarvoor subsidies moeten worden aangevraagd, is gezien de veelheid aan gemeentelijke subsidies en de huidige aanvraagmomenten, in deze (algemene) verordening niet mogelijk. Daarom is gekozen voor het begrip tijdig. (In Awb art. 4:60 staat: tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.)

In beleidsregels kan aan het begrip “tijdig” een nadere invulling worden gegeven door te bepalen dat een aanvraag voor een bepaalde datum moet worden ingediend.

Het in het eerste lid begrip “tijdig” duidt er op dat op een subsidie-aanvraag in de regel wordt beslist, voordat met de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, is begonnen. Het achteraf aanvragen van subsidie is in ieder geval niet tijdig.

Artikel 10

Weigeringsgronden subsidie

Dit artikel bevat de weigeringsgronden voor een subsidie, voordat tot subsidieverlening is overgegaan en is grotendeels ontleend aan de Awb (artikel 4:35). Het biedt de mogelijkheid om preventief op te treden als met grote waarschijnlijkheid vaststaat dat zich later een intrekkingsgrond (zie artikel 23 e.v.) zal voordoen. Voor het weigeren van een subsidie is het wel noodzakelijk dat de aanvrager overeenkomstig artikel 4:7 of 4:8 Awb “gehoord” wordt.

“Uit efficiency-overwegingen”.

Voorbeeld: deze weigeringsgrond kan worden gebruikt als het gemeentebestuur van mening is dat zij uit het oogpunt van een doelmatige/doeltreffende inzet van de gemeentelijk subsidiemiddelen slechts één instelling op een bepaald gebied wensen te subsidiëren.

Uit de formulering blijkt dat andere, niet genoemde, weigeringsgronden mogelijk blijven.

In lid 3 is bepaald dat de gevraagde subsidie in ieder geval wordt geweigerd, als het ingestelde subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 11

Weigering van subsidies die drie of meer jaren achtereen zijn verstrekt

In dit artikel, ontleend aan art. 4:51 Awb, wordt verwoord dat bij subsidies die drie jaar of meer zijn verleend, de subsidie-ontvanger er op mag vertrouwen dat de subsidie wordt voortgezet. Dit artikel ziet dus op de situatie, waarin het gemeentebestuur voor de toekomst een einde wil maken aan of een wijziging wil aanbrengen in de bestaande subsidieverhoudingen (zie ook artikel 25).

Het moet overigens gaan om subsidie voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten. Indien zo’n subsidie wordt geweigerd, dan kan dit slechts met inachtneming van een redelijk termijn, tenzij bijvoorbeeld:

a.een subsidie voor een bepaalde periode wordt verleend; dan kan een subsidie-ontvanger niet een beroep doen op dit artikel. De subsidie-ontvanger heeft er niet op mogen vertrouwen dat de subsidie ook na deze termijn zou worden voortgezet. Hetzelfde geldt voor subsidies, verleend

voor een bepaald project.

b.de subsidie-ontvanger niet meer voldoet aan de oorspronkelijke subsidiecriteria.

Het in acht nemen van een redelijke termijn betekent dat een weigering tijdig moet worden aangekondigd. In de praktijk zal dit betekenen dat bij met name beleidswijzigingen de daarbij betrokken subsidie-ontvangers zo spoedig mogelijk moeten worden geïnformeerd.

Artikel 12

Uitvoeringsovereenkomst (zie Awb art. 4:36)

De uitvoeringsovereenkomst, het woord zegt het al, is een uitwerking en/of nadere detaillering van de beschikking tot subsidieverlening. Het is niet meer mogelijk zonder een subsidiebesluit een subsidie-overeenkomst aan te gaan. De regering acht de beschikking-vervangende-subsidie-overeenkomst “in beginsel een doorkruising van het in een publiekrechtelijke regeling – te weten de Awb – neergelegde stelsel van waarborgen en derhalve niet toegestaan”.

In de beschikking tot subsidieverlening zullen in ieder geval de essentiële elementen, zoals het subsidiebedrag, welke activiteiten worden gesubsidieerd en de verplichtingen van de subsidie-ontvanger, moeten staan.

Artikel 13 tot en met 19

In deze artikelen zijn enige verplichtingen voor de subsidie-ontvanger opgenomen. Deze artikelen zijn ontleend aan de Awb (paragraaf 4.2.8.4).

De in artikel 16 genoemde mogelijkheid, het opleggen van een verplichting tot reservevorming aan een subsidie-ontvanger, verkleint de kans dan een instelling een beroep doet op een aanvullende subsidiëring.

Voor de subsidie-ontvanger schept het opleggen van een dergelijke verplichting duidelijkheid over zijn eigen verantwoordelijkheid.

Voor zover wordt bepaald dat een reserve/voorziening moet worden gevormd, zal in de beschikking tot subsidieverlening moeten worden aangegeven waarvoor een reserve moet worden gevormd en tot welk bedrag.

Voorziening als bedoeld in artikel 374 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Reserve als bedoeld in artikel 373 van boek van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 20

Vaststelling (Awb art. 4:74)

Na de beschikking tot subsidieverlening dient de subsidie nog te worden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de subsidie-ontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraagt indient tot vaststelling van de subsidie. In lid 1 is bepaald in welke gevallen een aanvraag achterwege kan blijven.

In de leden 5 en 6 zijn de gevolgen opgenomen van het niet of niet tijdig indienen van de aanvraag tot vaststelling. Ambtshalve vaststelling betekent hier dat de subsidie moet worden vastgesteld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens.

Artikel 21

Lager vaststellen van de subsidie (Awb artikel 4:46, lid 2 en 3)

In lid 2 wordt gesproken van kosten die in redelijkheid niet noodzakelijk zijn. Om welke kosten het gaat, is afhankelijk van de situatie en omstandigheden, waaronder de kosten zijn gemaakt. Per situatie zal dus moeten worden uitgemaakt, of kosten al dan niet voor rekening van de subsidie-ontvanger dienen te blijven. Dat dit goed gemotiveerd dient te gebeuren, is vanzelfsprekend.

Artikel 23 en 24

Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening en intrekking of wijziging

subsidievaststelling (Awb art. 4:48 en 4:49)

Het gaat hier om intrekking of wijziging – ten nadele van subsidie-ontvanger – met terugwerkende kracht tot het moment van subsidieverlening en vaststelling. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld een sanctie dan wel herstel van onjuistheden.

Artikel 23 lid 1 sub e (een beroep op het begrotingsvoorbehoud). Dit artikel betekent een inbreuk op de systematiek dat een subsidie eerst wordt verleend en later wordt vastgesteld. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid van de subsidie-ontvanger, is de periode waarin tot correctie op grond van artikel 24 kan worden, in de tijd beperkt.

Artikel 25

Intrekking of wijziging subsidieverlening, wijziging voor de toekomst of in bestaande

subsidieverhouding (Awb art. 4:50)

Dit artikel vertoont op het eerste gezicht enige gelijkenis met artikel 23. Er bestaat echter een belangrijk verschil. Dit artikel ziet op een andere situatie, namelijk die, waarin het gemeentebestuur voor de toekomst een einde wil maken aan of een wijziging wil aanbrengen in de bestaande subsidieverhouding. Zie ook artikel 11.

Ter verduidelijking het volgende. Als een besluit tot subsidieverlening door een fout onjuist is en de subsidie-ontvanger wist dit of hoorde dit te weten, kan de subsidieverlening met terugwerkende kracht worden ingetrokken (artikel 23). Als de subsidie-ontvanger niet wist, kon of behoorde te weten dat de beschikking tot subsidieverlening onjuist was, kan dat hem niet worden aangerekend en dient bij het doorvoeren van de wijziging/intrekking een redelijke termijn te worden aangehouden. Wat redelijk is, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden.

Artikel 26

Betaling (Awb art. 4:52)

De essentie van dit artikel is dat in de beschikking tot vaststelling van een subsidie wordt aangegeven, hoe de subsidie, na aftrek van eventueel verleende voorschotten, wordt uitbetaald.

Het tweede lid geeft een subsidie-ontvanger zekerheid dat de (resterende) subsidie snel wordt uitbetaald.

Artikel 31

Waarderingssubsidie

De waarderingssubsidie verschilt op een belangrijk punt van de overige subsidies, namelijk dat het gemeentebestuur de uitgevoerde activiteiten niet naar aard en inhoud wil beïnvloeden. Het gaat hierbij veelal om relatief kleine bedragen. Nu een directe relatie met de activiteiten van de subsidie-ontvanger ontbreekt, kan worden volstaan met een beknopt verslag, waaruit in ieder geval zal moeten blijken dat de activiteiten zijn verricht. Ook kan bij de aanvraag het activiteitenplan beknopt zijn. In de praktijk zullen subsidieverlening en subsidievaststelling vaak samenvallen.

Artikel 32

Incidentele subsidie

Onder een incidentele subsidie-aanvraag wordt verstaan een aanvraag die betrekking heeft op een activiteit die verricht wordt binnen een jaar nadat de subsidie-aanvraag is gedaan. Deze aanvragen worden derhalve niet meegenomen met de reguliere subsidie-aanvragen. Het biedt de mogelijkheid om nieuwe initiatieven toch te honoreren.

Artikel 36

Ontheffing

Dit artikel biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om, vaak ten gunste van een subsidie-ontvanger, af te wijken van de verordening. Het zal duidelijk zijn dat van deze bevoegdheid een spaarzaam gebruik moet worden gemaakt. In de deelverordeningen of beleidsregels behorend bij deze verordening wordt aangegeven, welk artikel uit deze subsidieverordening niet van toepassing is bij subsidies waarop de deelverordeningen/beleidsregels betrekking hebben. De raad bepaalt zo uiteindelijk, welke bepalingen uit deze verordening wel of niet van toepassing worden verklaard.