Regeling vervallen per 01-01-2019

Financiële verordening gemeenschappelijke regeling UW Samenwerking

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2018

Intitulé

Financiële verordening gemeenschappelijke regeling UW Samenwerking

FINANCIELE VERORDENING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING UW SAMENWERKING

Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling UW Samenwerking;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en artikel 22 van de Gemeenschappelijke regeling UW Samenwerking;

B E S L U I T ;

vast te stellen de:

“Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeenschappelijke regeling UW Samenwerking”.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • o

    a. Organisatorische eenheid: iedere eenheid binnen de organisatie met een rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de algemeen directeur

  • o

    b. Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeenschappelijke regeling en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

Het algemeen bestuur stelt indien gewenst een nieuwe programma-indeling voor een meerjarige periode vast.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • o 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks een kadernota aan met de begrotingsuitgangspunten.

  • o 2. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar programma’s.

  • o 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van het openbaar lichaam wordt van de nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven en het geplande jaar van afsluiting.

  • o 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten, de actuele raming van de totale uitgaven en het geplande jaar van afsluiting weergegeven.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • o 1. Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma.

  • o 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft het algemeen bestuur aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • o 3. Indien het dagelijks bestuur voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur gemeld, via de instrumenten van de Planning en Ccontrol cyclus. Het dagelijks bestuur voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet (met een dekkingsvoorstel) of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • o 4. Het bepaalde in het derde lid laat onverlet de wettelijke informatieplicht van het dagelijks bestuur aan

  • o het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur zal het algemeen bestuur zo snel mogelijk informeren over afwijkingen in baten en/of lasten van meer dan € 25.000,- op totaalniveau per programma.

  • o 5. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het dagelijks bestuur vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan het algemeen bestuur voor.

Artikel 5. Tussentijdse rapportages

  • o 1. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur twee keer per jaar, conform de Planning & Control cyclus, door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeenschappelijke regeling. De tussentijdse rapportages zijn bedoeld voor het melden van afwijkingen, zowel ten aanzien van het voorgenomen beleid als de inzet van middelen.

  • o 2. In de tussenrapportage worden afwijkingen op de ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting toegelicht. Afwijkingen groter dan € 25.000,- worden per programma toegelicht. Afwijkingen met een lager bedrag worden verwerkt in de begrotingswijziging.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 6. Investeringskredieten

  • o 1. Een investeringskrediet wordt afgesloten op 31 december van het jaar van afsluiting dat in de begroting staat.

  • o 2. Een reeds toegekend krediet kan alleen langer open blijven met toestemming van het algemeen bestuur.

Artikel 7. Investeringen, waardering en afschrijving

  • o 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • o 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • o 3. Investeringen tot € 10.000,- kunnen worden geactiveerd en afgeschreven. Investeringen met economisch nut vanaf € 10.000,- worden altijd geactiveerd en afgeschreven.

  • o 4. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd, ongeacht de aanschafwaarde.

  • o 5. Op investeringen mogen ontvangen subsidies en bijdragen van derden in mindering worden gebracht. Voorwaarde hiervoor is dat er een direct aantoonbare relatie is met de investering.

  • o 6. Op de investeringen met maatschappelijk nut mogen reserves in mindering worden gebracht. Dit is niet toegestaan bij investeringen met economisch nut.

  • o 7. De te hanteren afschrijvingstermijnen voor vaste activa zijn vastgelegd in bijlage 1 van deze verordening. Er wordt geen rekening gehouden met enige restwaarde.

  • o 8. Investeringen worden in principe lineair afgeschreven.

  • o 9. Afschrijven van een investering beginnen in het jaar volgend op het jaar waarin het actief wordt opgeleverd.

  • o 10. Aan een investering wordt rente toegerekend vanaf de eerste dag in het halfjaar waarin de investering wordt gedaan.

  • o 11. In de kadernota wordt jaarlijks een voorstel gedaan voor de hoogte van de interne rekenrente.

  • o 12. Bij het bepalen van de afschrijvingen wordt de componentenbenadering gehanteerd. De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden afgeschreven op basis van het individuele waardeverloop van die delen. Per samenstellend deel kunnen de economische gebruiksduren namelijk verschillen.

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

oHet dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur een nota reserves en voorzieningen aan. Het algemeen bestuur stelt deze nota vast. De nota behandelt de vorming, besteding en eventuele rentebijschrijving van de reserves en voorzieningen.

Artikel 9. Kostprijsberekening

  • o 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten wordt een systeem van integrale kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeenschappelijke regeling verleende diensten.

  • o 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa.

Artikel 10. Financieringsfunctie

  • 1. Het dagelijks bestuur zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • §

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • §

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • §

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • §

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het dagelijks bestuur neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • §

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A-rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    • §

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • §

      derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • §

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • §

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het dagelijks bestuur indien mogelijk zekerheden. Het dagelijks bestuur motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 4. Financieel beheer en interne controle hier gebleven

Artikel 11. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • o

    a. Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeenschappelijke regeling als geheel en in de organisatorische eenheden;

  • o

    b. Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten.

  • o

    c. Het verschaffen van informatie over besteding van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • o

    d. Het verschaffen van informatie over sturingsindicatoren;

  • o

    e. Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en de relevante wet- en regelgeving;

  • o

    f. De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 12. Interne controle

Het dagelijks bestuur zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het dagelijks bestuur maatregelen tot herstel.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het dagelijks bestuur zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen van het openbaar lichaam.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie

Artikel 14. Financiële organisatie

  • · 1. Het dagelijks bestuur zorgt voor en legt vast:

  • · a. Een eenduidige indeling van de organisatie en een eenduidige toewijzing van de taken aan de organisatorische eenheden;

  • · b. Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • · c. De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • · d. De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie.

Hoofdstuk 6. Hardheidsclausule

Artikel 15. Hardheidsclausule

In niet voorziene situaties of bij substantiële financiële tegenslagen kan afgeweken worden van de richtlijnen in deze verordening. Dit geldt eveneens voor de afschrijvingstermijnen. Het voorstel tot een afwijking wordt voorzien van argumenten en wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

·Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Financiële verordening gemeenschappelijke regeling UW Samenwerking”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van UW Samenwerking, gehouden op 14 oktober 2013
de secretaris, de voorzitter,
J.van Delden E.L. Jansen BA

Bijlage 1 Financiële verordening

Afschrijvingstermijn activa

1. Bedrijfsgebouwen

  • ·

    · Gebouwen 40 jaar

  • ·

    · Installaties 15 jaar

  • ·

    · Verbouwingen/renovaties 20 jaar*

2. Machines, apparaten en installaties

  • ·

    · Hardware, software en randapparatuur 5 jaar

  • ·

    · Overig 5 jaar

3. Overige materiële vaste activa

·· Inventarissen in gebouwen 15 jaar

* Tot een maximum van het restant van de levensduur

Indien de gemeenschappelijke regeling investeringen pleegt met een maatschappelijk nut worden deze investeringen in principe niet geactiveerd, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.