Regeling vervallen per 01-01-2012

Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008

Geldend van 26-04-2008 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008

De Raad van de gemeente Uden;

overwegende dat het wenselijk is in het kader van de herziening van het subsidiebeleid een nieuwe verordening vast te stellen die als kaderverordening zal dienen voor de verstrekking van subsidies;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 8 januari 2008;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t

vast te stellen de

Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College : College van burgemeester en wethouders;

  • b.

    wet : Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen.

  • 2. Het College kan bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is in de in artikel 4:23, derde lid, van de wet genoemde gevallen.

Artikel 3. Beslissingsbevoegdheid

Het College is het bevoegd bestuursorgaan voor de uitvoering van titel 4.2 van de wet en deze verordening.

Artikel 4. Grondslag subsidieverstrekking

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten op het gebied van openbare orde en veiligheid, bestuur, bouwen en wonen, natuur en landschap, openbare ruimte, verkeersveiligheid en vervoer, lokale economie, werk, inkomen en zorg, onderwijs, vorming en ontwikkeling, kunst en cultuur, sport en recreatie, doelgroepenbeleid, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening en milieu en afval.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de realisering van gemeentelijk beleid.

Artikel 5. Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen, indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit de aard van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Hoofdstuk 2. Subsidiebepalingen

Artikel 6. Aanvraag subsidieverstrekking

Het College kan regels stellen over de termijn waarbinnen een aanvraag om subsidie te verstrekken moet worden ingediend en over de gegevens en bescheiden die de aanvrager daarbij moet overleggen.

Artikel 7. Beslissingstermijn

  • 1. Op een aanvraag om subsidie te verstrekken wordt beslist binnen acht weken na ontvangst.

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op een kalenderjaar waarvoor nog geen begroting is vastgesteld of goedgekeurd, wordt op de aanvraag beslist binnen vier weken na de dag waarop de begroting is vastgesteld of goedgekeurd.

Artikel 8. Subsidieplafond

  • 1. Het College kan voor een of meer beleidsterreinen of onderdelen daarvan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Indien het eerste lid toepassing vindt, stelt het College vast op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1. Naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen kan de subsidieverlening en, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidievaststelling worden geweigerd, indien blijkt dat of een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente of niet bijdragen aan de realisering van gemeentelijk beleid;

    • b.

      de subsidie niet besteed zal worden aan de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

    • d.

      de aanvrager de activiteiten kan bekostigen uit eigen middelen of middelen die hij kan verkrijgen van derden;

    • e.

      subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente.

  • 2. Naast de in artikel 4:50 van de wet bedoelde gevallen kan de subsidieverlening en, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidievaststelling worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd in de in het eerste lid, aanhef en onder a tot en met e, bedoelde gevallen.

Artikel 10. Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 11. Voorschotten

Het College kan een subsidieontvanger voorschotten verlenen.

Artikel 12. Inrichting begroting en rekening

Het College kan regels vaststellen over de wijze waarop de begroting en jaarrekening van een subsidieontvanger moeten worden ingericht.

Artikel 13. Verklaring accountant

Indien het College bij de subsidieverlening heeft bepaald dat een verklaring van een accountant moet worden overgelegd, dient daaruit te blijken dat, aangaande het financieel beleid en beheer van de subsidieontvanger, subsidievoorschriften zijn nagekomen en dat de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor deze is verstrekt.

Artikel 14. Vermogensvorming

  • 1. Het College kan regels stellen over vermogensvorming.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet is de subsidieontvanger aan de gemeente een door het College vast te stellen vergoeding verschuldigd.

  • 3. De vergoeding bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee subsidieverstrekking door het College heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

Artikel 15. Rekenkamer(commissie)

De subsidieontvanger is verplicht te voldoen aan een bevoegdelijk gedaan verzoek van de rekenkamer(commissie) om inlichtingen te verstrekken, stukken over te leggen en mee te werken aan een onderzoek.

Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16. Toezicht

Het College wijst ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 17. Ingetrokken verordeningen

Ingetrokken worden:

  • a.

    de Algemene subsidieverordening 2003;

  • b.

    de Subsidieverordening gemeentelijke monumenten.

Artikel 18. Overgangsrecht

  • 1. De in artikel 17 bedoelde verordeningen en daarop gebaseerde beleidsregels blijven van toepassing op:

    • a.

      subsidies die verstrekt zijn vóór 1 januari 2008;

    • b.

      subsidies die verstrekt zijn na 1 januari 2008 en betrekking hebben op voorgaande jaren;

    • c.

      subsidies die verstrekt zijn na 1 januari 2008 en betrekking hebben op 2008, voor zover verstrekt aan professionele instellingen welke als zodanig zijn aangewezen door het College bij besluit van 11 december 2007.

  • 2. Artikel 2, eerste lid, geldt niet voor subsidieverstrekkingen krachtens de Subsidieverordening duurzame energie 2006 en de Verordening subsidiering algemeen maatschappelijk werk 1996.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die waarop zij bekend is gemaakt en werkt terug tot en met 1 januari 2008.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 februari 2008.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester

InhoudsopgaveBladzijde

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen 1

Artikel 1. Begripsomschrijvingen 1

Artikel 2. Reikwijdte 1

Artikel 3. Beslissingsbevoegdheid 1

Artikel 4. Grondslag subsidieverstrekking 1

Artikel 5. Rechtspersoonlijkheid 2

Hoofdstuk 2. Subsidiebepalingen 2

Artikel 6. Aanvraag subsidieverstrekking 2

Artikel 7. Beslissingstermijn 2

Artikel 8. Subsidieplafond 2

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden 2

Artikel 10. Begrotingsvoorbehoud 2

Artikel 11. Voorschotten 2

Artikel 12. Inrichting begroting en rekening 3

Artikel 13. Verklaring accountant 3

Artikel 14. Vermogensvorming 3

Artikel 15. Rekenkamer(commissie) 3

Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen 3

Artikel 16. Toezicht 3

Artikel 17. Ingetrokken verordeningen 3

Artikel 18. Overgangsrecht 3

Artikel 19. Inwerkingtreding 3

Artikel 20. Citeertitel 4

Toelichting Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008 7

Algemeen 7

Hoofdstuk 1Inleidende bepalingen 9

Artikel 2. Reikwijdte 9

Artikel 3. Beslissingsbevoegdheid 10

Artikel 4. Grondslag subsidieverstrekking 11

Artikel 5. Rechtspersoonlijkheid 11

Hoofdstuk 2Subsidiebepalingen 11

Artikel 6. Aanvraag subsidieverstrekking 11

Artikel 7. Beslissingstermijn 11

Artikel 8. Subsidieplafond 12

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden 12

Artikel 4:25. (Weigering subsidie) 12

Artikel 4:35. (Weigering subsidie) 13

Artikel 10. Begrotingsvoorbehoud 13

Artikel 11. Voorschotten 13

Artikel 12. Inrichting begroting en rekening 13

Artikel 13. Verklaring accountant 14

Artikel 14. Vermogensvorming 14

Artikel 15 Rekenkamer(commissie) 14

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen 15

Artikel 18 Overgangsrecht 15

Toelichting Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008

Algemeen

Met de inwerkingtreding van titel 4.2. (“subsidierecht”) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 1 januari 1998 is het verlenen van subsidies door bestuursorganen wettelijk geregeld. Deze kaderverordening is een aanvullende regeling op de wettelijke bepalingen van de Awb. De kaderverordening is daarmee in de praktijk van het verstrekken van subsidies door de gemeente te beschouwen als “regelend of aanvullend recht”.

Enkele bepalingen van titel 4.2. van de Awb verwijzen naar een wettelijk voorschrift waarin bepaalde onderwerpen geregeld kunnen of moeten worden. Dit wettelijk voorschrift is neergelegd in deze kaderverordening, maar ook het door de gemeenteraad vastgestelde subsidiebeleidskader.

Daarnaast kunnen gemeentelijke beleidsregels worden opgesteld. Deze regels, met een algemene strekking kunnen zowel aanvullend zijn op deze verordening, als op het eerder genoemde subsidiebeleidskader. Deze regels noemen we beleidsregels.

Bij het vaststellen van de kaderverordening is ernaar gestreefd een zo goed mogelijk evenwicht tot stand te brengen tussen enerzijds voldoende waarborgen voor de subsidieaanvrager wat betreft een zorgvuldige behandeling van zijn subsidieaanvraag en anderzijds het behoud van voldoende beleidsvrijheid voor het College van burgemeester en wethouders bij de verdeling van subsidiegelden en de financiële beheersbaarheid van subsidies.

Het voldoen aan de bepalingen van deze kaderverordening alleen geeft geen recht op subsidie.

In de eerste plaats worden subsidies uitsluitend verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de realisering van gemeentelijk beleid; gemeentelijk beleid zoals vastgelegd is in subsidiebeleidskaders en beleidsnota’s, en door de Raad is vastgesteld. Deze subsidiebeleidskaders/beleidsnota’s vormen dus een toetsingskader voor zowel het verlenen als het vaststellen van subsidies.

In de tweede plaats moet de gemeenteraad gelden op de gemeentebegroting beschikbaar hebben gesteld, en mag een geldend subsidieplafond niet worden overschreden.

Het karakter van de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht

De Awb kent vier soorten regels.

-Dwingende regels

Van deze regels mag niet worden afgeweken, tenzij de wet zelf een afwijking toestaat. De gemeente is niet gerechtigd van deze dwingende regels af te wijken.

-Hoofdregels

Ook door een lagere regelgever kan van deze regels worden afgeweken. Hoofdregels zijn herkenbaar aan de toevoeging ‘tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald’. Zo met het verstrekken van subsidie bij wettelijk voorschrift worden bepaald.

-Regels van aanvullend recht

Een voorbeeld van aanvullend recht (ook wel regelend recht genoemd) zijn Subsidie Verordeningen, de Ziektewet, AWBZ. (afwijkingen in de specifieke regelgeving).

-Facultatieve standaardregelingen

Voorbeelden van deze standaardregelingen zijn de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedures.

Als het om subsidiebeschikkingen gaat hebben wij (in hoofdzaak) te maken met dwingende regels en aanvullend recht).

Het subsidieproces

De wetgever onderscheidt in het subsidieproces drie belangrijke momenten, te weten:

  • -

    de subsidieverlening;

  • -

    de subsidievaststelling;

  • -

    de betaling.

Het besluit (de beschikking) om subsidie te verlenen moet worden aangevraagd. Op deze aanvraag zijn de artikelen 4:1 tot en met 4:5 Awb van toepassing. De beschikking tot subsidieverlening is een antwoord op de vraag.

Indien een beschikking tot verlening van subsidie is afgegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten, of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststellen van de subsidie in. Op deze aanvraag zijn de artikelen 4:44 tot en met 4:46 Awb van toepassing. De beschikking tot vaststellen van de verleende subsidie is een antwoord op de vraag.

Subsidieverlening en subsidievaststelling zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Deze verbintenis noemen we subsidieverstrekking. Daarvoor is een reden.

Wil een aanvraag tot het verlenen van subsidie voldoende concreet zijn om tot behandeling aanleiding te geven, dan dient in ieder geval aangegeven te worden voor welke activiteiten subsidie wordt aangevraagd (jurisprudentie). Of de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd passen binnen deze verordening of aanvullende beleidsregel, dan wel voldoen aan het door de gemeente gevormde beleid (subsidiebeleidskader/beleidsnota’s), moet door het College van burgemeester en wethouders worden beoordeeld. Een precieze en goed onderbouwde omschrijving van de beoogde activiteiten in de aanvraag vormt derhalve een essentieel onderdeel van de subsidieaanvraag. Pas wanneer de aanvraag juist en volledig is, kan het College een weloverwogen beslissing nemen.

Indien een beschikking tot verlenen van subsidie is gegeven, dient na afloop van de subsidieperiode een verzoek tot subsidievaststelling te worden gedaan. Bij deze aanvraag tot subsidievaststelling dient de aanvrager aan te tonen dat de activiteiten conform de verlening zijn verricht en dat de daarbij horende verplichtingen zijn nageleefd. Tevens wordt financiële rekening en verantwoording afgelegd.

De beschikking tot subsidieverlening geeft de subsidieaanvrager nog geen aanspraak op betaling. Dat recht ontstaat op het moment waarop een beschikking tot vaststelling van subsidie is afgegeven.

Dat is de reden waarom in deze kaderverordening in hoofdstuk 2 sprake is van een subsidieproces. Dit proces bestaat globaal uit: subsidie aanvragen?subsidie verlenen?aanvragen de verleende subsidie vast te stellen?subsidie vaststellen?de aanspraak op betaling van de subsidie.

Subsidieverstrekking (dus het aanvragen van subsidie, het verlenen van subsidie op de aanvraag, het aanvragen van het vaststellen van de verleende subsidie, het vaststellen van de verleende subsidie op deze aanvraag) is de zogenoemde “lange procedure”.

Het College kan in voorkomende gevallen besluiten de “korte procedure” toe te passen. De subsidie wordt gelijkertijd verleend en vastgesteld. Er is dus één besluit/beschikking nodig.

De betaling

De beschikking tot subsidieverlening geeft, zoals eerder is gezegd, nog geen aanspraak op betaling van subsidie. Dat recht ontstaat pas na de beschikking tot subsidievaststelling.

Om de aanvang en voortgang van de activiteiten van de subsidieaanvrager niet te frustreren, kan het College besluiten voorschotten te verlenen. Het verlenen van voorschotten wordt in de beschikking tot verlenen van subsidie neergelegd. Artikel 4:52 Awb is hierop van toepassing.

Na het vaststellen de subsidie wordt een beschikking tot subsidievaststelling afgegeven. Deze beschikking geeft dan de aanspraak op het vastgestelde bedrag, overeenkomstig afdeling 4.2.7 Awb; en van toepassing is eveneens artikel 4:42 Awb.

Onder verrekening van de verleende voorschotten wordt het resterende deel van de subsidie uitbetaald en wel binnen vier weken na het daartoe genomen besluit.

Terugvordering

Het niet nakomen van verplichtingen zoals in de beschikking tot verlenen van subsidie en daaraan verbonden andere opgelegde verplichting kan leiden tot terugvordering van het verleende voorschot op de subsidieverstrekking.

Beleidsregel

Een beleidsregel zoals bedoeld en omschreven in artikel 1:3 vierde lid Awb is een bij besluit genomen vaste gedragsregel bij het uitvoeren van bevoegdheden van een bestuursorgaan. Het College stelt de beleidsregels vast. Voor het subsidieproces zijn/worden een of meer beleidsregels vastgesteld, om inhoud en een rechtmatige structuur te geven aan de uitvoering van het subsidieproces.

Grondslag van de subsidieverstrekking

Subsidiebesluiten van bestuursorganen moeten, op grond van het bestuursrecht, voldoen aan een aantal geschreven en ongeschreven normen. De geschreven normen staan in de wet. Ongeschreven normen zijn onder meer de beginselen van behoorlijk bestuur. De Awb is een aanbouwwet. Dat betekent dat aan deze wet regelmatig een stuk wordt aangebouwd (tranches). In de eerste tranche van de Awb is “het verkeer tussen bestuursorganen en burgers” vastgelegd. Er staan bepalingen over besluiten/beschikkingen in en er worden het bezwaar en beroep tegen genomen besluiten/beschikkingen in geregeld. De derde tranche van de Awb regelt het subsidierecht. Er is sprake van een bestuursrechtelijke inkadering van de subsidiebeschikking door het voorschrift dat de subsidieverstrekking in beginsel slechts mogelijk is door een wettelijk voorschrift. In de gemeente Uden is het wettelijk voorschrift deze Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008. De kaderverordening is van toepassing op alle subsidies die door de gemeente worden verstrekt, en regelt op welke terreinen van beleid subsidie kan worden verstrekt. Dat het verstrekken van subsidies gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, komt voort uit de wens de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager/ontvanger te verbeteren. Hiernaast streeft de wetgever de verbetering van de doelmatigheid van overheidsuitgaven na. Onzorgvuldig en willekeurig handelen is beter te toetsen aan de hand van een subsidieverordening en subsidiebeleidskader, dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een College of een daartoe gemandateerde ambtenaar.

Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008

Over de Kaderverordening zelf

In deze kaderverordening komen, althans in beginsel, geen algemene subsidievoorschriften terug waarvoor de Awb al een afdoende regeling heeft getroffen. Waar de Awb sluitende voorschriften biedt, is geen nadere aanvulling of regeling nodig. Indien nodig zijn/worden subsidievoorschriften uitgewerkt in beleidsregels. De kaderverordening is toepasselijk voor alle te verstrekken subsidies.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 2. Reikwijdte

Deze kaderverordening beoogt:

  • 1.

    De door de wet (Awb) vereiste wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidieverstrekking te bieden.

  • 2.

    Uit het tweede lid van artikel 2 blijkt dat subsidie wordt verstrekt overeenkomstig een wettelijke grondslag. Het derde lid van artikel 4:23 van de Awb geeft de uitzonderingen aan op het vereiste van een wettelijke grondslag:

    • a.

      Vooruitlopend op de totstandkoming van een wettelijke grondslag kan maximaal een jaar zonder wettelijke grondslag worden gesubsidieerd.

    • b.

      Indien er sprake is van een Europees programma, dan wordt daarmee voldaan aan de eisen van transparante rechtszekerheid. De vertaling in een Nederlandse subsidieregeling is onnodig en bovendien tijdrovend.

    • c.

      Indien in de gemeentebegroting de ontvanger van het subsidiebedrag wordt vermeld. Dat kan hooguit voor een jaar. Indien het meerdere potentiële subsidieontvangers betreft, dan is een wettelijke grondslag wel noodzakelijk.

    • d.

      Voor het verlenen van Incidentele subsidies is geen wettelijke grondslag vereist . Met “incidenteel” bedoelt de wetgever niet dat slechts een enkele maal subsidie wordt verstrekt; maar dat de subsidie naar zijn aard incidenteel is (jurisprudentie). Indien beleid geformuleerd is en vastgesteld door de gemeenteraad, op grond waarvan subsidie wordt verstrekt is er geen sprake van incidentele subsidie. Met andere woorden: is er sprake van een structurele mogelijkheid van subsidieverstrekking, dan is er geen sprake van incidentele subsidie. Indien desondanks de uitzondering op de vereiste van een wettelijke grondslag wordt toegepast en het derde lid van het artikel is niet toepasselijk, dan is er in beginsel sprake van onrechtmatige verlening en is dit besluit vatbaar voor vernietiging (jurisprudentie).

Deze kaderverordening vormt dus de wettelijke grondslag voor alle subsidieverstrekking in de gemeente Uden. Daarnaast geeft zij – kaderstellend beheersmatige voorschriften. In aanvullingdaarop bestaat, zoals eerder is duidelijk gemaakt, de mogelijkheid om via beleidsregels en (sectorspecifieke) uitvoeringsvoorschriften nadere voorwaarden te stellen. De (sectorspecifieke) uitvoeringsvoorschriften kunnen opgenomen worden in een door de Raad vast te stellen, als verordening, subsidiebeleidskader. Hiermee wordt het subsidiebeleidskader naast deze verordening, een algemeen verbindend voorschrift.

Artikel 3. Beslissingsbevoegdheid

De verdeling van bevoegdheden tussen de gemeenteraad en het College van burgemeester en wethouders wordt bepaald door het duaal stelsel. Dit houdt in, dat het College bevoegd is om binnen de door de gemeenteraad gestelde kaders subsidies te verstrekken. Deze kaders betreffen in hoofdzaak deze verordening, subsidiebeleidskaders/beleidsnota’s en meerjarenprogramma’s, mits door de gemeenteraad vastgesteld. Bovendien is het College bevoegd om zo nodig aanvullende sectorspecifieke administratieve -, procedurele - en controlevoorschriften vast te stellen.

Met betrekking tot de artikelen 2 en 3 bevat de derde tranche van de Awb een aantal dwingende bepalingen. Om een volledig beeld te krijgen van alle regels waardoor gemeentelijke subsidies worden beheerst, is alleen een kaderverordening niet voldoende.

  • 1.

    De kaderverordening moet worden beschouwd in samenhang met de wet.

  • 2.

    De kaderverordening moet worden beschouwd in samenhang met subsidiebeleidskaders dan wel beleidsnota’s waarin de inhoudelijke grondslagen van het verstrekken van gemeentelijke subsidies is neergelegd.

  • 3.

    De kaderverordening moet worden beschouwd in samenhang met het door het College te bepalen nadere voorschriften en bepalingen die aan de subsidieverstrekking worden verbonden en (eventueel) worden vastgelegd in een overeenkomst; zoals:

    • -

      inhoudelijke criteria;

    • -

      procedurevoorschriften;

    • -

      sectorspecifieke voorschriften etc.

Artikel 4. Grondslag subsidieverstrekking

  • 1.

    Met het eerste lid van dit artikel is bedoeld dat de kaderverordening de wettelijke grondslag is voor alle subsidieverstrekkingen. Met het benoemen van activiteiten behorende bij in de gemeentebegroting opgenomen beleidsterreinen/begrotingsposten is er een relatie gelegd met het financieel beleid van de gemeente, zoals neergelegd in de Verordening Financieel beleid en beheer (ex artikel 212 Gemeentewet) van de gemeente en de mogelijkheid per beleidsterrein/begrotingspost een subsidieplafond in te stellen.

  • 2.

    Met het tweede lid is bedoeld een relatie te leggen tussen subsidie “als beleidsinstrument” om gemeentelijk beleid/beleidsdoelen te realiseren.

Artikel 5. Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Het op de eerste plaats subsidie verstrekken aan rechtspersonen heeft een bedoeling. De gemeente moet weten “met wie zij van doen heeft”. Hierin zit een zekere waarborg dat de subsidie conform de subsidieverlening en doelstelling zal worden besteed.

  • 2.

    Het tweede lid van dit artikel maakt een uitzondering op bovenstaande regel, door aan een natuurlijk persoon of een groep natuurlijke personen subsidie te verstrekken. Subsidiëring is alleen mogelijk indien daarbij de rechtmatigheid, doelgerichtheid en doelmatigheid van de vestrekking niet in gedrang komt, en de subsidie bijdraagt aan het realiseren van gemeentelijk beleid/beleidsdoelen. Subsidie kan alleen worden verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager.

Hoofdstuk 2 Subsidiebepalingen

Artikel 6. Aanvraag subsidieverstrekking

Het subsidieproces bestaat uit drie onderdelen: het verlenen van subsidie (op aanvraag van een subsidieaanvrager), het vaststellen van verleende subsidie (eveneens op aanvraag) en de betaling. Omdat aanspraak op financiële middelen verstrekt door een bestuursorgaan pas ontstaat nadat een beschikking tot vaststellen van de verleende subsidie is afgegeven, gaat dit artikel alleen om (1) het verlenen van subsidie en (2) het vaststellen van subsidie.

Het College kan regels stellen over de termijn waarbinnen een aanvraag tot het verlenen van subsidie ingediend moet zijn. Bovendien kan het College regels stellen over de gegevens en bescheiden die de aanvrager daarbij dient te overleggen.

Artikel 7. Beslissingstermijn

  • 1.

    De Awb laat een subsidieverlening toe, zolang de subsidie niet is vastgesteld en de subsidiabele activiteit nog niet is afgelopen. De wetgever heeft hiermee de weg vrij gemaakt om voor de subsidievaststelling een beschikking tot het verlenen van subsidie af te geven en tot betaling van voorschotten over te gaan. Hiernaast heeft de wetgever bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van subsidie moet zijn ingediend vóór de aanvang van de activiteiten. Op volledige subsidieaanvragen dient te worden beslist binnen de termijn die is aangegeven in de verordening. Indien binnen deze termijn geen besluit kan worden genomen, wordt dit feit onverwijld medegedeeld aan de subsidieaanvrager, waarbij tevens een datum wordt aangegeven waarbinnen het besluit wel kan worden genomen. Bij niet tijdig beslissen kan de aanvrager op grond van artikel 6:2 Awb bezwaar aantekenen bij het College van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    In voorkomende gevallen zoals bedoeld in dit artikel, wordt de subsidieaanvrager bericht dat een besluit op de aanvraag tot het verlenen van subsidie zal worden genomen binnen een termijn van vier weken na vaststelling/goedkeuring van de gemeentebegroting door de gemeenteraad.

  • 3.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast (artikel 4:42 Awb) en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7 Awb. De vaststelling geeft dus een onvoorwaardelijke en afdwingbare aanspraak op een bepaald geldbedrag. Daarom wordt in de beschikking altijd het subsidiebedrag in Euro’s (of andere valuta) vastgelegd. Daarmee is het besluitvormingsproces rondom de subsidieverstrekking voltooid. In deze verordening is het tijdvak bepaald waarbinnen het besluit, na ontvangst van de aanvraag, wordt genomen.

Artikel 8. Subsidieplafond

Subsidieplafonds kunnen slechts gebruikt worden door ze op te nemen in een wettelijke subsidieregeling (artikel 4:25 e.v. Awb). Door artikel 8 op te nemen in de kaderverordening is voldaan aan deze bepaling. Met de instelling van subsidieplafonds kan subsidie worden geweigerd voor “zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden”.

De eis van een wettelijke grondslag heeft tot gevolg dat de criteria voor het verlenen van subsidies vast staan én openbaar zijn.

Het (kunnen) instellen van subsidieplafonds heeft een reden. Het is bij voorbaat niet altijd duidelijk hoeveel te honoreren aanvragen voldoen aan door de gemeente bepaalde criteria en wettelijke regelingen. Hierdoor zou – zonder instelling van subsidieplafonds – een openeinderegeling kunnen ontstaan. Indien de aanvraag voldoet aan de wettelijke criteria dan moet deze gehonoreerd worden ook als het voor de subsidie gereserveerde budget uitgeput is. Om deze problemen te voorkomen geeft afdeling 4.2.2 Awb de mogelijkheid subsidieplafonds in te stellen. Een subsidieplafond heeft tot gevolg dat het bedrag dat het bestuur aan bepaalde subsidies kan uitgeven eindig is. Het subsidieplafond geeft een bepaald bedrag aan, meer mag niet worden uitgegeven. Indien door honorering van een aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden, moet de aanvraag worden afgewezen (artikel 4:22 Awb). Overschrijding van het subsidieplafond is daarom een verplichte weigeringsgrond.

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden

De gronden waarop de subsidie geweigerd kan worden kunnen een verschillende oorsprong hebben. Zo kan op inhoudelijke gronden (de subsidieaanvraag past niet in het subsidiebeleidskader/beleids-nota) geweigerd worden, maar ook omdat de aanvraag te laat was, het verleden van de aanvrager tot weigering aanleiding gaf en geeft enz.

Een in de praktijk belangrijke weigeringsgrond is dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet die zijn waarvoor de subsidiemogelijkheid is. Daarbij maakt het verschil of er een subsidieregeling bestaat die betrekking heeft op de activiteiten of dat deze ontbreekt.

Met deze kaderverordening en de nota Subsidie-instrument heeft de gemeente Uden de bedoelde subsidieregeling. Nu de subsidiemogelijkheid op een wettelijk voorschrift berust, dan kan een subsidieaanvraag rechtens worden geweigerd wanneer de aanvraag niet voldoet aan de wettelijke criteria (jurisprudentie).

Niettemin blijft het gemeentebestuur, met inachtneming van hetgeen in de betreffende (subsidie) verordeningen is bepaald, een grote mate van beleidsvrijheid houden bij het verlenen, verminderen en beëindigen van een subsidie. Deze beleidsvrijheid vindt haar begrenzing in de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

1.De Awb geeft in de artikelen 4:25 en 4:35 Weigeringsgronden. Artikel 4:25 Awb handelt over het subsidieplafond.

Artikel 4:25. (Weigering subsidie)

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:35. (Weigering subsidie)

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd, indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

De in deze wettelijke regeling (de kaderverordening) overige gronden spreken voor zich.

Artikel 10. Begrotingsvoorbehoud

Het verlenen van subsidie onder begrotingsvoorbehoud kan alleen indien deze mogelijkheid is opgenomen in een wettelijke regeling (artikel 4:34, tweede lid Awb). In deze kaderverordening is de bedoelde mogelijkheid vastgelegd, dus toepasbaar.

Is de subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, dan kan alleen subsidie worden verleend onder de voorwaarde dat bij de (definitieve) begrotingsvaststelling of –goedkeuring voldoende geld ter beschikking wordt gesteld (jurisprudentie). Hiermee heeft de gemeenteraad het laatste woord en kan terugkomen op een voorwaardelijke subsidieverlening. Is dit het geval, dan dient het College binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting waarin niet of niet voldoende geld ter beschikking is gekomen, de subsidieverlening in te trekken (artikel 4:48, eerste lid Awb), en overeenkomstig artikel 4:50 Awb (veranderende omstandigheden).

Artikel 11. Voorschotten

Artikel 4:54 en 4:55 van de Awb bieden de mogelijkheid na verlening van de subsidie tot voorschotverlening over te gaan. Dit moet bij wettelijke regeling zijn bepaald; hetgeen hier het geval is. Artikel 11 van de kaderverordening regelt de verlening van voorschotten.

Voorschotverlening geschiedt bij beschikking. In de beschikking tot het verlenen van subsidie, dan wel in een latere beschikking tot het verlenen van voorschotten moet het bedrag aan voorschotten zijn vermeld dan wel de manier waarop dit bedrag is bepaald. Binnen vier weken na de beschikking voorschotverlening moet het voorschot worden betaald. De gemeente Uden houdt zich aan de termijn zoals in de wet bepaald.

Artikel 12. Inrichting begroting en rekening

Met betrekking tot de subsidieaanvraag is afdeling 4.1.1 Awb van toepassing. Artikel 4.1 Awb schrijft voor dat de subsidieaanvraag schriftelijk moet zijn ingediend. Artikel 4.2 Awb bepaalt dat de subsidieaanvraag in ieder geval moet bevatten:

  • -

    de naam en het adres van de aanvrager;

  • -

    de dagtekening;

  • -

    een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd;

  • -

    de aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs kan beschikken;

  • -

    de aanvraag moet zijn ondertekend.

In deze kaderverordening is bepaald dat zowel voor de begroting als de rekening door het College nadere inrichtingseisen opgelegd kunnen worden. Het betreft hier een wettelijk voorschrift, omdat deze aanvullende bepaling is opgenomen in de kaderverordening.

Juist omdat het College op een aanvraag tot subsidieverlening het zorgvuldigheidsbeginsel hanteert, kan zij om een evenwichtige en rechtvaardige beslissing te nemen, nadere gegevens van de aanvrager nodig achten.

Voor de vaststelling van de verleende subsidie zijn ook gegevens nodig. Zijn de verleende subsidiegelden besteed voor het doel die in de beschikking of overeenkomst zijn vastgelegd. Zijn de verleende gelden ook doelgericht en doelmatig besteed. Daarvoor is in de eerste plaats een financieel verslag nodig. Op het gebied van financiële verslaglegging is aansluiting gezocht bij hetgeen in het Burgerlijk Wetboek is geregeld over jaarrekeningen. Rechtspersonen die op grond van het ter zake bepaalde zijn gehouden aan het opmaken van een jaarrekening, kunnen op die manier financiële verantwoording afleggen. Voor andere gevallen geeft de Awb regels:

  • a.

    bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten., voor zover deze voor de subsidievaststelling van belang zijn (artikel 4:45, tweede lid Awb);

  • b.

    indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie, omvat het financieel verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting; komt het vermogen en exploitatiesaldo in beeld, zodat door het College een verantwoord oordeel kan worden gevormd; en daardoor een getrouw beeld ontstaat (artikel 4:76 Awb en artikel 4:77 Awb).

Het College is, op grond van het ter zake in de verordening bepaalde, bevoegd nadere eisen te stellen aan de inrichting van de begroting en jaarrekening.

Artikel 13. Verklaring accountant

Subsidiegelden moeten rechtmatig, doelgericht en doelmatig worden besteed. Om dit te waarborgen dient bij de aanvraag tot vaststelling van verleende subsidies waarop afdeling 4.2.8. Awb van toepassing is, een accountantsverklaring te worden overlegd, tenzij van deze eis ontheffing is verleend in de beschikking tot subsidieverlening. Zo kan het College besluiten dat er geen accountantsverklaring noodzakelijk is wanneer “de kosten niet voor de baat uitgaan”, wanneer de subsidie een bepaalde subsidiesom niet overstijgt enz.

Deze kaderverordening maakt het mogelijk, op grond van artikel 4:79 Awb bij wettelijk voorschrift de omvang van de accountantscontrole te beïnvloeden. De omvang van de accountantscontrole kan ook in de beschikking tot verlenen van subsidie worden opgenomen.

Artikel 14. Vermogensvorming

Sommige verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de bepaling van de subsidietitel zelf. De vergoedingsplicht die op een subsidieontvanger kan rusten wanneer subsidiëring heeft geleid tot vermogensvorming, is al geregeld in artikel 4:41 Awb. Om tot een vergoedingsplicht te komen, dient het causaal verband tussen het verstrekken van subsidiegelden en het vormen van vermogen te worden aangetoond. Met het verstrekken van subsidie wordt niet beoogd het vormen van vermogen (jurisprudentie). De vergoeding – ter afroming van het vermogensvoordeel – is slechts verschuldigd bij het einde van de subsidierelatie (artikel 4:41, tweede lid sub d Awb), of als de rechtspersoon wordt ontbonden (artikel 4:41, tweede lid sub e Awb).

Artikel 15 Rekenkamer(commissie)

Zie: Hoofdstuk 3, artikel 16 Toezicht.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Overheden verstrekken subsidies om beleidsdoelstellingen te realiseren. Ook in subsidieland geldt “voor wat, hoort wat”. Het voornaamste instrument voor de overheid is “het opleggen van verplichtingen aan de subsidieontvanger”.

“Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen (artikel 4:37 Awb) met betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico’s;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de te verrichten activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financieel beheer en de financiële verantwoording daarover.

We noemen de bovenstaande verplichtingen “doelgerelateerde verplichtingen”.

Het spreekt voor zich dat de gemeente als subsidieverstrekker de plicht heeft er op toe te zien dat hetgeen verordend is, ook wordt nagekomen. De rekenkamer(commissie) is het orgaan dat toezicht houdt op het handelen van de gemeente.

Artikel 18 Overgangsrecht

De (ongeschreven) hoofdregel dat een nieuwe wettelijke regeling, een onmiddellijke werking heeft, is hier niet van toepassing. Het subsidierecht kent een belangrijke uitzondering. “Op een subsidievaststelling is in beginsel het recht van toepassing, dat gold ten tijde van de subsidieverlening” (jurisprudentie).