Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel

Geldend van 16-12-1999 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 23 november 1999;

overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel;

gelet op de Wet op de lijkbezorging en de Gemeentewet;

b e s l u i t

vast te stellen de

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    begraafplaats : de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel;

  • b

    eigen graven : grafruimten, grafkelders daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen:

    • -

      begraven en begraven houden van overleden personen;

    • -

      bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • -

      verstrooien van as;

  • c

    algemene graven : grafruimten bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid kan worden geboden tot het doen begraven van overleden personen;

  • d

    eigen urnengraven : grafruimten, specifiek daartoe aangewezen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • e

    algemene urnengraven : grafruimten bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid kan worden geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • f

    eigen urnennissen : nissen, specifiek daartoe aangewezen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • g

    urn : een voorwerp waarin één of meerdere asbussen kunnen worden geborgen;

  • h

    asbus : een bus bestemd voor het bergen van as van een overleden persoon;

  • i

    verstrooiingsplaats : grafruimte/plaats waarop as wordt verstrooid;

  • j

    grafbedekking : gedenkteken, ornamenten en beplanting op een graf, een verstrooiings- of gedenkplaats;

  • k

    gedenkplaats : een plaats, als zodanig aangewezen om overleden personen te gedenken;

  • l

    rechthebbende : de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het uitsluitend recht is verleend op een eigen graf, een eigen urnengraf of eigen urnennis.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ‘eigen graf’ mede verstaan een eigen urnengraf, een eigen urnennis, een eigen verstrooiingsplaats en een eigen gedenkplaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ‘algemeen graf’ mede verstaan een algemeen urnengraf.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust

Artikel 3. Openstelling begraafplaats

  • 1.

    De begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door het College van burgemeester en wethouders bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    Voor de handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kan de toegang tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek is geopend, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan leveranciers van gedenktekens, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden anders dan met toestemming van het College van burgemeester en wethouders werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats te verrichten. Deze toestemming kan mondeling worden gegeven.

  • 2.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Het verbod geldt niet voor een grafdelfmachine, benodigd voor het delven en dichten van graven.

  • 3.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van het daartoe bevoegde personeel.

  • 4.

    Degenen die zich niet aan de in het vorige lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van het daartoe bevoegde personeel van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1.

    Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan het College van burgemeester en wethouders onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzigingen van het daartoe bevoegde personeel.

Artikel 6. Opgravingen en ruimingen

Het opgraven van stoffelijke resten en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast. Voor het opgraven en ruimen dient voorts aan de wettelijke voorschriften in deze te worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor begraving en asbezorging

Artikel 7. Kennisgeving

  • 1.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan zo spoedig mogelijk doch uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan het College van burgemeester en wethouders. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien toestemming is verkregen om een overleden persoon binnen 36 uren na het overlijden te begraven dient de kennisgeving aan het College van burgemeester en wethouders tijdig te worden gedaan.

  • 2.

    De kist, dan wel het omhulsel en de asbus of urn moeten zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen daarvoor, mag uitsluitend geschieden door het daartoe aangewezen personeel. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van het daartoe aangewezen personeel geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan het College van burgemeester en wethouders kenbaar hebben gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van het daartoe aangewezen personeel op te volgen.

Artikel 8. Afscheidsplaats/gebruik aula

  • 1.

    Voor het afscheid nemen van een overleden persoon kan gebruik worden gemaakt van de centrale, overkapte afscheidsplaats op de begraafplaats.

  • 2.

    De nabestaanden kunnen op of nabij het graf afscheid nemen indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan het College van burgemeester en wethouders kenbaar hebben gemaakt.

  • 3.

    Het gebruik van de aula dient uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de aula gebruik zal worden gemaakt te worden aangevraagd bij het College van burgemeester en wethouders.

Artikel 9. Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as is overgelegd aan het College van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan het College van burgemeester en wethouders te worden overlegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    Het College van burgemeester en wethouders onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is van maandag tot en met zaterdag van 8.00 tot 17.00 uur.

  • 2.

    Het College van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen van de in lid 1 genoemde tijden afwijken.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      eigen graven en eigen urnengraven;

    • b.

      eigen urnennissen;

    • c.

      eigen verstrooiingsplaatsen;

    • d.

      eigen gedenkplaatsen.

  • 2.

    Het College van burgemeester en wethouders bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overleden personen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepalen tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgiftetermijn kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven

  • 1.

    In de algemene graven kan een door het College van burgemeester en wethouders te bepalen aantal overleden personen worden begraven.

  • 2.

    In de algemene urnengraven kan een door het College van burgemeester en wethouders te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het College van burgemeester en wethouders kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 14. Categorieën

Het College van burgemeester en wethouders kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepalen voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15. Termijnen eigen graven

  • 1.

    Het College van burgemeester en wethouders verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tenminste twintig jaar het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits het verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 4.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 17, eerste lid. Verlenging van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16. Grafkelder

Het College van burgemeester en wethouders kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een eigen graf kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de hiervóór bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan. Een aanvraag voor het bijzetten van de rechthebbende die is overleden wordt gelijk gesteld met een verzoek als hiervóór bedoeld indien de aanvraag is gesteld op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende het schriftelijk verzoek tot overschrijving aan het College van burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het College van burgemeester en wethouders bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het College van burgemeester en wethouders het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op een eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het College van burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen

Artikel 19. Vergunning gedenksteen

  • 1.

    Voor het plaatsen en geplaatst houden van een gedenksteen is een schriftelijke vergunning nodig van het College van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de gedenksteen en de wijze van aanbrengen kan het College van burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.

  • 3.

    Het College van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 4.

    Het College van burgemeester en wethouders kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de gedenksteen afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats, hetzij door zijn uiterlijke vormgeving hetzij door de aan te brengen tekst op de gedenksteen;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is.

Artikel 20. Grafbeplanting

Niet-blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen zonder voorafgaande kennisgeving door het daartoe bevoegde personeel worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten en kransen kunnen, wanneer zij zijn verwelkt, door het daartoe bevoegde personeel worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

Artikel 21. Aanstootgevende voorwerpen

Aanstootgevende voorwerpen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving door het daartoe bevoegde personeel worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Gedurende drie maanden worden deze ter beschikking gehouden van de rechthebbende.

Artikel 22 Verwijdering grafbedekking

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het daartoe bevoegde personeel worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het College van burgemeester en wethouders bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het College van burgemeester en wethouders bekend is. In dat geval stellen zij hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het College van burgemeester en wethouders ingediend schriftelijk verzoek, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking van degene aan wie vergunning als bedoeld in artikel 20 was verleend. Het schriftelijk verzoek kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 23. Onderhoud door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Indien de gedenksteen met een eigen fundering of aanvullende fundering buiten de standaardfundering is aangebracht, valt ook het opnieuw stellen na verzakking onder dit onderhoud. Ingeval van bijzettingen dient de grafbedekking met een fundering buiten de gemeentelijke standaardfundering door en voor rekening van de rechthebbende tijdig te worden verwijderd.

  • 2.

    Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het College van burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen.

  • 3.

    Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

Artikel 24. Onderhoud door de gemeente

  • 1.

    Het College van burgemeester en wethouders voorziet in het schoonhouden van de begraafplaats en in de zorg van de tot de begraafplaats behorende gemeentelijke groenvoorzieningen.

  • 2.

    Het College van burgemeester en wethouders voorziet in het eenmaal per jaar reinigen van de gedenktekens en het opnieuw stellen van gedenktekens na verzakking. Het opnieuw stellen na verzakking betreft alleen die gedenktekens waarbij gebruik is gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gestelde fundering.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven

Artikel 25. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het College van burgemeester en wethouders om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht.

  • 2.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van overleden personen worden begraven en de as wordt verstrooid op een daartoe bestemd gedeelte van de begraafplaats.

  • 3.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn het College van burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken om deze ter beschikking te houden voor bijzetting of verstrooiing elders.

  • 4.

    De rechthebbende op een eigen graf kan het College van burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weder in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan het College van burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken deze ter beschikking te houden om elders bij te zetten of te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 26. Afwijkende regels

  • 1.

    Het College van burgemeester en wethouders kan na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van de graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, artikel 11, tweede lid, 14 en 19, tweede lid van deze verordening.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan het College van burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door een rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het College van burgemeester en wethouders het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het College van burgemeester en wethouders onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

Hoofdstuk 8. Historische graven

Artikel 27. Lijst

  • 1.

    Het College van burgemeester en wethouders houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft op monumentale waarde.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het College van burgemeester en wethouders of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

  • 4.

    De commissie voor de begraafplaats heeft in deze een adviserende taak.

Hoofdstuk 9. Inrichting register

Artikel 28. Voorschriften

Het College van burgemeester en wethouders stelt voorschriften vast voor het register van de begraven overledenen en de bezorgde as.

Hoofdstuk 10. Commissie voor de begraafplaats

Artikel 29. Benoeming leden en taak

  • 1.

    Het College van burgemeester en wethouders stelt een commissie in voor de begraafplaats.

  • 2.

    De commissie voor de begraafplaats adviseert het College van burgemeester en wethouders over de algemene aspecten van de begraafplaats.

  • 3.

    De leden van de commissie voor de begraafplaats wordt door het College van burgemeester en wethouders benoemd.

  • 4.

    De commissie telt ten minste vijf leden en ten hoogste negen leden.

  • 5.

    De voorzitter van de commissie is de portefeuillehouder die openbare werken in zijn portefeuille heeft.

  • 6.

    Het College van burgemeester en wethouders benoemt een ambtelijk secretaris tevens lid en kunnen ambtelijke adviseurs aanwijzen.

  • 7.

    De leden van de commissie treden na verloop van een periode van vier jaren af. Zij zijn onmiddellijk herbenoembaar.

  • 8.

    Een lid dat ter vervulling van een, anders dan ten gevolge van een periodieke aftreding, opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou zijn afgetreden.

  • 9.

    Een lidmaatschap vervalt bij het niet langer bekleden van de functie waarin de benoeming heeft plaatsgevonden.

  • 10.

    De commissie vergadert minstens één keer per jaar.

  • 11.

    De commissie beraadslaagt in het openbaar.

Hoofdstuk 11. Slotbepalingen

Artikel 30. Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 32 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 31. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 16 december 1999 met ingang van welke datum de bestaande Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats, vastgesteld op 30 juni 1965 en gewijzigd bij besluit van 25 juni 1987, vervalt.

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Begraafplaatsverordening voor de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 1999.

De Raad voornoemd

de secretaris de voorzitter

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen nader gedefinieerd. In tegenstelling tot de modelverordening van de VNG kent de verordening het begrip "beheerder" niet. Gelet op de omvang van de begraafplaats en de organisatie van de diverse taakonderdelen met betrekking tot de begraafplaats is er gekozen voor een andere benadering.

Artikel 2

Voor een eigen graf, eigen urnengraf, eigen verstrooiingsplaats, eigen gedenkplaats en eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. Hetzelfde geldt ten aanzien van algemene graven en algemene urnengraven. De uitbreiding van de begrippen is opgenomen zodat het telkenmale herhalen van de diverse begrippen achterwege kan blijven.

Artikel 3

De openstellingtijd wordt geregeld in nadere regels. In bijzondere omstandigheden kan de begraafplaats tijdelijk worden gesloten. Een verblijfsverbod gedurende de tijd dat de begraafplaats is gesloten is opgenomen. Wij achten het evenwel niet nodig om daarvoor ook een strafbaarstelling op te nemen. De strafbaarstelling is daarom achterwege gelaten.

Artikel 4

Leveranciers van gedenktekens en hoveniers moeten er zich steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten dient daarentegen vlot en adequaat te kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het College van burgemeester en wethouders het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan daartoe aangewezen personeel (mandaat).

De bevoegdheid van het daartoe bevoegde personeel om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.

Ter bescherming van de voetpaden is een expliciet verbod opgenomen om met motorrijtuigen elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen te rijden. Het verbod geldt overigens niet voor de grafdelfmachine.

Artikel 5

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester op grond van het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Uden (APV).

Artikel 6

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk kan zijn om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

Artikel 7

In afwijking van het model van de VNG is hier toegevoegd dat de kennisgeving zo spoedig mogelijk dient te gebeuren. Binnen Uden zijn meerdere begrafenisondernemingen actief. Om te voorkomen dat twee of meer begravingen op hetzelfde tijdstip plaatsvinden is deze toevoeging opgenomen.

Een schriftelijke aanvraag is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. Bij een eigen graf dient voorts duidelijk te worden vastgelegd wie de rechthebbende is.

De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, zijnde een urnennis of urnengraf.

Indien de nabestaanden bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld het begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

Artikel 8

Dit artikel geeft aan dat nabestaanden vrijelijk gebruik kunnen maken van de centrale afscheidsplaats op de begraafplaats. Voorts biedt dit artikel de mogelijkheid om afscheid te nemen bij het graf.

In de praktijk blijkt de behoefte aanwezig te zijn om een dienst te kunnen houden. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van de aula.

Artikel 9

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door een ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst om in de instructie voor het daartoe aangewezen personeel op te nemen dat medewerking aan de bezorging van een overleden persoon dient te worden geweigerd indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. In tegenstelling tot de modelverordening van de VNG, waar sprake is van het toekennen van een eigen bevoegdheid, is hier gekozen voor een instructienorm omdat de verordening de figuur van beheerder niet kent.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat indien de rechthebbende zelf is overleden deze in het eigen graf mag worden bijgezet.

De wettelijk minimum grafrusttermijn is de termijn dat een overleden persoon volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat deze mag worden geruimd. Deze termijn bedraagt 10 jaren.

Artikel 10

De verplichting om op zondag en algemeen erkende feestdagen te begraven is vervallen. Om in bijzondere gevallen tegemoet te kunnen komen om toch op zondag en algemeen erkende feestdagen ofwel buiten de vastgestelde tijden te begraven is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een overleden persoon binnen 36 uur te begraven of indien nabestaanden deze toestemming vragen om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van het vinden van stoffelijke resten.

Artikel 11

Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoet gekomen aan de behoeften van nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving wensen om de overledene dichtbij te kunnen gedenken. Gedenkplaatsen kunnen worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en begraven.

Artikel 12

Op de Udense begraafplaats wordt normaliter begraven in twee lagen. In bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Het in twee lagen begraven betreft het begraven met kist of lijkomhulsel.

Artikel 13

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem. Daarnaast wordt reservering van graven niet uitgesloten indien dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats.

Artikel 14

Een indeling in categorieën is nodig indien verschillende regels gelden voor grafbedekkingen. Op de begraafplaats werd en wordt onderscheid gemaakt tussen graven met staande en liggende zerk.

Artikel 15

Deze bepaling is opgenomen om misverstanden uit te sluiten. Bij sommigen heerst de opvatting dat de uitgiftetermijn eerst begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.

De wet bepaalt dat twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het College van burgemeester en wethouders de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd zulks met het oog op ruiming. Het artikel stelt verder buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16

Dit artikel biedt de mogelijkheid om grafkelders aan te brengen.

Artikel 17

Dit artikel regelt de overschrijving van verleende grafrechten. Het is gewenst dat er na het overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen in de regel alleen die personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf.

In de eerste plaats zijn dit de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid. De ervaring heeft uitgewezen dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen.

Een aanvraag voor een bijzetting van een rechthebbende wordt beschouwd als een zodanig verzoek tot overschrijving. Deze bepaling sluit aan op de gangbare praktijk.

De termijn voor overschrijving is gesteld op één jaar. De termijn wordt overigens met de nodige flexibiliteit gehanteerd tenzij het graf inmiddels is geruimd.

Artikel 18

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat een rechthebbende afstand kan doen van het graf.

Artikel 19

De vergunningseis geldt alleen voor een gedenkteken op de diverse soorten graven. Het voert te ver om voor andere zaken zoals winterharde beplanting en ornamenten een vergunningseis op te leggen.

De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het College van burgemeester en wethouders.

In het kader van de actualisatie van het grafstenenbeleid zullen de eisen worden versoepeld.

Artikel 20

Om moeilijkheden in de praktijk uit te sluiten over verwijderde bloemen en planten is deze bepaling opgenomen. Omdat bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbende zou een waarschuwing vooraf op zijn plaats zijn. Het zou echter te omslachtig zijn om de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd.

Het is wenselijk om verwelkte bloemen bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd moet worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats. In de instructie zal hieraan aandacht worden gegeven.

Artikel 21

Aanstootgevende voorwerpen kunnen zonder kennisgeving worden verwijderd. Gedurende drie maanden worden de voorwerpen ter beschikking gehouden van de rechthebbende.

Artikel 22

De mededeling om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een eigen graf als aan degene die koos voor een algemeen graf en daarop grafbedekking heeft aangebracht. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf zal in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededeling dat de graftermijn verstrijkt.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het College van burgemeester en wethouders het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen. In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een mededeling bij het graf gedurende minstens een jaar.

De grafbedekking blijft nadat zij is verwijderd gedurende drie maanden ter beschikking van de nabestaanden als daarom tijdig wordt verzocht.

Artikel 23

Dit artikel regelt de onderhoudsverplichting door de rechthebbenden en de gevolgen indien hieraan niet wordt voldaan.

Artikel 24

Dit artikel regelt de onderhoudsplicht van de gemeente en waarvoor betalingen worden gedaan door de rechthebbenden. Het onderhoud betreft de zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. Daarnaast voorziet de gemeente in het eenmaal per jaar reinigen van de grafstenen. Het opnieuw stellen van gedenktekens na verzakking is alleen mogelijk indien gebruik is gemaakt van de door de gemeente beschikbaar gestelde fundering. In andere situaties dient de rechthebbende zorg te dragen voor het opnieuw stellen. Veelal is de nazorg voor het opnieuw stellen van het gedenkteken na verzakking in handen van de leverancier.

Artikel 25

De mededeling dat het College van burgemeester en wethouders voornemens is om graven te ruimen wordt gedaan aan zowel de rechthebbenden op eigen graven als aan nabestaanden die kozen voor een plaats in een algemeen graf.

Het artikel regelt verder op welke wijze wordt omgegaan met de stoffelijke resten waarbij voor zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden met mogelijke wensen van nabestaanden.

Herbegraving in hetzelfde graf is hierbij mogelijk door de stoffelijke resten extra diep te plaatsen. De nabestaanden dienen in dit geval wel rekening te houden met het aanwijzen van een rechthebbende op het graf en het vestigen van een nieuw grafrecht. De rechthebbende kan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven. Ook is er de mogelijkheid om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.

Artikel 26

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de wettelijke regelgeving onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is de beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Het College van burgemeester en wethouders blijft daardoor verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking gestelde gedeelte. Zij voorzien in het gangbare onderhoud aan dat deel.

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen zijn om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het College van burgemeester en wethouders bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende op het graf verplicht is (artikel 23). In de praktijk kunnen zich verschillende soorten van gevallen voordoen. Zo kan bijvoorbeeld de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms ook waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Indien een kerkbestuur hierom heeft gevraagd om telkenmale te worden geïnformeerd dan zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen.

Artikel 27

Het is elders vaak voorgekomen dat graven van bijzondere betekenis ondoordacht zijn geruimd. Graven kunnen van betekenis zijn hetzij door het gedenkteken dat kan opvallen door de vormgeving dan wel doordat de begraven persoon een bekende persoonlijkheid was. Alvorens tot ruiming over te gaan wordt nagegaan of er sprake is van zogenaamde monumentale graven of historische graven.

Op de huidige begraafplaats zijn vooralsnog geen monumentale of historische graven aanwezig.

Artikel 28

Het is een wettelijk voorschrift om een register aan te leggen.

Artikel 29

In diverse gemeenten bestaan er informele contacten met belanghebbenden bij de begraafplaatsen, de uitvaartondernemer of de geestelijke instellingen zoals de kerken die van de begraafplaatsen gebruik maken. Elders bestaan er incidentele contacten met culturele instellingen over de begraafplaats.

Als gevolg van de veelzijdige benadering van de begraafplaatsen die steeds meer tot uitdrukking is gaan komen, is een gestructureerde inbreng vanuit verschillende groeperingen in de samenleving nodig. Deze kan worden bereikt door het instellen van een adviescommissie. In de commissie kunnen bijvoorbeeld worden benoemd personen afkomstig uit instellingen die werkzaam zijn op het gebied van de heemkunde, de monumentenzorg, de plaatselijke geschiedenis en de bevordering van de kennis en belangstelling voor de omgeving. Verder verdient het aanbeveling om personen uit de kring van de plaatselijke uitvaartondernemers, geestelijke instellingen ter plaatse en deskundigen op het gebied van rouwverwerking in de commissie te benoemen. Van een streekarchivaris kunnen bruikbare adviezen worden verkregen over de historische waarden.

Artikel 30

In dit artikel is opgenomen dat bestaande rechten en verplichtingen normaal doorlopen.

Uden,

Thkuy1.toe