Regeling vervallen per 31-12-2014

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting bestemmingsplan Vluchtoord 2003

Geldend van 15-06-2003 t/m 30-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting bestemmingsplan Vluchtoord 2003

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting bestemmingsplan Vluchtoord 2003

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • Deze verordening verstaat onder:

    • 1.

      een onroerende zaak:

      • a.

        een gebouwd of ongebouwd eigendom;

      • b.

        een samenstel van twee of meer aangrenzende bebouwde en/of onbebouwde eigendommen, voorzover deze aan eenzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht toebehoren;

      • c.

        ingeval er sprake is van een samenstel van eigendommen zoals bedoeld onder , bestaande uit een van de gemeente Uden verworven eigendom en een ander eigendom:

        • 1.

          het van de gemeente Uden verworven eigendom, zoals dat onderdeel uitmaakt van het samenstel van eigendommen;

        • 2.

          het andere eigendom, zoals dat onderdeel uitmaakt van het samenstel van eigendommen;

    • 2.

      een eigendom: een perceel volgens de kadastrale aanduiding;

    • 3.

      het bestemmingsplan: het bestemmingsplan Vluchtoord zoals dat is vastgesteld door de raad van de gemeente Uden op 27 juni 1996 en gedeeltelijk is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 20 januari 1997;

    • 4.

      bestemming: een op grond van het bestemmingsplan voor een onroerende zaak geldende bestemming;

    • 5.

      oppervlakte: de oppervlakte van een onroerende zaak, zoals deze blijkt uit de kadastrale registratie;

    • 6.

      hoogspanningsverbinding: de bestemming ingevolge artikel 14 van de voorschriften van het bestemmingsplan, voorzover het betreft die gedeelten die ingevolge artikel 14, lid A sub 2 van de voorschriften van het bestemmingsplan secundair zijn bestemd tot Bedrijven klasse I of II.

Artikel 2. Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘Baatbelasting bestemmingsplan Vluchtoord 2003’ wordt in de vorm van een heffing-ineens een directe belasting geheven van de tot ‘Bedrijven, klasse I’, ‘Bedrijven, klasse II’, ‘Gemengde doeleinden’ of ‘Hoogspanningsverbinding’ bestemde onroerende zaken in de gemeente, gelegen binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2002 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      het verrichten van grondwerken voor aan te leggen voorzieningen van openbaar nut, waaronder het egaliseren, ophogen en afgraven alsmede het dempen van sloten;

    • b.

      de aanleg c.q. aanpassing van riolering, met inbegrip van bijbehorende werken;

    • c.

      de aanleg c.q. verbetering van wegen, alsmede het aanbrengen van de ontsluiting van het bedrijventerrein op de Industrielaan;

    • d.

      de aanleg van parkeervoorzieningen, trottoirs en voetpaden;

    • e.

      de aanleg van waterpartijen;

    • f.

      de aanleg van plantsoenen en andere openbare groenvoorzieningen;

    • g.

      de aanleg c.q. aanpassing van openbare verlichting.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing danwel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, terzake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting terzake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de volgende twee maatstaven:

    • a.

      het aantal volle vierkante meters oppervlakte van de onroerende zaak vermenigvuldigd met de liggingsfactor zoals bedoeld in het tweede lid (maatstaf onderdeel wegen);

    • b.

      het aantal volle vierkante meters oppervlakte van de onroerende zaak (maatstaf overige voorzieningen).

  • 2.

    De liggingsfactor voor de op de in artikel 2 bedoelde kaart voorkomende onroerende zaken in het gebied is:

    • a.

      voor de met blauwe omlijning aangeduide onroerende zaken: 0,5;

    • b.

      voor de overige onroerende zaken: 1,0.

  • 3.

    Indien in de periode gelegen tussen de in artikel 2, eerste lid genoemde datum en de datum van ingang van de heffing van deze verordening de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van een op de in artikel 2, eerste lid genoemde datum bestaande onroerende zaak is danwel wordt overgedragen, wordt voor de vaststelling van de belastingschuld voor de na de overdracht op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken uitgegaan van een vaststelling van de belastingschuld volgens de volgende formule:

    • A/B x C x € 1,00

    • Voor deze formule geldt:

A: de oppervlakte van de na de overdracht op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak;

    • B: de oppervlakte van de op de in artikel 2, eerste lid genoemde datum bestaande onroerende zaak;

    • C: de belasting zoals deze ingevolge artikel 5 zou gelden voor de op de in artikel 2, eerste lid genoemde datum bestaande onroerende zaak op de peildatum van heffing, indien geen gedeeltelijke overdracht zou hebben plaatsgevonden.

    • Artikel 5. Tarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per onroerende zaak:

    • a.

      € 5,98 per vierkante meter van de onder artikel 4, eerste lid onder bedoelde maatstaf; vermeerderd met:

    • b.

      € 8,99 per vierkante meter van de onder artikel 4, eerste lid onder bedoelde maatstaf.

Artikel 6. Regeling voor heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijftien jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk te worden ingediend bij de ambtenaar zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet.

  • 2.

    Het belastingjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

  • 3.

    De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van vijftien jaren en een rentevoet van 5% procent per jaar.

  • 4.

    De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan door de belastingplichtige worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het eerste belastingjaar waarop de afkoop betrekking heeft, nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van 5% procent per jaar.

  • 5.

    a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van de eigendom, het bezit of het beperkt recht, wordt aan de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag-ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    b.In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar.

  • 6.

    Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt - voor de verdeling van de resterende belastingschuld - de resterende belastingschuld voor de desbetreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet aangevangen belastingjaren. De vaststelling van de resterende belastingschuld per onroerende zaak zoals bedoeld in de vorige volzin, geschiedt op basis van de volgende formule:

    • A/B x C x € 1,00

    • Voor deze formule geldt:

    • A: de oppervlakte van de na de overdracht ontstane onroerende zaak;

    • B: de oppervlakte van de vóór de overdracht bestaande onroerende zaak;

    • C: de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de vóór de overdracht bestaande onroerende zaak.

    • Het bepaalde in het vijfde lid, sub a en b is van overeenkomstige toepassing.

    • Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. De tweede termijn vervalt een maand later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

    • Artikel 9. Kwijtschelding

    • Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

    • Artikel 10. Nadere regels voor het College van burgemeester en wethouders

    • Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en invordering van de baatbelasting.

    • Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de drieënveertigste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2003.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening baatbelasting bestemmingsplan Vluchtoord 2003’.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2002.

De Raad voornoemd

de secretaris de voorzitter

Verordening baatbelasting bestemmingsplan Vluchtoord 2003

Toelichting behorende bij de Verordening baatbelasting bestemmingsplan Vluchtoord 2003, gemeente Uden

Algemeen

Bestemmingsplan Vluchtoord

In 1991 is begonnen met de realisatie van het bedrijventerrein Vluchtoord. Het bedrijventerrein biedt plaats voor de ontwikkeling van 221.345 m² (verkoopbaar) bedrijventerrein. Daarnaast is voorzien in de aanleg van wegen (oppervlakte 51.890 m²) en overige voorzieningen, zoals openbaar groen en parkeervoorzieningen (oppervlakte 17.170 m²).

De realisatie van het bedrijventerrein heeft in fasen plaatsgevonden. Hierbij is voor de aan te leggen voorzieningen van openbaar nut rekening gehouden met de hoeveelheid te ontwikkelen terrein per fase.

In planologisch opzicht heeft de ontwikkeling gedurende de eerste jaren plaatsgevonden op basis van vrijstellingen ex artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening van het op dat moment vigerende bestemmingsplan buitengebied, waarbij met toepassing van artikel 50 Woningwet op dat moment is geanticipeerd op het in procedure te brengen bestemmingsplan Vluchtoord. Het bestemmingsplan Vluchtoord is door de gemeenteraad vastgesteld op 27 juni 1996 en nadien gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20 januari 1997. Het gedeelte waaraan goedkeuring is onthouden, betrof een perceelsgedeelte met de bestemming Bossen. Dit perceelsgedeelte is buiten het gebate gebied gelegen. Voorts is goedkeuring onthouden aan de mogelijkheid tot de vestiging van kantoren binnen de bestemming Gemengde doeleinden.

Aanleg voorzieningen van openbaar nut

In het kader van de realisatie van het bedrijventerrein Vluchtoord zijn of worden de volgende in het verhaal van kosten betrokken voorzieningen van openbaar nut getroffen:

  • a.

    de aanleg van de nieuwe weg Vluchtoord, Westwijk en Oostwijk;

  • b.

    de aanpassing van de in het noordwestelijk gedeelte van het gebied gelegen bestaande Vluchtoordweg, waarbij de weg is verbreed van 3,5 meter naar 7 meter en waarbij de weg tevens is voorzien van openbare verlichting;

  • c.

    de verbreding van de bestaande in het noorden/noordwesten gelegen Belgenlaan (voorheen: Hoevenseweg), waarbij de Belgenlaan tevens is voorzien van openbare verlichting;

  • d.

    een op het bedrijventerrein afgestemde aansluiting van de wegenstructuur van het plan Vluchtoord op de bestaande Industrielaan;

  • e.

    de aanleg van riolering met inbegrip van bijbehorende werken; ook voor de bedrijven die zijn gelegen aan de Vluchtoordweg en de Belgenlaan;

  • f.

    de aanleg van parkeervoorzieningen, waaronder de aanleg van een openbaar parkeerterrein voor vrachtauto’s;

  • g.

    de aanleg van openbare groenvoorzieningen, waterpartijen en voetpaden;

  • h.

    het verrichten van grondwerken (zoals egaliseren, ophogen en afgraven) voor de onder a tot en met g bedoelde aanleg van voorzieningen.

De in het noordwesten gelegen bestaande Vluchtoordweg en Belgenlaan kenden, voor de realisatie van het bedrijventerrein, qua profiel, fundering en bermstructuur overwegend een agrarische functie. Deze wegen voldeden echter niet aan de eisen die gesteld worden aan de functie van een bedrijfsweg, geschikt voor de permanente belasting en doorgang van vrachtverkeer. Om die reden heeft verbreding van het profiel van de Belgenlaan (i.c. het gedeelte tussen de Vluchtoordweg en de Landerlaan) en Vluchtoordweg plaatsgevonden, afgestemd op de beide aan die laan gevestigde bedrijven (Zuidooster en Schoenenreus).

Voorts is langs de Belgenlaan een vrijliggend fietspad aangelegd; dit mede om de gebruiksmogelijkheden van de Belgenlaan geheel voor autoverkeer (en dus niet voor (brom)fietsers) te kunnen benutten. De aanleg van het fietspad daarentegen kent ook de functie van langzaamverkeersverbinding van de kern Uden naar de kern Zeeland. Gezien het hieruit voortvloeiende bovenwijkse karakter van het fietspad, is de aanleg van het fietspad niet in de heffing betrokken.

Voorts is niet in de heffing betrokken:

  • a.

    De verbetering van de Industrielaan in relatie tot de aanleg van bedrijventerrein Vluchtoord. De Industrielaan heeft een bovenwijks karakter, waar het gaat om de functie van verbindingsweg en is om die reden niet in de heffing betrokken.

  • b.

    Ten oosten van het profijtgebied ligt een ecologische (groen)zone aan de Landerlaan. De kosten van aanleg en inrichting zijn, nu deze groenzone niet alleen de functie heeft van buffergebied van het bedrijventerrein maar ook een algemene landschappelijke functie, niet in de heffing betrokken.

  • c.

    De kosten van aanleg van nutsvoorzieningen.

Bekostigingsbesluit en uitvoering werkzaamheden

Bij besluit van 23 juli 1992 is door de gemeenteraad het bekostigingsbesluit voor het bestemmingsplan Vluchtoord vastgesteld. De wettelijke basis voor dit besluit ligt in artikel 274, vierde lid van de gemeentewet (zoals deze gold tot 1 januari 1994).

Het bekostigingsbesluit is ingevolge artikel 274, vierde lid gemeentewet-oud bekendgemaakt op de gebruikelijke wijze, via openbare bekendmaking door publicatie in het Udens Weekblad op 23 september 1992. Ingevolge de overgangsbepaling zoals opgenomen in artikel XXV, tweede lid van de Wet van 22 mei 1991 tot wijziging van diverse wetten in verband met vereenvoudiging van regelgeving en vergroting van gemeentelijke en provinciale beleidsvrijheid (Stb. 1991, 394), is het bekostigingsbesluit tijdig vastgesteld.

In het bekostigingsbesluit is onder meer aangegeven:

  • -

    een aanduiding van het gebied waarbinnen de onroerende zaken zijn gelegen die worden gebaat als gevolg van de door of met medewerking van het gemeentebestuur aan te leggen voorzieningen in het kader van de realisatie van het bedrijventerrein Vluchtoord;

  • -

    een omschrijving van de in de heffing te betrekken voorzieningen van openbaar nut;

  • -

    dat de mate waarin de kosten van de aanleg van de genoemde voorzieningen via baatbelasting zullen worden verhaald, is bepaald op 100% van de door de gemeente te maken kosten; dit onder de bij de latere belastingverordening vast te stellen regels voor onder meer de definitieve omvang en omslag van de kosten.

Het op 23 juli 1992 vastgestelde bekostigingsbesluit geldt als basis voor een in te voeren bouwgrondbelasting zoals bedoeld in artikel 274 gemeentewet-oud. Bij de invoering van de Wet materiële belastingbepalingen per 1 januari 1995 (Stb. 1994, 419) zijn de voorheen geldende bouwgrondbelasting (artikel 274 gemeentewet-oud) en baatbelasting (artikel 273a gemeentewet-oud) komen te vervallen. In de plaats daarvan is het instrument van de (nieuwe) baatbelasting zoals bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet, ingevoerd. Ingevolge artikel XVII, eerste lid van de Invoeringswet van de wet materiële belastingbepalingen Gemeentewet wordt een bekostigingsbesluit dat is gestoeld op artikel 274, vierde lid gemeentewet-oud, aangemerkt als een bekostigingsbesluit zoals bedoeld in het thans geldende artikel 222, tweede lid van de Gemeentewet.

Met de uitvoering van de werken is gestart in 1991. De voorzieningen zijn ten tijde van de vaststelling van de belastingverordening nagenoeg geheel voltooid. Een openbare parkeerplaats voor vrachtauto’s in het noordoostelijke gedeelte van het plangebied is in oktober 2002 voor gebruik opengesteld en wordt naar verwachting eind 2002 officieel opgeleverd.

Relatie kostenverhaal via overeenkomst

De gemeente heeft alle gronden verworven voor de realisatie van de voorzieningen van openbaar nut en voor het kunnen uitgeven van bouwpercelen, met uitzondering van de voorheen bekende kadastrale percelen gemeente Uden, sectie T, nummer 678 (ged.) en 679 (ged.), met een gezamenlijke grootte van 15.670 m² (na ruiling zie hierna). Deze onroerende zaak is gelegen aan de aangepaste Belgenlaan.

Bij raadsbesluit is met de grondeigenaar een overeenkomst tot ruiling afgesloten, waarbij:

  • a.

    door de gemeente een oppervlakte van 2.225 m² (onderdeel uitmakende van de percelen T 678 en T 679) werd verkregen; dit voor de verbreding van de Belgenlaan (i.c. de aanleg met het daarmee verband houdende fietspad) alsmede om te komen tot een doelmatige verkaveling. Deze gronden werden gewaardeerd op ƒ 98.500,00 (thans: € 44.697,35);

  • b.

    door de eigenaar van de percelen T 678 en T 679 werd verkregen een perceel grond ter grootte van 7.060 m², deel uitmakende van het naast de genoemde percelen gelegen perceel, kadastraal bekend gemeente Uden, sectie T, nummer 680. Deze gronden werden gewaardeerd op ƒ 470.550,00 (thans: € 213.526,28).

De toegift van de grondruil werd aldus bepaald op ƒ 372.050,00 (thans: € 168.828,93).

Met de particuliere grondeigenaar kon geen overeenstemming worden bereikt over het sluiten van een exploitatieovereenkomst, die was gericht op het door de gemeente verkrijgen van een financiële bijdrage in de kosten van aanleg van de hiervoor genoemde voorzieningen van openbaar nut.

Het eigendom van de particuliere grondeigenaar bestond na de grondruil uit de percelen: T 678 (ged.) en T 679(ged.), met een gezamenlijke grootte van 15.670 m², alsmede het perceel T 680 (ged.) met een grootte van 7.060 m². Het eigendom kent dus een totale oppervlakte van 22.730 m².

Inmiddels heeft een kadastrale hernummering plaatsgevonden. Het perceel T 680 (ged.) is hierbij hernummerd tot T 930, waaraan een oppervlakte is toegekend van 7.065 m². De kadastrale percelen T 678 (ged.) en T 679 (ged.) met een totale oppervlakte van 15.670 m² zijn hernummerd/verenigd tot nummer T 931, waaraan een oppervlakte van 15.665 m² is toegekend.

Aan de eigenaar van de percelen T 930 en T 931 is ultimo 2001 opnieuw de gelegenheid geboden met de gemeente een exploitatieovereenkomst aan te gaan, waarbij door de eigenaar wordt bijgedragen in de aanlegkosten van de in de heffing betrokken voorzieningen van openbaar nut. Dit voorzover het betrekking heeft op een perceelsoppervlakte van 15.670 m².

Voor het gedeelte van het eigendom van 7.060 m², zoals dat eertijds door de gemeente is verkocht, geldt dat hiervoor een koopsom is betaald waarin - althans wat het verkochte perceelsgedeelte betreft - naar evenredigheid is bijgedragen in de aanleg van de hiervoor omschreven voorzieningen. Naast het perceelsgedeelte van 7.060 m² geldt dat voor alle overige gebate onroerende zaken zoals aangegeven op de bij de belastingverordening behorende kaart, overeenkomsten zijn gesloten. Hierbij geldt dat de aan de voorzieningen verbonden lasten voor deze onroerende zaken via overeenkomst zijn of worden voldaan.

De baatbelasting is ingesteld voor het verhaal van de kosten van de hiervoor genoemde voorzieningen van die gebate onroerende zaken, waarvoor geldt dat niet via overeenkomst in die kosten is bijgedragen.

Artikelsgewijze toelichting

Hieronder wordt een toelichting gegeven op de relevantste artikelen van de Verordening baatbelasting bestemmingsplan Vluchtoord 2003 (hierna te noemen ‘Verordening’).

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Bij de afbakening van het belastingobject is uitgegaan van een op de peildatum van de ingang van de heffing gebouwd of ongebouwd eigendom dan wel een samenstel van meerdere aangrenzende eigendommen, voorzover deze aaneengrenzende percelen aan dezelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht toebehoren. Onder een eigendom wordt verstaan: een perceel volgens de kadastrale registratie.

Indien er sprake is van een samenstel van eigendommen, geldt daarbij dat - indien dit samenstel bestaat uit een door de belastingplichtige van de gemeente verworven eigendom én een ander eigendom - zowel het van de gemeente verworven eigendom als dat andere eigendom ieder als een afzonderlijke onroerende zaak worden aangemerkt.

Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan het bepaalde in artikel 222, eerste lid van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat indien de aan voorzieningen verbonden lasten voor een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn voldaan, de belasting van die onroerende zaak niet wordt geheven. Voor door de gemeente verkochte onroerende zaken geldt dat de lasten van de voorzieningen voor die verkochte onroerende zaken onderdeel uitmaken van de verkoopprijs die de gemeente hanteert. Een door de gemeente verkocht bouwperceel wordt daarmee als een afzonderlijke onroerende zaak aangemerkt. Dit geldt dan ook voor het andere eigendom, dat onderdeel uitmaakt van het genoemde samenstel van eigendommen.

De heffing geschiedt op basis van een bedrag per gebate onroerende zaak. Als gebate onroerende zaak wordt aangemerkt een onroerende zaak die is gelegen binnen het met rode omlijning afgebakende gebied, zoals aangegeven op de bij de Verordening behorende kaart en voorzover die onroerende zaak is bestemd tot ‘Bedrijven, klasse I’, ‘Bedrijven, klasse II’, ‘Gemengde doeleinden’ of ‘Hoogspanningsverbinding’. Binnen die eigendommen is bebouwing en gebruik voor bedrijfsdoeleinden mogelijk. Waar het gaat om de bestemming ‘Hoogspanningsverbinding’, is - voorzover die bestemming niet tevens rust op percelen met een bestemming verkeersdoeleinden, groenvoorzieningen, voet- en fietspad of parkeerterrein - eveneens, zij het beperkter, gebruik voor bedrijfsdoeleinden mogelijk.

Hierbij is uitgegaan van de voorschriften zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan “Vluchtoord”, zoals dat is vastgesteld door de raad van de gemeente Uden op 27 juni 1996 en gedeeltelijk is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 20 januari 1997.

Voor de bepaling van de oppervlakte wordt uitgegaan van de kadastrale oppervlakte van de in de heffing betrokken onroerende zaak.

Artikel 2. Belastbaar feit

De afbakening van het gebied waarbinnen de gebate onroerende zaken zijn gelegen, is aangegeven met een rode omlijning op de bij de Verordening behorende en gewaarmerkte kaart. De baatwerking beperkt zich tot die onroerende zaken die zijn bestemd tot ‘Bedrijven, klasse I’, ‘Bedrijven, klasse II’, ‘Gemengde doeleinden’ of ‘Hoogspanningsverbinding’. Wat de gronden met de bestemming Hoogspanningsverbinding betreft, geldt hierbij de beperking dat - op grond van artikel 14, lid A sub 2 van de bestemmingsplanvoorschriften - als secundaire bestemming geldt de bestemming Bedrijven, klasse I of II. De overige binnen het aangeduide gebied gelegen onroerende zaken kennen een openbare verkeersdoeleindenbestemming en zijn in de meeste gevallen ingericht met de in de heffing betrokken voorzieningen.

Ingevolge artikel 222, derde lid Gemeentewet dient voor de vraag of een onroerende zaak is gebaat, uit te worden gegaan van een in de belastingverordening op te nemen tijdstip. Dit tijdstip mag uiterlijk één jaar zijn gelegen nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid.

Als peildatum voor de baatvaststelling is gehanteerd 1 januari 2002. Voor de vraag of een onroerende zaak is gebaat, wordt uitgegaan van de bestemming op de genoemde peildatum. Is er op deze datum sprake van een gebate onroerende zaak, dan wordt deze in de omslag betrokken; dit ongeacht of er later sprake is van een gewijzigde bestemming of van een splitsing van de gebate onroerende zaak in verschillende eigendommen.

In het tweede lid is een omschrijving opgenomen van de in de heffing betrokken voorzieningen. Verwezen wordt naar de toelichting, zoals opgenomen in de paragraaf Algemeen.

Artikel 3. Belastingplicht

Ingevolge artikel 222, eerste lid van de Gemeentewet wordt een baatbelasting geheven van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een gebate onroerende zaak. Dit houdt verband met het zakelijke en objectieve karakter van de heffing. Niet relevant is of de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht ook geldt als (feitelijke) gebruiker van de gebate onroerende zaak. Voor de vaststelling van de genothebbende wordt uitgegaan van de gegevens zoals deze blijken uit de kadastrale registratie, tenzij blijkt dat deze (rechts)persoon op het desbetreffende tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

In het derde lid is bepaald dat indien de kosten die aan een gebate onroerende zaak zijn toegerekend krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, de belasting niet van die onroerende zaak wordt geheven. Deze onroerende zaken zijn echter wel in de kostenomslag betrokken.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar twee maatstaven:

a.Maatstaf onderdeel wegen

Voor de onroerende zaken die zijn gelegen aan de bestaande Belgenlaan en/of Vluchtoordweg en niet tevens aan een of meerdere nieuw aangelegde wegen, wordt rekening gehouden met een verminderde baatwerking ten opzichte van die onroerende zaken die zijn gelegen aan een of meerdere van de nieuw aangelegde wegen (Vluchtoord, Westwijk of Oostwijk). Om de verschillen in baatwerking tot uitdrukking te brengen wordt de in het tweede lid genoemde liggingsfactor gehanteerd. De liggingsfactor voor onroerende zaken die zijn gelegen aan een of meerdere van de nieuw aangelegde wegen, bedraagt 1,0. De liggingsfactor voor de onroerende zaken die zijn gelegen aan de Belgenlaan en/of Vluchtoordweg, bedraagt 0,5. Met het verschil in liggingsfactor wordt tot uitdrukking gebracht dat de genoemde onroerende zaken voorheen waren gelegen aan een bestaande weg. Daarbij geldt echter, zoals vermeld in de paragraaf Algemeen, dat die weg niet was afgestemd op een functie voor ontsluiting van niet-agrarische bedrijven. De Belgenlaan en Vluchtoordweg zijn hiertoe verbreed. De bermen zijn daarbij aan deze nieuwe functie aangepast. De voor een onroerende zaak geldende liggingsfactor wordt vermenigvuldigd met de oppervlakte van die onroerende zaak.

b.Maatstaf overige voorzieningen

Voor de overige in de heffing betrokken voorzieningen, zoals de aanleg van riolering, openbare verlichting, groenvoorzieningen, waterpartijen en parkeerruimte, geldt dat alle binnen de rode omlijning gelegen onroerende zaken in gelijke mate zijn gebaat. Als maatstaf geldt de oppervlakte van een onroerende zaak, zonder dat een onderscheid wordt gemaakt in ligging.

In het derde lid is bepaald hoe de belastingschuld wordt vastgesteld voor een onroerende zaak waarvan na de in artikel 2, eerste lid genoemde peildatum (i.c. 1 januari 2002) een gedeelte aan een derde is overgedragen.

Voor deze gevallen wordt in eerste instantie uitgegaan van de belastingschuld voor de onroerende zaak, zoals deze gold op 1 januari 2002. De aldus vastgestelde belastingschuld wordt vervolgens verdeeld over de uit deze onroerende zaak (nieuw) ontstane onroerende zaken op de datum van ingang van de heffing (i.c. 1 januari 2003). De verdeling geschiedt naar rato van de oppervlakte van de op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken. Daarbij is niet relevant of, als gevolg van de ligging van de ontstane delen van de onroerende zaak, die ligging, en daarmee de toepassing van de op 1 januari 2002 geldende liggingsfactoren, later zou wijzigen. Uitgegaan wordt van de situatie zoals deze geldt op 1 januari 2002.

Artikel 5. Tarief

De belasting bedraagt voor een onroerende zaak:

a.een bedrag van € 5,98 per vierkante meter van de onder artikel 4, eerste lid onder a bedoelde maatstaf;

vermeerderd met:

b.een bedrag van € 8,99 per vierkante meter van de onder artikel 4, eerste lid onder b bedoelde maatstaf.

De tarieven zijn bepaald op basis van de door de gemeente gemaakte werkelijke c.q. nog geraamde kosten. Voorts is wat de omvang van de tarieven betreft, rekening gehouden met de omvang van het door de gemeente via gronduitgifte toegepaste kostenverhaal. Dit om te voorkomen dat er onaanvaardbare verschillen ontstaan tussen onroerende zaken waarbij het kostenverhaal via belasting plaatsvindt, en in gelijke mate gebate onroerende zaken waarbij het kostenverhaal via overeenkomst heeft plaatsgevonden.

Overzicht gemaakte en nog te maken maximaal verhaalbare kosten (inclusief rente tot en met 31 december 2002)

Onderdeel wegen oppervlakte totaal (in euro’s)

Kosten verwerving ondergrond wegen: 51.890 m² € 597.803,00

Kosten aanleg/aanpassing wegen: 1.127.505,00

Subtotaal onderdeel wegen: € 1.725.308,00

Onderdeel overige voorzieningen

Kosten verwerving openbaar groen en parkeerplaats: 17.170 m² € 197.808,00

Kosten aanleg overige voorzieningen 2.563.370,00

Subtotaal onderdeel overige voorzieningen: € 2.761.178,00

Omvang heffingseenheden

Maatstaf wegen oppervlakteliggingsfactorheffingseenheden

  • 27.

    540 m² 0,5 13.770

  • 193.

    805 1,0 193.805

totaal 221.345 207.575

Maatstaf overige voorzieningen

totale oppervlakte 221.345 m².

Omvang maximaal verhaalbaar tarief

Het maximaal verhaalbare tarief op basis van de werkelijk gemaakte c.q. nog geraamde kosten bedraagt:

voor de maatstaf wegen: € 8,31 per heffingseenheid van de maatstaf van heffing

voor de maatstaf overige voorzieningen: € 12,47 per vierkante meter van de maatstaf van heffing Voorkomen onaanvaardbare verschillen met overee n komstpercelen

Uitgangspunt voor de gemeente is dat er geen sprake mag zijn van onaanvaardbare verschillen tussen onroerende zaken waarbij de kosten worden verhaald via baatbelasting, en gelijk gebate onroerende zaken waarbij de kosten zijn verhaald via overeenkomst. Voor de door de gemeente gesloten overeenkomsten geldt dat er in alle gevallen sprake is van gemeentelijke gronduitgifte, waarbij bouwpercelen zijn verkocht aan derden tegen een door de gemeente vastgestelde uitgifteprijs.

Waar het gaat om de werkelijke omvang van de vast te stellen belastingtarieven, is een vergelijking gemaakt met de door de gemeente laagst vastgestelde uitgifteprijs bij verkoop van een bouwperceel in het plangebied Vluchtoord. Bij deze laagst vastgestelde uitgifteprijs is vervolgens de omvang van de aan dat bouwperceel toegerekende kosten in verband met de in de heffing betrokken voorzieningen bepaald. Vervolgens is nagegaan, met toepassing van het hiervoor maximaal toe te passen belastingtarief en met toepassing van de heffingsmaatstaf, of de omvang van de maximaal te heffen baatbelasting het kostenaandeel in de uitgifteprijs overschrijdt. Indien dit het geval is, is de omvang van het belastingtarief overeenkomstig verlaagd.

Bij besluit van 31 januari 1991 is het perceel kadastraal bekend gemeente Uden, sectie T, nummer 657 en 21, ter grootte van 11.870 m², door de gemeente als bouwterrein verkocht aan een derde. Dit perceel is gelegen in het noordoostelijk gedeelte van het profijtgebied en kent, waar het de in artikel 4 eerste lid onder a bedoelde maatstaf betreft, een liggingsfactor van 0,5. Het perceel is verkocht tegen een koopsom van ƒ 431.100,- exclusief omzetbelasting (€ 195.624,65 exclusief omzetbelasting). Dit komt uit op een prijs van ƒ 36,31 (€ 16,48) exclusief omzetbelasting per vierkante meter.

Vergelijking dient plaats te vinden op de situatie per 1 januari 2003. In de kostenopstelling is rekening gehouden met een rentelast tot 1 januari 2003. Een en ander betekent dat voor een deugdelijke vergelijking de koopsom uit 1991 dient te worden verhoogd met rente tot 1 januari 2003. Uitgaande van een rentepercentage van 6% per jaar, bedraagt deze koopsom per 1 januari 2003 € 31,50 per m² (exclusief omzetbelasting).

Uitgaande van de situatie per 1 januari 2003, bedraagt het aandeel in de kosten van de voorzieningen van openbaar nut - als onderdeel van de koopsom - € 11,98 per vierkante meter uitgeefbaar terrein. In totaal derhalve € 142.202,60. Zoals aangegeven dient hierbij nog rekening te worden gehouden met, wat de maatstaf wegen betreft, een liggingsfactor van 0,5.

Rekening houdende met de omvang van het kostenverhaal zoals dit bij de verkoop van het onderhavige perceel heeft plaatsgevonden, berekend naar de situatie per 1 januari 2003, ter grootte van in totaal € 11,98 per verkochte vierkante meter, komt dit neer op een tarief voor:

  • a.

    de maatstaf wegen: € 5,98 per vierkante meter van de heffingsmaatstaf;

  • b.

    de maatstaf overige voorzieningen: € 8,99 per vierkante meter oppervlakte.

De belasting voor onroerende zaken met een liggingsfactor 1,0 kan op grond van het vorenstaande worden bepaald op € 14,97 per vierkante meter van de oppervlakte. Voor een onroerende zaak waarvoor op grond van het vorenstaande een liggingsfactor geldt van 0,5 wat betreft de maatstaf wegen, bedraagt de totale belastingschuld € 11,98 per vierkante meter oppervlakte. Hieruit volgt dat ten opzichte van de opbrengst van het kostenverhaal via overeenkomst geen sprake is van onaanvaardbare verschillen.

Artikel 6. Regeling voor heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

Ingevolge artikel 222, vijfde lid Gemeentewet dient de belastingverordening te voorzien in de mogelijkheid om de heffing-ineens op verzoek om te zetten in een jaarlijkse belasting. De belastingperiode bedraagt maximaal 30 jaren overeenkomstig de in de belastingverordening op te nemen regelen.

In het eerste lid is voorzien in de mogelijkheid om de heffing-ineens om te zetten in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijftien jaren. Hierbij is rekening gehouden met de hoogte van de aanslag-ineens. Voor de bepaling van de hoogte van de jaarlijkse belasting wordt uitgegaan van de annuïteit van het bedrag van de heffing-ineens, uitgaande van een periode van vijftien jaren en een rente van 5% per jaar.

In het zesde lid is een regeling opgenomen voor de gevolgen van een overdracht van een gedeelte van de in de heffing betrokken onroerende zaak, nadat omzetting in de vorm van een jaarlijkse belasting heeft plaatsgevonden. Uit de jurisprudentie blijkt dat bij het opsplitsen van een onroerende zaak ingeval er sprake is van een jaarlijkse heffing, de belasting op de desbetreffende onroerende zaak blijft rusten (HR 30 maart 1988, Belastingblad 1989, p. 182).

De opgenomen nadere regeling voorziet erin dat de oorspronkelijk vastgestelde belastingschuld wordt verdeeld over de nieuw ontstane onroerende zaken naar rato van de oppervlakte.

Na verdeling van de oorspronkelijke belastingschuld wordt met toepassing van het bepaalde in het vijfde lid aan iedere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de alsdan ontstane onroerende zaken een aanslag-ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak. Hierbij bestaat vervolgens de mogelijkheid dat die aanslag-ineens wordt omgezet in een jaarlijkse heffing, overeenkomstig het bepaalde in het vijfde lid, sub b.

Artikel 8. Termijn van betaling

Ingevolge artikel 250 Gemeentewet kan in de belastingverordening worden afgeweken van de basisregeling voor de betaling in termijnen, zoals opgenomen in artikel 9 van de Invorderingswet. Gekozen is voor twee betalingstermijnen, waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand van dagtekening van het aanslagbiljet en waarbij de tweede termijn vervalt een maand later.

Artikel 10. Nadere regels voor het College van burgemeester en wethouders

Op grond van deze bepaling kunnen door burgemeester en wethouders voorschriften worden opgesteld voor (onder meer) de berekening van invorderingsrente.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

De onderhavige Verordening dient te worden bekendgemaakt ingevolge de wijze zoals bedoeld in de Gemeentewet. De Tijdelijke referendumwet (Stb. 2001, 388) is van toepassing op de onderhavige verordening. Gelet op artikel 22 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze verordening niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking. De datum van inwerkingtreding is gezien het vorenstaande bepaald op de drieënveertigste dag na die van de bekendmaking. Als datum van ingang is gehanteerd 1 januari 2003.

Behoort bij besluit van de gemeenteraad van Uden d.d. 19 december 2002.

Mij bekend,

de secretaris