Regeling vervallen per 01-03-1999

Verordening op het innemen van een standplaats met een woonwagen

Geldend van 05-02-1990 t/m 28-02-1999

Intitulé

Verordening op het innemen van een standplaats met een woonwagen

De Raad van de gemeente Uden;

gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders van 19 januari 1990;

gelet op artikel 9 van de Woonwagenwet;

b e s l u i t

vast te stellen de

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    standplaats : een als zodanig aangeduid en voor één woonwagen bestemd gedeelte op een openbaar centrum voor woonwagens;

  • b.

    woonwagen : een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet.

Artikel 2

Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en wethouders een standplaats in te nemen of ingenomen te hebben.

Artikel 3

Hij die een standplaats wil innemen met een woonwagen dient hiervoor een aanvraag in bij Burgemeester en wethouders op een door hen vastgesteld formulier.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen vergunning tot het innemen van een standplaats indien:

    • a.

      betrokkene beschikt over een vergunning tot het bewonen van een woonwagen als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet;

    • b.

      een standplaats vrij is die niet is toegewezen aan of bestemd· is voor een andere gegadigde volgens de in artikel 5 bedoelde regeling van toewijzing. Indien standplaatsen vrij beschikbaar zijn worden de aanvragen behandeld in volgorde van ontvangst.

  • 2. De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd.

  • 3. De vergunning vervalt:

    • a.

      zodra de in het eerste lid, sub a genoemde vergunning tot het bewonen van een woonwagen is:

      • -

        ingetrokken of

      • -

        vervallen, met dien verstande dat in dit geval de vergunning tot het innemen van een standplaats van kracht blijft tot het tijdstip waarop op een nieuwe aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste lid onder a onherroepelijk is beslist;

        • b.

          indien de standplaats niet binnen één maand na verlening van de vergunning daadwerkelijk is ingenomen;

        • c.

          zodra de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de vergunning geen gebruik meer te willen maken;

        • d.

          zodra de vergunninghouder de standplaats, na beëindiging van het huurcontract, niet meer daadwerkelijk inneemt.

Artikel 5

  • 1. Indien alle beschikbare standplaatsen zijn bezet wordt een wachtlijst opgesteld op basis van een puntensysteem. De gegadigde met het meeste aantal punten zal als eerste in aanmerking komen voor een vergunning, met dien verstande, dat bij een gelijk puntenaantal de langst ingeschrevene voorrang geniet en dat bij gelijktijdige inschrijvingen het lot beslist.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen voor het puntensysteem nadere regels vast. De regels bevatten criteria van medische, sociale en/of economische aard.

  • 3. Alvorens regels als bedoeld in bet tweede lid vast te stellen of te wijzigen winnen Burgemeester en wethouders het advies in van de vaste raadscommissie tot welker taakgebied deze aangelegenheid behoort. Indien niet ten minste de helft plus één van het aantal aanwezige stemgerechtigde leden van de commissie met de voorgestelde nadere regels instemt, behoudt de Raad zich de beslissing hierover voor.

Artikel 6

Het plaatsen, doen plaatsen of geplaatst hebben van een woonwagen, anders dan overeenkomstig het gestelde in deze verordening, de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften, is verboden.

Artikel 7

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning tot het innemen van een standplaats intrekken, indien:

  • a. de vergunninghouder handelt in strijd met het bepaalde in deze verordening, de vergunning of de daaraan verbonden voorschriften;

  • b. de vergunninghouder gedurende meer dan twee maanden zonder wezenlijke onderbreking vrijwillig buiten het openbaar centrum voor woonwagens verblijft;

  • c. hij is verleend op grond van door de aanvrager onjuiste en/of onvolledig verstrekte informatie.

    2.Een vergunning wordt niet ingetrokken dan nadat de vergunninghouder in de gelegenheid is gesteld door of namens Burgemeester en wethouders te worden gehoord.

Artikel 8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten gunste van een belanghebbende af te wijken van deze regeling indien toepassing ervan naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt.

Artikel 9

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Standplaatsverordening voor woonwagens’ en treedt in werking op de derde dag nadat zij is afgekondigd.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 januari 1990.
De Raad voornoemd
de voorzitter de secretaris

Toelichting op de Standplaatsverordening voor woonwagens

Algemeen

Artikel 9 van de Woonwagenwet verplicht de Raad tot het vaststellen van een verordening voor een openbaar centrum voor woonwagens. De verordening heeft het karakter van een strafverordening omdat overtreding ervan een strafbaar feit oplevert krachtens artikel 48 van de wet; de straf bestaat uit een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden. Naast de strafrechtelijke sanctie biedt de verordening voorts de grondslag voor maatregelen van administratief-rechtelijke aard.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

Het verbod geldt voor de centra als zodanig. Het verbod tot het plaatsen van een woonwagen buiten een centrum is geregeld in de Woonwagenwet (artikel 10, eerste lid).

Artikelen 3 en 4

Deze artikelen hebben betrekking op de vergunningverlening. Indien een aanvrager voldoet aan de voorwaarden en er een standplaats vrij beschikbaar is, moet vergunningverlening volgen.

Artikel 5

Voor de vrij beschikbare standplaatsen geldt, dat aanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst. Zodra alle standplaatsen zijn vergeven worden aanvragen op een wachtlijst geplaatst. In dat geval kan, in tegenstelling tot de vergunningverlening bij vrij beschikbare standplaatsen, voorkeur worden gegeven aan aanvragers die voor hun komst naar Uden medische, sociale en/of economische motieven kunnen aanvoeren. Omdat verbondenheid met Uden de stabiliteit van de bevolking van de centra positief kan beïnvloeden is het van belang van die voorkeursmogelijkheid gebruik te maken. Voor het bepalen van de volgorde van voorrang zal een puntensysteem worden gehanteerd ten einde de verschillende aspecten van medische, sociale en/of economische aard te kunnen wegen. Momenteel is in den lande geen passend model beschikbaar dat bij toepassing zonder meer tot het beoogde doel leidt. Mede aan de hand van ingewonnen informatie is een ontwerp van ter zake te hanteren regels opgesteld. De praktijk zal dienen uit te wijzen of met deze regels het gehele scala van mogelijke persoonlijke omstandigheden van aanvragers, die voor het bepalen van de prioriteit meegewogen dienen te worden, bestrijken en/of de daarbij behorende puntentoekenning tot het gewenste resultaat leidt. Ten einde deze regels te kunnen aanpassen zonder genoodzaakt te zijn de verordening te wijzigen, lijkt het wenselijk Burgemeester en wethouders op te dragen om, na advies van de functionele commissie(s), ten behoeve hiervan nadere regels op te stellen.

Artikel 6

Artikel 2 verbiedt het zonder vergunning innemen van een standplaats. Artikel 6 breidt dit verbod uit tot het plaatsen, doen plaatsen of geplaatst hebben van een woonwagen op de centra buiten de aangewezen standplaatsen. Ook andere handelingen in strijd met de verordening, een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften zijn verboden. De verboden dienen in relatie te worden gezien met artikel 61 van de Woonwagenwet dat Burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft op te treden tegen verboden gedragingen, onder andere door middel van het toepassen van politiedwang.

Artikel 7

Indien de vergunninghouder in strijd handelt met de verordening, de vergunning of de daaraan verbonden voorschriften kan intrekking van de vergunning -en verwijdering van het centrum -volgen.

In de verordening is de vergunning onder meer gebonden aan het feitelijk gebruik van een standplaats om te voorkomen, dat de vrije beschikbaarheid van een standplaats onnodig wordt geblokkeerd. In verband hiermede is het gewenst de intrekkingsmaatregel eveneens te kunnen toepassen bij, vrijwillige, afwezigheid van de vergunninghouder gedurende meer dan twee maanden.

Een intrekkingsmaatregel dient te worden beschouwd als een laatste middel. Het moge duidelijk zijn dat feiten en omstandigheden grondig dienen te worden nagegaan alvorens tot intrekking van de vergunning kan worden besloten.

Artikel 8

Indien mocht blijken dat strikte toepassing van de verordening onbedoelde nadelen zou hebben voor een belanghebbende, is het wenselijk dat in voorkomende gevallen in de geest van de verordening een beslissing ter zake kan worden genomen.