Regeling vervallen per 24-02-2015

Antimisbruikverordening WWB, Bbz, IOAW, IOAZ gemeente Uden 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 23-02-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Antimisbruikverordening WWB, Bbz, IOAW, IOAZ gemeente Uden 2013

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

De Raad van de gemeente Uden;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 augustus 2013 ;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8a van de Wet werk en bijstand en artikel 35

eerste lid onder c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het

bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik;

b e s l u i t

vast te stellen de

Antimisbruikverordening WWB, Bbz, IOAW, IOAZ gemeente Uden 2013

Artikel 1. Definities

1.Alle begrippen die verder in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden

omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WWB met inbegrip van de Bbz 2004, de

IOAZ, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2.In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de WWB met inbegrip van de Bbz 2004, de IOAW en de IOAZ;

b.WWB: de Wet werk en bijstand;

c. Bbz 2004: het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

d. IOAW: de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

werkloze Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

werknemers;

e. IOAZ: de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

gewezen zelfstandigen;

f. uitkering: bijstand of uitkering als bedoeld in de WWB (algemeen of bijzonder),IOAW of IOAZ en Bbz 2004;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden;

  • h.

    belanghebbende: persoon die bijstand heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft

ontvangen; indien het een gezin betreft, wordt onder belanghebbende elk van de

gezinsleden verstaan;

i.bestandsvergelijking: het vergelijken van bestanden van publiekrechtelijke

organisaties.

HOOFDSTUK 2. FRAUDEPREVENTIE

Artikel 2. Concept hoogwaardig handhaven

1.Het college neemt als uitgangspunt het concept Hoogwaardig Handhaving waarin wordt

aangegeven hoe fraude wordt voorkomen dan wel opgespoord. Handhaving in het stelsel

van de gemeentelijke inkomens- en reïntegratievoorzieningen rust op de vier pijlers:

  • a.

    het beter en vroegtijdig informeren van cliënten over rechten, plichten en handhaving;

  • b.

    het optimaliseren van de dienstverlening zonder belemmeringen, zodat de kans op

spontane naleving wordt vergroot;

  • c.

    vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen;

  • d.

    bij geconstateerde fraude daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering).

    • 2.

      De methodiek van controle berust op het beginsel van risicoanalyse, waarin van

risicoprofielen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 3 - Controlemiddelen, validering en controle van gegevens

1.Het college voert aan de hand van jaarlijks vast te stellen doelstellingen, activiteiten en

instrumenten, onderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren en

onderzoeken naar de reden van beëindiging van de uitkering. Het college stelt vast

binnen welke nader te bepalen termijnen deze onderzoeken plaatsvinden en neemt op

basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de

wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de

afhandeling daarvan.

2.Het college voert bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden

gecontroleerd.

3.Het college onderzoekt signalen en tips die relevant zijn voor het recht op uitkering.

HOOFDSTUK 3. GEVOLGEN BIJ FRAUDE

Artikel 4. Boete of waarschuwing + terugvordering

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk had kunnen zijn dat die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de uitkering, wordt op grond van de wet een boete opgelegd of een schriftelijke waarschuwing gegeven. Daarnaast geldt de wettelijke verplichting tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen uitkering. Voor terugvordering gelden afzonderlijke beleidsregels.

Indien geen sprake is van financiële benadeling wordt, tenzij sprake is van recidive, volstaan met het geven van een waarschuwing tenzij binnentwee jaar (te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een waarschuwing is gegeven) opnieuw 0-fraude is gepleegd. In dat geval wordt wel een administratieve boete opgelegd conform artikel 23, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht. (Deze boete bedraagt standaard het minimale bedrag wat aan boete kan worde opgelegd (op 1 januari 2013 € 150,00.)

Artikel 5. Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 4 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de uitkering te verlagen en de ten onrechte ontvangen uitkering terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 6. Nadere regels terugvorderen en verhalen van kosten van uitkering

1.Het college stelt nadere beleidsregels op voor het terugvorderen en het verhalen van

kosten van uitkering als bedoeld in respectievelijk artikel 58 tot en met 62i WWB, artikelen

44 tot en met 47 Bbz- 2004 en de artikelen 25 tot en met 31 IOAW/IOAZ.

2.In de beleidsregels bedoeld in het eerste lid, worden ten minste regels gesteld op grond

waarvan geheel of gedeeltelijk van verdere terugvordering en verhaal kan worden afgezien.

Artikel 7 . Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Antimisbruikverordening WWB, IOAW en IOAZ

gemeente Uden 2013.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 3 oktober 2013.

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING

Antimisbruikverordening

Artikel 8a WWB stelt dat “de gemeenteraad in het kader van het financiële beheer bij

verordening regels vaststelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van

bijstand/uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

In de aangescherpte WWB (met inbegrip van de Bbz 2004) is deze verordeningsplicht onverkort opgenomen om in navolging van het standpunt van de regering het handhaven van verplichtingen nadrukkelijker uit te voeren. Deze regels gelden ook voor de toepassing van de IOAW en de IOAZ.

Het college moet jaarlijks doelen, activiteiten en instrumenten vaststellen om misbruik te

voorkomen en hoe aan de eisen van rechtmatigheid wordt voldaan. Er ligt een duidelijke relatie met de regels uit de Wet handhaving en boete (in werking getreden op1-1-2013), de afstemmingsverordening en met de beleidsregels rond terugvordering. In de wet en beleidsregels wordt aangegeven hoe de gemeente Uden omgaat met geconstateerde fraude. Daar is geregeld of, en zo ja welke boete wordt opgelegd. In de wet en het terugvorderingsbeleid is terug te vinden hoe de gemeente het geconstateerde fraudebedrag van de klant terugvordert.

In de Antimisbruikverordening dient de nadruk veel meer te liggen op het voorkomen van fraude (de visie van de gemeente op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.

Concept Hoogwaardig Handhaven

Deze verordening gaat uit van handhaving gebaseerd op het concept Hoogwaardige

Handhaving, dat is geïntegreerd in alle werkprocessen.

Hoogwaardig handhaven kent vier samenhangende beleidslijnen die de kern vormen van het handhavingsbeleid:

  • ·

    instrumenten ter voorkoming van fraude (preventie)

  • ·

    het beter en vroegtijdig informeren van klanten over rechten, plichten en

handhaving;

·het optimaliseren van de dienstverlening zonder belemmeringen, zodat de kans

op spontane naleving wordt vergroot;

  • ·

    instrumenten gericht op aanpak van fraude (repressie)

  • ·

    vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen; controle op maat

  • ·

    bij constatering van fraude, conform wettelijke regels en aanvullende beleidsregels, een waarschuwing of boete opleggen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Definities

In de begripsomschrijving is de afbakening van de verordening af te lezen.

Artikel 2 Concept Hoogwaardige Handhaving

Deze bepaling regelt dat het college activiteiten gericht op handhaving vaststelt, met als

uitgangspunt het concept Hoogwaardige Handhaving. Deze benadering is in 2005 door het

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangeboden en financieel gestimuleerd.

Instrumenten die inhoud geven aan Hoogwaardig handhaven en die vorm krijgen in de

activiteiten gericht op handhaving zijn:

·Voorlichting: het goed en vroegtijdig informeren van cliënten over hun rechten, plichten

en handhaving in de bijstand. Bijvoorbeeld door middel van folders of een

dienstverleningsgesprek.

·Poortwachtersrol: het nagaan of aanvrager van bijstand ook daadwerkelijk recht heeft op

een bijstandsuitkering of inkomensvoorziening en of de hoogte daarvan correct wordt

vastgesteld. Het uitgangspunt "werk boven uitkering" staat voorop.

·Verificatie en validatie: controleren van de noodzakelijke gegevens aan de hand van

bewijsstukken die door de klant worden overlegd. Teneinde zekerheid te krijgen omtrent

de volledigheid van de gegevens en inlichtingen controleren bij externe instanties.

·Afspraken met partners in de keten: met partners (UWV WERKbedrijf en

reïntegratiebedrijven) om ons te informeren wanneer klant zich niet houdt aan zijn/haar

verplichtingen.

·Signaalsturing (controle op maat): volgen van klanten indien zaken opvallen die zouden

kunnen duiden op frauduleus gedrag.

·Risicoanalyse (controle op maat): het extra controleren van cliënten met een verhoogd

risico.

· Themacontrole: thematisch onderzoek naar groepen cliënten waarbij vermoeden

bestaat op een verhoogd risico van onrechtmatig gedrag (bijvoorbeeld cliënten die

parttime werkzaam zijn in de horeca).

·Bestandsvergelijkingen: koppeling van het cliëntenbestand met (o.a.) het

Inlichtingenbureau. Hierdoor is maandelijks te zien welke klanten inkomsten hebben

waarover belasting wordt geheven. Witte fraude wordt hiermee zeer snel ontdekt en

grotendeels voorkomen. Ook worden gegevens beschikbaar gesteld van UWV

WERKbedrijf , andere gemeenten, zorgverzekeraars en DUO (studiefinanciering).

·Daadwerkelijk sanctioneren: snel en kort na geconstateerd verzuim daadwerkelijk

sanctioneren (afstemmen van de uitkering).

·Fraudealert personeel: investeren in de fraudealertheid van de consulenten, gericht op

kennis, houding en vaardigheden.

Artikel 3 Controlemiddelen, validering en controle van gegevens

In deze bepaling wordt de methodiek van de controle op fraude geregeld. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op uitkering. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte in de uitkering komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over hoe de gemeente handhaaft. Verder bepaalt dit artikel de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkeringsperiode. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen met bijvoorbeeld het Inlichtingenbureau. Ook kunnen bij de bestrijding risicoprofielen ingezet worden. Aan de hand hiervan kan beter worden ingeschat of een klant fraudegevoelig is. Zodoende kunnen voor de koppeling klanten worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel.

Artikel 4 Het opleggen van boete of waarschuwing

Inzake het schenden van de informatieplicht is in de wet en afzonderlijke beleidsregels vastgelegd op welke wijze een boete of waarschuwing wordt opgelegd en zijn nadere regels gesteld inzake terug- en invordering van ten onrechte genoten uitkering.

Artikel 5 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

In alle gevallen die voldoen aan richtlijnen terzake van het Openbaar Ministerie, zal de

gemeente aangifte doen. Het doen van aangifte is gebonden aan de algemeen geldende regels vanuit het strafrecht en het strafprocesrecht, en aan de door het Openbaar Ministerie gevolgde beleid. Met name is het doen van aangifte pas aan de orde wanneer de fraude een vastgesteld bedrag overschrijdt.

Artikel 6 Nadere regels terugvorderen en verhalen van kosten van uitkering

Een effectief handhavingsbeleid is volledig wanneer na de vaststelling, afstemming (en

eventuele aangifte) een passend terug-, invorderings- en verhaalsbeleid volgt. Met betrekking tot oneigenlijk gebruik of misbruik (schending van de informatieplicht) is het een wettelijke verplichting om in alle gevallen van ten onrechte ontvangen uitkering over te gaan tot terugvordering. Binnen wettelijke marges dient in principe volledig te worden terugbetaald.