Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs

Geldend van 20-05-2007 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs

VERORDENING GODSDIENSTONDERWIJS EN LEVENSBESCHOUWELIJK VORMINGSONDERWIJS

Verordening, vastgesteld bij Raadsbesluit van 26 juni 2003, nummer 03/45, in werking getreden op 1 augustus

2003.

De Verordening Subsidiëring godsdienst- en vormingsonderwijs, vastgesteld in de raad van de gemeente op 28 november 1974, nummer 74/170, alsmede de 1e wijziging op deze verordening van 14 september 1999 worden hierbij ingetrokken.

gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Wet op het primair onderwijs;

1e wijziging:

Bij raadsbesluit van 26 april 2007, nummer 07/30, gepubliceerd 10 mei 2007, in werking getreden met ingang van 20 mei 2007.

Afdeling I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

1. college:

het college van burgemeester en wethouders;

2. instelling:

kerkelijke gemeenten;

plaatselijke kerken;

rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen;

volledige rechtsbevoegdheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag als bedoeld in artikel 51 van WPO;

3. subsidie:

de aanspraak op financiële middelen voor het geven van onderwijs;

4. onderwijs:

godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijke vormingsonderwijs dat

op grond van artikel 50 WPO wordt gegeven;

5. WPO:

Wet op het primair onderwijs.

6. schooljaar:

de periode van 1 augustus tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar;

7. lesuur:

45 minuten;

8. groep:

samenstelling van 1 of meer leerjaren;

9. leerjaar:

“klas” 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 of 8;

10. inflatiecorrectie:

het CBS percentage volgens indexcijfers CAO loon per uur in de gesubsidieerde sector voor volwassenen exclusief beloningen.

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Het college verstrekt aan instellingen een subsidie voor het geven van onderwijs aan leerlingen van de openbare scholen voor basisonderwijs in de gemeente.

  • 2.

    Per school komt slechts 1 instelling per schooljaar voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3 Subsidiebedrag

  • 1.

    Voor het schooljaar 2003/2004 wordt de subsidie vastgesteld op € 17,97 per lesuur.

  • 2.

    Op het in lid 1 genoemde bedrag wordt jaarlijks, ingaande 1 augustus 2004, een inflatie-correctie toegepast overeenkomstig artikel 1. Gehanteerd wordt het percentage van het gehele kalenderjaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor het uurbedrag wordt vastgesteld.

  • 3.

    Per school wordt aan maximaal 2 door de school te bepalen leerjaren subsidie verstrekt voor maximaal 1 lesuur per week per leerjaar.

Afdeling II Verplichtingen subsidie-ontvanger

Artikel 4 Algemeen

Het onderwijs wordt in de schoolgebouwen en binnen de in het schoolplan aangegeven schooltijden gegeven. Dit laatste voor zover ouders/ verzorgers daartegen geen bezwaar hebben en met inachtneming van het bepaalde in artikel 50 van de WPO.

Artikel 5 Verantwoordelijkheid

  • 1.

    De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderwijs berust bij de instellingen.

  • 2.

    De instellingen dragen er zorg voor dat het onderwijs op pedagogisch-didactisch verantwoorde wijze wordt gegeven.

Artikel 6 Leerkrachten

  • 1.

    Het onderwijs wordt gegeven door leerkrachten die in dienst zijn van c.q. aangewezen zijn door een instelling.

  • 2.

    De leerkrachten dienen in het bezit te zijn van een zogenaamde “bevoegdheidsverklaring”, verstrekt door een instelling.

  • 3.

    De leerkrachten onthouden zich ervan iets te onderwijzen, te doen of toe te laten wat strijdig is met de eerbied, verschuldigd aan de overtuiging van anders-denkenden.

  • 4.

    De leerkrachten gedragen zich naar de aanwijzingen door de directeur van de school gegeven en verstrekken desgevraagd zoveel mogelijk de door de directeur gevraagde inlichtingen.

Artikel 7 Aantal leerlingen

  • 1.

    Elke les moet bezocht worden door tenminste 8 en ten hoogste 28 leerlingen. Hierbij kunnen leerlingen die wegens ziekte of om andere redenen verhinderd zijn de les bij te wonen, worden meegerekend als zij naar het oordeel van het college geacht kunnen worden regelmatig aan het onderwijs deel te nemen.

  • 2.

    Voor de bepaling van het aantal leerlingen wordt uitgegaan van de toestand bij aanvang van het betreffende schooljaar.

Artikel 8 Combinaties

  • 1.

    Voor de aanvang van elk schooljaar zendt de instelling aan het college een overzicht, waaruit blijkt welke groepen per les zullen worden gevormd. Deze opgave dient mede door de directeuren van de betreffende openbare basisscholen te worden ondertekend.

  • 2.

    Wanneer het college dit verzoekt, wijzigt de instelling een combinatie, ter verkrijging van een acceptabel aantal leerlingen per groep.

Afdeling III Subsidievaststelling

Artikel 9 Aanvraag subsidie

  • 1.

    De aanvraag dient jaarlijks vóór 1 juni, voorafgaand aan het schooljaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, te worden ingediend.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt opgave gedaan, vermeldende:

    • a

      welke leerjaren van de met name te noemen basisscholen onderwijs ontvangen;

    • b

      hoeveel leerlingen van welk leerjaar afzonderlijk dit onderwijs volgen en welke combinaties van leerjaren eventueel worden toegepast;

    • c

      welke leerkrachten de lessen verzorgen;

    • d

      het totaal aantal lessen;

    • e

      de vergoedingen die door de instellingen aan de leraren zijn uitbetaald.

      De in lid 2 bedoelde opgave dient mede door de directeuren van de betreffende openbare basisscholen te worden ondertekend. Het college kan bepalen dat binnen een door hem bepaalde termijn nadere gegevens moeten worden overlegd.

Artikel 10 Toezending statuten

De instelling die voor het eerst voor subsidie in aanmerking wenst te komen, zendt haar statuten voor de aanvang van het schooljaar, waarvoor subsidie wordt gevraagd, aan het college.

Artikel 11 Procedure vaststelling

Het college stelt de subsidie binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag vast.

Artikel 12 Voorbehoud vaststelling gemeentebegroting

  • 1.

    Voorzover een subsidie wordt verstrekt ten laste van een gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld, wordt het voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad gemaakt.

  • 2.

    Het voorbehoud vervalt, indien het college daarop niet binnen vier weken na vaststelling van de gemeentebegroting, een beroep heeft gedaan.

Afdeling IV Intrekken en wijzigen

Artikel 13 Intrekken en wijzigen

Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instel¬ling

wijzigen:

  • a.

    op grond van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn;

  • b.

    indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten, of

  • c.

    indien de instelling heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Afdeling V Betaling en terugvordering

Artikel 14 Betaling

De subsidie (of een gedeelte daarvan) wordt binnen vier weken na de beschikking tot de subsidievaststelling overeenkomstig die beschikking bij voorschot betaalbaar gesteld.

Artikel 15 Vaststelling en afrekening

De instelling dient binnen vier weken na afloop van het schooljaar waarvoor de subsidie is

verleend, bij het college een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 16 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 13, onder c. heeft plaats gevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Afdeling VI Slotbepalingen

Artikel 17 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

  • 1.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2003.

  • 2.

    De Verordening Subsidiëring godsdienst- en vormingsonderwijs zoals vastgesteld in de raad van de gemeente op 28 november 1974, nummer 74/170, alsmede de eerste wijziging op deze verordening van 14 september 1999, worden hierbij ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs”