Regeling vervallen per 01-01-2012

Maatregelenenverordening WIJ 2010

Geldend van 10-06-2010 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Maatregelenenverordening WIJ 2010

MAATREGELENVERORDENING WIJ 2010

Verordening vastgesteld bij Raadsbesluit van 27 mei 2010, nummer R2010.0022, gepubliceerd 9 juni 2010, in werking getreden met ingang van 10 juni 2010, en met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2009.

Gebaseerd op artikel 12, lid e van de Wet investeren in jongeren.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijving

1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

b.

WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

c.

maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

d.

jongere: een hier te lande woonachtige Nederlander van 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar.

d.

belanghebbende: de persoon die een inkomensvoorziening of werkleeraanbod in het kader van de WIJ ontvangt;

e.

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uitgeest.

2.

Voor zover niet anders bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Afstemming

  • 1.

    Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom hoger of lager of voor een langere periode worden vastgesteld dan als bepaald in deze verordening.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5. Afzien van het opleggen van een maatregel

1.

Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

2.

Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel als de jongere zich beroept op de aanwezigheid van dringende redenen en het college deze inderdaad aanwezig acht.

3.

Als het college afziet van het opleggen van een maatregel ontvangt de jongere daarvan een gemotiveerd schriftelijk besluit.

Artikel 6. Ingangsdatum

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen.

Artikel 7. Samenloop

  • 1.

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.

HOOFDSTUK 2. HET NIET NAKOMEN VAN DE VERPLICHTINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 45 VAN DE WET

Artikel 8. Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a

      het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b

      het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a

      het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • b

      het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

    • c

      het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

    • d

      het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 9. De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    De WIJ-norm wordt eenmalig verlaagd met:

    • a

      € 50,00 bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b

      € 100,00 bij gedragingen van de tweede categorie.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid kan de hoogte of de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

HOOFDSTUK 3. NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT

Artikel 10. Schending inlichtingenplicht

  • 1.

    De WIJ-norm wordt eenmalig met € 50,00 verlaagd wanneer de belanghebbende niet, niet tijdig of niet behoorlijk de inlichtingenplicht nakomt, als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid kan de hoogte of duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 3.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

HOOFDSTUK 4. ZEER ERNSTIGE MISDRAGINGEN

Artikel 11. Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien de jongere zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de wet, wordt de WIJ-norm gedurende één maand met het volledige recht op bijstand over die maand verlaagd.

  • 2.

    Van zeer ernstig misdragen als bedoeld in het eerste lid is, in elk geval sprake als vaststaat of redelijkerwijs is aan te nemen dat de belanghebbende zich in zijn gedrag jegens het college of zijn ambtenaren schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld,indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 oktober 2009.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening WIJ 2010.