Beleid ten aanzien van vliegende winkels

Geldend van 01-10-1997 t/m heden

Intitulé

Beleid ten aanzien van vliegende winkels

INLEIDING/HUIDIGE SITUATIE

Landelijk is de laatste jaren een duidelijke toename te zien in het gebruik van horecabedrijven voor eenmalige verkopen, de zogenoemde vliegende winkels. Bij vliegende winkels gaat het meestal om de verkoop van goederen in grote(re) partijen, zoals kleding, lederwaren, fietsen, verkoop uit faillissement en dergelijke. Deze verkoopactiviteiten worden, voorzover het gaat om goederen die ook via de normale kanalen verkocht worden, door de gevestigde ondernemers als een vorm van oneerlijke concurrentie gezien. Van zowel de zijde van de ondernemers als van de zijde van de Kamer van Koophandel worden de gemeentebesturen dan ook verzocht om hier paal en perk aan te stellen.

Ook in de gemeente Uithoorn worden dergelijke verkopen gehouden. Op dit moment geschiedt dat nog in beperkte mate. De vliegende verkopen vinden in Uithoorn meestal plaats in de grote zaal van het sociaal cultureel centrum in De Legmeer waarvan de gemeente eigenaar en derhalve ook verhuurder is. Het aantal plaatsvindende vliegende verkopen is gemiddeld vijf per jaar. Daarbij kan worden opgemerkt dat het in beide afgelopen jaren vier keer om dezelfde ondernemer ging.

Er wordt positief advies verstrekt aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met betrekking tot een aangevraagde ontheffing als bedoeld in artikel 44 van de Drank- en Horecawet wanneer voldaan wordt aan de op grond van de benodigde ontheffing te toetsen eisen. Naast die ontheffing van de minister werd tot nog toe van de zijde van de gemeente geen vergunning geëist. Gekoppeld aan het advies aan de minister wordt, indien van toepassing, wel het te gebruiken gemeentelijk gebouw verhuurd voor het houden van de verkoopactiviteiten.

WENSELIJKHEID VOOR BELEID

Ofschoon concurrentie geen motief mag zijn voor het gemeentebestuur om een beleid vast te stellen, is het toch wenselijk om tot vaststelling van een beleid in deze te besluiten, zulks gelet op andere aspecten. Als de landelijke ontwikkeling zich voortzet, zullen ook in Uithoorn steeds meer van dit soort verkopen gaan plaatsvinden. Het is wenselijk om op dat moment een beleid te hebben vastgesteld waarmee een en ander gereguleerd en gehandhaafd kan worden. Aangezien het fenomeen zich in de huidige situatie door de beperkte omvang ervan goed laat sturen, dient het uitgangspunt te zijn dat het beleid zo min mogelijk een beperking inhoudt ten opzichte van de huidige situatie.

Bij de vaststelling van het beleid dient tevens de vraag gesteld te worden in hoeverre gemeentelijke gebouwen in de toekomst nog ter beschikking gesteld moeten worden (lees verhuurd moeten worden) voor dergelijke verkopen.

Dergelijke verkoopactiviteiten worden door veel publiek bezocht. Dat betekent dat er een toename aan verkeer is, veelal auto’s betreffende. Als er geen parkeerterrein in de directe nabijheid aanwezig is, zullen de auto’s in de woonwijken geparkeerd worden.

Afhankelijk van de omvang van een dergelijke verkoop, de aantrekkingskracht hiervan voor publiek, de situatie ter plaatse en de reeds bestaande parkeerdruk in de gemeente, kan dit dus tot problemen leiden voor de parkeergelegenheid. Deze situatie is te vergelijken met die bij vlooienmarkten zoals die in Uithoorn plaatsvinden in sporthal De Scheg. Parkeerproblemen hebben zich daar in het verleden voorgedaan. Zolang dit soort activiteiten sporadisch plaatsvinden, zoals nu, kan die overlast als acceptabel beschouwd worden. Bij het op grotere schaal plaatsvinden van deze activiteiten, kan er een situatie ontstaan dat niet meer gesproken kan worden van een voor de woonomgeving acceptabele/te aanvaarden overlast. Om deze overlast te voorkomen dan wel tot een aanvaardbaar niveau en aantal te beperken wordt voorgesteld om het aantal vliegende verkopen per jaar te maximaliseren.

CONCLUSIE

Van de in de bijlage vermelde regelgevingen kan door het gemeentebestuur slechts voor een deel gebruik gemaakt worden om verkopen door vliegende winkels te reguleren via een beleid. Het meest geschikt voor het reguleren (lees beperken) van het aantal verkopen via een vliegende winkel lijkt het vereiste van een vergunning ingevolge artikel 2.2.2 Apv. Deze bepaling biedt de gemeente de mogelijkheid om een beleid op te stellen ten aanzien van de afgifte van vergunningen voor vliegende verkopen.

De Winkeltijdenwet biedt in zoverre mogelijkheid tot reguleren dat een verkoop via een vliegende winkel niet buiten de tijden als genoemd in de wet mag plaatsvinden. Afwijking van de geldende tijden is mogelijk, te weten via de vrijstellingsmogelijkheden die de wet biedt. Ook het bestemmingsplan kan invloed hebben op het maken van een beleid op grond van de verstoring van de openbare orde. Aangezien niet in alle voor de gemeente Uithoorn geldende bestemmingsplannen sprake is van een gebruiksbepaling met een verbod en een vrijstellingsregeling, kan niet voldoende vanuit planologisch oogpunt gereguleerd worden. Daarbij komt nog dat gelet op het sporadische karakter van de vliegende winkel dit een voor het bestemmingsplan niet-relevant aspect is. Het is dan ook niet zinvol om het bestemmingsplan te betrekken bij het vast te stellen beleid.

Ten aanzien van toekomstige aanvragen om ontheffing ingevolge artikel 44 van de Drank- en Horecawet kan niet voorbijgegaan worden aan het beleid van de minister. Vooralsnog zijn er geen signalen dat de minister dit beleid zal aanpassen (lees: beperking aantal te verlenen ontheffingen per jaar). Indien van gemeentezijde toch een verdere beperking/regulering wenselijk geacht wordt, dient dat gebaseerd te zijn op andere gronden dan de door de minister gehanteerde criteria.

VOORGESTELD BELEID

Maximumstelsel

Op grond van bovenstaande wordt voorgesteld voor verkoop via vliegende winkels ook vergunning te eisen ingevolge artikel 2.2.2 van de Apv. Daarbij wordt voorgesteld het aantal te verlenen vergunningen te maximaliseren op zes per jaar. Er wordt geen reden gezien om dit nog verder te beperken in die zin dat een vergunning slechts voor één dag kan gelden. Een vergunning dient dan ook betrekking te kunnen hebben op meerdere aaneengesloten dagen. Daarmee wordt aangesloten bij het beleid van de minister, waarbij ook voor meerdere dagen ontheffing kan worden verkregen, zulks tot een maximum van drie aaneengesloten dagen.

Het verder beperken van de mogelijkheden door een branchering te hanteren en per branche een maximum te stellen binnen het algemene maximum van zes, wordt niet geadviseerd. Gelet op het kader waarbinnen het beleid wordt vastgesteld, te weten openbare orde, wordt daar ook onvoldoende juridische mogelijkheid toe gezien.

Verhuur

Gekoppeld aan het opstellen van een dergelijk beleid is het logisch dat ook de eventuele verhuur van de zijde van de gemeente afgestemd wordt op het beleid. Het beleid dat voorgesteld wordt voor het verlenen van vergunningen voor vliegende verkopen heeft direct effect op het verhuren van gemeentelijke gebouwen die voor dit soort evenementen, verkoopactiviteiten en dergelijke worden verhuurd. Het is uit zowel oogpunt van de gemeente als uit oogpunt van de aanvrager niet juist/logisch om wel het gebouw te verhuren als er geen vergunning verkregen kan worden.

(Additioneel) advies

De afdelingen welzijn & onderwijs en ruimtelijke ordening, woningbouw en economie kunnen zich in dit voorstel vinden.

Daarnaast is de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam op de hoogte gesteld van het voornemen tot vaststelling van bovenstaand beleid. Daarbij is een aantal keren, zowel telefonisch als schriftelijk, gelegenheid geboden eventueel een reactie te geven. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Invoering en bekendmaking

Het beleid zoals dat wordt voorgesteld, betekent geen beperking ten opzichte van de invulling in de afgelopen jaren. Derhalve wordt geen aanleiding gezien om een overgangstermijn aan te houden voor invoering van het beleid. Voorgesteld wordt dan ook om het beleid per 1 oktober 1997 in werking te laten treden.

Een beleid werkt pas nadat het bekend gemaakt is. Derhalve is het van belang dat het beleid tijdig bekend gemaakt wordt om inwerkingtreding per 1 oktober 1997 te garanderen. In dat kader wordt voorgesteld niet alleen via een algemene publicatie op de gemeentepagina bekendheid te geven aan het nieuwe beleid, maar tevens die ondernemers te informeren die in het verleden een verkoop via een vliegende winkel in de gemeente Uithoorn hebben gehouden.

Bijlage bij voorstel tot vaststelling beleid inzake vliegende winkels

Hierna wordt aangegeven welke regelgeving van toepassing is op vliegende winkels en in hoeverre er daarbij een bevoegdheid/mogelijkheid is voor de gemeente om te reguleren.

REGELGEVING

Drank- en Horecawet

In artikel 11 van de Drank- en Horecawet is een verbod opgenomen voor het in een horecabedrijf uitoefenen van de kleinhandel in andere goederen dan drank. Van dit verbod kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ontheffing verlenen ingevolge artikel 44 van de Drank- en Horecawet. De minister voert sinds voorjaar 1994 het beleid dat per jaar tot ten hoogste zes ontheffingen voor maximaal drie aaneengesloten dagen worden verleend.

Een aanvraag om ontheffing dient te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het horecabedrijf gelegen is. Burgemeester en wethouders zenden de aanvraag, voorzien van hun advies, door aan de minister.

Behalve de horeca-ondernemer kan ook de ambulante handelaar (ondernemer vliegende winkel) een artikel 44 ontheffing aanvragen, waardoor het aantal verkopingen per inrichting jaarlijks mogelijk de zes per jaar kan overstijgen, maar niet hoger mag zijn dan twaalf.

Om voor ontheffing in aanmerking te komen, zijn twee zaken van belang: het moet om kleinhandel gaan en de aard van de inrichting moet een dergelijke activiteit toelaten.

Adviezen van de gemeente die gestoeld zijn op andere dan de twee hiervoor genoemde gronden (bijvoorbeeld op oneerlijke concurrentie) zullen niet leiden tot het door de minister weigeren van de gevraagde ontheffing.

Vestigingswet Detailhandel

De Vestigingswet Detailhandel is wel van toepassing op vliegende winkels, maar biedt voor gemeenten geen bevoegdheden waarmee de “vliegende winkels” kunnen worden gereguleerd of tegengegaan.

Winkeltijdenwet

In beginsel is het niet toegestaan verkoopactiviteiten te verrichten buiten de in de Winkeltijdenwet aangegeven tijden. De Winkeltijdenwet heeft als uitgangspunt dat winkels van maandag tot en met zaterdag tussen 06.00 uur en 22.00 uur geopend mogen zijn. Het begrip winkel is ruim, te weten een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht. Voor een verkoop via een vliegende winkel gelden de in de wet genoemde tijden dus ook.

De Winkeltijdenwet kent een aantal vrijstellingsmogelijkheden, waaronder de vrijstelling voor maximaal twaalf zondagen in het jaar. Die vrijstellingen kunnen alleen door burgemeester en wethouders verleend worden als daarvoor in een door de raad vast te stellen verordening de bevoegdheid wordt geboden. De raad heeft op 17 oktober 1996 de Verordening winkeltijden Uithoorn 1996 vastgesteld. Daarin is de mogelijkheid opgenomen voor twaalf zondagen in het jaar. In het geval er sprake is van een koopzondag geldt deze ook voor verkoop via een vliegende winkel.

Bestemmingsplan

Of een detailhandelactiviteit planologisch is toegestaan, hangt primair af van hetgeen het bestemmingsplan daarover bepaalt.

Voor de regulering en handhaving van vliegende winkels uit planologisch oogpunt, is het nodig dat over een gebruiksbepaling met een verbod en een vrijstellingsregeling wordt beschikt.

Algemene plaatselijke verordening

Artikel 5.2.4 van de Algemene plaatselijke verordening Uithoorn 1995 (Apv), waarin een vergunning vereist wordt voor snuffelmarkten, is niet van toepassing op vliegende winkels. Artikel 2.2.2 van de Apv, waarin een vergunning vereist wordt voor evenementen, kan wel van toepassing geacht worden op vliegende winkels. Deze bepaling staat in het hoofdstuk Openbare orde van de Apv, waarmee het toetsingskader gegeven is. Een dergelijke vergunning kan geweigerd worden in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid of gezondheid.