Regeling vervallen per 16-02-2023

Verordening Wet Inburgering Gemeente Uithoorn 2007

Geldend van 01-01-2007 t/m 15-02-2023

Intitulé

Verordening Wet Inburgering Gemeente Uithoorn 2007

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 december 2006, gelet op artikel 8, 19, vijfde lid, 23 derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd.

besluit

vast te stellen de navolgende verordening:

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1: Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: Burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn;

    • b.

      de wet: de Wet Inburgering;

    • c.

      het Besluit: Besluit tot uitvoering van de wet Inburgering (Besluit inburgering);

    • d.

      inburgeringsvoorziening: voorziening gericht op het behalen van het inburgeringsexamen;

    • e.

      inburgeringsplichtige: de persoon zoals omschreven in artikel 3 tot en met 6 van de wet;

    • f.

      inburgeringstraject: geheel van voorzieningen gericht op het behalen van het inburgeringsexamen, eventueel gecombineerd met een andere doelstelling zoals arbeidsmarktoeleiding of opvoedingsondersteuning;

    • g.

      boete: bestuurlijke boete, als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 2, van de wet;

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2: Beleidsplan

  • 1.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan Gemeenschappelijke Sociale Zaken Regeling Aalsmeer/Uithoorn vast waarin jaarlijks beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering, rekening houdend met het gestelde in deze verordening.

  • 2.

    Het beleidsplan omvat in elk geval:

    • a

      bepalingen van binnen de wet aangegeven doelgroepen die voor een inburgeringsvoorziening in aanmerking komen;

    • b

      prioritering van de doelgroepen;

    • c

      specifieke, niet in de wet genoemde onderdelen, van een inburgeringsvoorziening.

  • 3.

    Aan het einde van de planperiode stelt het college een Verslag Inburgering Gemeenschappelijke Regeling Sociale Zaken Aalsmeer/Uithoorn op met daarin de evaluatie en resultaten van het inburgeringsbeleid. Het beleidsverslag inburgering Gemeenschappelijke Regeling Sociale Zaken Aalsmeer/Uithoorn omvat in elk geval een rapportage ten aanzien van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de informatievoorziening.

Hoofdstuk 2 Informatieverstrekking

Artikel 3: De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen.

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de informatievoorziening nadere regels stellen.

  • 3.

    Het college evalueert jaarlijks het Beleidsverslag Gemeenschappelijke Regeling Sociale Zaken Aalsmeer-Uithoorn betreffende de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen.

Hoofdstuk 3 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 4: Aanwijzen van doelgroepen

  • 1.

    Aan groepen inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, lid twee van de wet, biedt het college een inburgeringsvoorziening aan.

    • a.

      Aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijke bedienaren die zich als nieuwkomer in de gemeente vestigen, zal uiterlijk binnen 8 weken een aanbod worden gedaan;

    • b.

      Aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijke bedienaren die ten tijde van de uitvoering reeds in de gemeente woonachtig zijn (oudkomers), zal na invoering van de wet een aanbod worden gedaan. Betreffende het tijdspad en de prioritering van het aanbod aan deze inburgeringsplichtigen kan het college bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen.

    • c.

      Maatschappelijke begeleiding maakt onderdeel uit van een inburgeringsvoorziening ten behoeve van asielgerechtigde oud- en nieuwkomers.

  • 2.

    Een inburgeringsplichtige die in een eerdere gemeente reeds een aanbod tot een inburgeringsvoorziening heeft geaccepteerd, zal in geval van verhuizing naar onze gemeente de gelegenheid geboden worden deze voorziening voort te zetten of eenzelfde gelijkwaardig inburgeringsvoorziening worden aangeboden.

  • 3.

    Aan inburgeringsplichtigen uit de doelgroepen als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de wet, kan het college een inburgeringsvoorziening aanbieden daarbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het college bepaalt binnen de doelgroepen aan wie en wanneer zij een inburgeringsvoorziening aanbiedt;

    • b.

      in het beleidsplan zoals genoemd in artikel 2 lid 1 van deze verordening, zullen de inburgeringsplichtigen aan wie een dergelijke inburgeringsvoorziening wordt aangeboden, aangewezen worden;

    • c.

      bij bepaling en de prioritering van de inburgeringsplichtigen aan wie een aanbod wordt gedaan, zullen de volgende criteria gelden:

      • hebben van een opvoedingstaak;

      • hebben van een afstand tot de arbeidsmarkt;

      • een bepaalde inkomensgrens;

      • het ontvangen van een bepaalde uitkering

Artikel 5: De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Het college bepaalt hoe een inburgeringsvoorziening voor een inburgeringsplichtige, aan wie een aanbod wordt gedaan, nader wordt ingevuld.

  • 3.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd. De aangeboden inburgeringsvoorziening mag arbeidsinschakeling niet in de weg staan.

  • 4.

    Een inburgeringsvoorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, een of meer bijkomende onderdelen bevatten die specifiek gericht zijn op de behoefte van de betreffende inburgeringsplichtige.

Artikel 6: De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer en in ten hoogste 36 termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast.

  • 3.

    De wijze van inning van de eigen bijdrage en verrekening met algemene bijstand zullen in door het college vast te stellen beleidsregels worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7: De procedure van het doen van een aanbod.

  • 1.

    De potentiële inburgeringsplichtige kan worden opgeroepen voor een intakegesprek.

  • 2.

    Het college doet een aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk en in tweevoud. Het aanbod wordt in beginsel gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 3.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening zijn verbonden.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen acht weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 6.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere voorwaarden over de procedure van het doen van een aanbod worden opgenomen.

Artikel 8: Weigering van een aanbod

  • 1.

    De weigering van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening geschiedt schriftelijk.

  • 2.

    Het aanbod wordt bovendien geacht te zijn geweigerd, als de inburgeringsplichtige, ook na rappel:

    • a)

      niet verschijnt op een oproep in verband met het doen van een aanbod;

    • b)

      of niet binnen de gestelde termijn een exemplaar van de aanbiedingsbrief of een schriftelijke weigering van het aanbod retour heeft gezonden.

  • 3.

    Als een inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening weigert, stuurt het college de inburgeringsplichtige:

    • a)

      een besluit met de datum waarop het inburgeringsexamen uiterlijk moet zijn behaald en de mogelijke consequenties van het niet-nakomen van deze verplichting;

    • b)

      informatie over de mogelijkheden die hem daarbij in de voorbereiding ter beschikking staan, inclusief de financiële aspecten.

Hoofdstuk 5 Handhaving

Artikel 9: De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod

  • 1.

    Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

    • b.

      een opgave van rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • c.

      datum waarop voor de eerste maal deelgenomen dient te worden aan het inburgeringsexamen, binnen een termijn die door het college is bepaald;

    • d.

      de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • e.

      de termijnen en wijze van betaling en

    • f.

      dat indien de verplichtingen niet worden nagekomen er sprake kan zijn van een afstemming of een boete;

    • g.

      In geval van een oudkomer de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt;

    • h.

      In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere regels over in de beschikking op te nemen voorwaarden worden opgenomen.

Artikel 10: Opleggen van verplichtingen ingeval van een gemeentelijk aanbod

  • 1.

    Het college kan een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod accepteert bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      Het meewerken aan het inburgeringsonderzoek;

    • b.

      Het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus volgens de daaraan verbonden voorwaarden;

    • c.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • d.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • e.

      op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht en de uitvoering van de inburgeringsvoorziening;

    • f.

      het meewerken aan een medisch onderzoek door een door de gemeente aangewezen arts teneinde een eventuele medische beperking vast te stellen die zou kunnen leiden tot een ontheffing van de inburgeringsverplichting.

Artikel 11: De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod.

  • 1.

    Het besluit tot handhaving van de inburgeringsverplichting bevat in ieder geval:

    • a.

      een opgave van rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      De uiterste datum waarop inburgeringsexamen moet behaald;

    • c.

      In geval van een oudkomer de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt;

    • d.

      In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere verplichtingen inzake onderzoek naar de voortgang van de inburgeringsverplichting worden opgenomen.

Artikel 12: De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 100,-- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De boete bedraagt ten hoogste € 200,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 3.

    In geval een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, geldt de volgende boete: De bestuurlijk boete bedraagt ten hoogste € 200,-- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de door hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 4.

    Het college kan de boete verlagen of afzien van het opleggen van een boete indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 5.

    Indien het college de boete verlaagd of afziet van het opleggen van een boete op grond van dringende redenen, wordt belanghebbende daar schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 13: Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding.

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtreding, bedoeld in artikel 12, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 100,-- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtreding, bedoeld in artikel 12, derde lid, bedraagt ten hoogste € 200,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete voor overtreding, bedoeld in artikel 12, tweede lid, bedraagt een verdubbeling en ten hoogste € 400,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op rond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    Het college kan de boete verlagen of afzien van het opleggen van een boete indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 5.

    Indien het college de boete verlaagt of afziet van het opleggen van een boete op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 14: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 15: Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16: Uitvoering

Het college kan de uitvoering van deze verordening mandateren aan ambtenaren.

Artikel 17: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening Wet Inburgering Gemeente Uithoorn 2007”.

Ondertekening

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Uithoorn, d.d. 12-04-2007
De griffier     de voorzitter

Toelichting

Algemene toelichting

De Wet inburgering (Wi) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) en de verschillende oudkomersregelingen. De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald ( een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de Wi een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het voordeel van een aanbod is dat de kosten van de inburgeringsvoorziening door de gemeente worden voldaan (er geldt wel een eigen bijdrage). Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten de gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

Deze verordening heeft alleen betrekking op de groep die inburgeringsplichtig is. Daarnaast is er ook een grote groep die als inburgeringsbehoeftig wordt aangemerkt. Dit betreft genaturaliseerde Nederlanders en Antillianen en Arubanen (zij zijn van rechtswege of geboorte Nederlander) en EU/EER onderdanen

De inburgeringsregels voor deze groep worden geregeld in aanverwante regelgeving. Voor 2007 is dit de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007. Voor de aanverwante regelgeving zal het college bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    Asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 2.

    Nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar;

  • 3.

    Inburgeringsplichtigen die een gemeentelijk aanbod hebben geaccepteerd in een gemeente en verhuizen naar een andere gemeente;

  • 4.

    Nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een vorm van een sociale verzekeringsuitkering ontvangen. In het Besluit Inburgering is bepaald om welke vormen van bijstand/uitkering het gaat;

  • 5.

    Oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben.

Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijk bedienaar (artikel 19, tweede lid, van de wet). Dit betreffen de onder 1 en 2 genoemde groepen. Voor de inburgeringsplichtigen die verhuizen en die in de “oude” gemeente reeds een aanbod hebben geaccepteerd, geldt dat de voorziening wordt voortgezet (d.w.z. op kosten van de “oude” gemeente. Indien de oude gemeente aangeeft dat de inburgeringsvoorziening vervalt biedt de nieuwe gemeente de inburgeringsplichtige een gelijkwaardig inburgeringsalternatief aan (artikel 23, vierde lid van de wet).

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de laatste twee groepen kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden.

Voor alle groepen geldt dat het aanbod een inburgeringsvoorziening behelst die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maakt maatschappelijk begeleiding deel uit van de inburgeringsvoorziening.

De Wi draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bovenstaande groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen er in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19 vijfde lid, onderdeel a, van de wet);

  • De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, van de wet);

  • De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de wet);

  • De recht en de plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid van de wet);

  • Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsomschrijving

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijving van begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit Inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2: Beleidsplan

De verordening Wet inburgering wordt voor langere duur vastgesteld en geeft inhoud aan de rechten en plichten van inburgeringsplichtigen. Het is vrijwel ondoenlijk om in de verordening uitputtende regels te geven inzake het volledige inburgeringsbeleid. Het bestand Potentiële Inburgeraars (BPI) is nog maar zeer recent ter beschikking van de gemeente gesteld zodat er nog geen zicht is op aantallen en doelgroepen.

Daarom is gekozen voor een door het college op te stellen beleidsplan. Dit kan voor een of meerdere jaren dienen. In dit plan zal uitvoerig worden ingegaan op alle aspecten rondom het bepalen en prioriteren van verschillende doelgroepen alsmede het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. Het eerste beleidsplan zal in 2007 worden opgesteld. Hierbij zal vanzelfsprekend uit worden gegaan van de visie op inburgering zoals deze is vastgelegd in de Startnotitie Wet inburgering Gemeenschappelijke Regeling Aalsmeer/Uithoorn (zie tevens artikel 4 van de toelichting).

Een zodanig beleidsplan, waaraan natuurlijk ook een beleidsverslag is gekoppeld, maakt het mogelijk om rekening te houden met aanpalende beleidsterreinen zoals de WWB, het lokaal integratiebeleid, opvoeding, onderwijsachterstanden, vluchtelingenwerk, de taakstelling voor vergunninghouders en de WMO. Bovendien is het zo mogelijk flexibel in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en op ontwikkelingen in de eigen gemeente.

Het beleidsverslag dat aan het einde van de planperiode door het college zal worden opgesteld, geeft inzicht in de resultaten van het inburgeringsbeleid. Daarnaast zal het verslag en de daarin opgenomen evaluatie van het beleid, dienen als input voor een volgend beleidsplan.

Binnen de reguliere planning & control cyclus zal jaarlijks door het college (financiële) verantwoording aan de raad worden afgelegd ten aanzien van de inburgering

HOOFDSTUK 2 INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 3: De informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen

Lid 1

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en de plichten die voortvloeien uit de Wi. De wet laat de gemeente vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

Lid 2

Nadere invulling van de informatievoorziening kan in door het college vast te stellen beleidsregels worden vastgelegd.

Lid 3

Ieder jaar zal het college als onderdeel van het Beleidsverslag Gemeenschappelijke Regeling Sociale Zaken Aalsmeer-Uithoorn de informatievoorziening beoordelen en evalueren.

HOOFDSTUK 3 DOELGROEPEN EN SAMENSTELLING VAN DE INBURGERINGSVOORZIENING

Artikel 4: Aanwijzing van doelgroepen

Aan asielgerechtigde oud- en nieuwkomers en geestelijke bedienaren is de gemeente verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden.

Het aantal geestelijke bedienaren is naar verwachting zeer beperkt. Overigens geldt voor geestelijke bedienaren dat zij een specifieke opleiding dienen te volgen gericht op hun beroepssituatie. Dit programma wordt centraal door het Rijk georganiseerd.

Artikel 19, eerste lid, Wi bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kan aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidregelingen ontvangen;

  • 2.

    oudkomer die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Voor de inburgeringsplichtigen die verhuizen en die in de “oude” gemeente reeds een aanbod hebben geaccepteerd, geldt dat de voorziening wordt voortgezet (d.w.z. op kosten van de “oude” gemeente). Indien de nieuwe gemeente aangeeft dat de inburgeringsvoorziening vervalt, is de nieuwe gemeente verplicht de inburgeringsplichtige een gelijkwaardig inburgeringsalternatief aan te bieden (artikel 23, vierde lid van de wet).

In de Startnotie Wet inburgering Gemeenschappelijke Regeling Aalsmeer/Uithoorn wordt een visie op inburgering gegeven welke als basis heeft gediend voor de in artikel vier van deze verordening genoemde criteria. Deze criteria kunnen worden ingezet als voorrangscriteria waarbij uiteraard rekening gehouden dient te worden met de wensen van aanpalende beleidsvelden. In het beleidsplan Gemeenschappelijke Regeling Sociale Zaken Aalsmeer-Uithoorn zal jaarlijks worden aangegeven welke voorrangscriteria worden ingezet.

Artikel 5: Samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

Lid 1

Er wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

Lid 2

In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van het examen(artikel 19, derde lid, van de wet). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, van de wet).

Het college bepaalt het aanbod. Indien de inburgeringsplichtige hiermee niet akkoord gaat, dient de inburgeringsplichtige zelf een cursus in te kopen en te financieren.

Lid 3

De Wi bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een anders socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, van de wet). Indien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening.

Artikel 6: De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, van de wet). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,- Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, van de wet)

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te voldoen. Deze termijn is gesteld op ten hoogste 36 maanden. Hierbij is uitgegaan van de gedachte dat per huishouden maximaal €15,- per maand reëel zou zijn om af te lossen. Een huishouden waarin twee inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening accepteren (bijvoorbeeld) asielmigranten), betaalt bij een aflossingstermijn van 36 maanden €7,50 per persoon en daarmee €15,- per huishouden per maand. In een huishouden waarin 1 persoon een inburgeringsvoorziening accepteert zou, uitgaande van €15,- per maand, een aflossingstermijn van 18 maanden gesteld kunnen worden.

Artikel 24, eerste lid Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekend met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

HOOFSTUK 4 HET AANBOD VAN EEN INBURGERINGSVOORZIENING

Artikel 7: Procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening.

Lid 1

Er wordt geregeld dat er eerst een intakegesprek kan plaatsvinden voordat er een aanbod wordt gedaan. Indien het een nieuwkomer betreft die in een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, onderdeel d van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers verblijft, moet hij binnen zes weken nadat hij is vertrokken uit het centrum en voor de eerste keer aangifte van verblijf en adres als bedoeld in artikel 65 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft gedaan, worden opgeroepen voor het onderzoek; in de overige gevallen binnen zes weken nadat de verblijfsvergunning is uitgereikt.

Lid 2

Het college doet een schriftelijk aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Lid 3

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking. Hierdoor kan de instemming met de beschikking met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgering (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd).

Lid 4

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt. Het niet tijdig reageren wordt ook gezien als weigering van het aanbod. Het meest praktische is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichte van een door de gemeente opgestelde verklaring.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Gaat het om een oudkomer dan stelt het college in een (handhavings)beschikking vast welke aanbod de inburgeringsplichtige wordt gedaan en de start van de termijn waarbinnen de oudkomer het inburgeringsexamen moet hebben behaald.

Artikel 8: Weigering van een aanbod

Een inburgeringsplichtige is niet verplicht een inburgeringsvoorziening te accepteren. Een weigering om een inburgeringsvoorziening te aanvaarden moet schriftelijk gebeuren. De weigering kan echter ook blijken uit het feit dat het college òf deze schriftelijke verklaring òf het aanbod niet binnen de gestelde termijn retour heeft ontvangen. Ook als de inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, ontvangt hij een beschikking. Hierin wordt hij gewezen op zijn verplichtingen om zijn inburgeringsexamen binnen de wettelijke termijn te behalen, de consequenties als hij hieraan niet voldoet en de faciliteiten die hem ter beschikking staan ter voorbereiding op zijn examen. Ook wordt hij gewezen op de financiële aspecten, zoals de verplichting om zelf de kosten van de voorziening en het examengeld te betalen en de mogelijkheid om een lening af te sluiten bij de IB-groep.

HOOFDSTUK 5 HANDHAVING

Artikel 9: De inhoud van de beschikking in geval van een gemeentelijk aanbod

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

Onder a en b

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid van de wet). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkenen (onder andere door middel van een beschikking) bekend zijn gemaakt.

Onder c

De gemeente krijgt de kosten van de inburgeringsvoorziening van de inburgeringsplichtige die een aanbod van de gemeente heeft gekregen, voor 100% vergoed.

Deze vergoeding wordt in twee delen beschikbaar gesteld.

Het eerste deel van 30% wordt vergoed bij aanvang van de inburgering. Het restant, van 70%, komt alleen in aanmerking voor vergoeding onder de hieronder genoemde voorwaarden.

Vanaf 2007 start elk jaar een cohortperiode van drie jaar.

De inburgeringsplichtige dient binnen deze 3 jaar deelgenomen te hebben aan het examen heeft. Indien hij dit niet doet komt de gemeente niet in aanmerking voor 70% van de vergoeding.

Voorbeeld: een inburgeringsplichtige start in 2007 met de inburgering. De cohortperiode loopt van 1 januari 2007 tot 1 januari 2010. Om in aanmerking te komen voor het restant van de vergoeding dient de inburgeringsplichtige voor 1 januari 2010 deelgenomen hebben aan het examen. Het maakt niet uit op welk moment in 2007 hij start. Wanneer hij in december 2007 start dient hij ook voor 1 januari 2010 deelgenomen te hebben aan het examen (in dat geval heeft de inburgeringsplichtige nog 2 jaar de tijd).

De volgende cohortperiode start in 2008 en loopt tot 2011. Om in aanmerking te komen voor het restant van de vergoeding dient de inburgeringsplichtige voor 1 januari 2011 deelgenomen hebben aan het examen. Enzovoort.

Onder d

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald ligt vast in de wet (artikel 7,eerste lid van de wet). In de beschikking wordt van deze termijn melding gemaakt.

Onder e

Er wordt in de beschikking vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening.

Onder f

Indien de inburgeringsplichtige met een algemene bijstandsuitkering zijn verplichtingen niet nakomt kan op grond van de afstemmingsverordening van de WWB een maatregel worden opgelegd. Voor de andere inburgeringsplichtigen kan dit betekenen dat hem een boete wordt opgelegd.

Onder g

Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, in combinatie met artikel 26 van de wet). Binnen vijf jaar na deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat.

Artikel 10: Opleggen van verplichtingen in geval van gemeentelijk aanbod

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, van de wet dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de in dit artikel genoemde verplichtingen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichting vast.

Artikel 11: De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtigen zonder gemeentelijk aanbod

De handhaving van een inburgeringsplichtige die geen gemeentelijk aanbod krijgt, is minder intensief dan die van een inburgeringsplichtige die wel een gemeentelijk aanbod heeft geaccepteerd. De eerstgenoemde inburgeringsplichtige is immers zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering. De taak van de gemeente bestaat hierbij alleen uit de vaststelling van de inburgeringsverplichting en de handhaving van het behalen van het inburgeringsexamen. De beschikking voor deze groep is op deze taken afgestemd.

Artikel 12: De hoogte van de bestuurlijke boete bij verschillende overtredingen

Artikel 35 van de wet draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

In deze verordening wordt niet uitgegaan van de maximumbedragen die kunnen worden opgelegd maar voor de hoogte van de boete is aansluiting gezocht bij de gemeenten Amstelveen en Ouderkerk aan de Amstel. Mocht blijken dat de hoogte van de boete niet het gewenste effect heeft, kan overwogen worden om de verordening op dit punt aan te passen.

Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, van de wet). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet Werk en Bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet- of regeling. Artikel 37 van de wet bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd.

Artikel 13: Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 12 van deze verordening mogelijk is.

Lid 1 en 2

Het eerste en tweede lid kunnen alleen in de verordening worden opgenomen als in artikel 12, eerste en tweede lid, lagere maximumboetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 van de wet worden genoemd. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een tijdspanne van 12 maanden voordoen. In deze verordening is er voor gekozen om bij herhaling van verwijtbaar gedrag hetzelfde boetebedrag te hanteren.

Lid 3

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is vastgesteld in artikel 12, tweede lid van de verordening. Op grond van artikel 32 van de wet moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 13 van deze verordening, het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14: Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 15: Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 16: Uitvoering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 17: Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting