Beleidsregels voor locatieplannen van ondergrondse containers

Geldend van 13-03-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor locatieplannen van ondergrondse containers

Aanleiding

Op 30 mei 2013 heeft de gemeenteraad het Grondstoffenbeleid Uithoorn 2014 – 2020 vastgesteld. Paragraaf 3.1. beschrijft het plaatsen van ondergrondse containers voor groente-, fruit- en restafval in bestaande laagbouw. Het gaat om een grootschalig project, dat tussen 2014 en 2020 fasegewijs wordt uitgevoerd. Het hanteren van beleidscriteria vergemakkelijkt het opstellen van locatieplannen per fase. Tevens verduidelijken deze criteria de locatiekeuze naar de betreffende inwoners.

Beleidsregels voor locatieplannen van ondergrondse containers

Overwegende dat het college op basis van Afvalstoffenverordening Uithoorn 2008 (Uitvoeringsbesluit) artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen, tweede lid, de locatie voor ondergrondse verzamelcontainers vaststelt, worden bij de locatiekeuze voor ondergrondse containers de navolgende criteria gehanteerd:

  • 1.

    De loopafstand tot de dichtstbijzijnde ondergrondse container voor gf-restafval bedraagt in de kernen in principe maximaal 200 meter vanaf elk perceel, daar waar mogelijk minder. Gezocht wordt naar een optimum tussen (kosten)efficiency, service en stimulering van afvalscheiding door het brengen van restafval naar de ondergrondse container.

  • 2.

    In straten/buurten waar plaatsing van een ondergrondse container voor gf-restafval niet mogelijk is wordt de inzameling met minicontainers gecontinueerd.

  • 3.

    Er wordt gestreefd naar een verhouding van circa 35 tot 40 huishoudens per ondergrondse container voor gf-restafval.

  • 4.

    In het buitengebied en in dijklichamen (lintbebouwing) worden geen ondergrondse containers geplaatst. De inzameling van gf-restafval blijft plaatsvinden met de minicontainer. Het betreft ongeveer 550 woningen.

  • 5.

    Voor het plaatsen van de containers worden in principe geen kabels en leidingen verlegd. Vooraf wordt hiernaar onderzoek verricht. Indien desondanks tijdens de werkzaamheden blijkt dat een kabel of leiding aanwezig is, waardoor het plaatsen van de ondergrondse container niet mogelijk is, dan wordt er een alternatieve locatie voor de ondergrondse container gezocht.

  • 6.

    Parkeerplaatsen blijven zo veel mogelijk gehandhaafd. Indien benutting ervan voor het plaatsen van ondergrondse containers onontkoombaar is, worden de parkeerplaatsen voor zover mogelijk in de nabijheid gecompenseerd.

  • 7.

    Bomen blijven zo mogelijk gehandhaafd. Indien het vellen ervan voor het plaatsen van ondergrondse containers onontkoombaar is, worden de bomen voor zover mogelijk in de nabijheid gecompenseerd.

  • 8.

    De ondergrondse containers worden zodanig geplaatst dat er geen belemmering van verkeers- of sociale veiligheid ontstaat.

  • 9.

    De ondergrondse containers worden zodanig geplaatst dat de doorgang op het trottoir ook voor rolstoelen en kinderwagens niet belemmerd wordt.

  • 10.

    De ondergrondse containers zijn goed bereikbaar voor voetgangers, minder validen en fietsers.

  • 11.

    De ondergrondse containers worden zodanig geplaatst dat er bij lediging minimale verkeershinder en - oponthoud ontstaat.

  • 12.

    Inzamelvoertuigen kunnen veilig stoppen om de ondergrondse containers te legen.

  • 13.

    De ondergrondse containers worden zo gesitueerd dat de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft. De locatie is bereikbaar voor een inzamelvoertuig met een breedte van 2,50 meter en een draaicirkel van circa 21 meter. Deze voertuigen kunnen dusdanig onbelemmerd manoeuvreren dat het risico op schade gering is. De voertuigen hoeven niet achteruit te rijden. Dit beperkt het risico op aanrijding.

  • 14.

    De minimale afstand tussen een bestaande gevel en de rand van de 'containerplaat' (de plaat waarop de inwerpzuil staat) is twee meter.

  • 15.

    De ondergrondse containers worden in principe zodanig geplaatst dat er bij openen, dichtdoen en lediging minimale geluidshinder voor omwonenden ontstaat.

  • 16.

    Er wordt gestreefd naar een optimale verdeling voor een dekkend netwerk met een minimaal aantal ondergrondse containers en zo laag mogelijke kosten bij aanleg en in de toekomst (beheer en lediging).