Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Wmo-voorzieningen gemeente Utrecht 2011

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening Wmo-voorzieningen gemeente Utrecht 2011

Verordening Wmo-voorzieningen gemeente Utrecht 2011

(raadsbesluit van 26 mei 2011)

De raad van de gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), artikel 15 van de WMO, het Besluit maatschappelijke ondersteuning, etc.

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING Wmo-voorzieningen gemeente Utrecht 2011

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2011 Nr. 35

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • c.

    compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het college, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, om voor personen met aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek een situatie te creëren waardoor zij in staat worden gesteld tot het voeren van een huishouden, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Het college doet dit door te verwijzen naar algemene voorzieningen en/of het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet en deze verordening;

  • d.

    informatie en advies: op verzoek van de burger verstrekken van informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning;

  • e.

    gesprek: zonodig brengt de gemeente na informatie en advies samen met de burger zijn ondersteuningsbehoefte in kaart, inventariseert mogelijke oplossingen en stelt het resultaat vast;

  • f.

    aanvraag: het verzoek om in aanmerking te komen voor één of meer (individuele) voorzieningen om het resultaat te bereiken in het kader van deze verordening. De aanvraag kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden ingediend;

  • g.

    belanghebbende: een persoon met een beperking, chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zich zelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een verzoek kan doen voor een gesprek of een aanvraag doet of laat doen;

  • h.

    mantelzorger: een persoon, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep langdurige zorg verleent aan een hulpbehoevende persoon uit diens directe omgeving, welke zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijk zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid , onder b, van de wet;

  • i.

    gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van een huishouden voor alle meerderjarige leden van de leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen;

  • j.

    vrijwilligerswerk: het vrijwillig leveren van een bijdrage aan de samenleving;

  • k.

    zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • l.

    maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • m.

    algemene voorziening: een voorziening, niet specifiek gericht op personen met een beperking, die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. De algemene voorziening wordt niet door de gemeente verstrekt of beheerd. Het college kan ernaar verwijzen;

  • n.

    algemeen gebruikelijk: een voorziening die niet speciaal voor mensen met een beperking bedoeld is en ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de winkel te koop is en niet duurder is dan vergelijkbare producten;

  • o.

    collectieve voorziening: een voorziening die is bestemd voor een specifieke doelgroep, die wordt geleverd met een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle en regelarme oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. De collectieve voorziening kan individueel verstrekt, er ook naar worden verwezen;

  • p.

    voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een andere (wettelijke) bepaling dan de Wmo waarop een burger aanspraak kan maken en waarmee het resultaat geboekt kan worden;

  • q.

    individuele voorziening: een voorziening die door het college wordt verstrekt ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de wet en waarop alle regels van de Wmo op van toepassing zijn;

  • r.

    voorziening in natura: een voorziening, om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in bruikleen of in eigendom, als persoonlijke dienstverlening;

  • s.

    persoonsgebonden budget: waaronder de vergoeding voor persoonlijke dienstverlening een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit individuele Wmo voorzieningen te stellen regels van toepassing zijn;

  • t.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op de kosten van de voorziening en het inkomen van de aanvrager;

  • u.

    eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit individuele Wmo voorzieningen van toepassing zijn;

  • v.

    meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • w.

    besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • x.

    budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • y.

    ergonomische beperking: een bouwkundige of woontechnische belemmering die aantoonbaar in de weg staat aan het normale gebruik van de woning, welke belemmering rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijk functionele beperkingen, een en ander voor zover de belemmering niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen;

  • z.

    inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 2 Beperkingen

Artikel 2

Een voorziening wordt alleen toegekend als:

  • a.

    de belanghebbende niet of niet voldoende in eigen oplossingen kan voorzien;

  • b.

    een algemene of collectieve voorziening geen of onvoldoende oplossing biedt;

  • c.

    er geen voorliggende voorziening is;

  • d.

    de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij niet voorzienbare kortdurende hulp bij het huishouden tot het te bereiken resultaat leidt;

  • e.

    deze naar objectief geldende maatstaven de goedkoopst compenserende voorziening is en

  • f.

    deze in overwegende mate op het individu is gericht waarbij rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager.

Artikel 3

Geen voorziening wordt toegekend als:

  • a.

    de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    de belanghebbende niet in de gemeente Utrecht woont;

  • c.

    de voorziening gebruikt wordt in het buitenland;

  • d.

    op grond van enig andere (wettelijke) regeling aanspraak op een algemene, collectieve of voorliggende voorziening bestaat;

  • e.

    de aanvraag betrekking heeft op de kosten die de belanghebbende heeft gemaakt voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken en niet meer is na te gaan of de voorziening de goedkoopst compenserende oplossing is;

  • f.

    de voorziening waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder in het kader van enig wettelijke regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen en

  • g.

    het inkomen van de belanghebbende meer bedraagt dan het in artikel 8, derde lid, bedoelde bedrag bij de voorziening tegemoetkoming in de kosten van vervoer.

Hoofdstuk 3 Verstrekkingen in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming.

Artikel 4 Keuzevrijheid

Een voorziening wordt verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college legt in het Besluit Individuele Wmo Voorzieningen criteria vast wanneer keuzevrijheid niet wordt geboden.

Artikel 5 In natura

Als een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsoverkomst van de gemeente Utrecht van toepassing.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit individuele Wmo voorzieningen gemeente Utrecht;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit individuele Wmo voorzieningen gemeente Utrecht;

    • d.

      de toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld;

    • e.

      bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen;

    • f.

      bij het verstrekken van een persoongebonden budget kan de gemeente de voorwaarden verbinden dat de belanghebbende een gebruikersovereenkomst ondertekent.

  • 2. Het college behoudt zich het recht voor om steekproefsgewijs of bij vermoeden van onjuist of onbedoeld gebruik na te gaan of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit individuele Wmo voorzieningen gemeente Utrecht, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 3. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming

Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals omschreven in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen van de gemeente Utrecht in de beschikking opgenomen.

Hoofdstuk 4 Eigen aandeel, eigen bijdrage en inkomensgrens

Artikel 8

  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening stelt het college een eigen bijdrage of een eigen aandeel vast ten aanzien van de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in en om de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      de mogelijkheid om contact te hebben met medemensen en deel te nemen aan het recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de omvang van de in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage of het eigen aandeel met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk IV van het van toepassing zijnde Besluit maatschappelijke 0ndersteuning.

  • 3. Gelet op het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de wet geldt voor de aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van vervoer een inkomensgrens ter hoogte van 150% van de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 5 Informatie, advies, vraagverheldering en het gesprek

Artikel 9 Verzoek om informatie en advies

Een verzoek om informatie en advies kan elektronisch, schriftelijk, mondeling of telefonisch worden gedaan in het Wmo loket door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die vragen heeft of advies nodig heeft over zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Artikel 10 Vraagverheldering

  • 1. Als er behoefte is aan vraagverheldering wordt een afspraak voor een gesprek gemaakt. Als de vraag complex is, wordt altijd een afspraak gemaakt.

  • 2. Geen gesprek vindt plaats:

    • a.

      als de vraag meteen beantwoord kan worden, of als het advies meteen gegeven kan worden;

    • b.

      als de belanghebbende geen behoefte heeft aan een gesprek; hij kan meteen een aanvraag indienen;

    • c.

      als alle feiten en omstandigheden van de belanghebbende bij de gemeente al bekend zijn en in dat geval ook de burger geen behoefte heeft aan een gesprek.

Artikel 11 Het gesprek

  • 1. Het gesprek kan telefonisch, in het Wmo loket of bij de belanghebbende thuis gevoerd worden. Doel van het gesprek is een inventarisatie van de beperkingen in relatie tot participatie, onderzoek naar mogelijke oplossingen en benoemen van de resultaten.

  • 2. Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions en Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

  • 3. Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Het college kan hieromtrent nadere regels vastleggen in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen.

  • 4. Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen er bestaan bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 12 Aanvraag

  • 1. De aanvraag van een individuele voorziening kan schriftelijk, mondeling, telefonisch of elektronisch plaatsvinden.

  • 2. Als de aanvraag mondeling of telefonisch is ingediend, wordt dit schriftelijk bevestigd. Bij bevestiging wordt, als het nodig is, een aanvraagformulier meegestuurd.

  • 3. Als er een verslag is gemaakt van het gesprek, zal dit bij de aanvraag worden betrokken.

Hoofdstuk 6 De te bereiken resultaten

Artikel 13

Op basis van artikel 4, eerste lid van de wet worden compenserende maatregelen bereikt op de vier benoemde domeinen:

  • -

    het voeren van een huishouden;

  • -

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • -

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • -

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan het recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Artikel 14 Resultaten bij het voeren van een huishouden

  • 1. Schoon en leefbaar huis ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, de keuken en sanitaire ruimten. Voor licht en zwaar huishoudelijk werk kunnen burgemeester en wethouders een individuele voorziening verstrekken.

  • 2. Een geschikt huis ten aanzien van het normaal gebruik van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon. Een individuele voorziening kan getroffen worden ten aanzien van toegankelijkheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid van de benoemde vertrekken.

  • 2.1. Er wordt geen individuele voorziening verstrekt als:

    • a.

      het resultaat ook bereikt kan worden door binnen een door het college vast te stellen redelijke termijn te verhuizen naar een al bestaande geschikte woning, of een geschikt te maken woning. De kosten van de aan te passen woning moeten in verhouding staan tot eventuele aanpassingskosten van de andere woning;

    • b.

      de kosten van een verhuizing kunnen door het college van burgemeester en wethouders worden vergoed tot een in het Besluit Individuele Wmo voorzieningen vast te stellen bedrag. Omstandigheden zoals levensfase en voorzienbaarheid van de verhuizing zullen worden meegewogen.

  • 3. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften zoals eten en drinken, toiletartikelen en schoonmaakartikelen.

  • 4. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding inclusief wassen en strijken en opruimen van was.

  • 5. Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren. Een individuele voorziening kan, uitsluitend tijdelijk ter overbrugging voor het nemen van meer definitieve maatregelen, worden verstrekt.

Artikel 15 Resultaten bij het zich verplaatsen in en om de woning

Het resultaat is dat belanghebbende in staat is zijn woonkamer, het slaapvertrek en of slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon te bereiken en zich er zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is.

Artikel 16 Resultaten bij lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het resultaat is dat belanghebbende zich zodanig kan verplaatsen dat hij in staat is dagelijkse boodschappen te doen, familie en kennissen kan bezoeken en andere gewenste activiteiten kan ondernemen, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Artikel 17 Resultaat bij de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Het resultaat is dat belanghebbende de mogelijkheid heeft mee te doen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Het kunnen afleggen van bezoeken hoort hier ook bij.

Hoofdstuk 7 Bepalingen rondom beslistermijnen, onderzoek, advies, beschikking, intrekking en terugvordering.

Artikel 18 Beslistermijnen

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden op een aanvraag is acht weken.

Een uitzondering is van toepassing als het gaat om aanvragen waarbij voor de beoordeling gebruik moet worden gemaakt van een bouwkundig advies.

Artikel 19 Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening of bij tussentijdse wijziging van omstandigheden, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen/adviesinstanties te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 20 Beschikking

De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 21 Wijziging van de situatie

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededelingen te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. Het college kan heronderzoek verrichten naar het voortduren van het recht op en/of de noodzaak van de verleende voorziening.

  • 3. Degene aan wie de voorziening is verleend op grond van deze verordening, is verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek als in hier bovenstaande zin bedoeld.

  • 4. Het college kan van degene die een voorziening ontvangt op grond van deze verordening, die niet meewerkt aan een heronderzoek als hierboven vermeld, de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen, dan wel het recht op de voorziening beëindigen.

Artikel 22 Intrekking

  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken als:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor het verlenen van de financiële tegemoetkoming heeft plaatsgevonden.

Artikel 23 Terugvordering

  • 1. Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval de voorziening in natura is verstrekt, kan de reeds aan de leveranciers van de voorziening betaalde vergoeding worden teruggevorderd van degene aan wie de voorziening is toegekend.

  • 3. In geval naar aanleiding van de toekenning van een voorziening anderszins een betaling ten onrechte of tot een te hoog dan wel onjuist bedrag is gedaan, kan zonder voorafgaande intrekking van de voorziening, daarvan terugvordering plaatsvinden van degene aan wie de voorziening is toegekend.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit individuele Wmo voorzieningen gemeente Utrecht geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 26 Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt het rapport van de evaluatie aan de gemeenteraad en de Wmo Cliëntenraad met een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 27 Overgangs- en afbouwregelingen

In afwijking van de in deze verordening opgenomen bepalingen kan het college ten behoeve van doelgroepen afwijkende regels vaststellen. Het betreft dan overgangsbepalingen en afbouwregelingen voor cliënten die op grond van eerdere verordeningen rechten hebben verworven. Doel van de afwijkende bepalingen is het bieden van een redelijke termijn om vervolgens aan te sluiten bij de bepalingen van deze verordening.

Artikel 28 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juni 2011.

  • 2. De verordening Individuele Wmo voorzieningen 2010 (Gemeenteblad van Utrecht 2010, nr. 6) wordt per 1 juni 2011 ingetrokken.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wmo-voorzieningen 2011.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 26 mei 2011

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 1 juni 2011.

Deze verordening is in werking getreden op 9 juni 2011, en werkt terug tot 1 juni 2011.