Regeling vervallen per 24-02-2015

Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteunig 2013

Geldend van 24-02-2015 t/m 23-02-2015

Intitulé

Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteunig 2013

Verordening voorzieningen Wetmaatschappelijke ondersteuning 2013(raadsbesluit van 13 december 2012)

De raad van de gemeente Utrecht;

gelet op:

artikel 5, eerste lid, en artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), het Besluit maatschappelijke ondersteuning, etc.;

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning 2013

Hoofdstuk1 Begripsomschrijving

Artikel 1 Definities

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • c.

    compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het college, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, om voor personen met aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek een situatie te creëren waardoor zij in staat worden gesteld tot het voeren van een huishouden, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Het college doet dit door te verwijzen naar algemene voorzieningen en/of het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet en deze verordening;

  • d.

    informatie en advies: op verzoek van de burger verstrekken van informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning;

  • e.

    gesprek: zo nodig brengt de gemeente na informatie en advies samen met de burger zijn ondersteuningsbehoefte in kaart, inventariseert mogelijke oplossingen en stelt het resultaat vast;

  • f.

    aanvraag: het verzoek om in aanmerking te komen voor één of meer (individuele) voorzieningen om het resultaat te bereiken in het kader van deze verordening. De aanvraag kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden ingediend;

  • g.

    belanghebbende: een persoon met een beperking, chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren. Die voor zich zelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een verzoek kan doen voor een gesprek of een aanvraag doet of laat doen;

  • h.

    mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, eerste lid, onder b van de wet biedt.

  • i.

    gebruikelijke zorg: de zorg op de terreinen waarop de Wmo betrekking heeft die leden van een leefeenheid voor elkaar en voor het huishouden dragen;

  • j.

    vrijwilligerswerk: het vrijwillig leveren van een bijdrage aan de samenleving;

  • k.

    zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • l.

    maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer. Te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • m.

    algemene voorziening: een voorziening, niet specifiek gericht op personen met een beperking, die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. De algemene voorziening hoeft niet door de gemeente verstrekt of beheerd te worden. Het college kan ernaar verwijzen;

  • n.

    algemeen gebruikelijk: een voorziening die niet speciaal voor mensen met een beperking bedoeld is, in de reguliere handel te koop is en/of niet duurder is dan vergelijkbare producten;

  • o.

    collectieve voorziening: een voorziening die is bestemd voor een specifieke doelgroep, die wordt geleverd met een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle en regelarme oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • p.

    voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een andere (wettelijke) bepaling dan de Wmo waarop een burger aanspraak kan maken en waarmee het resultaat geboekt kan worden;

  • q.

    individuele voorziening: een voorziening die door het college wordt verstrekt ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de wet en waarop alle regels van de Wmo op van toepassing zijn;

  • r.

    voorziening in natura: een voorziening, om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in bruikleen of in eigendom, als persoonlijke dienstverlening;

  • s.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit individuele Wmo-voorzieningen te stellen regels van toepassing zijn;

  • t.

    financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, bedoelt als bijdrage in de kosten, waarmee belanghebbende zelf de voorziening kan realiseren. De hoogte van de bijdrage kan worden afgestemd op de kosten van de voorziening en het inkomen van de belanghebbende;

  • u.

    eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit individuele Wmo-voorzieningen van toepassing zijn;

  • v.

    meerkosten: de kosten van een individuele voorziening die aan belanghebbende is toegekend, voor zover deze kosten hoger zijn dan algemeen gebruikelijke kosten die belanghebbende zou hebben gemaakt als er geen te compenseren beperking was vastgesteld;

  • w.

    budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • x.

    bouwkundige of woontechnische belemmering: belemmering die aantoonbaar in de weg staat aan het normale gebruik van de woning. Deze belemmering rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijk functionele beperkingen, een en ander voor zover de belemmering niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen;

  • y.

    inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • z.

    steunsysteem: het netwerk van personen, diensten en voorzieningen dat men om zich heen heeft en waarop men een beroep kan doen;

  • aa.

    leefeenheid: personen die het dagelijkse leven en de dagelijkse zorg voor elkaar delen;

  • bb.

    objectiveerbare belemmering: de belemmering moet aantoonbaar en meetbaar zijn. De bewijsplicht ligt bij belanghebbende of zijn vertegenwoordiger.

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4, eerste lid van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    Het voeren van een huishouden:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis hebben;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

  • 2.

    Verplaatsen:

    • a.

      zich verplaatsen in en om de woning en

    • b.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

  • 3.

    Medemensen ontmoeten

    a.de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve of maatschappelijke activiteiten.

Artikel 3 Afwegingskader

Als ondersteuning wordt aangevraagd wordt het volgende afwegingskader gehanteerd:

  • a.

    er is sprake van een objectiveerbare belemmering;

  • b.

    de belanghebbende kan niet of niet voldoende in eigen oplossingen voorzien;

  • c.

    algemene of collectieve voorzieningen bieden geen of onvoldoende oplossing;

  • d.

    er is geen voorliggende voorziening;

  • e.

    de aangevraagde ondersteuning is, naar objectief geldende maatstaven, de goedkoopst compenserende voorziening;

  • f.

    de aangevraagde ondersteuning is in overwegende mate op het individu gericht waarbij rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende.

Artikel 4 Geen compensatie

Het college kan besluiten geen voorziening toe te kennen als:

  • a.

    de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    de belanghebbende niet in de gemeente Utrecht woont;

  • c.

    de voorziening hoofdzakelijk is bedoeld voor het gebruik in het buitenland;

  • d.

    op grond van enig andere (wettelijke) regeling aanspraak op een algemene, collectieve of voorliggende voorziening bestaat;

  • e.

    de aanvraag betrekking heeft op de kosten die de belanghebbende heeft gemaakt voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken en niet meer is na te gaan of de voorziening de goedkoopst compenserende oplossing is;

  • f.

    de voorziening waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder in het kader van enig wettelijke regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 3 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 5 Mogelijke verstrekkingswijzen

Het college kan een voorziening verstrekken in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college legt in het Besluit Individuele Wmo-voorzieningen 2011 criteria vast wanneer keuzevrijheid niet wordt geboden. De in de vorige zin bedoelde lijst is niet limitatief.

Artikel 6 In natura

Als een voorziening in natura kan worden verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsoverkomst van de gemeente Utrecht van toepassing.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

  • b. de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit individuele Wmo-voorzieningen 2013;

  • c. de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en de vorm van het persoonsgebonden budget wordt door het college vastgelegd in het Besluit individuele Wmo- voorzieningen 2013;

  • d. de toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de vorm, omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld;

  • e. bij de beschikking kan een programma van eisen worden verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen;

  • f. aan een persoongebonden budget kan de gemeente de voorwaarden verbinden dat de belanghebbende een gebruikersovereenkomst ondertekent.

  • 2. Het college behoudt zich het recht voor om steekproefsgewijs of bij vermoeden van onjuist of onbedoeld gebruik na te gaan of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Belanghebbende is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit individuele Wmo-voorzieningen 2013 gemeente Utrecht, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 3. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 8 Financiële tegemoetkoming

Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals omschreven in het Besluit Individuele Wmo-voorzieningen 2013 van de gemeente Utrecht in de beschikking opgenomen.

Artikel 9 Eigen bijdrage of eigen aandeel

  • 1. Het college is bevoegd bij het verstrekken van een voorziening een eigen bijdrage of een eigen aandeel vast stellen voor zover de wet dat toestaat

  • 2. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de omvang van de in het eerste lid bedoelde eigen bijdrage of het eigen aandeel met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk IV van het van toepassing zijnde Besluit maatschappelijke 0ndersteuning.

Hoofdstuk 4 Informatie, advies, vraagverheldering en het gesprek

Artikel 10 Verzoek om informatie en advies

Een verzoek om informatie en advies kan elektronisch, schriftelijk, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het Wmo loket door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die vragen heeft of advies nodig heeft over zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Artikel 11 Vraagverheldering

  • 1. Als er behoefte is aan vraagverheldering wordt een afspraak voor een gesprek gemaakt.

  • 2. Geen gesprek vindt plaats:

  • a. als de vraag meteen beantwoord kan worden, of als het advies meteen gegeven kan worden;

  • b. als alle feiten en omstandigheden van de belanghebbende bij de gemeente al bekend zijn en ook de burger geen behoefte heeft aan een gesprek.

Artikel 12 Het gesprek

  • 1. Het gesprek kan telefonisch, in het Wmo-loket of bij de belanghebbende thuis gevoerd worden. Doel van het gesprek is een inventarisatie van de beperkingen in relatie tot participatie, onderzoek naar mogelijke oplossingen en benoemen van de resultaten.

  • 2. Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions en Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

  • 3. Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Het college kan hieromtrent nadere regels vastleggen in het Besluit Individuele Wmo-voorzieningen 2013.

  • 4. Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen er bestaan bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 13 Aanvraag

  • 1. De aanvraag van een individuele voorziening kan schriftelijk, mondeling, telefonisch of elektronisch plaatsvinden.

  • 2. Als de aanvraag mondeling of telefonisch is ingediend, wordt dit schriftelijk bevestigd. Bij bevestiging wordt, als het nodig is, een aanvraagformulier meegestuurd.

  • 3. Als er een verslag is gemaakt van het gesprek, zal dit bij de beoordeling van de aanvraag worden betrokken.

Hoofdstuk 5 Bepalingen rondom beslistermijnen, onderzoek, advies, beschikking, intrekking en terugvordering.

Artikel 14 Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening of bij tussentijdse wijziging van omstandigheden, belanghebbende door wie een aanvraag is ingediend:

  • a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

  • b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen/adviesinstanties te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Belanghebbende is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 15 Beschikking

De beschikking vermeldt op welke wijze het genomen besluit bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem.

Artikel 16 Wijziging van de situatie

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededelingen te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. Het college kan heronderzoek verrichten naar het voortduren van het recht op en/of de noodzaak van de verleende voorziening.

  • 3. Degene aan wie de voorziening is verleend op grond van deze verordening, is verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek als in het tweede lid beschreven.

  • 4. Het college kan van degene aan wie een voorziening is toegekend op grond van deze verordening en die niet meewerkt aan een heronderzoek als in het tweede lid 2 beschreven, de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen, dan wel het recht op de voorziening beëindigen.

Artikel 17 Intrekking

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken als:

  • a.

    niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    op grond van gegevens beschikt is en nadien gebleken is dat de beschikbare gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • c.

    indien de voorziening waarop het besluit betrekking heeft, niet wordt gebruikt of niet wordt gebruikt voor het doel waarvoor de voorziening verstrekt is.

Artikel 18 Terugvordering

  • 1. Ingeval een besluit tot toekenning van een voorziening is ingetrokken, kan op basis van dit intrekkingsbesluit een al uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. Als de voorziening in natura is verstrekt, kan de al aan de leveranciers van de voorziening betaalde vergoeding worden teruggevorderd van belanghebbende.

  • 3. In alle andere gevallen waarin op basis van de toekenning van een voorziening een betaling ten onrechte of tot een te hoog dan wel onjuist bedrag is gedaan, kan zonder voorafgaande intrekking van de voorziening het ten onrechte, te hoog of onjuiste uitbetaalde bedrag teruggevorderd worden van belanghebbende.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit individuele Wmo voorzieningen gemeente Utrecht geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 21 Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt het rapport van de evaluatie aan de gemeenteraad en de Wmo Cliëntenraad prestatieveld 6 met een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 22 Overgangs- en afbouwregelingen

  • 1. Deze verordening treedt in de plaats van de Verordening WMO 2011 (Gemeenteblad van Utrecht 2011, nr. 35).

  • 2. De bepalingen in deze verordening zijn van toepassing op alle aanvragen van een voorziening op grond van de WMO, ingediend op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening, alsmede op de beoordeling of wijziging van een voorziening met ingang van een tijdstip gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Op voorzieningen die op grond van de in het eerste lid bedoelde verordening zijn toegekend blijven de bepalingen uit laatstgenoemde verordening, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van deze verordening, van toepassing tot het tijdstip dat de aanspraak op een voorziening opnieuw moet worden vastgesteld of gewijzigd, doch uiterlijk tot 1 juli 2013. Deze bepaling vervalt op 1 juli 2013.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening WMO Voorzieningen 2013

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 13 december 2012.

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 27 december 2012.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.