Regeling vervallen per 01-06-2011

Besluit individuele Wmo-voorzieningen Utrecht 2010

Geldend van 01-06-2011 t/m 31-05-2011

Intitulé

Besluit individuele Wmo-voorzieningen Utrecht 2010

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Besluit Individuele Wmo-voorzieningen 2010 (besluit van b. en w. van 5 januari 2010)

Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

Besluit

vast te stellen het volgende

BESLUIT Individuele Wmo-voorzieningen 2010.

Artikel 1 Definities

  • a.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    verordening: Verordening individuele Wmo-voorzieningen 2010.

  • c.

    gehuwden: gehuwd als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • d.

    individuele voorziening: een door de gemeente te verstrekken voorziening wanneer een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt. De individuele voorziening kan worden verstrekt:

    • -

      in eigendom, of

    • -

      in bruikleen, of

    • -

      in huur, of

    • -

      in de vorm van een persoonsgebonden budget of

    • -

      in de vorm van persoonlijke dienstverlening;

  • e.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit individuele Wmo voorzieningen te stellen regels van toepassing zijn;

  • f.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op de kosten van de voorziening en het inkomen van de aanvrager;

  • g.

    eigen bijdrage of eigen

aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit individuele Wmo voorzieningen van toepassing zijn;

  • h.

    algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • i.

    meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • j.

    besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • k.

    budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

l Alfahulp: een persoon die op grond van artikel 5, tweede lid van de Wet op de loonbelasting een arbeidsverhouding heeft met een budgethouder in verband met de verrichting van huishoudelijke werkzaamheden.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 2.1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt uitsluitend plaats:

    • a.

      op verzoek van de aanvrager;

    • b.

      op een rekening op naam van de aanvrager.

  • 2.2. Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het zelfstandig beheren van het persoonsgebonden budget;

    • b.

      bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget, aanvrager het budget niet of niet geheel heeft besteed aan de voorziening waarvoor dit budget was toegekend.

  • 2.3. Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura worden verstrekt zijn mobiele tilliften en trapliften. Vervoersvoorzieningen die uitsluitend in natura worden verstrekt zijn al dan niet aangepast auto’s en gesloten buitenwagens.

  • 2.4. De verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van het college, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3 Eigen bijdrage

Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van huishoudelijke hulp is aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd die berekend wordt conform artikel 7 van de Verordening.

Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij het huishouden als volgt plaats:

    • a.

      het aantal geïndiceerde uren per kalenderjaar maal het van toepassing zijnde uurtarief; of

    • b.

      indien de indicatieperiode korter is dan een kalenderjaar het aantal geïndiceerde uren maal het van toepassing zijnde uurtarief.

  • 2. De uurtarieven worden vastgesteld op:

    • a.

      bij dienstverlening door een alfahulp EUR 15,00 voor hulp bij het huishouden 1;

    • b.

      bij overige dienstbetrekkingen en inhuur EUR 18,00 voor hulp bij het huishouden 1 en 2 en

    • c.

      bij additionele hulp boven klasse 6 (vanaf 16 uur per week) zal op basis van de hardheidsclausule een uurtarief worden vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 5 Inkomensgrenzen

Bij een woonvoorziening gelden geen inkomensgrenzen en wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel vastgesteld.

Artikel 6 Waardestijging woning

De in artikel 20 van de van de verordening genoemde afschrijving geschiedt in vijftien gelijke jaarlijkse termijnen.

Artikel 7 Verhuiskostenvergoeding

  • 7.1. De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening individuele Wmo voorzieningen bedraagt EUR 2.950,00.

  • 7.2. Indien een persoon of gezin verhuist vanuit een aan een rolstoel aangepast woning of rolstoelwoning zodat deze woning vrijkomt voor een persoon met beperkingen wordt een financiële tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten verstrekt van EUR 3.400,00.

Artikel 8 Vergoeding woningsanering

  • 8.1. De financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering bedraagt maximaal EUR 869,00 voor de woonkamer en maximaal EUR 290,00 per slaapkamer met een maximum per woning van EUR 1.159,00.

  • 8.2. De financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering voor een eenkamerwoning bedraagt maximaal EUR 869,00.

Artikel 9 Rolstoelvloerbedekking

  • 9.1. De financiële tegemoetkoming in de kosten van rolstoelvloerbedekking bedraagt maximaal EUR 1.159,00 per woning.

  • 9.2. De financiële tegemoetkoming in de kosten van rolstoelvloerbedekking bedraagt maximaal EUR 869,00 voor een eenkamerwoning.

Artikel 10 Tijdelijke huisvesting

  • 10.1. De financiële tegemoetkoming in de kosten van extra woonlasten als gevolg van tijdelijke huisvesting in geval er sprake is van zelfstandige woonruimte is afhankelijk van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum dat gelijk is aan de maximumhuur die van toepassing voor de berekening van huursubsidie.

  • 10.2. De financiële tegemoetkoming in de kosten van extra woonlasten als gevolg van tijdelijke huisvesting in geval er sprake is van onzelfstandige woonruimte is afhankelijk van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van EUR 300,00 per maand

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 11 Inkomensgrenzen

  • 11.1. a. Een vervoersvoorziening zoals genoemd onder artikel 21 lid 2 a, e en f en g. van de verordening wordt niet toegekend voor zover het inkomen hoger is dan 1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm conform paragraaf 3.2 van de Wet Werk en Bijstand (WWB).

    • b.

      Voor een vervoersvoorziening is geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

  • 11.2. Voor vervoersvoorzieningen zoals genoemd onder artikel 21 lid b., c. en d. van de verordening geldt geen inkomensgrens. Indien de onder d genoemde voorziening een auto betreft geldt wel de inkomensgrens.

Artikel 12 Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening. Hiertoe kunnen referentieprijzen per voorzieningencategorie worden vastgesteld. Indien nodig wordt het budget verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en overige instandhoudingskosten.

Artikel 13 Inkomensgrenzen

De inkomensgrenzen waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 23 van de Verordening individuele Wmo voorzieningen, is gelijk aan de grenzen die genoemd worden in artikel 11, eerste lid.

Artikel 14 Financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

    • 1.

      De hoogte van de financiële tegemoetkomingen worden vastgesteld (op basis van de normbedragen) conform de bij dit besluit behorende bijlage.

    • 2.

      Voor de verstrekking van voorzieningen zoals genoemd in artikel 21, tweede lid onder e. en f. van de verordening wordt het volgende bepaald:

    • a.

      voor gehuwden die beide recht hebben op een financiële tegemoetkoming geldt dat het recht is beperkt tot 75% van het van toepassing zijnde normbedrag per persoon;

    • b.

      Indien de aanvrager naast de financiële tegemoetkoming ook gebruik maakt van een andere –al dan niet in het kader van de Wmo verstrekte– vervoersvoorziening, dan is het recht beperkt tot 50% van het van toepassing zijnde normbedrag;

    • c.

      voor kinderen tot en met 15 jaar is het recht beperkt tot 50% van het van toepassing zijnde normbedrag.

      • 3.

        Van het gestelde in het tweede lid kan naar boven of naar beneden worden afgeweken indien kan worden aangetoond dat de aanvrager bovenmatig of juist onvoldoende wordt gecompenseerd. Een dergelijke afwijking geldt telkens voor maximaal een jaar en wordt uitsluitend op verzoek van de aanvrager opnieuw vastgesteld.

Voor cliënten die vóór 1 januari 2010 al een bovenstaande financiële tegemoetkoming ontvingen of aangevraagd hebben geldt de bovenstaande regeling niet. Zij houden de financiële tegemoetkoming die vóór 1 januari 2010 van toepassing was.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 15 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening. Hiertoe kunnen referentieprijzen per voorzieningencategorie worden vastgesteld. Indien nodig wordt het budget verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en overige instandhoudingskosten.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel bedraagt maximaal EUR 3.000,00 voor een periode van drie jaar en kan lager worden vastgesteld indien de kosten aantoonbaar lager zijn.

Hoofdstuk 7 Cliëntenraad Wmo

Artikel 16 Financiële bijdrage

Het bedrag beschikbaar voor de cliëntenraad Wmo zoals genoemd in artikel 31 van de Verordening individuele Wmo voorzieningen bedraagt maximaal EUR 10.000,00 per jaar.

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 17 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies artikel 36 van de verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2010.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van dit besluit wordt ingetrokken Besluit individuele WMO-voorzieningen Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 4).

Artikel 19 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit individuele WMO-voorzieningen Utrecht 2010.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 5 januari 2010.

De secretaris, De voorzitter,

J.Bakker Mr. A. Wolfsen

Publicatie is geschied op 10 februari 2010.

Dit besluit is in werking getreden op 18 februari 2010, en werkt terug tot 1 februari 2010.

BIJLAGE 1 BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010, NR. 7

Toelichting op de wijzigingen in het Besluit Individuele Wmo Voorzieningen

Artikel 1

Definities en begrippen toegevoegd.

Artikel 2

Is vervallen en overgeheveld naar het gewijzigde artikel 7 van de verordening. Op deze manier is verankerd dat het vaststellen van de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel is voorbehouden aan de gemeenteraad.

Het nieuwe artikel 2 is het voormalige artikel 1.

2.1.

Hieraan is sub b. toegevoegd waarin wordt bepaald dat het persoongebonden budget uitsluitend op de bankrekening op naam van de cliënt wordt overgemaakt, en dus niet op de bankrekening van een derde.

2.2

Bij sub a. is "…het omgaan met…" vervangen door "…het zelfstandig beheren…". Hiermee wordt expliciet uitgedrukt wat wordt verstaan onder (problemen met) het omgaan met een persoongebonden budget. Tevens wordt hiermee het zelfstandige beheer impliciet een voorwaarde, waarmee wordt voorkomen dat bemiddelingsbureaus zich opwerpen als beheerder. De mogelijkheid van beheer door een derde wordt echter niet expliciet uitgesloten. Op deze manier wordt de mogelijkheid behouden om het beheer bijvoorbeeld uit te besteden aan een familielid.

4.1

Onder verwijzing naar het gewijzigde artikel 11 van de verordening wordt hier de indicatie in klassen vervangen door een indicatie in uren.

4.2

De uurtarieven voor het persoonsgebonden budget zijn opnieuw vastgesteld.

11.1

De expliciet benoemde inkomensgrenzen worden vervangen door een verwijzing naar de bijstandsnormen zoals opgenomen in de Wet Werk en Bijstand (WWB). Dit voorkomt dat dit besluit jaarlijks moet worden aangepast wanneer de bijstandnormen worden aangepast. Tevens wordt de inkomensgrens verlaagd naar 1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm in plaats van twee maal de bijstandnorm. Dit is in lijn met het uitgangspunt dat bepaalde voorzieningen bij een inkomen boven 1,5 maal de bijstandsnorm als algemeen gebruikelijk worden gezien en dus niet in het kader van de Wmo worden verstrekt.

11.2

De woordelijke beschrijving is vervangen door een verwijzing naar het gewijzigde artikel 21, tweede lid van de verordening.

Artikel 12

Hieraan is toegevoegd dat referentieprijzen kunnen worden vastgesteld. Dit om te voorkomen dat voor ieder persoonsgebonden budget afzonderlijk de tegenwaarde moet worden vastgesteld.

Artikel 14

Dit artikel is vervangen door een uitgebreidere beschrijving van de wijze waarop de financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld en de manier waarop deze kan worden afgestemd op de behoefte van de cliënt. Tevens voorkomt de wijziging van dit artikel dat de bedragen jaarlijks opnieuw moeten worden vastgesteld. In plaats daarvan wordt aangesloten bij de normbedragen zoals deze in het kader van de Wet Inschakeling Arbeidsgehandicapten (WIA) worden vastgesteld.

Artikel 15

Aan het eerste lid is toegevoegd dat referentieprijzen kunnen worden vastgesteld. Dit om te voorkomen dat voor ieder persoonsgebonden budget afzonderlijk de tegenwaarde moet worden vastgesteld.

Het tweede lid is aangevuld met een explicitering van het doel, de opbouw en de looptijd van een persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel.

Artikel 16

Het in dit artikel genoemde bedrag is vanwege inflatiecorrectie en gestegen kosten verhoogd van EUR 7.500,00 naar EUR 10.000,00 per jaar.

BIJLAGE 2 BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010, NR. 7

Onderstaande bedragen zijn van toepassing voor Wmo cliënten die vóór 1 februari 2010 een financiële tegemoetkoming voor onderstaande vervoersvoorzieningen hebben aangevraagd en welke vervolgens door de gemeente zijn toegekend.

Individuele taxi

Categorie

Jaar

Maand

Alleenstaand

EUR 1.320,00

EUR 110,00

Gehuwden

EUR 1.008,00

EUR 84,00

Kind 4 tot 12 jaar

EUR 660,00

EUR 55,00

Kind 12 tot 18 jaar

EUR 1.008,00

EUR 84,00

Rolstoeltaxi

Categorie

Jaar

Maand

Alleenstaand

EUR 1.980,00

EUR 165,00

Gehuwden

EUR 1.446,00

EUR 120,50

Kind 4 tot 12 jaar

EUR 996,00

EUR 83,00

Kind 12 tot 18 jaar

EUR 1.488,00

EUR 124,00

Begeleidingskosten

Jaar

Maand

EUR 294,00

EUR 24,50

Overig

Categorie

Jaar

Maand

Oplaadkosten

EUR 102,00

EUR 8,50

Canta

EUR 216,00

EUR 18,00

IWV auto

EUR 528,00

EUR 44,00

Gak auto

EUR 756,00

EUR 63,00

BIJLAGE 3 BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010, NR. 7

Vergoedingen conform artikel 14 Besluit Individuele Wmo Voorzieningen

LET OP: Betreft nieuwe aanvragen vanaf 1 februari 2010

Individuele taxi

Categorie

Jaar

Maand

Alleenstaand (norm)

EUR 1.320,00

EUR 110,00

Gehuwden

EUR 990,00

EUR 82,50

Kinderen t/m 15 jaar

EUR 660,00

EUR 55,00

Meerdere voorzieningen

EUR 660,00

EUR 55,00

Rolstoeltaxi

Categorie

Jaar

Maand

Alleenstaand (norm)

EUR 1.980,00

EUR 165,00

Gehuwden

EUR 1.485,00

EUR 123,75

Kinderen t/m 15 jaar

EUR 990,00

EUR 82,50

Meerdere voorzieningen

EUR 990,00

EUR 82,50

Categorie

Jaar

Maand

Begeleidingskosten

EUR 294,00

EUR 24,50

Overig

Jaar

Maand

Oplaadkosten

EUR 102,00

EUR 8,50

Canta

EUR 216,00

EUR 18,00

IWV auto

EUR 528,00

EUR 44,00

GAK auto

EUR 756,00

EUR 63,00