Regeling vervallen per 20-07-2013

Inspraakverordening gemeente Utrecht

Geldend van 20-07-2013 t/m 19-07-2013

Inspraakverordening gemeente Utrecht (raadsbesluit van 8 april 2010)

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w.

BESLUIT

vast te stellen de volgende

INSPRAAKVERORDENING gemeente Utrecht

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: de formele mogelijkheid voor ingezetenen en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

    • 1.

      Deze verordening is van toepassing op de gevallen waarin de wet niet zelf al een openbare voorbereidingsprocedure regelt waarmee ingezetenen en belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van beleid.

    • 2.

      Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

    • 3.

      Inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

    • 4.

      Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      wanneer het een beleidsvoornemen betreft dat betrekking heeft op internorganisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • f.

      indien de besluitvorming over of uitvoering van een beleidsvoornemen naar het oordeel van het bestuursorgaan dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • g.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, zulks met inachtneming van eventuele in de wet daarop geregelde uitzonderingen.

  • 2. Reactietermijnen worden verlengd in het geval inspraakmomenten voor meer dan de helft zouden samenvallen met een vakantieperiode, zodat tenminste de helft van de termijn buiten de vakantie valt.

  • 3. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

    • 1.

      Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

    • 2.

      Het eindverslag bevat in ieder geval:

  • a. een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

  • b. een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

  • c. een reactie op de zienswijzen waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene inspraakverordening Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 1997, nr. 9) ingetrokken.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Utrecht.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 8 april 2010.

De griffier, De voorzitter,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Publicatie is geschied op 21 april 2010.

Deze verordening is in werking getreden op 29 april 2010.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010, NR. 34

Artikelsgewijze toelichting Inspraakverordening gemeente Utrecht

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Inspraak:

Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan ingezetenen en belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.

Afbakening t.o.v. participatie.

Inspraak is een vorm van participatie, richt zich met name op de formeel gewaarborgde openbare procedure bij de voorbereiding van beleid.

Onder 'Participatie' wordt verstaan: het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van bewoners en belanghebbenden bij beleidsvoorbereiding, -ontwikkeling, -uitvoering, of -evaluatie.

Participatie is anderzijds een veel ruimer begrip, kan ook aan de orde zijn als het niet gaat om beleidsvoorbereiding. Verder is het palet aan toe te passen mogelijkheden veel breder dan alleen de openbare voorbereidingsprocedure. Die andere vormen van participatie zoals beschreven in de Utrechtse participatiestandaard worden in veel gevallen toegepast voorafgaand aan de wettelijke procedure die het sluitstuk is van het gehele proces. Hoewel de Utrechtse participatiestandaard zeker geen vrijblijvend karakter heeft, is het minder gewenst om deze vast te leggen in een juridisch verbindende regeling als een verordening. Dat zou enerzijds afbreuk doen aan de flexibiliteit en daarnaast een onnodige juridisering van het participatieproces teweeg brengen.

Inspraakprocedure:

De verordening definieert dit als volgt: "De wijze waarop inspraak gestalte wordt gegeven." De verantwoordelijkheid voor het maken van een inspraakverordening ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Artikel 4, tweede lid van de verordening geeft als hoofdregel dat de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing is. Artikel 4, tweede lid geeft wel de ruimte om maatwerk mogelijk te maken.

Beleidsvoornemen:

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat dus niet om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

Uit het eerste lid volgt dat de verordening niet van toepassing is op de gevallen dat de wet zelf al een openbare voorbereidingsprocedure regelt waarmee ingezetenen en belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van beleid. Een voorbeeld hiervan is artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening met betrekking tot de voorbereiding van een bestemmingsplan.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans onder meer bij:

  • a.

    de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7, lid 3a Wet stedelijke vernieuwing);

  • b.

    de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer);

  • c.

    de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 Wet milieubeheer (artikel 10.26, tweede lid, Wet milieubeheer);

  • d.

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a. en b., van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).

Bestuursorganen.

In het tweede lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij een beleidsvoorbereiding.

Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb, omvat in elk geval raad, college en burgemeester.

Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het vierde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend. Dat geen inspraak wordt verleend wil nog niet zeggen dat er ook geen enkele vorm van participatie plaats vindt (zoals bijv. actieve informatieverstrekking).

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden stemt overeen met de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet.

De openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht is in beginsel alleen van toepassing op belanghebbenden niet tevens op 'ingezetenen'.

Maar volgens artikel 3.15, tweede lid kan bij wettelijk voorschrift worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 3 van de ontwerpverordening bepaalt dat inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden. De kring van inspraakgerechtigden wordt door deze verwijzing naar afdeling 3.4 Awb dus niet beperkt tot 'belanghebbenden'. Naast belanghebbenden krijgen ook ingezetenen de gelegenheid tot het indienen van een zienswijze.

Artikel 4 Inspraakprocedure

De verordening heeft de strekking om te regelen dat inspraak wordt verleend via toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure.

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. De inspraakreacties hebben de juridische status van een zienswijze als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Voor burgers is door deze omschrijving meer helderheid over de juridisch formele beïnvloedingsmomenten: inspraakreactie - juridisch aan te duiden als zienswijze; bezwaar; beroep.

In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden.

Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun inspraakreactie naar voren brengen.

Een wettelijke regeling kan een afwijking in van de in de Algemene wet bestuursrecht geregelde voorbereidingsprocedure met bijv. een kortere termijn voorschrijven. Door een algemene verwijzing in het eerste lid worden dergelijke afwijkingen van overeenkomstige toepassing verklaard.

In het tweede lid is een waarborg opgenomen, om te voorkomen dat vanwege vakantie belanghebbenden en ingezetenen onvoldoende gelegenheid hebben om te reageren.

Op grond van het derde lid kan de inspraakprocedure worden aangepast. Niet ieder beleidsvoornemen is namelijk van dezelfde zwaarte.

Volgens artikel 4, derde lid van de verordening kan het bestuursorgaan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b. betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c. wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de inspraakreacties wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 6).

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Utrecht.