Regeling vervallen per 20-12-2012

Beleidsregels ten behoeve van de beoordeling van aanvragen ontheffingen op grond van artikel 87 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990

Geldend van 11-03-2010 t/m 19-12-2012

Intitulé

Beleidsregels ten behoeve van de beoordeling van aanvragen ontheffingen op grond van artikel 87 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990

Hoofdstuk 1 Reglement Ontheffingen

Beleidsregels ten behoeve van de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 87 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990

(b. en w.-besluit van 16 februari 2010)

Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

BESLUIT

vast te stellen het volgende

BELEIDSREGELS ten behoeve van de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 87 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a. ontheffing: een in de zin van artikel 87 RVV 1990 door het college van burgemeester en wethouders verleende ontheffing. Artikel 87 RVV luidt: Door het bevoegd gezag kan ontheffing worden verleend van de artikelen 3, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, 61b, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78, 81 en 98;

  • b. gesloten gebied: gebied dat afgebakend is met een geslotenverklaring met behulp van de verkeerstekens C1, C2, en C6 tot en met C21. Er geldt een verbod de betrokken weg in te rijden of in te gaan alsmede de betrokken weg te gebruiken;

  • c. voetgangersgebied: een gesloten gebied, zijnde een door het college van burgemeester en wethouders bij besluit aangewezen gedeelte van de stad, waarvan de toegang is aangeduid met de verkeersborden model C1 en G7 van bijlage I van het RVV 1990;

  • d. venstertijden: door het college van burgemeester en wethouders bij besluit vastgestelde tijden waarin het is toegestaan een gesloten gebied in te rijden ten behoeve van het laden en lossen van goederen of het in- en uit laten stappen van passagiers;

  • e. taxivervoer: vervoer als bedoeld in artikel 1, sub j jo sub h Wet Personenvervoer 2000;

  • f. SDC-bedrijf: bedrijf dat voldoet aan de voorwaarden ten behoeve van stadsdistributie in de gemeente Utrecht;

  • g. nooddienst: voertuigen van ambulancedienst, politie en brandweer, welke als zodanig herkenbaar zijn aan verschijningsvorm, kleur of logo.

  • h. busbaan: als bedoeld in artikel 1, sub j RVV 1990;

  • i. busstrook: als bedoeld in artikel 1, sub k RVV 1990;

  • j. binnenstad: het gebied met postcodes 3511 en 3512;

  • k. Euronorm 5: de norm voor voertuigen die voldoen aan Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking (PublicatieBlad 2005, L 275), in het bijzonder aan de grenswaarden in rij B2 van de tabellen in punt 6.2.1 van bijlage I bij die richtlijn;

  • l. college: het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.

Artikel 2 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor ontheffing op grond van artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990 wordt schriftelijk ingediend op een door ons college vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de aanvraag worden zoveel mogelijk de voor beoordeling van belang zijnde gegevens en bescheiden overgelegd.

  • 3. Ons college kan nadere regels stellen omtrent inhoud, inrichting, uitvoering, vorm, aantal en wijze van indiening van de aanvraag.

  • 4. Bij een verlenging of een wijziging van de ontheffing wordt de aanvraag opnieuw beoordeeld.

Artikel 3 Afgifte van de ontheffing

  • 1. Ons college kan nadere regels stellen omtrent het afgeven van ontheffingen zoals bedoeld in artikel 87 RVV 1990.

  • 2. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 3. Een ontheffing wordt afgegeven op voertuigkenteken. Wanneer het niet mogelijk is om een vast kenteken op te geven dan kan een ontheffing worden afgegeven op wisselend voertuigkenteken.

  • 4. De ontheffing dient op eerste vordering van een politieambtenaar (toezichthouder) ter inzage te worden afgegeven.

  • 5. Het beslissen op ontheffingsaanvragen zoals genoemd in de artikelen 8 t/m 11, 14, 16, 17 en 18, lid d. is gemandateerd aan de directeur Stadswerken.

  • 6. Het beslissen op ontheffingsaanvragen zoals genoemd in de artikelen 12 en 13 is gemandateerd aan de directeur StadsOntwikkeling.

  • 7. Het beslissen op ontheffingsaanvragen zoals genoemd in artikel 18, lid b. en c. is gemandateerd aan de Hoofdcommissaris van Politie.

Artikel 4 Geldigheidsduur van de ontheffing

Een ontheffing wordt verleend voor de duur van twee jaar, tenzij anders is aangegeven in de ontheffing.

Artikel 5 Intrekken van de ontheffing

  • 1. De ontheffing kan worden ingetrokken, gewijzigd of niet opnieuw worden verleend:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking noodzakelijk wordt geacht door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is verleend;

    • c.

      indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen; Van ontheffinghouders waarvan geconstateerd is dat zij de regels verbonden aan de ontheffing hebben overtreden, kan de ontheffing worden ingetrokken. De ontheffinghouder ontvangt bij de eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing dat de ontheffing bij een volgende overtreding kan worden ingetrokken. Bij een tweede overtreding gedurende de geldigheidsduur van de ontheffing wordt de ontheffing gedurende drie maanden ingetrokken. Bij een derde overtreding gedurende de geldigheidsduur van de ontheffing wordt de ontheffing volledig ingetrokken en kan binnen een periode van twaalf maanden na de intrekking geen nieuwe aanvraag worden gedaan. Voor tijdelijke ontheffingen geldt dat bij een tweede overtreding "de ontheffinghouder voor de duur van drie maanden wordt uitgesloten van ontheffingverlening" en bij een derde overtreding voor de duur van twaalf maanden.

    • d.

      indien de ontheffinghouder dit verzoekt.

  • 2. De ontheffing vervalt bij overlijden of niet meer bestaan van de ontheffinghouder.

Artikel 6 Hardheidsclausule

  • 1. Ons college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels en nadere voorschriften.

  • 2. Bij een beroep op bijzondere omstandigheden wordt tenminste getoetst aan de volgende criteria:

    • -

      er ontbreekt een adequaat alternatief, waardoor onevenredig nadeel ontstaat wanneer geen ontheffing wordt verleend;

    • -

      de belangen van de aanvrager zijn niet in strijd met de belangen van doorstroming, verkeersveiligheid en historisch erfgoed;

    • -

      wanneer ontheffing wordt verleend ontstaat geen ongewenste precedentwerking.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. Dit Reglement en de bijbehorende Nadere Regels treden in werking de dag volgend op die van afkondiging.

  • 2. Met de inwerkingtreding van dit Reglement komen te vervallen:

    • a.

      het Reglement Ontheffingen 2005 (Gemeenteblad van Utrecht 2005, nr. 74), zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht op 4 oktober 2005;

    • b.

      de Nadere regels voor de afgifte van ontheffingen voor delen van de Binnenstad (Gemeenteblad van Utrecht 2005, nr. 75), overeenkomstig artikel 2 van het Reglement Ontheffingen 2005, zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht op 4 oktober 2005 en

    • c.

      de Beleidsregels voor het medegebruik van busbanen en –stroken in de gemeente Utrecht, zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht op 30 september 2003.

  • 3. De ontheffingen, afgegeven voor het inwerking treden van dit Reglement, blijven van kracht, tezamen met de bij die ontheffing vermelde voorschriften.

Hoofdstuk 2 Nadere regels ontheffingen voor het berijden van voetgangersgebieden, gesloten gebieden en busbanen en –stroken overeenkomstig artikel 3

Artikel 8 Ontheffingen ten behoeve van bewoners van gesloten gebieden en voetgangersgebieden

  • 1. Ons college kan bewoners woonachtig op een adres in een voetgangersgebied of een gesloten gebied, dan wel een adres dat alleen toegankelijk is via een voetgangersgebied of gesloten gebied ontheffing verlenen voor het berijden van (straten/straatgedeeltes in) dit gebied.

  • 2. De aanvrager dient woonachtig te zijn op het aangegeven adres conform het eerste lid en als zodanig staan ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie

  • 3. De aanvrager dient bij de aanvraag voor een ontheffing een kopie van het kentekenbewijs deel II van het voertuig waarop de ontheffing wordt gevraagd en een kopie van het rijbewijs over te leggen.

  • 4. De ontheffing wordt gesteld op naam en adres van de aanvrager, alsmede op kenteken van het voertuig waarmee aanvrager pleegt te rijden.

  • 5. De afgegeven ontheffing mag alleen worden gebruikt ten behoeve van het onmiddellijk laden en lossen van goederen en het uit laten stappen van personen met hun bagage.

  • 6. In geval van gesloten gebieden of voetgangersgebieden met venstertijden, dient de afgegeven ontheffing bij voorkeur te worden gebruikt van 0:00 uur tot het einde van de venstertijden 's morgens en van de start van de venstertijden 's avonds tot 0:00 uur en op zondag.

  • 7. Bij de afweging tot het verlenen van een ontheffing kan onder meer een rol spelen:

    • a.

      de noodzaak voor de bewoner om met het betreffende voertuig in het gesloten gebied of voetgangersgebied te zijn;

    • b.

      de voorhanden zijnde alternatieven voor het vervoeren van bagage of hulpbehoevende passagiers.

  • 8. De ontheffing voor het voetgangersgebied geldt niet voor het laden en lossen van goederen die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van een bedrijf.

  • 9. Per huisadres wordt niet meer dan één ontheffing afgegeven.

Artikel 9 Ontheffingen ten behoeve van bedrijven in gesloten gebieden en voetgangersgebieden

  • 1. Ons college kan bedrijven, gevestigd op een adres in een voetgangersgebied of een gesloten gebied, dan wel een adres dat alleen toegankelijk is via een voetgangersgebied of gesloten gebied, ontheffing verlenen voor het berijden van (straten/ straatgedeeltes in) dit gebied.

  • 2. De aanvrager dient gevestigd te zijn op het aangegeven adres conform lid a.

  • 3. De aanvrager dient bij de aanvraag een kopie van het kentekenbewijs deel II van het voertuig waarvoor de ontheffing wordt gevraagd over te leggen.

  • 4. Een afgegeven ontheffing mag alleen worden gebruikt ten behoeve van het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

  • 5. Bij de afweging tot het verlenen van een ontheffing kan onder meer een rol spelen:

    • a.

      de noodzaak voor de ondernemer om met het betreffende voertuig in het gesloten gebied of voetgangersgebied te zijn;

    • b.

      de voorhanden zijnde alternatieven, binnen en buiten het eigen bedrijf;

    • c.

      in geval van gesloten gebieden of voetgangersgebieden met venstertijden, de onmogelijkheid de goederen te laden en/of te lossen binnen de venstertijden;

    • d.

      in geval het een gesloten gebied of voetgangersgebied in de binnenstad betreft, de onmogelijkheid goederen door een aanbieder van Stadsdistributie, zoals bedoeld in artikel 11, te laten vervoeren, zodat de beoogde bundeling van vervoersstromen niet wordt verstoord.

  • 6. Per bedrijf mogen maximaal twee ontheffingen worden afgegeven.

  • 7. De ontheffing wordt gesteld op naam en adres van de aanvrager, alsmede op kenteken van het voertuig waarmee aanvrager pleegt te rijden.

Artikel 10 Ontheffingen ten behoeve van goederenvervoerders in gesloten gebieden en voetgangersgebieden.

  • 1. Ons college kan goederenvervoerders die goederen dienen af te leveren of op te halen op een adres in een voetgangersgebied of een gesloten gebied, dan wel een adres dat alleen toegankelijk is via een voetgangersgebied of gesloten gebied, een ontheffing verlenen voor het berijden van (straten/straatgedeelten in) dit gebied.

  • 2. Onder een goederenvervoerder wordt verstaan een bedrijf dat eigen goederen of goederen van derden vervoert, dient te laden of lossen in gesloten gebied bij een aldaar gevestigd bedrijf.

  • 3. Een goederenvervoerder dient bij de aanvraag voor een ontheffing een kopie van het kentekenbewijs deel II van het voertuig waarvoor de ontheffing wordt gevraagd over te leggen en een bewijsstuk van het bestemmingsadres.

  • 4. Een afgegeven ontheffing mag alleen worden gebruikt ten behoeve van het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

  • 5. Bij de afweging tot het verlenen van een ontheffing kan onder meer een rol spelen:

    • a.

      de noodzaak voor de vervoerder om met het betreffende voertuig in het gesloten gebied of voetgangersgebied te zijn;

    • b.

      de voorhanden zijnde alternatieven, binnen en buiten het eigen bedrijf;

    • c.

      in geval van gesloten gebieden of voetgangersgebieden met venstertijden, de onmogelijkheid de goederen te laden en/of te lossen binnen de venstertijden;

    • d.

      in geval het een gesloten gebied of voetgangersgebied in de binnenstad betreft, de onmogelijkheid goederen door een aanbieder van Stadsdistributie, zoals bedoeld in Artikel 11, te laten vervoeren, zodat de beoogde bundeling van vervoersstromen niet wordt verstoord.

  • 6. Per goederenvervoerder mogen maximaal twee ontheffingen worden afgegeven.

  • 7. De ontheffing wordt gesteld op naam en adres van de aanvrager, alsmede op kenteken van het voertuig waarmee aanvrager pleegt te rijden.

Artikel 11 Ontheffingen ten behoeve van Stadsdistributie

  • 1. Ons college kan aan aanbieders van stadsdistributie, die voldoen aan de hierna vanaf het vierde lid vermelde toetsingscriteria, een ontheffing verlenen voor het berijden van het voetgangersgebied in de binnenstad buiten de venstertijden ten behoeve van het onmiddellijk laden en lossen van goederen; en voor het berijden van busbanen en –stroken die liggen op de directe route van het SDC naar de binnenstad en in de binnenstad zelf.

  • 2. Alvorens een beslissing op een aanvraag te nemen wordt advies gevraagd aan de Commissie van advies inzake bevoorradingsaangelegenheden (CABU).

  • 3. Per Utrechts stadsdistributiecentrum mogen maximaal vijf vergunningen worden afgegeven. In het advies van de CABU wordt het aantal per aanvrager gelijktijdig toe te laten voertuigen vermeld.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor een ontheffing ten behoeve van stadsdistributie in de gemeente Utrecht, dient de aanvrager ten minste op een aanneem-/overslagcentrum de inslag, overslag, uitslag, fijndistributie en collectie van aangeboden goederen, bestemd voor en/of afkomstig uit de binnenstad van Utrecht te verzorgen en daartoe in het kader van de "Wet Goederenvervoer over de Weg" gerechtigd te zijn.

  • 5. Het in het achtste lid bedoelde aanneem-/overslagcentrum dient goed bereikbaar te zijn voor alle gangbare voertuigen in het wegtransport, is gelegen binnen 5 km van een rijksweg en binnen een straal van 10 km van de binnenstad (zoals bedoeld in artikel 1) en is voor het overdragen van goederen van maandag t/m vrijdag gedurende minimaal zestien uur per etmaal geopend.

  • 6. Een ieder dient, zonder voorselectie en/of onderscheid in behandeling, zendingen voor vervoer bij een aanbieder van stadsdistributie in Utrecht aan te kunnen bieden, wanneer deze voldoen aan de hiernavolgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om een of meer colli (maximaal 30 kg per collo); al dan niet aangeleverd op pallets (maximaal 500 kg per pallet) of in rolcontainers (maximaal 300 kg per container);

    • b.

      de zending dient door één persoon te kunnen worden behandeld;

    • c.

      niet behorend tot de in lid g. genoemde goederen;

    • d.

      niet een complete vrachtwagenlading omvattend.

  • 7. Behalve wanneer goederen niet voldoen aan het in zesde lid gestelde, worden eveneens als niet verplicht door een aanbieder van stadsdistributie in Utrecht te vervoeren goederen gekenmerkt:

    • a.

      verse goederen (zoals groenten, fruit, bloemen en brood);

    • b.

      bulkgoederen (zoals zand, grind en meel);

    • c.

      als bulk vervoerde vloeistoffen, tenzij deze zijn verpakt overeenkomstig het in het zesde lid genoemde;

    • d.

      gekoelde en/of bevroren producten;

    • e.

      brandstoffen;

    • f.

      afval;

    • g.

      hangend vervoer.

  • 8. Een aanbieder van stadsdistributie in Utrecht dient voor het afhalen, c.q. afleveren van zendingen in de binnenstad gebruik te maken van qua afmeting en gewicht geschikte voertuigen, welke zowel van buitenaf als door middel van het voertuigkenteken te herkennen zijn als voertuigen van een aanbieder van stadsdistributie in Utrecht. Er dient te worden gestreefd naar een inzet van de meest milieuvriendelijke voertuigen, rekening houdend met de bedrijfseconomische haalbaarheid, maar met als minimale eis dat wordt voldaan aan Euronorm 5.

  • 9. Per Utrechts stadsdistributiecentrum dienen in de binnenstad, gemiddeld over de werkweek (maandag t/m vrijdag) 100 adressen per dag te worden bediend. Hierbij telt een adres twee keer mee als er zowel goederen worden afgeleverd als goederen worden afgehaald. Daarbij tellen poststukken (zoals verwoord in artikel 2 lid 1 onder b van de Postwet 2009) en ongeadresseerde dagbaden en tijdschriften niet mee, behoudens het vervoer van pakketten die –al dan niet– in grote aantallen tegelijk naar een adres worden vervoerd.

  • 10. Een aanvrager van een ontheffing ten behoeve van stadsdistributie in de gemeente Utrecht, dient een bedrijfsplan over te leggen, waaruit blijkt dat op een verantwoorde wijze het volgende is geregeld:

    • a.

      het in ontvangst nemen van af te leveren zendingen;

    • b.

      het in behandeling nemen van opdrachten tot afhalen van zendingen;

    • c.

      de wijze van bezorging van de aangeboden zendingen;

    • d.

      de overdracht van de afgehaalde zendingen aan de opdrachtgever;

    • e.

      de wijze van verrekening van de vracht- en overige kosten;

    • f.

      de wijze waarop de algehele aansprakelijkheid is geregeld;

    • g.

      de wijze waarop wordt voldaan aan de vervoersplicht

    • h.

      het toe te passen systeem van 'tracking en tracing' van zendingen, waarin minimaal de volgende elementen herkenbaar moeten zijn:

      • *

        de vastlegging van relevante gegevens (gescheiden in voor-/nacontrole en data-entry) met betrekking tot de in-, over- en uitslag;

      • *

        de klantenservice en

      • *

        de administratie.

  • 11. De houder van een ontheffing zoals bedoeld in dit artikel, dient minimaal halfjaarlijks, op verzoek van de ontheffingverlener, statistische gegevens te verstrekken, waarop algemene resultaten van het SDC-bedrijf en daarmee de rechtmatigheid van de ontheffing kunnen worden beoordeeld.

Artikel 12 Ontheffingen ten behoeve van bouw-, installatie-, onderhouds- en reparatieverkeer

  • 1. Ons college kan een tijdelijke ontheffing verlenen ten behoeve van bouw-, installatie-, onderhouds- en reparatieverkeer voor:

    • a.

      het berijden van een voetgangersgebied of een gesloten gebied buiten de venstertijden (indien aanwezig) of

    • b.

      het berijden van genoemde gebieden tezamen met het verlenen van een ontheffing van het aldaar geldende parkeerverbod.

  • 2. De tijdelijke ontheffing wordt per dag verstrekt voor maximaal vijf dagen achtereen.

  • 3. De ontheffing wordt gesteld op naam en adres van de aanvrager, alsmede op kenteken van het voertuig waarmee in genoemde gebieden wordt gereden.

  • 4. Bij de afweging tot het verlenen van een ontheffing kan onder meer een rol spelen:

    • a.

      de noodzaak voor de aanvrager om met het betreffende voertuig in het gesloten gebied of voetgangersgebied te zijn;

    • b.

      de voorhanden zijnde alternatieven, binnen en buiten het eigen bedrijf;

    • c.

      in geval van gesloten gebieden of voetgangersgebieden met venstertijden, de onmogelijkheid de goederen te laden en/of te lossen binnen de venstertijden.

  • 5. Om in aanmerking te komen voor een tijdelijke ontheffing conform het eerste lid, onder b., moet behalve het gestelde in het vierde lid ook worden aangetoond dat de nabijheid van het voertuig noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk en dat in redelijkheid van de aanvrager niet kan worden verlangd, dat de in de auto aanwezige gereedschappen en/of materialen kunnen worden uitgeladen.

  • 6. Ons college kan binnen een voetgangersgebied of gesloten gebied locaties aanwijzen waar het aantal te verlenen tijdelijke ontheffingen van het aldaar geldende parkeerverbod wordt gemaximeerd.

Artikel 13 Incidentele ontheffingen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een incidentele ontheffing verlenen voor het berijden van en/of het parkeren in het voetgangersgebied en/of een gesloten gebied.

  • 2. Een incidentele ontheffing wordt per dag verstrekt voor bijvoorbeeld trouwauto's, vervoer van gehandicapten en verhuisauto's.

  • 3. De ontheffing wordt gesteld op naam en adres van de aanvrager, alsmede op kenteken van het voertuig waarmee in genoemde gebieden wordt gereden.

  • 4. Bij de afweging tot het verlenen van een ontheffing kan onder meer een rol spelen:

    • a.

      de noodzaak voor de aanvrager om met het betreffende voertuig in het gesloten gebied of voetgangersgebied te zijn;

    • b.

      de voorhanden zijnde alternatieven, binnen en buiten het eigen bedrijf;

    • c.

      in geval van gesloten gebieden of voetgangersgebieden met venstertijden, de onmogelijkheid de personen met hun bagage uit te laten stappen of de goederen te laden en/of te lossen binnen de venstertijden.

Artikel 14 Ontheffingen voor taxi's voor het berijden van het voetgangersgebied en/of een gesloten gebied en het medegebruik van busbanen en –stroken in de gemeente Utrecht.

  • 1. Aan bestuurders van een taxivoertuig, die beschikken over een geldige door het Rijk verstrekte chauffeurspas en/of een Vergunningbewijs Taxivervoer kan een ontheffing voor het berijden van het voetgangersgebied en/of een gesloten gebied en/of voor het berijden van busbanen en –stroken onder diensttijd worden verleend.

  • 2. De ontheffing wordt op kenteken verleend.

  • 3. Een ontheffing zoals bedoeld in lid a. is uitsluitend geldig voor het vervoer van personen van en naar een adres in genoemde gebieden.

  • 4. De ontheffing is 24 uur per dag geldig voor het vervoer van hulpbehoevende passagiers en passagiers met veel bagage. Voor het vervoer van alle overige passagiers in het voetgangersgebied geldt de ontheffing alleen van 0:00 uur tot het einde van de venstertijden 's morgens en van de start van de venstertijden 's avonds tot 0:00 uur en op zondag.

Artikel 15 Nooddiensten, handhaving en toezicht en geld- en waardetransporten

Nooddiensten (ambulance, politie en brandweer), gemeentelijke toezichthoudende en handhavende diensten, als zodanig herkenbaar aan verschijningsvorm, kleur of logo, en voertuigen in gebruik voor geld- en waardetransporten hebben een algemene permanente ontheffing van artikel 87 RVV voor het uitoefenen van hun taak, dringend of niet-dringend.

Artikel 16 Gemeentelijke diensten

  • 1. Aan de gemeentelijke diensten, als zodanig herkenbaar aan verschijningsvorm, kleur of logo, kan in bijzondere gevallen een ontheffing worden verleend voor:

    • a.

      het berijden van het voetgangersgebied buiten de venstertijden en/of een gesloten gebied ten behoeve van door hen te verrichten noodzakelijke werkzaamheden;

    • b.

      het berijden van genoemde gebieden tezamen met het aldaar geldende parkeerverbod;

    • c.

      het berijden van de busbanen en – stroken in verband met te verrichten noodzakelijke werkzaamheden in bovengenoemde gebieden of in verband met noodzakelijke onderhoud van en reparatie aan de busbanen en – stroken.

  • 2. Wanneer derden de werkzaamheden als hierboven genoemd uitvoeren (voor/namens de gemeente) wordt een ontheffingsaanvraag slechts in behandeling genomen wanneer deze is gedaan door de gemeentelijke dienst die de derde inhuurt. Het voertuig van de derde dient herkenbaar te zijn aan het gemeentelogo.

  • 3. De ontheffing aan derden wordt afgegeven op kenteken dan wel wisselend kenteken, afhankelijk van de aard en de frequentie van de werkzaamheden.

Artikel 17 Ontheffingen ten behoeve van bijzondere doelgroepen

  • 1. Ons college kan aan bijzondere doelgroepen een ontheffing verlenen voor het berijden van en/of parkeren in het voetgangersgebied en/of een gesloten gebied.

  • 2. Tot bijzondere doelgroepen worden gerekend:

    • a.

      eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg in de breedste zin van het woord;

    • b.

      bestuurders van landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden;

  • 3. Een ontheffing aan bijzondere doelgroepen wordt alleen beschikbaar gesteld indien:

    • a.

      de noodzaak tot het rijden over / parkeren in de genoemde gebieden is aangetoond, of

    • b.

      is aangetoond dat percelen in genoemde gebieden moeten worden bezocht.

Artikel 18 Ontheffingen van voertuigbeperkingen

  • 1. Voor de vastgestelde aslastbeperkingen in de binnenstad worden geen ontheffingen verstrekt.

  • 2. In uitzonderlijke situaties kan een tijdelijke ontheffing verleend worden van de vastgestelde breedte- en lengtebeperkingen in de binnenstad.

  • 3. Een aanvraag voor een dergelijke tijdelijke ontheffing wordt op de volgende onderdelen getoetst:

    • a.

      Wordt het voortbestaan van de in de betrokken straat gevestigde onderneming direct in gevaar gebracht?

    • b.

      Is aan te tonen dat de aanvragende transportondernemer bedrijfseconomisch afhankelijk is van de binnenstad?

    • c.

      Bestaan er alternatieve bevoorradingsconcepten?

    • d.

      Zijn er alternatieve routes beschikbaar?

    • e.

      Wat is de aard van de te leveren goederen (deelbaar/bederfelijk, etc.)

    • f.

      Zijn er wijzigingen in de interne bedrijfssituatie te realiseren?

      4.Een langdurige ontheffing van de vastgestelde breedte- en lengtebeperkingen in de binnenstad kan op basis van de hardheidsclausule worden verstrekt.

Artikel 19 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: Reglement Ontheffingen 2010.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking de dag na publicatie.

  • 3.

    Per deze datum komen te vervallen:

  • a.

    de Beleidsregels ten behoeve van de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen op grond van artikel 87 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990 (Gemeenteblad van Utrecht 2005, nr. 74);

  • b.

    de Nadere regels voor de afgifte van ontheffingen voor delen van de Binnenstad, overeenkomstig artikel 2 van het Reglement Ontheffingen 2005 (Gemeenteblad van Utrecht 2005, nr. 75) en

  • c.

    de Beleidsregels voor het medegebruik van busbanen en -stroken in de gemeente Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2003, nr. 38).

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 16 februari 2010.

De secretaris, De burgemeester,

J.Bakker Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 10 maart 2010.

Deze beleidsregels zijn in werking getreden op 11 maart 2010.