Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en de invordering van de Parkeerbelastingverordening 2016, inclusief de daarbij behorende tarieventabel 2016

Geldend van 05-12-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de Parkeerbelastingverordening 2016, inclusief de daarbij behorende tarieventabel 2016

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 september 2015

gelet op artikel 225 en 228 van de Gemeentewet en de vigerende Parkeerplaatsenverordening;

gezien het advies van de commissie Mens en Samenleving van 13 oktober 2015;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van de Parkeerbelastingverordening 2016, inclusief de daarbij behorende tarieventabel 2016 (Parkeerbelastingverordening 2016)

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 (Stb. 459);

  • b.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met dien verstande dat fietsen en bromfietsen niet als voertuig worden beschouwd;

  • c.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig, dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 475) aangehouden register van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van centrale parkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuur plaats: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door parkeerapparatuur;

  • h.

    centrale computer: een computer van de gemeente dan wel een computer van het bedrijf of de instantie waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel;

  • i.

    dagkaart: een parkeerkaart, welke na het voldoen van parkeerbelasting op aangifte, bij aanvang van het parkeren afgegeven wordt door parkeerapparatuur en waarmee tegen een gereduceerd tarief tot aan het einde van de betreffende periode waarover parkeerbelasting is verschuldigd, geparkeerd kan worden op de op de parkeerkaart aangegeven parkeerapparatuur plaatsen;

  • j.

    avondkaart: een parkeerkaart, welke na het voldoen van parkeerbelasting op aangifte, bij aanvang van het parkeren, afgegeven wordt door parkeerapparatuur en waarmee tegen een gereduceerd tarief vanaf 19.00 uur tot aan het einde van de betreffende periode waarover parkeerbelasting is verschuldigd, geparkeerd kan worden op de op de parkeerkaart aangegeven parkeerapparatuur plaatsen;

  • k.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 of

    • 2

      is gelegen binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd of

    • 3

      van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders;

  • l.

    parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • m.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • n.

    houder gehandicaptenparkeerkaart: de natuurlijke persoon aan wie een Europese gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt;

  • o.

    vergunning voor huur- en leenauto's: een vergunning, afgegeven aan een bewoner van een bepaald deelrayon ten behoeve van het tijdelijk parkeren van een voertuig dat niet op naam van de bewoner staat, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen in het betreffende (deel)rayon:

  • p.

    bezoekersvergunning: een vergunning, afgegeven aan een bewoner van een bepaald (deel)rayon ten behoeve van zijn bezoek, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeer apparatuur plaatsen in het betreffende (deel)rayon;

  • q.

    mantelzorgvergunning: een vergunning, afgegeven aan een bewoner van een bepaald deelrayon ten behoeve van zijn mantelzorger(s), krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen in het betreffende (deel)rayon;

  • r.

    thuiszorgvergunning: een vergunning, afgegeven aan een bewoner van een bepaald deelrayon ten behoeve van zijn thuiszorger(s), krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur plaatsen in het betreffende (deel)rayon kraamhulp;

  • s.

    kraamzorgvergunning: een vergunning, afgegeven aan een bewoner van een bepaald deelrayon ten behoeve van zijn kraamzorger(s), krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op de daartoe aangewezen parkeerapparatuur plaatsen in het betreffende (deel)rayon;

  • t.

    autodate-vergunning: een vergunning, afgegeven aan een autodate-organisatie voo reen voertuig, waarvan de organisatie de houder is en waartoe aan die organisatie een belanghebbendenplaats is toegekend in het (deel)rayon, krachtens welke het is toegestaan het voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen in het betreffende (deel)rayon;

  • u.

    rayon: een gedeelte van de stad waar, ingevolge een aanwijzingsbesluit, betaald moet worden voor het parkeren;

  • v.

    deelrayon: gedeelte van een rayon.

  • w.

    venstertijd: de tijden waarbinnen parkeerbelasting verschuldigd is voor het parkeren op parkeerapparatuur plaatsen;

  • x.

    winkelstraatregime: een gedeelte van een winkelstraat waar van maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 18.00 uur en op donderdag tot 21.00 uur niet geparkeerd mag worden door vergunninghouders, zodat de parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de bezoekers van winkels.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

    • a.

      een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

    • b.

      een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

  • 2. Onder de naam parkeerplaatsengeld wordt geheven de belasting als bedoeld in artikel 228 Gemeentewet, terzake van parkeerplaatsgebruik, waaronder moet worden verstaan het afzetten van een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats dan wel het houden van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, op of boven een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a,

      heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven,die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dat gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 5. Het parkeerplaatsengeld, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven van de degene, die de parkeerapparatuurplaats of belanghebbendenplaats afzet of laat afzetten dan wel de in

    artikel 2, tweede lid bedoelde voorwerpen, niet zijnde een voertuig, op een parkeerapparatuurplaats of op een belanghebbendenplaats houdt.

Artikel 4 Vrijstelling

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in het eerste lid met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer van de gemeente dan wel van het bedrijf of de instantie waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

  • 4. Het parkeerplaatsengeld, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verschuldigd bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 6 Belastingtarief, belastingtijdvak en maatstaf van de heffing

Het belastingtarief, belastingtijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en de daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 7 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting, indien het inwerkingstellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer van de gemeente dan wel van het bedrijf of de instantie waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel, betaald worden binnen twee maanden na de dag waarop het belastbare feit heeft plaatsgevonden.

  • 3. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Het parkeerplaatsengeld, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 5. Een naheffingsaanslag is dadelijk en ineens invorderbaar.

  • 6. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als voldoening op aangifte aangemerkt het inwerking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de gestelde voorschriften.

Artikel 8 Ontheffing van parkeerbelasting

  • 1. Indien de belastingplicht in de loop van een kwartaal aanvangt, is de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, verschuldigd voor zoveel maanden van de voor dat kwartaal verschuldigde belasting als er in dat kwartaal, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het kwartaal eindigt, bestaat voor de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, aanspraak op ontheffing voor zoveel maanden van de voor dat kwartaal verschuldigde belasting als er in dat kwartaal, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Deze aanspraak geldt niet voor tijdelijke vergunningen als bedoeld onder artikel 3, vierde en vijfde lid ,van de vigerende Parkeerplaatsenverordening.

  • 3. Indien als direct gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

Artikel 9 Bevoegdheid tot het aanwijzen van parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag bedragen, ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, EUR 60,-.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 13 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Besluiten die in werking zijn getreden ingevolge de artikelen 9 en 12 van eerder vastgestelde Verordeningen parkeerbelastingen, blijven van kracht ingevolge de artikelen 9 en 12 van de Parkeerbelastingverordening 2015 tot het moment waarop ze door het college van burgemeester en wethouders zijn ingetrokken.

  • 2. De Verordening parkeerbelastingen 2015 alsmede de daarbij behorende tarieventabel 2015, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2014 (Gemeenteblad van Utrecht 2014, nr. 21 ), worden ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingangvan de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zichvoor die datum hebben voorgedaan.

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 5. Deze verordening kan worden aangehaald als Parkeerbelastingverordening 2016. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad gehouden op 12 november 2015:
De griffier, De burgemeester,
mr. M. van Hall mr. J.H.C. van Zanen

Bijlage 1 Tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting 2016 behorende bij de Parkeerbelastingverordening 2016 zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 12 november 2015.

Tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting 2016