Regeling vervallen per 05-07-2018

Beleidsregel Utrechtse onderwijsimpuls voor kwaliteit en excellentie

Geldend van 16-06-2015 t/m 04-07-2018

Intitulé

Beleidsregel Utrechtse onderwijsimpuls voor kwaliteit en excellentie

GEMEENTE UTRECHT: BELEIDSREGEL Utrechtse onderwijsimpuls voor kwaliteit en excellentie

(Besluit van B&W 16 juni 2015)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

gelet op:

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 lid 2 Algemene subsidieverordening 2014 (ASV 2014)

  • Utrechtse Onderwijs Agenda (UOA) 2014-2018

  • Coalitieakkoord gemeente Utrecht (april 2014)

  • Programmabegroting gemeente Utrecht

  • Algemene subsidieverordening van de Gemeente Utrecht 2014 (ASV),

  • Controleprotocol gemeente Utrecht

besluit vast te stellen de volgende BELEIDSREGEL UTRECHTSE onderwijsimpuls voor kwaliteit en excellentie.

Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

A anvrager:

een rechtspersoon die op de voorgeschreven wijze een aanvraag indient om subsidie te verkrijgen.

A ctiviteit

activiteit, project, programma, initiatief, experiment waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Cofinanciering:

ook andere partijen dan de gemeente, waaronder de initiatiefnemer zelf, leveren een bijdrage.

Innovatie:

een creatieve doorbraak die zichtbaar of meetbaar impact heeft.

Gedifferentieerd leren:

onderwijs dat aansluit bij de onderwijsbehoefte van elke leerling in Utrecht en aandacht voor excellentie in het onderwijs op alle niveaus.

P rogrammabegr o ting:

onderdeel van de door de gemeenteraad goedgekeurde gemeentebegroting.

S chool:

de school of onderwijsinstelling zoals bepaald volgens de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).

S choolbestuur:

wettelijk erkend bevoegd gezag dat de school beheert en bestuurt.

S ubsidieontvanger:

een rechtspersoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend.

S ubsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 van de Awb en artikel 4, ASV 2014).

Artikel 2. Doelstelling

Doel is het geven van een impuls aan de kwaliteit van het onderwijs en het stimuleren van onderwijsinnovatie in Utrecht.

Beleidsdoelstelling

Goed onderwijs is de drijvende kracht achter de ontwikkeling en ontplooiing van ieder mens (Coalitieakkoord april 2014). Elk kind heeft een gelijkwaardige kans op een diploma en startkwalificatie en verdient het onderwijs dat hem of haar stimuleert zijn of haar talenten maximaal te ontwikkelen en te benutten. Met ingang van deze collegeperiode is een extra bedrag van 1,2 miljoen euro per jaar uitgetrokken als impuls voor de kwaliteit en het innoverend vermogen van het onderwijs.

Een voldoende kwaliteitsoordeel van de onderwijsinspectie is de ondergrens, maar Utrecht is ambitieuzer dan dat. We willen scholen uitdagen om voortdurend te werken aan borging van de kwaliteit en verdere verbetering van het onderwijs.

In de gemeentelijke programmabegroting Onderwijs zijn bovenstaande ambities samengevat in onderstaande doelen met betrekking tot de kwaliteit van onderwijs:

  • 1.

    Alle Utrechtse leerlingen van 0-12 jaar bereiden zich voor op het behalen van een startkwalificatie en ontwikkelen hun talenten.

  • 2.

    Alle Utrechtse leerlingen van 12-23 jaar behalen een startkwalificatie en ontwikkelen hun talenten.

Artikel 3. Aanvrager en aanvraag

Artikel 3.1 Eisen aan de subsidieaanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • Utrechtse besturen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs;

  • Utrechtse scholen voor voortgezet onderwijs en voor voortgezet speciaal onderwijs (via het schoolbestuur);

  • een groep onderwijsprofessionals die lesgeven aan verschillende Utrechtse scholen, waarvoor een schoolbestuur bereid is om penvoerder te zijn;

  • schoolbesturen voor primair onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs mits zij samenwerken met een schoolbestuur voor voortgezet onderwijs en de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd bijdraagt aan de doorgaande leerlijn;

  • andere rechtspersonen mits uit hun aanvraag blijkt dat zij samenwerken met een of meer Utrechtse scholen of schoolbesturen voor voortgezet onderwijs en dat de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is ingepast in het onderwijsprogramma van een of meer Utrechtse scholen.

Artikel 3.2 Eisen aan de subsidieaanvraag

De aanvraag wordt ingediend ter attentie van het college en gaat in ieder geval vergezeld van een:

  • a.

    een brief ter attentie van het college waarin de aanvrager de subsidie aanvraagt;

  • b.

    activiteitenplan. Het activiteitenplan is een overzicht van de activiteiten met een omschrijving waarvoor subsidie wordt gevraagd en de doelstellingen die met die activiteiten worden nagestreefd;

  • c.

    een sluitende begroting;

  • d.

    indien de activiteit deels worden bekostigd uit ander/eigen bronnen, wordt per activiteit gespecificeerd wat de dekking is uit andere inkomstenbronnen met vermelding van deze bronnen. Ook wordt toegelicht waarom aanvullende financiering door de gemeente noodzakelijk is;

  • e.

    wanneer een aanvrager voor het eerst een subsidie aanvraagt dient deze extra -gegevens te overleggen zie hiervoor artikel 7, ASV 2014.

Aanvragen kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend en worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst. De looptijd van de subsidie is maximaal 18 maanden. Aanvragen worden alleen in behandeling genomen als zij 13 weken voor aanvang van de activiteit zijn ingediend, volledig zijn en als het subsidieplafond, na het behandelen van de eerder ingediende subsidieaanvragen, niet is uitgeput.

Artikel 4. Vaststelling subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast via de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

Artikel 5. Hoogte subsidie

Het aan te vragen bedrag is maximaal € 150.000 per aanvraag.

Artikel 6. Subsidiabele activiteiten

Activiteiten moeten passen binnen een of meer van onderstaande thema’s.

Competenties en vaardigheden voor de toekomst (21st centuryskills)

We stimuleren initiatieven die bijdragen aan vaardigheden voor de toekomst. Denk aan het leren werken met nieuwe technologische ontwikkelingen en experimenten met competentiegericht onderwijs.

Differentiatie

We stimuleren initiatieven die inspelen op de leerbehoeften en –capaciteiten van jongeren en die gedifferentieerd leren mogelijk maken.

Professionalisering

We stimuleren initiatieven die ruimte geven aan bijvoorbeeld docenten om te innoveren en bijdragen aan kennisdeling en intervisie.

Samenwerking met bedrijven/instellingen/omgeving

We stimuleren initiatieven die bijdragen aan de uitwisseling tussen onderwijs en buitenwereld. Onder andere het doen van onderzoek, stages, het ontwerpen en testen van oplossingen, bedrijfsbezoeken en het geven van presentaties.

Artikel 7 . Beoordeling

Bij de inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvraag wordt naar een aantal aspecten gekeken.

De volgende criteria zijn verplicht:

  • De activiteit geeft een impuls aan de kwaliteit van het onderwijs.

  • De subsidieaanvrager draagt zelf bij; cofinanciering (in geld of in uren of anderszins).

  • De activiteit vindt plaats op of in samenwerking met een of meer Utrechtse scholen.

  • De omvang van de subsidie staat in redelijke verhouding tot het aantal leerlingen dat ermee wordt bereikt.

  • De activiteit is niet structureel afhankelijk van gemeentelijke financiële ondersteuning.

  • De betrokken school/scholen wisselen kennis en ervaring over succesvolle werkwijzen en programma’s aantoonbaar uit met andere Utrechtse scholen.

  • De activiteit heeft een concrete startdatum en looptijd.

De volgende criteria worden kwalitatief en subjectief meegewogen.

  • De activiteit sluit aan bij en biedt meerwaarde aan wat er al gebeurt.

  • De activiteit komt rechtstreeks ten goede aan leerlingen en/ of docenten.

  • Samenwerking tussen schoolbesturen en/ of kennisinstellingen is een pré.

  • De activiteit heeft aantoonbaar draagvlak, bijvoorbeeld bij docenten, leerlingen, ouders, MR.

  • Ouders zijn betrokken bij de ontwikkeling, implementatie en/of evaluatie van de activiteit.

  • Er is voorzien in het borgen van kennis en ervaring (duurzaamheid).

  • De activiteit is een aanvulling op het met het Ministerie afgesproken verbetertraject.

  • De activiteit is innovatief.

  • De activiteit versterkt de doorgaande lijn van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs of van voortgezet onderwijs naar vervolgopleiding.

  • De school/ het schoolbestuur werkt samen met bedrijven of andere instellingen.

Artikel 8 . Besluitvorming

Bij de besluitvorming wordt de volgende procedure gehanteerd:

  • De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst.

  • Bij de beoordeling van de aanvraag wordt bekeken in welke mate de aanvraag voldoet aan de in deze beleidsregel genoemde eisen en criteria.

  • Uiterlijk binnen 13 weken nemen wij een besluit op de aanvraag; we streven naar een snellere afhandeling.

Artikel 9. Voorwaarden aan subsidieverlening

De aanvrager en de subsidieontvanger dienen zo spoedig mogelijk een melding te doen van (wijzigingen van) omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie (zie verder artikel 18 en 19, ASV 2014).

Artikel 10. Eindverantwoording

Inhoudelijke eindverantwoording

De inhoudelijke verantwoording wordt uiterlijk drie maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend ingediend. Inhoudelijke verantwoording kan ook plaatsvinden in de vorm van een presentatie, publicatie, bijeenkomst enzovoort. De aanvrager kan hiervoor voorstellen doen. Indien hier kosten aan verbonden zijn, dient dit binnen het plan te worden opgenomen. Uit de verantwoording moet duidelijk blijken welke activiteiten zijn uitgevoerd en hoe deze hebben bijgedragen aan de doelstellingen.

In de verleningsbeschikking wordt de definitieve vorm van verantwoording opgenomen.

Financiële eindverantwoording

De financiële verantwoording dient tegelijkertijd met de inhoudelijke verantwoording plaats te vinden of bij de jaarverantwoording. Wij verwijzen u naar artikel 20 van de Algemene Subsidieverordening 2014 en het controleprotocol.

Artikel 11 . Evaluatie

Er wordt jaarlijks geëvalueerd hoe en met welke afwegingen de aanvragen zijn geprioriteerd en of de genoemde criteria en andere regels uit deze beleidsregel afdoende werken om de doelstelling te kunnen bereiken.

Artikel 12 . Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2015.

Er kan naar deze beleidsregel worden verwezen als Beleidsregel Utrechtse onderwijsimpuls.

Aldus is vastgesteld door burgemeesters en wethouders van Utrecht in hun vergadering van 16 juni 2015.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.R. Schurink Mr. J.H.C. van Zanen