Regeling vervallen per 23-02-2006

Verordening referendum Utrecht 1999

Geldend van 23-02-2006 t/m 22-02-2006

Intitulé

Verordening referendum Utrecht 1999

VerordeningreferendumUtrecht1999.

(raadsbesluitvan3juni1999).

De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 26 april 1999

Besluit

vast te stellen de volgende:

Verordening referendum Utrecht 1999

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een volksstemming over een voorgenomen besluit van de gemeenteraad;

  • b.

    kiezer: degene die op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en op de driëenveertigste dag voor de datum waarop het referendum wordt gehouden ingezetene is van Utrecht en kiesgerechtigd conform artikel B 3 van de Kieswet;

  • c.

    voorgenomen besluit: beslissing van de raad waarin het voornemen kenbaar wordt gemaakt om een besluit te nemen overeenkomstig een bij die beslissing gevoegd ontwerpbesluit;

  • d.

    vakantieperiode: de periodes waarin geen basisonderwijs wordt gegeven;

  • e.

    groot project: een maatschappelijk vraagstuk waarvan naar het oordeel van de raad de oplossing veel tijd of veel geld kost, diep ingrijpende gevolgen voor de Utrechtse samenleving heeft en waarbij vele partijen zijn betrokken;

  • f.

    startnotitie: een door de raad vastgestelde notitie waarin de inrichting van het besluitvormingsproces van een groot project staat beschreven.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente.

Artikel 3 Termijnen

  • 1. Op de in deze verordening gestelde termijnen is de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Indien een termijn waarbinnen de raad een beslissing moet nemen, eindigt in een vakantieperiode, wordt die termijn verlengd tot de dag van de eerste raadsvergadering na die vakantieperiode.

  • 3. Indien een termijn waarbinnen kiezers een verzoek kunnen indienen, eindigt in een vakantieperiode, kan het college van burgemeester en wethouders desgevraagd die termijn verlengen met een termijn van ten hoogste negen weken.

HOOFDSTUK 2 DE REFERENDUMCOMMISSIE

Artikel 4 De referendumcommissie

  • 1. Op voordracht van het college van burgemeester en wethouders benoemt de raad een referendumcommissie.

  • 2. De referendumcommissie heeft tot taak gevraagd en ongevraagd het college van burgemeester en wethouders en de raad te adviseren over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. De referendumcommissie brengt haar advies uit binnen vier weken nadat het verzoek daartoe aan de commissie is gedaan.

  • 4. De referendumcommissie is belast met de afdoening van klachten over de gemeentelijke voorlichting en de wijze waarop initiatiefnemers een campagne in het kader van het referendum voeren. De referendumcommissie toetst daarbij de gemeentelijke voorlichting aan de eisen van objectiviteit en de campagne van initiatiefnemers aan de eisen van fair play.

  • 5. De referendumcommissie stelt nadere regels vast voor haar werkwijze en stuurt deze aan de raad.

HOOFDSTUK 3 REFERENDABELE BESLISSINGEN

Artikel 5 Procedure

  • 1. De raad kan besluiten een referendum te houden.

  • 2. Geen referendum wordt gehouden over de volgende beslissingen:

    • a.

      beslissingen van de raad als beroepsorgaan en beslissingen tot het voeren van rechtsgedingen;

    • b.

      beslissingen over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, schenkingen en kwijtschelding;

    • c.

      beslissingen over rechtspositionele regelingen;

    • d.

      beslissingen met betrekking tot geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • e.

      beslissingen inhoudende het voor kennisgeving aannemen van nota’s en rapporten;

    • f.

      beslissingen tot het vaststellen van de begroting alsmede van de jaarrekening;

    • g.

      beslissingen met betrekking tot het vaststellen van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • h.

      beslissingen in het kader van deze verordening;

    • i.

      beslissingen waarvan de inwerkingtreding of uitvoering naar de mening van de raad niet kan worden uitgesteld vanwege de daarmede gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen;

    • j.

      beslissingen waarbij het belang van het referendum naar de mening van de raad niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

    • k.

      beslissingen ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever voor zover de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • l.

      beslissingen die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • m.

      beslissingen die naar de mening van de raad voorafgaan aan een beslissing over een groot project die op grond van artikel 6 is aangegeven als de beslissing waarover een referendum kan worden gehouden;

    • n.

      beslissingen waarvan de raad van mening is dat er andere dan onder i. en j. genoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden.

Artikel 6 Startnotitie

  • 1. De raad kan voor een groot project in een startnotitie voor de inrichting van het besluitvormingsproces aangeven over welke beslissing met betrekking tot dat project een referendum kan worden gehouden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt de referendumcommissie in de gelegenheid om hem over het ontwerp van een startnotitie van advies te dienen.

HOOFDSTUK 4 INITIATIEFFASE

Artikel 7 Fase van kennisgeving

  • 1.

    Kiezers kunnen inzake een door de raad te nemen besluit te kennen geven dat zij voornemens zijn een initiatief te nemen voor het houden van een referendum.

  • 2.

    De kennisgeving wordt tenminste zeven dagen voor de vergadering van de raad waarvoor het te nemen besluit is geagendeerd, bij het college van burgemeester en wethouders gedaan. De kennisgeving moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat tenminste gelijk is aan 0,133% van het aantal kiesgerechtigden bij de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 3.

    De kennisgeving vermeldt om welk te nemen besluit van de raad

het gaat. Zij gaat vergezeld van een handtekening van elke kiezer die de kennisgeving ondersteunt, met een opgave van diens naam, adres, geboortedatum en woonplaats.

4.De in het derde lid bedoelde gegevens zijn gezet op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

Artikel 8 Inwilligen van het initiatief

  • 1.

    Na ontvangst van een kennisgeving als bedoeld in artikel 7 stelt het college van burgemeester en wethouders onverwijld de referendumcommissie in de gelegenheid de raad hierover van advies te dienen tenzij deze commissie over de aangelegenheid waarop de kennisgeving betrekking heeft, al eerder advies heeft uitgebracht of het college van oordeel is dat de kennisgeving betrekking heeft op een beslissing als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder a. tot en met i. of m., en geen referendum kan worden gehouden op één van die gronden.

  • 2.

    De raad beslist binnen zes weken na ontvangst van de kennisgeving door het college of over het te nemen besluit een referendum kan worden gehouden. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, tweede lid, kan de raad deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. Artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de bekendmaking van de beslissing van de raad.

  • 3.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op een voorgenomen besluit of een door de raad geagendeerd ontwerpbesluit, neemt de raad daarover geen beslissing zolang geen toepassing is gegeven aan het tweede lid.

  • 4.

    Indien de raad beslist dat de kennisgeving betrekking heeft op een te nemen besluit waarvoor een referendum kan worden gehouden,

wordt dat besluit niet genomen dan met toepassing van de artikelen

17 en 18, tenzij daarvoor een beslissing is genomen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, of artikel 12, tweede lid.

5.Het derde en vierde lid vinden geen toepassing indien de wettelijke regeling op grond waarvan het te nemen besluit berust, zich daartegen verzet.

HOOFDSTUK 5 HET INLEIDEND VERZOEK

Artikel 9 Het verzoek

  • 1. Indien de beslissing bedoeld in artikel 8, tweede lid, inhoudt dat met betrekking tot het te nemen besluit een referendum kan worden gehouden, kunnen kiezers binnen drie weken na de dag waarop die beslissing bekend is gemaakt, bij het college van burgemeester en wethouders een inleidend verzoek indienen om een referendum te houden.

  • 2. Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat tenminste gelijk is aan 1,111 % van het aantal kiesgerechtigden bij de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen. De kiezers die de kennisgeving bedoeld in artikel 7 hebben ondersteund, worden geacht het verzoek te ondersteunen.

  • 3. Het verzoek vermeldt om welk te nemen besluit van de raad het gaat. Het gaat vergezeld van een handtekening van elke kiezer die het verzoek ondersteunt, met een opgave van diens naam, adres, geboortedatum en woonplaats. Kiezers waarvan deze gegevens niet zijn overgelegd, worden bij het bepalen van het aantal ondersteunende kiezers niet meegerekend.

  • 4. De in het derde lid bedoelde gegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten, die op bij openbare kennisgeving bekendgemaakte plaatsen zijn neergelegd of elders aan de kiezers beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 10 Beslissing op het inleidend verzoek

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders neemt binnen twee weken na afloop van de termijn waarbinnen het inleidend verzoek kan worden ingediend, een beslissing over een gedurende die termijn ingediend verzoek. Het kan zijn beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de bekendmaking van de beslissing van het college.

  • 2. Het verzoek wordt afgewezen indien het onvoldoende is ondersteund.

  • 3. Bij de toetsing of het verzoek voldoende wordt ondersteund, kan het college van burgemeester en wethouders gebruik maken van de methode van het trekken van een steekproef uit het bestand van handtekeningen, een en ander uit te voeren op de wijze als beschreven is in een door het college daartoe vast te stellen protocol.

HOOFDSTUK 6 FASE VAN STEUNVERWERVING

Artikel 11 Steunverwerving

  • 1. Indien de beslissing bedoeld in artikel 10, eerste lid, inhoudt dat het inleidend verzoek voldoende wordt ondersteund, kunnen kiezers binnen zes weken na de dag waarop die beslissing bekend is gemaakt, bij de raad een definitief verzoek indienen voor het houden van een referendum.

  • 2. Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat tenminste gelijk is aan 4,444 % van het aantal kiesgerechtigden bij de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen. Kiezers die het inleidende verzoek hebben ondersteund, worden geacht het definitief verzoek te ondersteunen.

  • 3. Artikel 9, derde en vierde lid, is van toepassing.

Artikel 12 Besluit inzake het definitief verzoek

  • 1. De raad neemt binnen vier weken na ontvangst van het definitief verzoek daarop een beslissing.

  • 2. De raad wijst het verzoek af indien het onvoldoende is ondersteund.

  • 3. Artikel 10, derde lid, is van toepassing.

HOOFDSTUK 7 FINANCIË LE STEUN VOOR DE CAMPAGNEKOSTEN

Artikel 13 Verlenen van een tegemoetkoming

  • 1. Als het inleidend verzoek wordt ingewilligd, kent het college van burgemeester en wethouders desgevraagd een tegemoetkoming toe voor de kosten van de organisatie en publiciteit bij de verwerving van voldoende steun voor een definitief verzoek als bedoeld in artikel 11.

  • 2. Indien het definitief verzoek wordt ingewilligd, kent het college van burgemeester en wethouders, op voorstel van de referendumcommissie, aan de verzoekers een tegemoetkoming toe in de kosten van de organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne over het besluit waarop het referendum betrekking heeft.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste en tweede lid.

HOOFDSTUK 8 HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM

Artikel 14 Tijdstip referendum

  • 1. Het referendum wordt gehouden op een door de raad te bepalen tijdstip, doch niet later dan vier maanden na de dag waarop het definitieve verzoek is ingewilligd.

  • 2. Indien het tijdstip van het referendum zou vallen binnen zes maanden vóór het tijdstip van een algemene verkiezing, kan in afwijking van het eerste lid het referendum op de datum van de verkiezing wordt gehouden.

Artikel 15 De vraagstelling

Aan de kiezers wordt op de dag van de volksstemming de vraag voorgelegd, of zij voor of tegen het voorgenomen besluit van de raad, waarover het referendum wordt gehouden, zijn.

Artikel 16 De stemming

  • 1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de driëenveertigste dag voor de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de gemeenteraad.

  • 2. De bepalingen van de Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het bepaalde in hoofdstuk Z, paragraaf 1, en met dien verstande dat voor het referendum als hoofdstembureau fungeert het hoofdstembureau ter verkiezing van de leden van de Gemeenteraad.

HOOFDSTUK 9 UITSLAG STEMMING EN DE GEVOLGEN VAN DE UITSLAG

Artikel 17 Bepaling uitslag referendum

  • 1. De uitslag van de stemming wordt bepaald op basis van een gekwalificeerde meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen.

  • 2. Het referendum is geldig als de keuzemogelijkheid met de meeste stemmen in aantal groter is dan de helft van het aantal uitgebrachte stemmen bij de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezing.

Artikel 18 De gevolgen van de uitslag

De raad neemt binnen vier weken na de dag waarop het referendum is gehouden, een beslissing over het bij het voorgenomen besluit gevoegde ontwerpbesluit dat onderwerp was van het referendum.

HOOFDSTUK 10 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Overgangsbepaling

Op een voorgenomen besluit of te nemen besluit dat zijn grondslag vindt in een beslissing die de raad heeft genomen vóór de datum van de inwerkingtreding van deze verordening, zijn de artikelen 5 tot en met 8 niet van toepassing.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Referendumverordening gemeente Utrecht.

Aldus besloten in de vergadering van de raad, gehouden op 3 juni 1999.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. A. Vermeulen Mr. A.H. Brouwer-Korf

Publicatieisgeschiedop15september1999.

Dezeverordeningisinwerkinggetredenop16september1999.