Regeling vervallen per 02-03-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Utrecht houdende regels omtrent de rekenkamer Verordening Rekenkamer Utrecht

Geldend van 01-04-2018 t/m 01-03-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Utrecht houdende regels omtrent de rekenkamer Verordening Rekenkamer Utrecht

VERORDENING VAN UTRECHT 2018Nr. 6

Verordening Rekenkamer Utrecht

(raadsbesluit van 8 maart 2018)

-------------------------------------------------------------------------

Verordening Rekenkamer Utrecht

De raad van de gemeente Utrecht;

gelet op de artikelen 81a t/m 81k en 182 t/m 185 Gemeentewet;

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING Rekenkamer Utrecht

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Gemeentewet;

  • b.

    voorzitter: de voorzitter van de rekenkamer Utrecht;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    presidium: het presidium van de gemeenteraad Utrecht;

  • e.

    commissie: de raadscommissie voor de rekenkamer, in casu de commissie mens & samenleving;

  • f.

    rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Utrecht;

Artikel 2 Rekenkamer

  • 1. Er is een rekenkamer.

  • 2. De rekenkamer bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden.

  • 3. De leden van de rekenkamer zijn niet ondergeschikt aan enig orgaan.

Artikel 3 Commissie voor de rekenkamer

  • 1. De commissie mens & samenleving fungeert als commissie voor de rekenkamer.

  • 2. De subcommissie controle & financiën organiseert met het oog op de optimale benutting van het controle-instrumentarium van de raad tenminste éénmaal per jaar een afstemmingsoverleg met de rekenkamer, de accountant en team audit.

  • 3. De commissie personeel raadsorganen (cpr) geeft invulling aan de werkgeversrol van de raad jegens leden van rekenkamer.

Artikel 4 Benoeming leden

  • 1. De raad benoemt de voorzitter en de leden van de rekenkamer op aanbeveling van het presidium en de commissie personeel raadsorganen (cpr).

  • 2. Het presidium doet bij de aanbeveling een verklaring van elke kandidaat met:

    • a.

      de mededeling dat hij de benoeming als lid zal aanvaarden;

    • b.

      een overzicht van de openbare functies en nevenfuncties die hij bekleedt;

    • c.

      een verklaring om in voorkomende gevallen ook naderhand per omgaande het overzicht van functies en nevenfuncties te actualiseren door dit te melden aan de voorzitter van de rekenkamer.

  • 3. Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer overlegt het presidium met de rekenkamer.

  • 4. De benoeming vindt in principe plaats voor een periode van zes jaar, waarna de mogelijkheid bestaat tot een eenmalige herbenoeming voor eenzelfde periode. Bij het vaststellen van de benoemingsperiode wordt rekening gehouden met het rooster van aftreden.

  • 5. De voorzitter van de rekenkamer stelt een rooster van aftreden vast, zodat voorkomen wordt dat de rekenkamer in één keer zou aftreden.

  • 6. De rekenkamer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan die bij ontstentenis van de voorzitter diens taken waarneemt.

  • 7. Als de voorzitter door de raad wordt ontslagen of op non-actief wordt gesteld, kan de raad voor de tijdelijke vervanging in de functie van voorzitter een van het zesde lid van dit artikel afwijkende regeling treffen.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

  • 1. Het presidium bericht de raad als een van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert het presidium de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-actief stellen van het desbetreffende lid.

  • 3. Het presidium adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, en artikel 81d, eerste of tweede lid.

Artikel 6 Budget

  • 1. De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid van de wet.

  • 3. De voorzitter doet jaarlijks voor 1 maart – met het oog op het jaar erna – een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 7 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer

  • 1. Leden van de rekenkamer vallen niet onder de ambtelijke rechtspositie van de gemeente.

  • 2. Leden van de rekenkamer ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten. Voor de voorzitter bedragen de vergoeding en de tegemoetkoming 80% van de maximale vergoeding en tegemoetkoming die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Voor de leden die geen voorzitter zijn bedragen de vergoeding en de tegemoetkoming 40% van de maximale vergoeding en tegemoetkoming die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

Artikel 8 Rechtspositie ambtenaren van de rekenkamer

  • 1. De ambtelijke rechtspositie is op deze ambtenaren van toepassing voor zover deze geen ondergeschiktheid impliceert aan de raad of het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 9 Jaarplan

  • 1. De rekenkamer stelt jaarlijks rond de jaarwisseling een jaarplan met onderzoeksprogramma vast en consulteert voorafgaand de raad over de onderwerpkeuze.

Artikel 10 Verzoek

  • 1. De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek.

  • 2. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

  • 3. Indien de rekenkamer niet beschikt over (voldoende) budget om gehoor te geven aan een verzoek van de raad, zal de rekenkamer met de raad in overleg treden over het verstrekken van budget door de raad.

Artikel 11 Rapportage en terugkoppeling

  • 1. De rekenkamer informeert de raad, het college, de algemeen directeur/gemeentesecretaris en het verantwoordelijk management over het instellen van een onderzoek.

  • 2. De rekenkamer stelt het verantwoordelijk management van de betrokken organisatieonderdelen schriftelijk op de hoogte van het (nog niet gepubliceerde) conceptrapport.

  • 3. De rekenkamer stelt de betrokken organisatieonderdelen in de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk te reageren op het conceptrapport.

  • 4. Na vaststelling door de rekenkamer van het concept-rapport worden conclusies en aanbevelingen door de rekenkamer opgesteld. Het bestuurlijk rapport met conclusies en aanbevelingen wordt aan het college gestuurd voor een schriftelijke reactie binnen drie weken. Het college deelt tenminste mee in zijn bestuurlijke reactie:

    • a.

      welke conclusies en aanbevelingen worden gedeeld;

    • b.

      de motivering indien conclusies en aanbevelingen niet worden gedeeld.

  • 5. Het definitief rapport wordt aan de raad aangeboden, inclusief een bestuurlijke reactie van het college en een nawoord en een raadsadvies van de rekenkamer.

  • 6. De rekenkamer kan haar rapport toelichten op een raadsinformatiebijeenkomst, bij de commissiebehandeling en bij de behandeling in de gemeenteraad. De wijze van behandeling is uitgewerkt in de ‘Spelregel behandeling rekenkamerrapporten’, vastgesteld door het presidium.

  • 7. De rapporten van de rekenkamer en bijbehorende stukken worden door de raad in zijn vergadering binnen drie maanden na ontvangst behandeld.

  • 8. Het college stelt binnen zes weken na besluitvorming door de raad over de aanbevelingen van de rekenkamer een plan van aanpak op over de implementatie van de raadsbesluiten.

  • 9. Het college rapporteert jaarlijks, bij de jaarstukken, aan de raad over de stand van zaken van de uitvoering van de raadsbesluiten die genomen zijn naar aanleiding van rekenkamerrapporten.

  • 10. De rekenkamer kan besluiten zich over een bepaald onderwerp, veelal in het verlengde van eerder uitgevoerd onderzoek, tot de raad te richten in de vorm van een brief.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2018.

  • 2. Op deze dag vervalt de Verordening Rekenkamer Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2013, nr. 4)

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Rekenkamer Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2018, nr. 6).

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 8 maart 2018.

De griffier,

Mr M. van Hall

De burgemeester,

Mr. J.H.C. van Zanen

Toelichting Verordening Rekenkamer Utrecht

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities ter voorkoming dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

Krachtens artikel 182 van de Gemeentewet onderzoekt de rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Ter voorkoming van verwarring rond deze begrippen wordt hierbij aangegeven wat hieronder wordt verstaan:

  • Onderzoek naar de doelmatigheid betreft onderzoek naar de verhouding tussen kosten en de gerealiseerde effecten (hadden de doelstellingen van beleid met minder middelen gerealiseerd kunnen worden c.q. kunnen er meer resultaten behaald worden met dezelfde inzet van middelen?).

  • Onderzoek naar de doeltreffendheid betreft onderzoek naar de mate waarin de beoogde effecten dankzij het gevoerde beleid worden bereikt.

  • Onderzoek naar de rechtmatigheid betreft onderzoek naar de mate waarin wordt voldaan aan de wettelijke kaders en regelgeving bij de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten. Artikel 182 van de Gemeentewet vermeldt nog eens expliciet dat hieronder niet wordt verstaan de controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

Artikel 2

De raad kan op grond van de Gemeentewet een rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de rekenkamer zal hebben (artikel 81b). Daarin voorziet het tweede lid.

Artikel 3

De commissie mens en samenleving onderhoudt namens de raad contact met de rekenkamer. Het jaarplan van de rekenkamer wordt geagendeerd voor het bestuurlijke dagdeel van een vergadering van deze commissie.

De subcommissie controle en financiën onderhoudt contact met de rekenkamer uit het oogpunt van optimale benutting van het controle-instrumentarium dat de raad ter beschikking staat. Zij organiseert daartoe tenminste éénmaal per jaar een afstemmingsoverleg met de rekenkamer, de accountant en team audit, waarbij ook het auditprogramma van team audit ter tafel ligt (zie ook artikel 4, lid 3 van de Verordening subcommissie controle en financiën).

De commissie personeel raadsorganen (cpr) voert ten minste jaarlijks in het kader van de werkgeversrol een gesprek met de voorzitter, alsmede een gesprek met de voorzitter en de leden van de rekenkamer. In principe vinden deze gesprekken plaats in het najaar. Voorts vervult deze commissie – na afstemming met het presidium – een rol bij de selectieprocedure voor leden van de rekenkamer.

Artikel 4

Het eerste lid van artikel 4 bevat, naast een herhaling van artikel 81c, lid 1 van de Gemeentewet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van het presidium van de gemeenteraad. De voordracht is niet bindend en is louter bedoeld ter voorbereiding van de benoeming door de raad.

Op grond van artikel 81e van de wet zullen de kandidaatleden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies zij vervullen. Artikel 81f van de wet noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming tot lid van de rekenkamer over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f de benoeming niet in de weg staat. Het presidium dient de hiervoor benodigde informatie te verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via het presidium de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet openbaar moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn benoeming aanvaardt.

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen door de raad overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. In deze verordening is er voor gekozen dat dit overleg plaats vindt met het presidium.

Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het vierde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is deze functie te vervullen.

Artikel 81c, eerste lid, bepaalt dat leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar worden benoemd. In artikel 81c, vierde lid, is bepaald dat de raad een lid kan herbenoemen. De wet geeft niet aan hoe vaak herbenoeming mogelijk is. In deze verordening is gekozen voor een eenmalige herbenoeming. Evenmin is in de wet bepaald of een afwijking van de benoemingsduur mogelijk is. Een overweging hierbij zou kunnen zijn het opstellen en hanteren van een aftreedschema om de continuïteit van de rekenkamer te waarborgen. Met het vijfde lid wordt door de raad invulling gegeven aan dit belang.

Artikel 5:

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-actief te stellen in bepaalde situaties. In de verordening is ervoor gekozen het presidium hierin een initiërende rol te laten vervullen.

Artikel 6:

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de gemeenteraad is een waarborg voor een onafhankelijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget wel achteraf verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

Artikel 7

Op grond van artikel 81k van de wet stelt de raad de vergoeding voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten van de leden van de rekenkamer vast.

Artikel 10

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken er worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen, maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Het verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Omdat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet of gedeeltelijk voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 11

Gemeenteraad, college, algemeen directeur / gemeentesecretaris en verantwoordelijk management worden vroegtijdig geïnformeerd over het programmeren en instellen van een onderzoek. Dat gebeurt door toezending van het jaarplan en het onderzoeksplan. Hierdoor is de organisatie tijdig voorbereid, zodat het onderzoek voortvarend kan verlopen.

De rekenkamer waarborgt de juistheid van haar bevindingen door de onderzochte partijen in de gelegenheid te stellen onjuistheden in het concept-rapport aan te geven: de procedure van feitelijk hoor en wederhoor. Meestal zijn de onderzochte partijen een organisatieonderdeel van de gemeente. Wanneer het partijen buiten de gemeente betreft, zal van geval tot geval worden beoordeeld of en op welke wijze deze partijen een reactie op het conceptrapport kunnen geven.

De rekenkamer bepaalt zelf hoe zij de opmerkingen uit het feitelijk hoor en wederhoor verwerkt. Na verwerking van de opmerkingen stelt de rekenkamer conclusies en aanbevelingen op. Een bestuurlijk rapport met conclusies en aanbevelingen wordt aan het college voorgelegd voor een bestuurlijke reactie (de procedure van bestuurlijk hoor en wederhoor). Het geheel, inclusief bestuurlijke reactie van het college en een nawoord van de rekenkamer, wordt aangeboden aan de gemeenteraad. De rekenkamer legt haar aanbevelingen ter besluitvorming voor aan de gemeenteraad in een raadsadvies.

De Rekenkamer licht haar conclusies en aanbevelingen in de regel toe bij een raadsinformatiebijeenkomst. De gemeenteraad bepaalt of zij daar prijs op stelt. Daarnaast kan het nodig zijn om voorafgaand aan de commissie- of raadsbehandeling nog vragen te beantwoorden over het rapport. Hiervoor schept lid 5 de mogelijkheid. Bij agendering van het rapport in de raadsvergadering wordt de voorzitter of een ander lid van de rekenkamer gelegenheid geboden om desgewenst een korte toelichting te geven op de hoofdboodschap van het rapport of eventuele actualiteiten onder de aandacht van de raad te brengen.