Gedragscode voor burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht 2018

Geldend van 18-07-2018 t/m heden

Intitulé

Gedragscode voor burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht 2018

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w. van 12 juni 2018,

Gelet op artikel 41c, tweede lid, resp. 69, tweede lid, van de Gemeentewet

BESLUIT

vast te stellen de volgende

GEDRAGSCODE voor burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht 2018

Hoofdstuk 1 Inleiding

Paragraaf 1. Bestuurlijke integriteit

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode.

Als bestuurder bent u gehouden het algemeen belang te dienen. Bestuurders zijn er voor alle inwoners. Een ieder kan zich voor vele aangelegenheden tot de gemeente wenden. De gemeente verkeert daarbij vaak in een monopoliepositie. Dat stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het lokale openbaar bestuur en aan degenen die daarin functioneren. Integriteit is daarvan een wezenlijk onderdeel. Wanneer de integriteit van de bestuurders ter discussie staat, wordt het vertrouwen in en de legitimiteit van het lokale openbare bestuur aangetast. Voor de democratie is het belangrijk dat een ieder vertrouwen heeft in het openbaar bestuur. Een invulling van de waarden en normen van het gemeentebestuur kan in een gedragscode op schrift worden gesteld en openbaar gemaakt en wordt daarmee transparant en controleerbaar. Openheid en transparantie zijn van groot belang, want regelgeving is er niet om de integriteit te waarborgen, juist bewustwording van de normen en waarden is belangrijk. Het is een kwestie van mentaliteit.

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet vooral op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met inwoners en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen

politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

Doel van de regeling

Het doel van deze gedragscode is om de Utrechtse bestuurders een houvast te bieden bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van bestuur. De code bevat regels, waarbij rekening gehouden kan worden met specifieke omstandigheden. Het gaat daarbij niet om een limitatieve opsomming. Ook daar waar gedragingen niet zijn genoemd, wordt van bestuurders verwacht dat zij handelen in de geest van de gedragscode. Naast deze code bestaan er voorschriften die in de wet of elders geregeld zijn, bijvoorbeeld over geheimhouding, fraude, valsheid in geschrifte en over nevenfuncties.

Rechtskarakter van de regeling

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, en waar nodig en passend, vervult het de rol van nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van bestuurders evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Er is sprake van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf, waarbij het de voorkeur heeft dat deze vaststelling met algemene stemmen gebeurt. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De bestuurders kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

Kernwaarden van bestuurlijke integriteit

De burgemeester en de wethouders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de inwoners van de stad en haar gebruikers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders en aan de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en een ieder voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

• Onafhankelijkheid

De bestuurder vermijdt in zijn of haar handelen verhoudingen waarin zijn of haar persoonlijk belang of het belang van de groep waarmee hij of zij in contact staat, enerzijds en de belangen van de gemeente anderzijds door elkaar gaan lopen of kunnen gaan lopen. Zelfs de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden.

• Dienstbaarheid

De bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en bewoners die daar onderdeel van uitmaken.

• Functionaliteit

Het handelen van de bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij of zij vervult in het bestuur.

• Openheid

De bestuurder handelt transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig zicht hebben in het handelen van hem of haar en zijn of haar beweegredenen daarbij. Deze openheid wordt beperkt door de regelgeving omtrent vertrouwelijke en geheime informatie.

• Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Hij of zij houdt zich aan de afspraken. Kennis en informatie waarover hij of zij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij of zij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

• Zorgvuldigheid

De bestuurder handelt altijd zodanig dat alle inwoners en organisaties op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Hoofdstuk 2. Gedragscode bestuurlijke integriteit

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Deze gedragscode geldt voor de burgemeester en voor de wethouders, maar richt zich ook tot de

bestuursorganen.

Artikel 1.2

De leden van het college ontvangen bij hun aantreden van de gemeentesecretaris een exemplaar van de

code.

Paragraaf 2. Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2.1

1. De burgemeester resp. wethouder levert de gemeentesecretaris de informatie aan over de

nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als gaande het lidmaatschap men voornemens is een nieuwe nevenfunctie te aanvaarden of de omstandigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft vooraf aangeleverd bij de gemeentesecretaris en melding hiervan gedaan aan de gemeenteraad.

2. De informatie betreft in ieder geval:

a. de omschrijving van de nevenfunctie;

b. de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht; o c. een inschatting van het daarmee gemoeide tijdsbeslag

d. of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt; o e. of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

f. indien bezoldigd wat de inkomsten daaruit zijn.

3. Voor functies uit hoofde van het ambt (ambtsgebonden nevenfuncties/q.q) worden alle vergoedingen, ook de onkostenvergoedingen, in de gemeentekas gestort. Daartegenover staat dat de burgemeester resp. de wethouder de werkelijke kosten in rekening brengt.

4. Een functie is een functie uit hoofde van het ambt als wordt voldaan aan tenminste een van de volgende criteria:

a. aanbeveling, voordracht, keuze of benoeming geschiedt door de raad of door het college;

b. het betreft een functie in een orgaan waarin de gemeente deelneemt of waar zij deel van uitmaakt;

c. men kan de nevenfunctie niet blijven bekleden als men uit de hoofdfunctie vertrekt;

d. er is een aantoonbaar belang voor de gemeente dat de nevenfunctie door een gemeentebestuurder wordt vervuld;

e. vanuit een nevenfunctie is men benoemd, aangewezen of gekozen in een andere nevenfunctie die voldoet aan een of meer van de bovenvermelde criteria

5. De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

6. De burgemeester resp. de wethouder vervult geen nevenfunctie waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente dan wel een structureel risico vormt voor een integere invulling.

Artikel 2.2

Het tijdsbeslag dat de nevenfunctie met zich meebrengt mag er niet toe leiden dat de hoofdfunctie in

het gedrang komt.

Artikel 2.3

De burgemeester resp. wethouder doet opgave van zijn (toekomstige) financiële belangen (in brede zin)

in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave wordt gedaan bij de voorzitter van het college, is openbaar en door derden te raadplegen.

Artikel 2.4

Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de burgemeester resp. wethouder (de schijn van)

bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

Artikel 2.5

De burgemeester resp. wethouder die familie of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke

betrekkingen heeft met een aanbieder van goederen, diensten en/of werken aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over het betreffende dossier.

Artikel 2.6

• 1. De burgemeester en de wethouders handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat

zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

• 2. De wethouder bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden, met de burgemeester.

Artikel 2.7

1. Het college sluit oud-burgemeester(s) en oud-wethouders gedurende een jaar na aftreden uit

van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente.

2. De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar men burgemeester, onderscheidenlijk wethouder was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de

gemeente zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.8

1. Burgemeester en wethouders dragen een burgemeester of een wethouder niet eerder dan een

jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

2. Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 2.9

Om alle (schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen wordt de maandelijkse bezoldiging als

bedoeld in de artikelen 44 en 66 Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit wethouders resp. burgemeester, op de persoonlijke bankrekening van de bestuurder overgemaakt.

Paragraaf 3. Informatie

Artikel 3.1

De burgemeester respectievelijk de wethouder zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie

waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2

De burgemeester respectievelijk de wethouder maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik

van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie.

Paragraaf 4. Omgang met geschenken en uitnodigingen

Artikel 4.1

1. De burgemeester respectievelijk de wethouder accepteert geen geschenken, faciliteiten en

diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

2. Onverminderd het eerste lid kan de burgemeester respectievelijk de wethouder incidentele geschenken die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen behouden.

3. Geschenken of vergoedingen die de burgemeester respectievelijk de wethouder uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de gemeente.

4. De gemeentesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

5. Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2

1. De burgemeester respectievelijk de wethouder accepteert geen lunches, diners, recepties en

andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

2. Bij twijfel legt de burgemeester respectievelijk de wethouder de uitnodiging ter bespreking voor aan het college van burgemeester en wethouders.

Paragraaf 5. Gebruik van voorzieningen van de gemeente

Artikel 5.1

1. Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een

getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteren heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

2. De burgemeester en de wethouder verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

Artikel 5.2

1. De burgemeester respectievelijk de wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse

dienstreis of een uitnodiging daartoe aan het college. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de samenstelling van het gezelschap dat meereist en de geraamde kosten.

2. Bij uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken e.d. op kosten van derden, wordt beoordeeld of er een aantoonbaar gemeentelijk belang is. Is dat het geval, dan zijn de kosten voor rekening van de gemeente, tenzij het college anders besluit.

3. Het meereizen van een partner van de burgemeester of een wethouder is toegestaan als dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij, er kan worden aangegeven welk belang van de gemeente daarmee is gediend en het college daarmee instemt. Dit zal slechts bij hoge uitzondering voorkomen. De reis- en verblijfkosten komen in dat geval voor rekening van de gemeente.

4. Internationale werkbezoeken tot 750 kilometer worden per (snelle) trein afgelegd, waarbij het college de bevoegdheid heeft (in incidentele gevallen) af te wijken van deze richtlijn, bijvoorbeeld vanwege reisduur. Bij afstanden groter dan 750 kilometer wordt de CO2-uitstoot van vluchten standaard gecompenseerd. Per vliegtuig mag in beginsel niet in de eerste klasse (of daarmee vergelijkbare klasse) worden gereisd. Slechts voor zover de omstandigheden daartoe noodzaken staat het college een bestuurder toe om met een hogere klasse te reizen.

5. De compensatie van de CO2-uitstoot, wanneer toch gevlogen wordt, wordt in de reiskosten voor de betreffende buitenlandse reis meegenomen.

6. De burgemeester, onderscheidenlijk de wethouder meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

7. Het college betrekt alle aspecten in de besluitvorming. De gemeenteraad wordt geïnformeerd over de buitenlandse reizen.

Artikel 5.3

• 1. De burgemeester respectievelijk een wethouder legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente.

• 2. De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 5.4

Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een

dienstreis naar een Europese instelling. Voor een dienstreis naar een Europese instelling wordt gereisd conform artikel 5.2. lid 4 en lid 5.

Artikel 5.5

De in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfskosten worden vergoed. De burgemeester

respectievelijk een wethouder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is

niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

Paragraaf 6. Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1

Het college bevordert de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van leemtes en

onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.

Artikel 6.2

1. Op voorstel van de burgemeester maakt het college in ieder geval afspraken over de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

2. De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze gedragscode.

Artikel 6.3

Klachten over niet integer handelen of vermoedens van niet integer handelen van wethouders worden

gemeld aan de burgemeester als voorzitter van het college en de voorzitter van de raad. De burgemeester doet hiervan melding in het presidium van de raad. Klachten over niet integer handelen of vermoedens van niet integer handelen van de burgemeester worden gemeld bij de Commissaris van Koning. Zo nodig besluit het Presidium om extern advies in te winnen/de kwestie voor te leggen aan een aangewezen vertrouwenspersoon.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 7.1

Deze gedragscode treedt in werking 5 weken na publicatie.

Artikel 7.2

Op het moment van inwerkingtreding van deze gedragscode wordt de gedragscode voor burgemeester

en wethouders (Gemeenteblad 2010, nr. 70) ingetrokken.

Artikel 7.3

Deze gedragscode kan worden aangehaald als: Gedragscode voor burgemeester en wethouders van de

gemeente Utrecht 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 5 juli 2018,

De griffier, De voorzitter,

Mevr. Mr. M. van Hall CMC Mr. J.H.C. van Zanen