Regeling vervallen per 01-04-2005

Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Utrecht 2004

Geldend van 01-04-2005 t/m 31-03-2005

Intitulé

Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Utrecht 2004

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Utrecht 2004

(raadsbesluit van 25 september 2003).

De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 9 september 2003.

Besluit

vast te stellen de volgende

Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Utrecht 2004

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1.

De begripsbepalingen genoemd in de Wet voorzieningen gehandicapten zijn op deze verordening en de daarop gebaseerde besluiten van overeenkomstige toepassing voor zover daarvan niet nadrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.2.

In deze verordening en de daarop gebaseerde besluiten wordt verstaan onder:

a.wet: Wet voorzieningen gehandicapten;

b Loket 1: Regionaal Indicatie Orgaan voor de stad Utrecht;

  • c.

    voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoelvoorziening zoals bedoeld in artikel 2 van de wet en een kindervoorziening;

  • d.

    woonvoorziening: elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van -naar objectief medische maatstaf gemeten- beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonvoorziening wordt aangemerkt indien de voorziening:

    • 1.

      gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen; en/of

    • 2.

      gericht is op het realiseren van een uitraasruimte.

  • e.

    ergonomische bouwkundige of woontechnische belemmering:

    belemmering die de gehandicapte tengevolge van zijn lichamelijke functionele beperkingen ondervindt bij het zich bewegen of verplaatsen, die aantoonbaar in de weg staat aan het normale gebruik van de woonruimte;

  • f.

    uitraasruimte: een verblijfsruimte waarin een gehandicapte, die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen;

  • g.

    vervoersvoorziening: een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij het vervoer buitenshuis ondervindt;

  • h.

    kind: het in Nederland woonachtige kind jonger dan

18 jaar en voor wie de ouder(s) of de wettelijk verzorger(s) aanspraak kan/kunnen maken op kinderbijslag;

  • i.

    inkomen: - indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is: het bruto jaarinkomen volgens de jaaropgave(n);

    • -

      indien gehandicapte gehuwd is of samenwoont geldt het gezamenlijk bruto jaarinkomen volgens de jaaropgave(n);

    • -

      indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar: het gezamenlijk bruto jaarinkomen van de ouders of wettelijk verzorgers volgens de jaar- opgave(n);

  • j.

    inkomensgrens: financiële grens, gerelateerd aan de Wvg-norm, waarbinnen men in aanmerking komt voor een aan inkomen gerelateerde voorziening;

  • k.

    financië le tegemoetkoming: financië le vergoeding voor woonvoorzieningen, vervoers-voorzieningen en rolstoelen;

  • l.

    voorziening in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt;

  • m.

    persoonsgebonden een op de persoonlijke situatie afgestemd budget, budget: waarmee de cliënt zelf de noodzakelijk geachte voorziening kan kopen, beheren en onderhouden;

  • n.

    hoofdverblijf: de woonruimte bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres de gehandicapte in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat of zal staan ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een postadres is ingeschreven.

Niet als hoofdverblijf worden aangemerkt: hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, AWBZ-instellingen, vakantiewoningen, tweede woningen, en woonruimte die de gehandicapte zonder recht of titel bewoont;

  • o.

    gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de woonruimte, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de gehandicapte vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken;

  • p.

    zelfstandige woonruimte: woonruimte niet deel uitmakend van een woon/zorgcomplex;

  • q.

    woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • r.

    standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • s.

    rolstoelwoning: een drempelloze, geheel gelijkvloerse en op de begane grond gesitueerde woning, die zodanig van afmeting is dat een persoon in een rolstoel zich in iedere verblijfsruimte kan verplaatsen;

  • t.

    A.D.L.-woning: woning die deel uitmaakt van een cluster bij elkaar horende aangepaste huurwoningen, waar- van de bewoners voor hun dagelijkse levensverrichtingen zijn aangewezen op ADL-assistentie.

Artikel 1.3. Algemene bepalingen betreffende het recht op voorzieningen

1 Na indicatiestelling wordt een voorziening toegekend indien en voor zover:

  • a.

    deze in overwegende mate op de individuele gehandicapte is gericht;

  • b.

    deze voor de gehandicapte langdurig noodzakelijk is om belemmeringen op het gebied van het zelfstandig wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen die het gevolg zijn van diens handicap op te heffen of te verminderen;

  • c.

    deze naar objectieve maatstaven gemeten als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

  • d.

    de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de resterende technische levensduur van de woonruimte, het vervoermiddel of de rolstoel.

    • 2.

      Geen voorziening wordt toegekend indien en voor zover:

  • a.

    de voorziening voor een persoon als de gehandicapte algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    op grond van enige wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat;

  • c.

    de gehandicapte gebruik kan maken van algemeen toegankelijke voorzieningen.

    • 3.

      De voorziening wordt geweigerd indien en voor zover:

  • a.

    de kosten zijn gemaakt vóór de datum van het besluit;

  • b.

    de gebruikelijke afschrijvingstermijn van eerder verstrekte voorziening nog niet is verstreken. Hiervan kan worden afgeweken indien de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

  • c.

    de voorziening niet voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwaliteitseisen.

    • 4.

      Indien de in derde lid onder b bedoelde afschrijvingstermijn niet is verstreken kan een op grond van deze verordening verstrekte voorziening bestaan uit een aanvulling op of een reparatie van de eerder verstrekte voorziening.

    • 5.

      De voorziening kan worden verstrekt:

  • a.

    in de vorm van een verstrekking in natura;

  • b.

    in de vorm van een persoonsgebonden budget;

  • c.

    in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

    • 6.

      Burgemeester en wethouders stemmen de voorziening af op:

  • a.

    de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende;

  • b.

    de aard van de handicap;

  • c.

    de mate waarin de belanghebbende gebruik kan maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen;

  • d.

    het inkomen van de belanghebbende, als sprake is van vervoersvoorzieningen.

    • 7.

      Burgemeester en wethouders hanteren voor de toekenning van vervoersvoorzieningen een inkomensgrens; met uitzondering van een open buitenwagen (scootermobiel).

Hoofdstuk 2. Woonvoorzieningen

Artikel 2.1. Algemene bepalingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een woonvoorziening indien de woning het hoofdverblijf van de gehandicapte is.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard indien:

    • a.

      deze gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van de woning ondervindt;

    • b.

      het een uitraasruimte betreft.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een woonvoorziening, niet zijnde van bouwkundige of woontechnische aard, indien die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of vermin- deren van beperkingen die een gehandicapte -naar objectief medische maatstaf gemeten- bij het normale gebruik van de woonruimte onder- vindt.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde onder het eerste lid kan een voorziening worden verleend voor het aanpassen van een deel van de woning indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting, of wanneer een minderjarige gehandicapte bij één van de ouder(s) of wettelijk verzorger(s) woont, en de andere ouder of wettelijk verzorger regelmatig bezoekt.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders verlenen geen woonvoorziening indien en voor zover de gehandicapte zijn huidige woonruimte zonder recht of

titel bewoont.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders verlenen geen voorziening indien en voor zover ondervonden belemmeringen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of de slechte staat van onderhoud van de woning.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders verlenen geen woonvoorziening indien en voor zover het voorzieningen betreffen aan hotels, pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen, tweede woningen, verzorgingstehuizen of erkende AWBZ-instellingen en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie meegenomen kunnen worden.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders verlenen geen woningaanpassing indien en voor zover het hoofdverblijf een A.D.L.-woning is.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders verlenen geen woonvoorziening indien de gehandicapte is verhuisd naar een woning die niet voldoet aan de eisen als gesteld door Loket 1, tenzij hiervoor schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders.

  • 10.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financië le tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten indien bij de gehandicapte sprake is van objectief aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek welke een, op opheffing of beperking daarvan gerichte, verhuizing noodzakelijk maken.

  • 11.

    Burgemeester en wethouders verlenen geen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten indien de gehandicapte voor het eerst zijn hoofdverblijf gaat krijgen in een zelfstandige woonruimte. Een uitzondering daarop is een gehandicapt persoon die vanuit de veelal aangepaste ouderlijke woning voor het eerst zelfstandig gaat wonen in bijvoorbeeld een focuswoning of een andere vorm van beschermd wonen.

  • 12.

    Burgemeester en wethouders verlenen geen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten indien en voor zover de gehandicapte verhuist naar of vanuit een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar bewoond te worden.

Artikel 2.2. Soorten woonvoorzieningen

De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming of voorziening in natura voor:

  • a.

    verhuizing en inrichting;

  • b.

    een aanpassing aan of in een woning of gemeenschappelijke ruimte in een woongebouw;

  • c.

    een woonvoorziening van niet-bouwkundige en/ of niet-woontechnische aard, namelijk:

    • 1.

      een losse (sanitaire) woonvoorziening;

    • 2.

      woningsanering;

    • 3.

      rolstoelvloerbedekking;

  • d.

    onderhoud en reparatie van een in het kader van deze verordening dan wel de Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten, verstrekte voorziening, of een voorziening die genoemd wordt in artikel 2.5 van het Besluit;

  • e.

    huurderving;

  • f.

    tijdelijke huisvesting;

  • g.

    rolstoelwoningen;

  • h.

    bepaalde combinaties van de onder a. tot en met g. genoemde woonvoorzieningen zijn mogelijk.

Artikel 2.3. Inkomensgrens

Voor de verstrekking van woonvoorzieningen is de inkomensgrens niet van toepassing.

Hoofdstuk 3. Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Soorten vervoersvoorzieningen

De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • 1.

    een financië le tegemoetkoming voor:

    • a.

      de kosten van het gebruik van een taxi of een rolstoeltaxi; b. de aanschaf, aanpassing of het gebruik van de eigen auto; c. de kosten van vervoer door derden;

    • d.

      de kosten van aanleg van een invalidenparkeerplaats;

    • e.

      begeleidingskosten;

    • f.

      oplaadkosten van de accu van een scootermobiel;

  • 2.

    de voorziening in natura van een bruikleenauto, een gesloten buitenwagen, een open buitenwagen (scootermobiel) of een ander verplaatsings- middel;

  • 3.

    een persoonsgebonden budget voor een open buitenwagen (scootermobiel);

  • 4.

    een pasje voor regionaal vervoer.

Bepaalde combinaties van de onder 1. tot en met 4. genoemde vervoersvoorzieningen zijn mogelijk.

Artikel 3.2 Inkomensgrens.

Voor de verstrekking van vervoersvoorzieningen is de inkomensgrens van toepassing met uitzondering van daar waar het gaat om een open buitenwagen. (scootermobiel).

Hoofdstuk 4. Rolstoelvoorzieningen

Artikel 4. 1 Soorten rolstoelvoorzieningen

De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • 1.

    verstrekking in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor:

    • a.

      een rolstoel voor verplaatsing binnen of buiten de woning;

    • b.

      overige rolstoelvoorzieningen;

  • 2.

    een financië le tegemoetkoming voor:

    • a.

      een sportrolstoel;

    • b.

      oplaadkosten van accu's van een elektrische rolstoel.

Bepaalde combinaties van onder 1. en 2. genoemde voorzieningen zijn mogelijk.

Artikel 4.2 Inkomensgrens.

Voor de verstrekking van rolstoelvoorzieningen is de inkomensgrens niet van toepassing.

Hoofdstuk 5. Kindervoorzieningen

Artikel 5.1 Soorten kindervoorzieningen

De door burgemeester en wethouders te verstrekken voorziening voor een kind kan bestaan uit een voorziening in natura dan wel een persoonsgebonden budget voor:

  • 1.

    zitondersteuningselementen;

  • 2.

    autozitjes en fietszitjes;

  • 3.

    buggies;

  • 4.

    duw- en wandelwagens;

  • 5.

    speelvoertuigen;

  • 6.

    speelhulpmiddelen.

Artikel 5.2 Inkomensgrens.

Voor de verstrekking van kindervoorzieningen is de inkomensgrens van toepassing.

Hoofdstuk 6. Procedurele bepalingen

Artikel 6.1. De aanvraag

Burgemeester en wethouders stellen het recht op een voorziening vast op basis van een tijdig ingediende schriftelijke aanvraag.

Artikel 6.2. Het inwinnen van advies

  • 1.

    Ter beoordeling van het recht op een voorziening krachtens deze verordening, kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk deskundig adviseur. Deze adviseur dient te beschikken over medische, sociale, ergonomische en technische kennis. De eindverantwoordelijkheid voor het advies dient genomen te worden door een arts.

  • 2.

    De gehandicapte is verplicht de adviseur alle gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 6.3. De beslistermijn

Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Voor ingrijpende bouwkundige aanpassingen wordt de beslistermijn opgeschort met de termijn die nodig is voor het verkrijgen van aanvullende gegevens.

Artikel 6.4. Inlichtingenplicht en onderzoek

De belanghebbende is verplicht, voor zover dit van belang kan zijn voor het recht op een voorziening:

  • a.

    aan burgemeester en wethouders gevraagd of ongevraagd onverwijld alle feiten of omstandigheden mede te delen of documenten te overleggen die van belang zijn voor de toepassing van deze wet;

  • b.

    in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip;

  • c.

    aan door burgemeester en wethouders daartoe aangewezen personen toegang tot zijn woning te verlenen;

  • d.

    zich door een daartoe aangewezen deskundige te doen ondervragen of onderzoeken op een door burgemeester en wethouders te bepalen wijze en tijdstip, door een daartoe aangewezen organisatie.

Artikel 6.5. Aan een voorziening verbonden verplichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen aan de voorziening verplichtingen verbinden die strekken tot:

  • a.

    aanwending van de voorziening voor het daartoe gestelde doel;

  • b.

    beëindiging of vermindering van een voorziening;

  • c.

    zorgvuldig gebruik en beheer van verstrekte voorzieningen;

  • d.

    het tegen schade of wettelijke aansprakelijkheid verzekeren of verzekerd houden van een voorziening.

Artikel 6.6. Weigering van een voorziening, herziening en intrekking van besluiten

Burgemeester en wethouders weigeren een voorziening of herzien een eerder genomen besluit of trekken een eerder genomen besluit in indien en voor zover:

  • 1.

    de belanghebbende niet of niet volledig voldoet of heeft voldaan aan een der verplichtingen, genoemd in dit hoofdstuk;

  • 2.

    de belanghebbende aanspraak kan maken op enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke overeenkomst;

  • 3.

    de voorziening niet voldoet aan het, door de in artikel 6.2, eerste lid genoemde adviseur, opgestelde programma van eisen;

  • 4.

    omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op het te nemen/ genomen besluit, zijn gewijzigd.

Artikel 6.7. Terugvordering

Burgemeester en wethouders kunnen het recht op voorzieningen herzien en terugvorderen.

Hoofdstuk 7. Cliëntenraad Wet Voorzieningen Gehandicapten.

Artikel 7.1 Begripsbepaling

Clië ntenraad: clië ntenvertegenwoordiging Wet Voorzieningen Gehandicapten (Wvg), bestaande uit personen die gebruik maken van voorzieningen in het kader

van de Wet Voorzieningen Gehandicapten en een vertegenwoordiger van het Stichting Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht

(Solgu), het Centraal Orgaan Samenwerkende Bonden Ouderen (Cosbo) en de Federatie van Ouderverenigingen.

Artikel 7.2 Doelstelling

De cliëntenraad Wet Voorzieningen Gehandicapten heeft tot doel het bevorderen van een evenwichtig Wvg-beleid binnen de gemeente.

Artikel 7.3 Taak van de cliëntenraad Wet Voorzieningen Gehandicapten De cliëntenraad Wet Voorzieningen Gehandicapten heeft tot taak gevraagd dan wel ongevraagd burgemeester en wethouders te adviseren over het Wvg-beleid.

Artikel 7.4 Instellen en in stand houden cliëntenraad Wet Voorzieningen

Gehandicapten

Burgemeester en wethouders bevorderen het instellen en in stand houden van een clië ntenraad Wet Voorzieningen Gehandicapten.

Artikel 7.5 Faciliteiten

Voor het functioneren van de clië ntenraad Wet Voorzieningen Gehandicapten is jaarlijks een bedrag beschikbaar.

Artikel 7.6 Tijdig advies vragen.

De clië ntenraad Wet Voorzieningen Gehandicapten zal over wijzigingen in de gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten en de daarop berustende regelingen op een zodanig tijdstip advies worden gevraagd dat de cliëntenraad Wet Voorzieningen Gehandicapten tenminste veertien dagen de tijd heeft voor een reactie.

Indien een voorstel in de gemeenteraad behandeld moet worden zal de reac- tie van burgemeester en wethouders worden toegevoegd.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1. Nadere regels

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen inzake:

    • a.

      de procedures betreffende aanvraag, heronderzoek, beëindiging en terugvordering;

    • b.

      de belanghebbende te verstrekken gegevens en bewijsstukken en de wijze waarop gegevens en bewijsstukken worden verstrekt;

    • c.

      de te gebruiken formulieren en brieven;

    • d.

      de wijze waarop en de frequentie waarin onderzoeken worden uitgevoerd;

    • e.

      de advisering;

    • f.

      de gevallen waarin voorzieningen worden verstrekt;

    • g.

      de vorm waarin voorzieningen worden verstrekt;

    • h.

      de hoogte van eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen en de wijze waarop het inkomen daarbij in acht wordt genomen;

    • i.

      de aan de voorziening verbonden verplichtingen zoals bedoeld in hoofdstuk 6;

    • j.

      de wijze waarop verstrekkingen worden betaald of beschikbaar gesteld.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voorzieningen te verstrekken bij wijze van experiment. Indien zij daartoe besluiten stellen zij vast:

    • a.

      de doelstelling van het experiment;

    • b.

      de nadere regels ingevolge het eerste lid van dit artikel, voor zover deze voor het experiment van belang zijn;

    • c.

      de omschrijving en omvang van de doelgroep;

    • d.

      de looptijd van het experiment;

    • e.

      de wijze en het tijdstip waarop het experiment wordt begeleid dan wel geë valueerd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders leggen de nadere regels betreffende het eerste lid van dit artikel, vast in de Nota uitvoering en het Besluit eigen bijdragen en financië le tegemoetkomingen Voorzieningen Gehandicapten.

Artikel 8.2. Uitvoering

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitvoering van de wet, deze verordening en de daarop gebaseerde besluiten, onder handhaving van hun verantwoordelijkheid, op te dragen aan door hen aan te wijzen ambtenaren, deskundigen of instellingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomsten met derden aan te gaan en algemene voorwaarden op te stellen. Zij zijn bevoegd dit op te dragen aan door hen aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 8.3. Gevallen, waarin niet is voorzien

In gevallen, de uitvoering van deze Verordening betreffende, waarin deze Verordening of de daarop gebaseerde besluiten niet voorzien, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8.4. Hardheidsclausule

Indien strikte toepassing van deze Verordening, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, tot een onaanvaardbare afwijzing zou leiden, kunnen burgemeester en wethouders niettemin, vanwege bijzondere omstandigheden, een (aanvullende) voorziening verstrekken mits de aard en strekking van de Verordening niet worden aangetast.

Artikel 8.5. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2004.

  • 2.

    Deze Verordening kan worden aangehaald als: Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Utrecht 2004.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op

25 september 2003.

De griffier, De burgemeester,

Bekendmaking is geschied op 15 oktober 2003. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2003, NR. 36

Toelichting

Algemeen

Sinds de WVG op 1 april 1994 in werking is getreden, is in Utrecht een reeks voorzieningen tot stand gebracht om het zelfstandig functioneren van gehandicapten te bevorderen. Deze voorzieningen staan vermeld in de Verordening voorzieningen gehandicapten en het Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen.

Deze verordening is opgezet als kaderverordening. De verordening bevat met name algemene bepalingen en mandaatbepalingen.

Het vaststellen van uitvoeringsbeleid wordt met deze verordening nadrukkelijker dan voorheen het geval was, aan het college van burgemeester en wethouders opgedragen. Burgemeester en wethouders leggen het uitvoeringsbeleid vast in het Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen en de Nota Uitvoering Wvg. In een Verordening kunnen niet alle voorzieningen worden ondergebracht. Daarvoor zijn er teveel voorzieningen en bovendien is het voorzieningenpakket ook steeds in ontwikkeling. Uitbreiding van het voorzieningenpakket is dan gemakkelijker te realiseren via het Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen of de Nota Uitvoering Wvg, dan via de lange weg van de Verordening.

Voordelen hiervan zijn:

• nieuw beleid sneller implementeren, omdat tussentijdse aanpassingen van de verordening kunnen worden vermeden;

• verbetering van voorlichting mogelijk maken door een samenhangende beschrijving van het uitvoeringsbeleid;

• verbetering van de dienstverlening aan de clië nten door meer eenduidigheid in het uitvoeringsbeleid;

• betere samenwerking met zorginstellingen mogelijk maken.

Per artikel

Toelichtin g o p artike l 1.2 . onde r m

De definitie van een rolstoelwoning gaat uit van het feit dat een rolstoelwoning op de begane grond gelegen moet zijn. Deze voorwaarde wordt gesteld vanwege de mogelijke risico's zoals het zich verplaatsen vanaf hogere verdiepingen in het geval van brand of een andere calamiteit.

Naast deze rolstoelwoningen die voldoen aan alle in de definitie genoemde eisen, zijn er in Utrecht ook diverse semi-rolstoelwoningen. Deze woningen zijn vaak aangepast aan de behoefte van een bewoner en voldoen niet aan alle eisen die aan een rolstoelwoning zijn gesteld. Vaak zijn deze woningen qua maatvoering kleiner dan andere rolstoelwoningen.

Toelichtin g o p artike l 1.3 . eerst e li d onde r a

Deze bepaling geeft de reikwijdte van deze Verordening aan. De in deze Verordening en de daarop gebaseerde Nota uitvoering Wvg en Besluit eigen bijdragen en financië le tegemoetkomingen zijn direct of indirect gericht op verstrekkingen aan individuele gehandicapten.

In het Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen en de Nota uitvoering Wvg wordt ook een voorziening toegekend aan een niet-gehandicapte die zijn woning ontruimt ten behoeve van een gehandicapte. Het gaat dan om een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten.

Toelichtin g o p artike l 1.3 . tweed e li d onde r c

Onder "algemeen toegankelijk" moet worden verstaan de mogelijkheid om gebruik te maken van andere, publieke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld het reguliere vervoer.

Toelichtin g o p artike l 1.3 . derd e li d onde r a

Dit artikel betreft de voorwaarde waarmee burgemeester en wethouders vast kunnen stellen of een voorziening al dan niet noodzakelijk dan wel adequaat is. Als een clië nt een woningaanpassing vraagt en gedurende de beslistermijn al aanpassingswerkzaamheden laat uitvoeren, kan die vaststelling in het gedrang komen.

Bij de aanvraag wordt dit dan ook aan de clië nt meegedeeld, om eventuele problemen te vermijden.

Toelichtin g o p artike l 2.2.

Hieronder wordt onder meer verstaan de verstrekking van gelden voor de financiering van de overmaat bij de bouw van rolstoelwoningen in de sociale sector.

Toelichtin g o p artike l 3.1 . onde r c

Hieronder wordt onder meer verstaan de verstrekking van gelden voor een vorm van collectief aanvullend vervoer.

Toelichtin g o p artike l 6.6 . tweed e lid

Belanghebbenden die aanspraak kunnen maken op een voorziening van bijvoorbeeld een Uitvoeringsinstelling Werkgevers Verzekering (UWV) of hun verzekeringsmaatschappij, hebben dan geen recht (meer) op een voorziening krachtens de WVG.

Toelichtin g o p artike l 6.7.

Onder kosten worden niet alleen de kosten van de voorziening verstaan, maar ook de afschrijvingskosten, de administratiekosten en eventuele kosten die nodig zijn om de voorziening weer in bezit te krijgen.