Regeling vervallen per 01-01-2006

Richtlijn kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2005

Intitulé

Richtlijn kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Richtlijn kosten kinderopvang op grond van sociaal medisch indicatie.

(b. en w.-besluit van 21 december 2004)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende

RICHTLIJN kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a. college: college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

  • b. de wet: wet kinderopvang;

  • c. richtlijn: de richtlijn kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie;

  • d. kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • e. kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt;

  • f. ouder: een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder i van de wet;

  • g. peildatum: 31 december 2004;

  • h. subsidieplaats: kinderopvang gefinancierd door middel van een gemeentelijke subsidie en ouderbijdrage;

  • i. sociaal medische indicatie: een schriftelijke verklaring van de jeugdarts waaruit blijkt dat kinderopvang om sociaal medische redenen noodzakelijk is;

  • j. GGD: een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet collectieve preventie volksgezondheid;

  • k. ouderbijdrage: ouderbijdrage conform de adviestabel van de Vereniging Nederlandse Gemeenten voor 2005

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. De ouder die op de peildatum gebruik maakt van een subsidieplaats kinderopvang op grond van sociaal medische redenen en op grond van de wet geen recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten.

  • 2. De ouder die na de peildatum gebruik gaat maken van kinderopvang en op grond van de wet geen recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten maar wel een sociaal medische indicatie heeft waaruit de noodzaak voor kinderopvang blijkt afgegeven door de jeugdarts van de GGD

Artikel 3 Aanvraag

  • 1. De bijdrage in kosten van kinderopvang op grond van de richtlijn wordt aangevraagd op een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier

  • 2. De aanvraag bevat in elk geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres en sofinummer van de ouder

    • b.

      indien van toepassing naam, adres en sofinummer van de partner en indien hij/zij op een ander adres woont ook het adres van de partner

    • c.

      naam, sofinummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft

    • d.

      bank- of gironummer

  • 3. Een aanvraag gaat vergezeld van in elk geval de volgende schriftelijke bewijsstukken:

    • a.

      sociaal medische indicatie van de jeugdarts van de GGD

    • b.

      contract met de kinderopvang waar de opvang plaatsvindt waarin in elk geval is opgenomen:

      • -

        de datum waarop de opvang aanvangt

      • -

        het aantal uren per week waarin de opvang plaatsvindt

      • -

        de kostprijs per uur

      • -

        naam en adres van de kinderopvang waar de opvang plaatsvindt

    • c.

      de vastgestelde ouderbijdrage

  • 4. In afwijking van artikel 3, derde lid onder a hoeft de ouder bedoeld in artikel 2, eerste lid geen sociaal medische verklaring van de jeugdarts bij de aanvraag te overleggen.

  • 5. De aanvraag wordt door de ouder en indien van toepassing door de partner ondertekend.

Artikel 4 Hoogte van de bijdrage

  • 1. De hoogte van de bijdrage van de gemeente in de kosten van kinderopvang bedraagt maximaal de vastgestelde kostprijs per uur overeenkomstig het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang.

  • 2. De vastgestelde ouderbijdrage wordt op de bijdrage van de gemeente in mindering gebracht.

Artikel 5 Duur van de bijdrage

  • 1. De bijdrage door de gemeente wordt verleend tot uiterlijk 1 januari 2006.

  • 2. Het college kan de bijdrage over een afwijkende periode vaststellen.

  • 3. De bijdrage eindigt eerder dan 1 januari 2006 met ingang van de datum waarop:

    • a.

      de periode van kinderopvang voor een periode van langer dan drie aaneengesloten maanden onderbroken wordt;

    • b.

      de ouder niet meer in Utrecht woont;

    • c.

      de ouder aanspraak kan maken op de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van de wet.

Artikel 6 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist zo snel mogelijk na ontvangst van alle benodigde gegevens doch uiterlijk binnen acht weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2. Hoofdstuk 4 titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van de bijdrage in de kosten van kinderopvang door de gemeente op

grond van een sociaal medische indicatie bevat in elk geval:

  • a.

    naam, adres en sofinummer van de ouder en indien van toepassing naam, adres en sofinummer van de partner;

  • b.

    naam, sofinummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de verlening van de bijdrage betrekking heeft;

  • c.

    het aantal uren kinderopvang per week die op grond van de sociaal medische indicatie noodzakelijk is;

  • d.

    de hoogte van de bijdrage die door de gemeente wordt vergoed;

  • e.

    de wijze waarop de bijdrage wordt uitbetaald;

  • f.

    de periode waarover de bijdrage zal worden verleend en

  • g.

    de verplichtingen van de ouder waaronder in elk geval de verplichtingen genoemd in artikel 9 van de richtlijn.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de bijdrage in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie indien:

  • a.

    de aanvrager niet behoort tot de doelgroep in artikel 2 van de richtlijn

  • b.

    het budget niet (meer) toereikend is.

Artikel 9 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij invloed zijn op de hoogte van de bijdrage door de gemeente.

  • 2. De ouder is verplicht aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de richtlijn en de bijdrage van de gemeente.

Artikel 10 Terugvordering

Het college kan de bijdrage terugvorderen van de ouder indien:

  • 1.

    de hoogte van de bijdrage is vastgesteld op grond van onjuiste en/of volledige verstrekte inlichtingen door de ouder en

  • 2.

    de ouder redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrecht is uitbetaald.

Artikel 11 Bevoegdheid college

Aan een persoon die geen recht heeft op de bijdrage van de gemeente op grond van de richtlijn kunnen burgemeester en wethouders, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van het vorenstaande een bijdrage verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

Artikel 12 Mandaat

Aan de directeur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en het hoofd van de afdeling Sociale Zaken & Werkgelegenheid wordt mandaat verleend met de bevoegdheid om ondermandaat te geven om besluiten te nemen ter uitvoering van deze richtlijn.

Artikel 13 Inwerkingtreding

De richtlijn treedt in werking op 1 januari 2005 en eindigt op 31 december 2005.

Artikel 14 Citeertitel

De richtlijn kan worden aangehaald als: richtlijn bijdrage gemeente op grond van een sociaal

medische indicatie.

Aldus vastgesteld in vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 21 december 2004.

De secretaris, De burgemeester.

Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking heeft plaatsgevonden op 26 januari 2005.

Deze richtlijn is in werking getreden op 1 januari 2005.