Regeling vervallen per 30-04-2020

Treasurystatuut gemeente Utrecht

Geldend van 10-06-2010 t/m 29-04-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Utrecht

Treasurystatuut.

(Inclusief de eerste wijziging. Raadsbesluiten van 13 januari 2005 en 8 april 2010)

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 22 december 2004

Besluit

vast te stellen het

TREASURYSTATUUT.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    beleggen geld omzetten in andere waarden met het doel inkomen en/of een waardestijging te genereren;

  • b.

    callgeld/daggeld lening of uitzetting voor een dag tegen een vast rentepercentage;

  • c.

    deposito uitzetting van een bedrag bij een financiële instelling voor een vaste periode tegen een vast rente-percentage;

  • d.

    garantie een borgstelling waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker verbindt een of meerdere vorderingen van een geldverstrekker op een debiteur te voldoen indien de debiteur in gebreke is;

  • e.

    beleggingsinstrumenten waarvan de waarde afgeleid wordt van een onderliggende waarde. Voorbeelden van derivaten zijn futures, forwards, swaps en opties. De onderliggende waarde kan bij een optie bijvoorbeeld een aandeel of een obligatie zijn en bij een swap bijvoorbeeld de stand van de rente of de wisselkoers van een munt. Derivaten mogen door gemeenten uitsluitend worden gebruikt ter beperking van financiële risico's;

  • f.

    VERVALLEN;

  • g.

    externe financiering het aantrekken van financieringsmiddelen bij externe geldgevers;

  • h.

    intern liquiditeitsrisico risico als gevolg van wijzigingen in de liquiditeitenplanning en de meerjarige financieringsprognose waardoor de financieringskosten hoger kunnen uitvallen;

  • i.

    VERVALLEN;

  • j.

    kasgeldlimiet het maximum van de kortlopende financieringspositie (wordt berekend aan de hand van een wettelijk vastgesteld percentage van het begrotingstotaal);

  • k.

    koersrisico het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de gemeentelijke organisatie in waarde verminderen door negatieve koers- en renteontwikkelingen;

  • l.

    kredietrisico het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie;

  • m.

    VERVALLEN;

  • n.

    mandaat de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen;

  • o.

    VERVALLEN;

  • q.

    VERVALLEN;

  • r.

    VERVALLEN;

  • s.

    rating klassering van debiteuren naar kredietwaardigheid, uitgegeven door zogenaamde rating agencies. Dit zijn instellingen die gespecialiseerd zijn in het analyseren van de kredietwaardigheid van organisaties;

  • t.

    renterisico het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk lager zullen zijn;

  • u.

    een bedrag ter grootte van een wettelijk bepaald percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar. Dit is het maximumbedrag aan leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer waarover in enig jaar renterisico mag worden gelopen door wijziging in het rentepercentage;

  • v.

    treasurybeleid vastgestelde uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasury-functie;

  • w.

    treasuryfunctie alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheren van de financiële stromen en liquiditeiten of iets dergelijks van een organisatie, alsmede de daaruit voortvloeiende risico's;

  • x.

    uitzetten/uitlenen het voor een bepaalde termijn tegen een rentevergoeding afstand doen van de vrije beschikkingsmacht over een bepaalde geldsom;

  • y.

    valutarisico het risico van waardedaling van vreemde valuta ten opzichte van de eigen valuta;

  • z.

    vaste schuld schuldtitels met een looptijd van minimaal één jaar en één dag;

  • aa.

    vlottende schuld schuldtitels met een looptijd van maximaal één jaar.

Artikel 2 Doelstellingen treasurystatuut

Algemene doelstelling van het treasurystatuut:

Het treasurystatuut geeft de bestuurlijke infrastructuur voor de uitvoering van de treasuryfunctie. Het omvat de beleidsmatige vaststelling van de uitgangspunten, doelstellingen, de organisatorische en financiële kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie. Het treasurystatuut is een nadere uitwerking van de wettelijke kaders zoals vastgelegd in de wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) en de van deze wet afgeleide uitvoeringsregelingen, waaronder de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (Ruddo).

TREASURYFUNCTIE

Artikel 3 Uitgangspunten Centrale Treasuryfunctie

  • 1. De Centrale Treasury voert haar activiteiten uit uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak door de gemeente Utrecht.

  • 2. Er worden geen leningen aangetrokken om deze tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 3. De gemeente kan middelen uitzetten indien een uitzetting een prudent karakter heeft en niet is gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen of derivaten wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut; het gestelde in de wet Financiering decentrale overheden blijft hierbij onverminderd van toepassing.

Artikel 4 Doelstellingen Centrale Treasuryfunctie

  • 1. Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen zo gunstig mogelijke condities.

  • 2. Het beschermen van gemeentelijke vermogens en (rente)resultaten tegen ongewenste financiële risico's, zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's.

  • 3. Het optimaliseren van financieringskosten op zowel leningen als uitzettingen binnen de wettelijke kaders en binnen de regels van dit statuut.

  • 4. Het controleerbaar en transparant maken van de treasuryfunctie.

  • 5. Het afsluiten en beheren van alle gemeentelijke contracten met betrekking tot bancaire dienstverlening, inclusief financieringsovereenkomsten.

Artikel 5 Taken Centrale Treasuryfunctie

In de centrale treasuryfunctie zijn de volgende taken ondergebracht:

  • 1.

    Het beheren van geldmiddelen, rekening-courantsaldi en andere financiële vermogenswaarden van de gemeente.

  • 2.

    Het beheren van de portefeuille van opgenomen geldleningen en het aantrekken van kort- en langlopende leningen.

  • 3.

    Het uitlenen van geldmiddelen aan andere publiekrechtelijke lichamen en door het college van B&W aan te wijzen bankinstellingen.

  • 4.

    Het aantrekken van geldmiddelen.

  • 5.

    Het beheer van contracten met bankinstellingen met betrekking tot het geldmiddelenbeheer

  • 6.

    Het ondersteunen van de gemeentelijke diensten gericht op het waarborgen en bewaken van een veilige en doelmatige afwikkeling van het betalingsverkeer en het contante geldverkeer

  • 7.

    Het opstellen van de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarstukken.

  • 8.

    Het mede adviseren aan het college, gezamenlijk met dienstdirecteuren, over de het verstrekken van de bij de gemeente gevraagde garanties.

  • 9.

    Het creëren van informatiestromen om de treasuryfunctie controleerbaar en transparant te maken.

Artikel 6 De Centrale Treasurer

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders benoemt de Centrale Treasurer bij afzonderlijk besluit.

  • 2. De Centrale Treasurer is verantwoordelijk voor de sturing en beheersing van de treasuryfunctie binnen de gemeente, voor zover de bevoegdheden aan hem/haar zijn gemandateerd en volmacht is verleend.

  • 3. De functie van Centrale Treasurer is niet verenigbaar met die van directeur, concerncontroller en concernadministrateur

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders legt in de Organisatieregeling vast:

    •       aan welke functionarissen de positie van Centrale Treasurer resp. plaatsvervangend Centrale Treasurer. wordt gekoppeld en

    •          welk mandaat daarbij wordt verleend en hoe daarover verantwoording wordt afgelegd..

    RISICOMANAGEMENT

Artikel 7 Renterisicobeheer

  • 1. De bepalingen met betrekking tot de kasgeldlimiet respectievelijk de renterisiconorm in de wet FIDO worden nageleefd.

  • 2. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 3. Het is toegestaan een (ten opzichte van de wettelijke kasgeldlimiet) overmaat aan kortlopende leningen af te dekken met een derivaat waarbij het renterisico voor langere tijd (minimaal één jaar) wordt afgedekt. Deze combinatie van korte lening (looptijd korter dan één jaar) met een langlopend derivaat (looptijd één jaar en langer) wordt beschouwd als langlopende financiering en belast daarmee de kasgeldlimiet niet

Artikel 8 Koersrisicobeheer

De gemeente beperkt de koersrisico's door -conform artikel 7- de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 9 Kredietrisicobeheer

  • 1. Het uitzetten van gelden en het aangaan van verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten geschiedt slechts bij financiële ondernemingen die: 

    •       gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee internationaal erkende ratingbureaus;

    •       beschikken over een AA-minusrating afgegeven door tenminste twee internationaal erkende ratingbureaus wanneer het gaat om overeenkomsten met een looptijd van minder dan drie maanden;

    •       beschikken over een AAA-rating afgegeven door tenminste twee internationaal erkende ratingbureaus, wanneer het gaat om overeenkomsten met een looptijd van drie maanden en langer.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio geldt van 0 procent.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak wordt de geldende wet- en regelgeving waaronder die inzake staatssteun in acht genomen. Dit houdt tenminste in dat:

    •       een besluit ter zake niet wordt genomen dan nadat de gemeenteraad een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van burgemeester en wethouders (Gemeentewet, Artikel 160);

    •          de richtlijnen van de Europese Commissie worden gevolgd met betrekking tot het berekenen van de toe te passen marktrente.

  • 4. Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak wordt grote terughoudendheid en zorgvuldigheid betracht en worden de daaraan verbonden risico's zoveel mogelijk  beperkt door het vestigen van zakelijke zekerheden, tenzij dit wegens dringende redenen niet mogelijk blijkt.

Artikel 10 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico's door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning met een looptijd tot één jaar, alsmede een meerjarige financieringsprognose met een looptijd van minimaal vier jaar.

Artikel 11 Valutarisico's

Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Europese geldeenheid (Euro).

FINANCIERING

Artikel 12 Financiering

Bij aantrekken van financieringsmiddelen voor een periode van drie maanden en langer worden indien mogelijk offertes bij minimaal drie instellingen opgevraagd alvorens een financieringsovereenkomst wordt afgesloten.

Artikel 13 Uitzetting

Bij het uitzetten van middelen voor een periode van drie maanden en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 7 tot en met 11 genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De gemeente vraagt indien mogelijk offertes op bij minimaal drie instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

CASH-MANAGEMENT

Artikel 14 Betalingsverkeer

Voor het gemeentebrede betalingsverkeer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitsluitend de Centrale Treasury is bevoegd tot het openen van rekeningen.

  • 2.

    De Centrale Treasury treedt op als houder van alle gemeentelijke bankrekeningen.

  • 3.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

  • 4.

    Schriftelijke of elektronische ondertekening van betalingsopdrachten aan banken dient altijd te geschieden door twee daartoe bevoegde functionarissenmet gescheiden verantwoordelijkheden.

Artikel 15 Saldo- en liquiditeitsbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen.

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt -conform artikel 7, eerste lid- de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn krediet in rekening courant, callgeld en kasgeldleningen.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, callgeld en deposito's.

  • 5.

    Bij het uitzetten van gelden korter dan drie maanden zijn de in artikel 9 genoemde bepalingen van toepassing.

  • 6.

    De gemeente vraagt indien mogelijk offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd van minimaal drie maanden en maximaal één jaar.

Artikel 16 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van zo gunstige mogelijke condities voor het afnemen van financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    de Centrale Treasury is bevoegd tot het voeren van zakelijk onderhandelingen met bankinstellingen;

  • 2.

    bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de vijf jaar beoordeeld;

  • 3.

    bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 9;

  • 4.

    financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer en

  • 5.

    tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij het orgaan dat bij wet is aangewezen om toezicht te houden op financiële markten en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

  • 6.

    er wordt gestreefd naar het afnemen van financiële diensten bij bankrelaties, die aantoonbaar maatschappelijk verantwoord en duurzaam bankieren.

Artikel 17 Administratieve organisatie en (interne) controle

  • 1. De Centrale Treasurer is verantwoordelijk voor de administratieve organisatie en interne controle van de centrale treasuryfunctie. De Centrale Treasurer stelt de Administratieve Organisatie van de treasuryfunctie vast en neemt daarbij de richtlijnen in acht met betrekking tot functiescheiding, registraties en verantwoordingsstructuur..

  • 2. Bij de uit te voeren Centrale treasuryactiviteiten is functiescheiding

    doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      de Centrale Treasurer heeft de beschikkende bevoegdheden voor zover de bevoegdheden aan hem zijn gemandateerd en volmacht is verleend;

    • b.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • c.

      de uitvoering en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • d.

      de uitvoering van transacties en de boeking in de financiële administratie geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • e.

      tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

    • f.

      de transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd en geboekt door de financiële administratie.

Artikel 18 Uitvoeringsregeling

In de Organisatieregeling en bijbehorende uitvoeringsregelingen Gemeente Utrecht worden nadere regels vastgesteld over beheer en organisatie van de treasuryfunctie.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt in werking per 1 januari 2005.

Artikel 20 Intrekking

Op het moment van inwerkingtreding van dit treasurystatuut wordt hoofdstuk 6 van de Algemene Beheersverordening 1997 ingetrokken. Daarmee is de gehele Algemene Beheersverordening 1997 ingetrokken.

Artikel 21 Citeertitel

Dit statuut kan worden aangehaald als: Treasurystatuut Gemeente Utrecht.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 13 januari 2005.

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking is geschied op 26 januari 2005.

Dit statuut is in werking getreden op 1 januari 2005.