Regeling vervallen per 29-12-2022

Verordening rekenkamer gemeente Utrecht

Geldend van 02-03-2021 t/m 28-12-2022

Intitulé

Verordening rekenkamer gemeente Utrecht

De raad van de gemeente Utrecht;

Gelezen het voorstel van het Presidium van 11 januari 2021;

Gelet op:

Artikel 108, eerste lid en artikel 149 Gemeentewet, en

Artikel 81a Gemeentewet

besluit vast te stellen de volgende Verordening rekenkamer gemeente Utrecht:

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • CPR: een door de raad op grond van artikel 83 van de Gemeentewet ingestelde commissie, onder de naam Commissie Personeelszorg Raadsfunctionarissen;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

  • commissie: de raadscommissie voor de rekenkamer, in casu de commissie Mens en Samenleving;

  • presidium: het presidium als bedoeld in artikel 3 van het Reglement van Orde gemeenteraad Utrecht;

  • raad: de gemeenteraad van Utrecht;

  • rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Utrecht als bedoeld in artikel 81a van de Gemeentewet;

  • voorzitter: de voorzitter van de rekenkamer;

  • wet: de Gemeentewet;

Artikel 2 Rekenkamer

  • 1. Er is een rekenkamer.

  • 2. De rekenkamer bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden.

  • 3. De leden van de rekenkamer zijn niet ondergeschikt aan enig orgaan.

Artikel 3 Commissie voor de rekenkamer

  • 1. De commissie Mens en Samenleving fungeert als commissie voor de rekenkamer.

  • 2. De adviescommissie Controle en Financiën organiseert met het oog op de optimale benutting van het controle-instrumentarium van de raad tenminste éénmaal per jaar een afstemmingsoverleg met de rekenkamer, de accountant en team audit over onder meer het jaarplan van de rekenkamer als bedoeld in artikel 9 van deze verordening.

  • 3. De CPR onderhoudt namens de raad het contact met de rekenkamer en voert ten minste jaarlijks een gesprek met de voorzitter respectievelijk de voorzitter en de leden van de rekenkamer over het functioneren van de rekenkamer en de uitvoering van haar taken.

Artikel 4 Benoeming leden

  • 1. De raad benoemt de voorzitter en de leden van de rekenkamer op voorstel van het presidium. De selectiecommissie doet een voorstel aan het presidium.

  • 2. De selectiecommissie voor de voorzitter bestaat uit de leden van de CPR, de overige leden van de rekenkamer, bijgestaan door de secretaris van de rekenkamer en de griffier van de raad.

  • 3. De selectiecommissie voor leden van de rekenkamer bestaat uit de voorzitter van de rekenkamer, een daartoe door de CPR aangewezen lid van de CPR, het (de) overige lid(leden) van de rekenkamer en bijgestaan door de secretaris van de rekenkamer.

  • 4. Het presidium doet bij het voorstel een verklaring van elke kandidaat met:

    • a.

      de mededeling dat hij de benoeming als lid zal aanvaarden;

    • b.

      een overzicht van de openbare functies en nevenfuncties die hij bekleedt;

    • c.

      een verklaring om in voorkomende gevallen ook naderhand per omgaande het overzicht van functies en nevenfuncties te actualiseren door dit te melden aan de voorzitter van de rekenkamer en te vermelden op de website van de rekenkamer.

  • 5. Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer overlegt het presidium met de rekenkamer.

  • 6. De benoeming vindt plaats voor een periode van zes jaar, waarna de mogelijkheid bestaat tot een eenmalige herbenoeming voor eenzelfde periode. Bij het vaststellen van de benoemingsperiode wordt rekening gehouden met een rooster van aftreden.

  • 7. De voorzitter van de rekenkamer stelt in overleg met de leden van de rekenkamer een rooster van aftreden vast zodat voorkomen wordt dat meerdere leden van de rekenkamer in één keer zullen aftreden.

  • 8. De rekenkamer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan die bij ontstentenis van de voorzitter diens taken waarneemt.

  • 9. Als de voorzitter door de raad wordt ontslagen of op non-actief wordt gesteld, kan de raad voor de tijdelijke vervanging in de functie van voorzitter een van het achtste lid van dit artikel afwijkende regeling treffen.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

  • 1. Het presidium bericht de raad als een van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert het presidium de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-actief stellen van het desbetreffende lid.

  • 3. Het presidium adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, en artikel 81d, eerste of tweede lid.

Artikel 6 Budget

  • 1. De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid van de wet.

  • 3. De voorzitter doet jaarlijks voor 1 maart – met het oog op het jaar erna – een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 7 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer

Leden van de rekenkamer ontvangen maandelijks een vergoeding voor hun werkzaamheden en een onkostenvergoeding. Voor de voorzitter bedragen de vergoeding en de onkostenvergoeding 80% van de maximale vergoeding en onkostenvergoeding die leden van de raad ontvangen ingevolge artikel 3.1.1 respectievelijk artikel 3.1.6 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Voor de leden die geen voorzitter zijn bedragen de maandelijkse vergoeding en de onkostenvergoeding 40% van de maximale vergoeding en onkostenvergoeding die leden van de raad ontvangen ingevolge artikel 3.1.1 respectievelijk artikel 3.1.6 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 8 Arbeidsovereenkomst en management ambtenaren van de rekenkamer

De ambtelijke rechtspositie, de HUP-030 alsmede toekomstige door de gemeentesecretaris vastgestelde wijzigingen ervan, is op deze ambtenaren van toepassing voor zover deze geen ondergeschiktheid impliceert aan de raad of het college van burgemeester en wethouders. Op grond van de Mandaatregeling B&W en burgemeester gemeente Utrecht is de voorzitter van de rekenkamer bevoegd, namens het college, te besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met ambtenaren van de rekenkamer en oefent daarmee tevens het werkgeverschap uit ten aanzien van de binnen het stafbureau van de rekenkamer werkzame ambtenaren.

Artikel 9 Jaarplan

De rekenkamer stelt jaarlijks een jaarplan met onderzoeksprogramma vast en consulteert voorafgaand de raad over de onderwerpkeuze.

Artikel 10 Verzoek

  • 1. De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek.

  • 2. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

  • 3. Indien de rekenkamer niet beschikt over (voldoende) budget om gehoor te geven aan een verzoek van de raad, zal de rekenkamer met de raad in overleg treden over het verstrekken van budget door de raad.

Artikel 11 Rapportage, terugkoppeling en behandeling

  • 1. De rekenkamer informeert de raad, het college, de algemeen directeur/gemeentesecretaris en het verantwoordelijk management over het instellen van een onderzoek door toezending van het jaarplan en het onderzoeksplan.

  • 2. De rekenkamer stelt de algemeen directeur/gemeentesecretaris en het verantwoordelijk management van de betrokken organisatieonderdelen schriftelijk op de hoogte van het (nog niet gepubliceerde) conceptrapport.

  • 3. De rekenkamer stelt de betrokken organisatieonderdelen in de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk te reageren op het conceptrapport.

  • 4. Na vaststelling door de rekenkamer van het conceptrapport worden conclusies en aanbevelingen door de rekenkamer opgesteld. Het bestuurlijk rapport met conclusies en aanbevelingen wordt aan het college gestuurd voor een schriftelijke reactie binnen drie weken. Het college deelt tenminste mee in zijn bestuurlijke reactie:

    • a.

      welke conclusies en aanbevelingen worden gedeeld;

    • b.

      de motivering indien conclusies en aanbevelingen niet worden gedeeld.

  • 5. Het definitief rapport inclusief een bestuurlijke reactie van het college en een nawoord van de rekenkamer wordt, vergezeld van een raadsvoorstel, aan de raad aangeboden.

  • 6. De wijze van behandeling van rekenkamerrapporten is uitgewerkt in de ‘Spelregel behandeling rekenkamerrapporten en -brieven’, vastgesteld door het presidium van de raad.

  • 7. Inhoudelijke behandeling van het rapport en bijbehorende raadsvoorstel vindt plaats in de raadscommissie, eventueel voorafgegaan door een technische bijeenkomst. Bij de behandeling van het rapport en het raadsvoorstel in de raadscommissie en vervolgens de raad treedt de rekenkamer op in de rol van portefeuillehouder.

  • 8. De rapporten van de rekenkamer en bijbehorende stukken worden in principe binnen drie maanden na ontvangst door de raad, in zijn vergadering behandeld.

  • 9. Het college stelt binnen zes weken na besluitvorming door de raad over de aanbevelingen van de rekenkamer een plan van aanpak op over de implementatie van de raadsbesluiten, tenzij in het betreffende raadsbesluit anders is bepaald. Het plan van aanpak van het college dient systematisch per beslispunt uit het raadsbesluit inzicht te geven in de werkwijze(n), doorlooptijd en de momenten waarop de raad wordt geïnformeerd over de voortgang.

  • 10. Het college rapporteert jaarlijks, bij de jaarstukken, aan de raad over de stand van zaken van de uitvoering van de raadsbesluiten die genomen zijn naar aanleiding van rekenkameronderzoeken. De informatie over verschillende raadsbesluiten dient per beslispunt van een raadsbesluit op een overzichtelijke en uniforme wijze te worden aangeboden. Dit gebeurt zo lang er actief aan de uitvoering van beslispunten van een raadsbesluit wordt gewerkt.

  • 11. De rekenkamer kan besluiten zich over een bepaald onderwerp, veelal in het verlengde van eerder uitgevoerd onderzoek, tot de raad te richten in de vorm van een rekenkamerbrief.

Artikel 12 Uitleg verordening

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van de verordening, beslist het presidium op voorstel van de Rekenkamer.

Artikel 13 Intrekking

De Verordening Rekenkamer Utrecht, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 maart 2018 (Gemeenteblad 2018, nr. 54231), wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking vijf weken na bekendmaking in het Gemeenteblad.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening rekenkamer gemeente Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 januari 2021

De griffier, De burgemeester,

Merel van Hall Sharon A.M. Dijksma