Regeling vervallen per 01-01-2008

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen en precariobelasting 2007, alsmede de bijbehorende tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2007

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen en precariobelasting 2007 alsmede de bijbehorende tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting(raadsbesluit van 9 november 2006)

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van het college van b. en w. d.d. 24 oktober 2006.

BESLUIT:

vast te stellen de

VERORDENING op de heffing en invordering van parkeerbelastingen en precariobelasting 2007 alsmede de bijbehorende tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 (Stb. 459);

  • b.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met dien verstande dat fietsen en bromfietsen niet als voertuig worden beschouwd;

  • c.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig, dat is ingeschreven in het kentekenregister, motorvoertuig, dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 475) aangehouden registers van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van centrale parkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door parkeerapparatuur;

  • h.

    dagkaart: een parkeerkaart, welke na het voldoen van parkeerbelasting op aangifte, bij aanvang van het parkeren afgegeven wordt door parkeerapparatuur en waarmee tegen een gereduceerd tarief tot aan het einde van de betreffende periode waarover parkeerbelasting is verschuldigd, geparkeerd kan worden op de op de parkeerkaart aangegeven parkeerapparatuurplaatsen;

  • i.

    avondkaart: een parkeerkaart, welke na het voldoen van parkeerbelasting op aangifte, bij aanvang van het parkeren, afgegeven wordt door parkeerapparatuur en waarmee tegen een gereduceerd tarief vanaf 19.00 uur tot aan het einde van de betreffende periode waarover parkeerbelasting is verschuldigd, geparkeerd kan worden op de op de parkeerkaart aangegeven parkeerapparatuurplaatsen;

  • j.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 of

    • 2.

      is gelegen binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd of

    • 3.

      van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders;

  • k.

    parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • l.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • m.

    houder gehandicaptenparkeerkaart: de natuurlijke persoon aan wie één van de volgende gehandicaptenparkeerkaarten is verstrekt:

    • 1.

      de landelijke gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders;

    • 2.

      de landelijke gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers;

    • 3.

      de Utrechtse gemeentelijke gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders;

    • 4.

      de Europese gehandicaptenparkeerkaart.

  • n.

    bezoekersvergunning: een vergunning, afgegeven aan een bewoner van een bepaald (deel)rayon ten behoeve van zijn bezoek, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen;

  • o.

    dag: een periode van vierentwintig uren, welke aanvangt om 00.00 uur;

  • p.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • q.

    maand: een aaneengesloten periode van zoveel dagen als de kalendermaand, waarin de ingangsdatum valt, telt;

  • r.

    kwartaal: een aaneengesloten periode van drie maanden, welke begint op 1 januari, 1 april, 1 juli, dan wel 1 oktober;

  • s.

    jaar: een kalenderjaar;

  • t.

    rayon: een gedeelte van de stad waar, ingevolge een aanwijzingsbesluit, betaald moet worden voor het parkeren;

  • u.

    deelrayon: gedeelte van een rayon.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

    • a.

      een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

    • b.

      een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

  • 2. Onder de naam parkeerplaatsengeld wordt geheven de belasting als bedoeld in artikel 228 Gemeentewet, ter zake van het hebben van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, op of boven een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

        • 3.

          De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dat gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

        • 4.

          De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

        • 5.

          Het parkeerplaatsengeld, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, de in artikel 2, tweede lid, bedoelde voorwerpen worden aangetroffen.

Artikel 4 Vrijstelling

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. De in artikel 1, letter m onder 2 genoemde houders komen uitsluitend voor de in het eerste lid genoemde vrijstelling in aanmerking indien de passagierskaart op kenteken is gesteld.

  • 3. De in artikel 1, letter m onder 4 genoemde houders komen uitsluitend voor de in het eerste lid genoemde vrijstelling in aanmerking indien op de gehandicaptenparkeerkaart de letter B (van bestuurder) of de letters B/P (bestuurder/passagier) staat vermeld.

  • 4. De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in het eerste lid met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

  • 3. Het parkeerplaatsengeld, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verschuldigd bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 6 Belastingtarief, belastingtijdvak en maatstaf van de heffing

Het belastingtarief, belastingtijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en de daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 7 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren op parkeer-apparatuurplaatsen, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Het parkeerplaatsengeld, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 4. Een naheffingsaanslag is dadelijk en ineens invorderbaar.

  • 5. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als voldoening op aangifte aangemerkt het inwerking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de gestelde voorschriften.

Artikel 8 Ontheffing van parkeerbelasting

  • 1. Indien de belastingplicht in de loop van een kwartaal aanvangt, is de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, verschuldigd voor zoveel maanden van de voor dat kwartaal verschuldigde belasting als er in dat kwartaal, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het kwartaal eindigt, bestaat voor de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, aanspraak op ontheffing voor zoveel maanden van de voor dat kwartaal verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Deze aanspraak geldt niet voor tijdelijke vergunningen als bedoeld onder artikel 3, derde en vierde lid ,van de vigerende Parkeerplaatsenverordening.

  • 3. Indien als direct gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

  • 4. Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder bedraagt dan EUR 10,00.

Artikel 9 Bevoegdheid tot het aanwijzen van parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag bedragen, ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, EUR 48,00.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 13 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Besluiten die in werking zijn getreden ingevolge de artikelen 9 en 12 van de Verordening parkeerbelastingen 2006, blijven van kracht ingevolge de artikelen 9 en 12 van de Verordening parkeerbelastingen 2007 tot het moment waarop ze door het college van burgemeester en wethouders zijn ingetrokken.

  • 2.

    De Verordening parkeerbelastingen 2006 alsmede de daarbij behorende tarieventabel 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2005 en gewijzigd bij raadsbesluit van 8 december 2005 (Gemeenteblad van Utrecht 2005, nr. 91), worden ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening parkeerbelastingen 2007.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 9 november 2006.

De griffier, De voorzitter,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf

Publicatie is geschied op 22 november 2006.

Deze verordening is in werking getreden op 30 november 2006

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTENBLAD VAN UTRECHT 2006, N R. 47

Tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting 2007 behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2007 zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2006.

De griffier,

Drs. A.A.H. Smits

Tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting 2007

I. Plaats

Voor de toepassing van deze tarieventabel wordt uitgegaan van de hierna omschreven gebieden die worden begrensd door de per gebied genoemde wegen of gedeelten van wegen, deze wegen of gedeelten van wegen daaronder begrepen.

Voor het parkeren als bedoeld in artikel 2 geldt als:

Gebied 1:

Het gebied omsloten door Westplein, Leidseveertunnel, spoorlijn (noordelijke richting), Daalsetunnel, Stadsbuitengracht, Moreelsepark, de denkbeeldige lijn tussen Moreelsepark zuidzijde en Mineurslaan, Mineurslaan, Veemarktplein en Croeselaan tot aan Westplein.

Gebied 2

Het gebied omsloten door de buitengrens van gebied 1, spoorlijn (noordelijke richting), Amster-damsestraatweg, Bethlehemweg (zelf niet inbegrepen), Stroomstraat, Oudenoord, David van Mollemstraat, Draaiweg, Willem Arntszkade, Willem van Noortplein (met uitzondering van huisnrs. 10 t/m 14 en 15 t/m 19 bis), Van Swindenstraat tot en met huisnr. 59, denkbeeldige lijn zuidwaarts naar Biltsche Grift, Biltsche Grift, Biltstraat (zelf niet inbegrepen), spoorlijn (zuidelijke richting), Burgemeester Reigerstraat, Wilhelminapark (gedeelte tussen huisnummers 27 t/m 64), Julianalaan, denkbeeldige lijn zuidwaarts naar Minstroom, Minstroom tot aan spoorlijn, Abstederdijk (inclusief Abstederhof huisnrs. 1 t/m 9 en 10 t/m 18), Kromme Rijn, Eendstraat, Gansstraat, Laan van Soestbergen, spoorlijn (westelijke richting), Bleekstraat, Vondellaan (zelf niet inbegrepen), Balijelaan (alleen zijde met oneven huisnummers), Merwedekanaal, Billitonkade, Van Koetsveldstraat, Cremerplein en spoorlijn (oostelijke richting).

Gebied 3

Het gedeelte van de gemeente niet behorende tot gebied 1 en gebied 2.

II. Tarief en tijdseenheid

A Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt

  • 1.

    op parkeerapparatuurplaatsen per uur, met een minimale inworp voor gebied 1 van EUR 0,50 en voor gebied 2 en gebied 3 van EUR 0,20, voor:

  • a.

    Gebied 1 EUR 3,85

  • b.

    Gebied 2 EUR 2,30

  • c.

    Gebied 3 EUR 2,10

  • 2.

    voor de dagkaart als omschreven in artikel 1 onder h:

  • a.

    Gebied 1 EUR 26,70

  • b.

    Gebied 2 EUR 16,10

  • c.

    Gebied 3 EUR 14,70

  • 3.

    voor de avondkaart als omschreven in artikel 1 onder i:

  • a.

    Gebied 1 EUR 13,50

  • b.

    Gebied 2 EUR 5,50

B Het tarief als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt

  • 1.

    voor gebied 1, per maand, voor een:

  • a.

    vergunning voor de parkeerapparatuurplaatsen aan bewoners afgegeven op kenteken en geldig in een deel van een rayon EUR 16,45

  • b.

    vergunning voor de belanghebbendenplaatsen aan bewoners afgegeven op kenteken en geldig in een deel van een rayon EUR 16,45

  • c.

    vergunning voor de parkeerapparatuurplaatsen aan bedrijven afgegeven op naam en geldig in een geheel rayon EUR 49,35

  • d.

    vergunning voor de belanghebbendenplaatsen aan bedrijven afgegeven op naam en geldig in een geheel rayon EUR 49,35

  • e.

    vergunning voor de belanghebbendenplaatsen aan bedrijven afgegeven op naam en geldig in een deel van een rayon, alsmede voor de parkeerapparatuur- plaatsen in het gehele daarmee corresponderende gebied EUR 49,35

  • 2.

    voor gebied 2, per maand, voor een:

  • a.

    vergunning voor de parkeerapparatuurplaatsen aan bewoners afgegeven op kenteken en geldig in een deel van een rayon EUR 4,90

  • b.

    vergunning voor de parkeerapparatuurplaatsen aan bedrijven afgegeven op naam en geldig in een geheel rayon EUR 24,50

  • 3.

    voor gebied 3, per maand, voor een:

  • a.

    vergunning voor de parkeerapparatuurplaatsen aan bewoners afgegeven op kenteken en geldig in een deel van een rayon EUR 4,90

  • b.

    vergunning voor de parkeerapparatuurplaatsen aan bedrijven afgegeven op naam en geldig in een geheel rayon EUR 24,50

  • 4.

    voor gebied 1, per maand, voor een:

  • a.

    vergunning voor de belanghebbendenplaatsen aan marktstandplaatshouders afgegeven op naam en geldig in een deel van het rayon EUR 8,22

  • b.

    vergunning voor de parkeerapparatuurplaatsen aan marktstandplaatshouders afgegeven op naam en geldig in een deel van het rayon EUR 8,22

  • 5.

    voor een bezoekersvergunning*:

  • a.

    voor gebied 1: per uur EUR 1,44 met een maximum per chipkaart per kwartaal van EUR 100,80

  • b.

    voor gebied 2: per uur EUR 0,86 met een maximum per chipkaart per kwartaal van EUR 60,20

  • c.

    voor gebied 3: per uur EUR 0,79 met een maximum per chipkaart per kwartaal van EUR 55,30

* De kosten voor de heroplaadbare chipkaart bedragen EUR 6,10

  • 6.

    voor bedrijven die een voertuig gebruiken bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen in één van de rayons moet worden geparkeerd:

  • a.

    voor gebied 1, per dag tussen 8.00 uur en 18.00 uur EUR 21,20

  • b.

    voor gebied 2, per dag tussen 9.00 uur en 18.00 uur EUR 10,35

  • c.

    voor gebied 3, per dag tussen 9.00 uur en 18.00 uur EUR 9,45

  • 7.

    a. voor bedrijven op de parkeerapparatuurplaatsen in gebied 1, gebied 2 en gebied 3 ten behoeve van een eigen en direct parkeerbelang van tijdelijke duur:

  • a.

    per dag EUR 34,65

  • b.

    per week EUR 155,95

  • c.

    per maand EUR 467,80

  • d.

    per kwartaal EUR 1.052,50

  • e.

    per jaar EUR 3.157,50

  • b.

    op de belanghebbendenplaatsen in gebied 1 ten behoeve van een eigen en direct parkeerbelang van tijdelijke duur: per dag EUR 36,80

  • 8.

    voor parkeren:

  • a.

    op voor voetgangers bestemde weggedeelten, met ontheffing van het bepaalde in artikel 62 van het RVV 1990, voor zover het betreft de borden van bijlage 1 RVV 1990, voor bedrijven die een voertuig gebruiken bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie moet worden geparkeerd, per dag EUR 21,20

  • b.

    in het voetgangersgebied, met ontheffing van het bepaalde in artikel 10 van het RVV 1990, voor zover het betreft de borden van bijlage 1 RVV 1990, voor bedrijven die een voertuig gebruiken bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie moet |worden geparkeerd, per dag EUR 21,20

C Het parkeerplaatsengeld als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt

voor het afzetten van een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats

dan wel het gebruik maken van een parkeerapparatuurplaats of belanghebbenden-

plaats met een voorwerp, niet zijnde een voertuig

  • 1.

    voor gebied 1

  • a.

    per dag EUR 13,50

  • b.

    per week EUR 59,30

  • c.

    per maand EUR 178,60

  • d.

    per kwartaal EUR 402,40

  • e.

    per jaar EUR 1.208,30

  • 2.

    voor gebied 2

  • a.

    per dag EUR 10,65

  • b.

    per week EUR 46,90

  • c.

    per maand EUR 141,15

  • d.

    per kwartaal EUR 318,60

  • e.

    per jaar EUR 955,85

  • 3.

    voor gebied 3

  • a.

    per dag EUR 10,65

  • b.

    per week EUR 46,90

  • c.

    per maand EUR 141,15

  • d.

    per kwartaal EUR 318,60

  • e.

    per jaar EUR 955,85