Regeling vervallen per 17-05-2017

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 september 2012, nr. 80BD8601, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling provincie Utrecht).

Geldend van 23-01-2015 t/m 16-05-2017

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 september 2012, nr. 80BD8601, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling provincie Utrecht).

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 september 2012, nr. 80BD8601, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling provincie Utrecht).

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op artikel 30 (Bouwen, wonen en stedelijke vernieuwing) en artikel 4 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;

Overwegende dat vitale dorpen en steden een belangrijke pijler zijn binnen de  ruimtelijke ontwikkeling in de Provincie Utrecht waar binnenstedelijke ontwikkeling een belangrijke bijdrage aanlevert, maar dat tegelijkertijd de voortgang en kwaliteit van deze binnenstedelijke ontwikkeling onder druk staat en de woningmarkt de afgelopen jaren structureel veranderd is, is het wenselijk dat vanuit de provinciale rol een financiële bijdrage wordt geleverd aan de verbetering danwel het behoud van vitale dorpen en steden.

Besluiten de volgende uitvoeringsverordening vast te stellen

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Actieplan: Actieplan Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling 2012-2015, behorend bij de kadernota Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling, zoals vastgesteld door provinciale staten op 26 maart 2012;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;

  • c.

    College: College van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;

  • d.

    Kadernota: Kadernota Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling 2012-2025, zoals vastgesteld door provinciale staten op 26 maart 2012;

  • e.

    Prs: Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028;

  • f.

    Voorkeursvolgorde: op de ladder duurzame verstedelijking van het rijk gebaseerde volgorde voor stedelijke ontwikkelingen.

Artikel 2 Criteria

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten binnen het grondgebied van de provincie Utrecht zoals bedoeld in artikel 30 van de Asv die gericht zijn op het realiseren van de ambities en opgaven zoals beschreven in de Kadernota Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling met bijbehorend Actieplan en passen binnen de daarin gestelde randvoorwaarden.

  • 2 Hieruit voortvloeiend leveren de activiteiten een bijdrage aan één of meerdere van de volgende ambities:

    • a)

      een betere afstemming van vraag en aanbod woning en woonomgeving;

    • b)

      efficiënt ruimtegebruik;

    • c)

      een toekomstbestendige binnenstedelijke kwaliteit.

  • 3 De activiteiten zijn specifiek gericht op een of meerdere van de volgende, aan het Actieplan gekoppelde, thema´s:

    • a)

      op de vraag afgestemde toevoeging van woningen aan de woningvoorraad;

    • b)

      transformatie van leegstaande (kantoor)gebouwen naar woningen;

    • c)

      behouden of vergroten duurzame binnenstedelijke kwaliteit;

    • d)

      optimaal gebruik van binnenstedelijke ruimte door meervoudig; ruimtegebruik en/of gebruik (tijdelijk) onbenutte gebieden;

    • e)

      vernieuwende vormen van opdrachtgeverschap;

    • f)

      flexibiliseren van woonconcepten en ruimte voor specifieke doelgroepen;

    • g)

      of een ander, niet expliciet beschreven thema, dat bijdraagt aan de in lid 2 genoemde ambities.

  • 4 Om voor een bijdrage in aanmerking te komen moeten de activiteiten daarnaast aan de volgende criteria voldoen:

    • a)

      de gevraagde provinciale rol heeft een aantoonbare meerwaarde voor het project;

    • b)

      er zijn geen ruimtelijke belemmeringen in de PRS voor de uitvoering van het project;

    • c)

      de voorkeursvolgorde uit de PRS is, indien relevant, in acht genomen;

    • d)

      voor projecten die vragen om een substantiële bijdrage moet een sluitende businesscase overlegd worden waaruit naast haalbaarheid en marktpotentie zowel de financiële als de maatschappelijke kosten en baten aan de orde komen en de mate waarin het project specifiek bijdraagt aan de doelen en criteria zoals bedoeld in artikel 2 worden beschreven.

  • 5 Daarnaast voldoen de activiteiten zoveel mogelijk aan de volgende criteria:

    • a)

      er is zicht op marktpotentie, haalbaarheid en uitvoerbaarheid binnen een, in overleg te bepalen, redelijke termijn;

    • b)

      de activiteit draagt substantieel bij aan de realisatie van de totale binnenstedelijke (woningbouw)opgave in de betreffende gemeente;

    • c)

      het project heeft een strategisch belang binnen een in regionaal verband afgestemde prioritering;

    • d)

      de activiteit heeft een integraal karakter heeft waar binnenstedelijke ontwikkeling om vraagt;

    • e)

      de activiteit is innovatief van aard en heeft voldoende potentie om tot een grote uitrol te leiden of op andere wijze een voorbeeldfunctie te vervullen;

    • f)

      de activiteit speelt in op de structureel gewijzigde situatie op de woningmarkt.

Artikel 3 Vorm

Subsidie kan onder meer worden verstrekt in de vorm van:

  • -

    rentekorting;

  • -

    garantstelling;

  • -

    een (renteloze) lening;

  • -

    inzet van langdurige externe deskundigheid bij gemeenten (gedurende maximaal 12 maanden)

  • -

    een storting in een door de provincie Utrecht of door derden op te richten fonds.

Artikel 4 Aanvraag

Aanvragen kunnen het gehele kalenderjaar worden ingediend, gedurende de looptijd van het bij de Kadernota Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling behorend Actieplan (2012-2015).

Artikel 5 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 10 van de Asv, gelden de volgende weigeringsgronden: Subsidie kan worden geweigerd indien:

  • a)

    de activiteit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende bijdraagt aan de doelen en ambities zoals geformuleerd in de Kadernota Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling;

  • b)

    projecten van gelijke aard met een vergelijkbare doelstelling in het voorgaande kalenderjaar reeds een bijdrage hebben ontvangen;

  • c)

    indien de gemeente geen medewerking wenst te verlenen aan de realisatie van het project.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

Voor de inzet van langdurige externe deskundigheid bij gemeenten geldt een maximum van 50% van de daadwerkelijke kosten.

Artikel 7 Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 11.500.000,- voor de looptijd van het bij de Kadernota Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling behorend Actieplan, zijnde 31 december 2015.

Artikel 8 Subsidieverlening

  • 1 Subsidie, in ieder geval wanneer deze wordt verleend in de vorm van een geldlening of garantstelling, wordt verleend onder de voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt.

  • 2 In de subsidiebeschikking en de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen.

Artikel 9 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger dient:

  • 1.

    de opgedane ervaringen en kennis op verzoek van de provincie Utrecht te delen, binnen de grenzen van het redelijke;

  • 2.

    de provincie Utrecht toe te staan in overleg publicitair gebruik te maken van de met de activiteit behaalde resultaten.

Artikel 10 Europese regelgeving

  • 1 Voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een woningcorporatie wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting.

  • 2 Voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EG) 1998/2006, PbEU 2006, L379/5, betreffende de-minimissteun.

Paragraaf 2 Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsverordening subsidie Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 18 september 2012. Ondertekening R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H. GOEDHART, secretaris Uitgegeven 18 september 2012 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris
 

Toelichting Algemeen Deze uitvoeringsverordening vormt de juridische basis voor de uitvoering van de Kadernota Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling (WBO) en bijbehorend Actieplan. De Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) schept de ruimtelijke kaders voor de ontwikkeling van onze provincie. Daarop aansluitend geeft de Kadernota WBO invulling aan de provinciale aanpak bij wonen en binnenstedelijke ontwikkeling. Deze aanpak is verder geconcretiseerd in Actieplannen die een kortere looptijd hebben en per coalitieperiode worden opgesteld. Actieplannen zijn dynamische programma’s en zetten, binnen de lijnen van de Kadernota, in op flexibiliteit en maatwerk. De opzet van deze uitvoeringsverordening volgt ook deze werkwijze. Het is een uitvoeringsverordening op hoofdlijnen om zo op basis van maatwerk het beschikbare budget zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten. Toelichting artikelgewijs Artikel 2 Criteria Lid 2 De provincie werkt aan vitale dorpen en steden met een integrale benadering van werken, mobiliteit, recreatie en wonen. Dit doen wij aan de hand van de volgende ambities met onderliggende opgaven: Ambitie 1: Betere afstemming van vraag en aanbod woning en woonomgeving om een aantrekkelijke provincie te blijven 1. Aanjagen op vraag afgestemd aanbod (aanbod dat aansluit bij de kwantitatieve en kwalitatieve vraag ) 2. Stimuleren opnamevermogen (activeren doorstroming d.m.v. financieringsconstructies, stimuleren consumentenvertrouwen op zowel particulier als maatschappelijk niveau) 3. Activeren ketenpartijen (benadrukken gezamenlijke verantwoordelijkheid, bevorderen nieuwe samenwerkingsvormen) Ambitie 2: Efficiënt ruimtegebruik om de beperkte binnenstedelijke ruimte optimaal te gebruiken 4. Terugbrengen van structurele leegstand kantoren (zowel op object- als gebiedsniveau) 5. Stimuleren tijdelijk gebruik niet (volledig) benutte gebieden 6. Stimuleren van meervoudig ruimtegebruik Ambitie 3: Toekomstbestendige binnenstedelijke kwaliteit voor een binnenstedelijke ontwikkeling met aandacht voor woning en woonomgeving 7. Ondersteunen ambities van ketenpartijen voor woning en woonomgeving (zowel op project- als gebiedsniveau) 8. Stimuleren kwalitatieve opgave woning/woonomgeving (op regionaal niveau) Lid 4 sub a De provincie wil met middelen die beschikbaar zijn voor binnenstedelijke ontwikkeling zichtbaar het verschil kunnen maken met haar bijdrage. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat subsidies die het laatste zetje geven om tot realisatie te komen het meest efficiënt zijn. De aantoonbare meerwaarde van de provinciale bijdrage zit er bij dergelijke gevallen in het wel of niet doorgaan van het project. In alle gevallen moet aangetoond kunnen worden wat de gevolgen zijn van het wel of niet ontvangen van een bijdrage; wat gaat er mis indien de provincie geen partij wordt in de activiteiten? sub c In de PRS is een voorkeursvolgorde opgenomen voor voorgenomen verstedelijking, mede gebaseerd op de ladder duurzame verstedelijking van het rijk. Concreet houdt dit in de volgende voorkeursvolgorde in voor stedelijke ontwikkelingen: eerst de mogelijkheden van herstructurering of transformatie, dan de mogelijkheden in de nabijheid van halten en knopen van het OV-netwerk, dan de overige mogelijkheden in het stedelijk gebied (binnen de rode contouren), en als laatste uitbreiding. sub d Of een bijdrage substantieel is wordt bepaald door een afweging van een aantal factoren. Zo worden de absolute hoogte van de gevraagde subsidie, het percentage dat de gevraagde subsidie vormt van de totale kosten van het project, het percentage dat de gevraagde subsidie vormt van het totale beschikbare programmabudget en de mate waarin het project bijdraagt aan het behalen van de programma doelen worden ten opzichte van elkaar bekeken. Lid 5 sub b Of een project substantiële toevoeging van woningen realiseert, is met name afhankelijk van de grootte van de betreffende gemeente. Het aantal woningen dat een project toevoegt aan de woningvoorraad wordt daarom altijd bekeken in het bredere verband van de totale gemeentelijke opgave en de context van de lokatie. sub c De provincie stimuleert en ondersteunt dat gemeenten in regionaal verband hun woningbouwprogramma afstemmen. Hieruit kan voortvloeien dat bepaalde projecten een sleutelfunctie vervullen bij het realiseren van de regionale opgave en door de regionale partijen als strategisch worden benoemd. Deze projecten verdienen de voorkeur. sub d Binnenstedelijke ontwikkeling beslaat naast wonen veel verschillende terreinen. Wanneer het gaat om het behouden dan wel realiseren een aantrekkelijke, duurzame een leefbare werk- en woonomgeving zijn ook zaken als bereikbaarheid, voorzieningen en ruimte voor groen en recreatie van groot belang. Projecten die deze integrale benadering hanteren verdienen de voorkeur. sub f Het is een breed gedeelde opvatting dat de woningmarkt structureel aan het veranderen is. Projecten die inspelen op bijvoorbeeld de veranderende kwalitatieve vraag, vernieuwing in de bouwketen of nieuwe financieringsconstructies verdienen de voorkeur. Artikel 3 Vorm In dit artikel zijn instrumenten opgenomen die, op basis van eerdere ervaringen, succesvol kunnen zijn om projecten te ondersteunen. De uitgangspunten van de Kadernota en het Actieplan zijn echter maatwerk en flexibiliteit, en zodoende is de lijst met instrumenten onder artikel 3 niet uitputtend. De wijze waarop de ondersteuning en de inzet van middelen plaatsvindt wordt bepaald op basis van dialoog met de partijen die verzoeken om ondersteuning. De typen instrumenten met voorwaarden worden niet vooraf bepaald, maar per geval wordt gekeken welke type instrument voor het specifieke probleem het meest efficiënt is. Hieruit vloeit voort dat met de subsidieontvangers doorgaans, gekoppeld aan de beschikking, een uitvoeringsovereenkomst gesloten zal worden. Hierin worden de specifieke voorwaarden en de wederzijdse resultaatverplichtingen behorend bij de bijdrage opgenomen. Artikel 4 Aanvraag Vanuit het oogpunt van flexibiliteit en maatwerk kunnen aanvragen gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend. Hierdoor kan een bijdrage worden toegekend op het moment dat dit het meest efficiënt is voor het project en het grootste effect wordt bereikt. Omdat de wijze van ondersteuning bepaald wordt op basis van een dialoog tussen aanvrager en provincie, kunnen schriftelijke aanvragen enkel worden ingediend na een mondelinge intake. Tijdens dit gesprek worden de doelstelling, het tijdspad en de te bereiken resultaten van het project besproken tussen potentiële aanvrager en de provincie Utrecht. Samen wordt bekeken in hoeverre de mogelijke aanvraag voldoet aan de criteria in artikel 2 en welke potentie een mogelijke aanvraag heeft. Na deze mondelinge intake heeft de potentiële aanvrager een helder beeld over de kansrijkheid van provinciale ondersteuning van het project, en kan desgewenst een officiële schriftelijke aanvraag indienen. Artikel 6 Hoogte van de subsidie Voor alle overige vormen van subsidie wordt per aanvraag op basis van maatwerk bekeken wat de maximale hoogte van het bedrag is. Artikel 7 Subsidieplafond Er is gekozen voor een programmabudget zonder specifieke verdeling over de verschillende ambities. Dit om te beschikken over maximale flexibiliteit om in te kunnen spelen op actuele situaties en om per project maatwerk te kunnen toepassen. Gedeputeerde staten kunnen op een later tijdstip besluiten het budget, binnen de gestelde ambities in de Kadernota Wonen en Binnenstedelijke Ontwikkeling, alsnog te verdelen in aparte deelplafonds voor de verschillende opgaven.