Regeling vervallen per 18-11-2017

Besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 24 juni 2014, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (Mandaatbesluit RUD Utrecht provincie Utrecht)

Geldend van 04-07-2014 t/m 17-11-2017

Intitulé

Besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 24 juni 2014, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (Mandaatbesluit RUD Utrecht provincie Utrecht)

Besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (Mandaatbesluit RUD Utrecht provincie Utrecht)

Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht

Overwegende dat: - de RUD Utrecht per 1 juli 2014 start met haar taakuitvoering; - de Gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.0 op 1 januari 2014 in werking is getreden met daarin de grondslag voor nadere regelgeving in het kader van mandaat, volmacht en machtiging; - dit mandaatbesluit van toepassing is op de door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.0 verleende mandaten; - Het algemeen bestuur en de directeur van RUD Utrecht 2.0 hebben ingestemd met mandaatverlening door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.0 aan RUD Utrecht 2.0;

Gelet op; - afdeling 10,1.1 van de Algemene wet bestuursrecht; - de Provinciewet; - de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de wet- en regelgeving als genoemd in de bijlage bij dit besluit; - artikel 2lid3, artikel 18 en artikel 19 lid 3 van de Gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2.O;

Besluit: vast te stellen navolgend Mandaatbesluit RUD Utrecht provincie Utrecht.

Artikel 1: Definities

De in artikel l van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht 2,0 opgenomen definities zijn van toepassing op dit besluit. Daarnaast wordt in dit besluit verstaan onder:

  • 1.

    directeur: de directeur van de Regionale uitvoeringsdienst, bedoeld in artikel 27 van de regeling;

  • 2.

    college: het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;

  • 3.

    dienstverlenings- overeenkomst: de overeenkomst als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de regeling;

  • 4.

    provincie: de provincie Utrecht;

  • 5.

    schriftelijk: ten behoeve van dit besluit wordt daaronder mede verstaan per e-mail en per fax.

Artikel 2: Mandaat en ondermandaat

  • 1 Het college verleent aan de directeur mandaat voor de bevoegdheden genoemd in de bijlage.

  • 2 Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, behelst niet de bevoegdheden die in de bijlage uitdrukkelijk zijn uitgezonderd.

  • 3 Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, behelst niet de bevoegdheid tot besluiten tot de intrekking van een vergunning overeenkomstig artikel 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 4 Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, behelst niet de bevoegdheid tot beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5 De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, in ondermandaat opdragen aan personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de bijlage uitdrukkelijk is uitgesloten.

Artikel 3: Uitsluiting BRZO- en RIE 4-inrichtingen

Het mandaatbesluit geldt niet ten aanzien van bevoegdheden die betrekking hebben op vergunningverlening, toezicht en handhaving van de BRZO- en RIE 4-inrichtingen.

Artikel 4: Voorschriften

  • 1 Bij de uitoefening van een mandaat wordt het daaromtrent gestelde bij of krachtens wettelijke regelingen, besluiten, verordeningen, circulaires, aanwijzingen, richtlijnen, beleidsregels van het Rijk en het college betrokken dan wel, indien dat in een van de genoemde regels is bepaald, in acht genomen, conform de algemene en specifieke instructies en financiële afspraken die gelden op grond van de regeling voor de uitoefening van de betreffende taak.

  • 2 Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, past de algemene dan wel specifieke instructies, bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht, van het college toe.

  • 3 Het college zorgt ervoor dat de directeur over de informatie beschikt die noodzakelijk is conform het eerste lid. De directeur zorgt ervoor dat de personen aan wie hij ondermandaatverleent eveneens kunnen beschikken over de informatie, bedoeld in de eerste volzin.

  • 4 Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Regionale uitvoeringsdienst uitvoert.

  • 5 De directeur treedt in overleg met het college indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de kaders of beleid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5: lnformatieplicht

  • 1 De directeur informeert het college periodiek over ingekomen aanvragen en verzoekschriften en over de resultaten van de controles van de Regionale uitvoeringsdienst, die betrekking hebben op gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in artikel 2.

  • 2 Het college maakt binnen tien dagen na ontvangst van informatie, bedoeld in het eerste lid, kenbaar of nader overleg gewenst is.

  • 3 Onverminderd het eerste lid informeert een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend het college schriftelijk bij de toepassing van de procedures, bedoeld in afdeling 3.4, artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4 Onverminderd het eerste en derde lid heeft een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend een voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college gelet op de inhoud van het besluit, de geadresseerde of de politieke gevoelens in Provinciale Staten of de samenleving naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de Provincie aansprakelijk wordt gesteld of anderszins in rechte wordt aangesproken. ln de gevallen, bedoeld in de vorige volzin, verschaft de directeur de benodigde ínformatie en voert overleg met het college alvorens de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, uit te oefenen.

  • 5 De directeur en het college overleggen regelmatig over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de bij of krachtens dit besluit in mandaat te nemen dan wel genomen besluiten.

  • 6 Periodiek wordt door de directeur in samenspraak met de colleges en gedeputeerde staten de mandaatverlening en de informatieverstrekking geëvalueerd waarover aan het dagelijkse bestuur wordt gerapporteerd.

Artikel 6: Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijk gesteld de verlening van:

  • a.

    volmacht om in naam van het college privaatrechtelijke handelingen te verrichten;

  • b.

    machtiging om in naam van het college handelingen te verrichten die een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 7 Verslaglegging

De directeur draagt zorg voor periodieke verslaglegging van de door hem in mandaat genomen besluiten via de reguliere planningscyclus en control cyclus, een en ander in overleg met de mandaatgevers. De verslaglegging wordt ter kennisneming aan het ter zake bevoegd bestuursorgaan gezonden.

Artikel 8: Ondertekening

  • 1 De bevoegdheid om in mandaat beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens de mandaatgever,

  • 2 De stukken en besluiten die in mandaat zijn genomen worden door de RUD Utrecht als volgt ondertekend:

    Namens Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht

    (naam)

    Directeur RUD Utrecht

  • 3 lngeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het hiervoor bepaalde ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de gemandateerde medewerker in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de eerst gemandateerde, wordt geplaatst.

Artikel 9: Bekendmaking en inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de dag waarop het is bekendgemaakt.

Artikel 10: Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: mandaatbesluit RUD Utrecht provincie Utrecht

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten op 24 juni 2014
Namens Gedeputeerde Staten
de secretaris
de Commissaris van de Koning
 

Bijlage 1: Mandatenlijst

Blauw: Mandaten voor combi Basis- en Plustaken Groen: Mandaten voor Basistaken Oranje: Mandaten voor Plustaken

Mandaatlijst Provincie Utrecht – Ruim Mandaat

Kolom Blauw

Bevoegdheden/Besluiten

Voorwaarden en reikwijdte (Instructies)

Opmerking

A01

Besluiten inzake bestuursrechtelijke procedures

Omvat: Advisering Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer in opdracht van het college.

 

A02

Besluiten op grond van: a.  art. 4:5 en 4:6 Awb (vereenvoudigde wijze van afdoen en afdoen herhaalde aanvraag); b.  afdeling 4.1.3 Awb (opschorten beslistermijn); c.  art. 4:15, 4:17 en 4:18 Awb (besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen); d.  titel 4.4 Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) m.u.v. afdeling 4.4.4 Awb (aanmaning en invordering bij dwangbevel); e.  art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak).

 

 

A03

De voorbereiding van besluiten met gebruikmaking van Afdeling 3.4 Awb, Afdeling 3.6 Awb en Titel 4.1 Awb

 

 

A04

Behandelen van correspondentie van uitsluitend uitvoerende en/of informatieve aard betrekking hebbende op de gemandateerde bevoegdheden.

 

 

A05

 Machtiging om Gedeputeerde Staten door medewerkers of externe adviseurs te laten vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures in bezwaar en beroep.

 

 

A06

vervallen

 

 

A07

Besluiten op een verzoek om (milieu)informatie op grond van de Wob.

De Wob verzoeken worden standaard als politiek gevoelig afgehandeld. Dit wil zeggen dat in overleg met de Provincie Utrecht wordt besloten wie en hoe het verzoek wordt afgehandeld.

De directeur kan hiermee dus ook WOB besluiten gericht aan het college afhandelen. 

A08

 Aanbesteden werken, leveringen en diensten.

 

Per individuele deelnemer uit te werken

Kolom Groen

Bevoegdheden/Besluiten

Voorwaarden en reikwijdte (Instructies)

Opmerking

 

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

 

 

V01

Alle besluiten en voorbereidings- en uitvoeringshandelingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij of krachtens uitvoeringsregelingen voor zover opgedragen aan het college. Alle besluiten en voorbereidings- en uitvoeringshandelingen in het kader van het Bouwbesluit 2012 voor zover opgedragen aan het college.  

Betreft: - Procedurestappen - Ontwerpbesluit - Besluit

Geldt niet voor besluiten op grond van: - art. 3.1 Bor of indien anderszins sprake is van een provinciaal ruimtelijke belang  

De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het belang van de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Utrecht vallen overeenkomstig artikel 2 van de gemeenschappelijke regeling; een en ander als bedoeld in artikel 31 van de Gemeenschappelijke regeling.

V02

Het afgeven van een wettelijk advies op grond van art. 2.26, Wabo;

Betreft: a. opstellen en afgeven van één of meer wettelijk verplichte adviezen aan het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning, behoudens als het wettelijk verplicht advies uitsluitend betrekking heeft op een provinciale weg. b. verzoek aan de gemeente tot wijziging of intrekking van een door de gemeente afgegeven omgevingsvergunning voor zover dit verzoek betrekking heeft op één of meerdere provinciale taken, behoudens als deze taak uitsluitend betrekking heeft op het provinciale wegbeheer.

Het kan een positief of een negatief advies zijn De wettelijke verplichting in het kader van milieu een vvgb te vragen aan de provincie is vervallen. De gemeente zal haar bevoegdheid een vvgb te verlenen voor strijdig gebruik bestemmingsplannen niet mogen/willen mandateren.  

V03

Uitbrengen advies met het oog op de samenhang tussen de omgevingsvergunning en de vergunning o.g.v. de Waterwet (art. 6.27).

 

 

V04

Het nemen van besluiten over, op grond van vergunningvoorschriften, te overleggen meldingen, rapportages e.d.

 

 

 

Wet milieubeheer

 

 

V05

Alle besluiten, voorbereidings- en uitvoeringshandelingen in het kader van de Wet milieubeheer en bij of krachtens uitvoeringsregelingen voor zover opgedragen aan het college.

Betreft: - procedurestappen - ontwerpbesluit of conceptbesluit - besluit - uitbrengen van advies - verstrekken van gegevens

De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die vallen onder de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Utrecht overeenkomstig artikel 19

V06

Het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 17 Wm inzake maatregelen bij ongewoon voorval  

Voor zover er sprake is van een situatie dat terstond ingrijpen noodzakelijk is om onomkeerbare schade of gevaar te voorkomen aan het milieu

 In de praktijk is bijna altijd gelegenheid voor telefonische consultatie

V07

Besluiten en of handelingen in het kader van de Milieu-effectrapportage (Hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer).

Betreft: - procedurestappen - advies reikwijdte en detailniveau MER - besluit MER-beoordeling - aanvaardbaarheidsverklaring (op grond van overgangsregels}

 

V08

Besluiten inzake maatwerkvoorschriften op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.

 

 

V09

Besluiten op grond van het Besluit stortplaatsen en stortverboden Afvalstoffen.

Betreft het verlenen van ontheffing voor bepaalde afvalstoffen

 

V10

Besluiten en handelingen op grond van het Vuurwerkbesluit

Betreft: - het afgeven of weigeren ontbrandingstoestemmingen - Opvragen van verklaringen van geen bezwaar burgemeester en opvragen van adviezen bij andere organisaties - Accepteren van meldingen

 

Kolom Oranje

Wet Luchtvaart

 

 

 V11

Besluiten en/of handelingen bij of krachtens de Wet luchtvaart en de Luchtvaart Verordening Utrecht inzake: - de voorbereiding van besluiten op een aanvraag om dan wel een (ambtshalve) wijziging of een omzetting van een luchthavenbesluit en een luchthavenregeling - inzake de verlening of weigering van ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik ogv art. 8a.51 van de Wet luchtvaart  

Betreft: - Procedurestappen (luchthavenbesluiten en –regelingen en TUG-ontheffing) - Ontwerpbesluiten (luchthavenbesluiten en –regelingen) Omvat mede: - Vaststellen aanvraagformulier - overleg met de burgemeester (art. 35 Regeling tijdelijk gebruik luchthavens en andere terreinen; - goedkeuring formatrapportages luchthavenbesluiten en – regelingen; - aanvraag bij min. IenM voor verklaring veilig gebruik luchtruim (art. 8.49 Wet luchtvaart).

 

 V12

Besluiten en handelingen ten behoeve van het luchthavenbesluit: - art. 8.47 juncto art. 8.9, derde lid (verlenen verklaring van geen bezwaar) - art. 8.47 juncto art. 8.12, derde lid (verlenen ontheffing bij verbod tot oprichten of plaatsen objecten ism luchthavenbesluit

 

 

 V13

Geven van advies over vaststelling luchtverkeersroutes en procedures aan ministerie ingevolge art. 8.50, eerste lid

 

 

 V14

Jaarlijks verslag uitbrengen aan provinciale staten over milieu-aspecten en externe veiligheidsaspecten vanwege het luchthavenluchtverkeer voor zowel luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen (art. 8.55, eerste lid onder a. en art.8.65)

 

 

 V15

Voeren overleg met ministerie bij luchthavenbesluit militair vliegveld ingevolge art. 10.18.

 

 

 

 Wet geluidhinder

 

 

 V16

Besluiten bij of krachtens de Wet geluidhinder: - Op grond van artikel 110a, zevende lid voor het vaststellen van hogere waarden genoemd in Hoofdstuk V zones rond industrieterreinen en Hoofdstuk VI zones langs Wegen; - Hoofdstuk V, afdeling 3 overige voorschriften: het afwijken van hogere waarden ingevolge artikel 65 en 66; - Hoofdstuk VIIIA Hogere waarde en onderzoeksbepalingen • art. 110i, eerste lid, juncto afdeling 2 van titel 1 van boek BW; • art. 110i, tweede lid (indien een besluit als bedoeld in art. 110i, eerste lid, ingevolge een besluit of uitspraak in rechte is ingetrokken of gewijzigd of anderszins zijn waarde heeft verloren)

Betreft: - zowel ambtshalve besluiten als besluiten op verzoek; - procedurestappen - ontwerpbesluit/conceptbesluit - besluit en besluiten inzake de ontvankelijkheid.  

 

 

 Provinciale milieuverordening

 

 

 V17

Besluiten en/of handelingen op grond van Titel 3.4, paragraaf 3.5.2, Titel 4.4, 4.5, 4.6, 5.4, hoofdstuk 6 en Hoofdstuk 7 van de PMV

Betreft: - procedurestappen - ontwerpbesluit/conceptbesluit - besluit

 

 

 Waterwet

 

 

 V18

Besluiten en of handelingen inzake vergunningverlening bij of krachtens de Waterwet en de Waterverordening Utrecht voor zover het betreft onttrekking en infiltratie van grondwater

Betreft: - Procedurestappen - Ontwerpbesluit - Besluit  

 

 V19

Het nemen van besluiten en het voeren van correspondentie op grond van vergunningvoorschriften, te overleggen meldingen, rapportages e.d

 

 

 

 Ontgrondingenwet

 

 

 V20

Besluiten en of handelingen inzake vergunningverlening bij of krachtens de Ontgrondingwet en de Ontgrondingenverordening Utrecht

Betreft: - Procedurestappen - Ontwerpbesluit - Besluit

 

 V21

Het nemen van besluiten en het voeren van correspondentie op grond van vergunningvoorschriften, te overleggen meldingen, rapportages e.d.

 

 

 

Bodemsanering

Kolom Oranje

Bevoegdheden/Besluiten

Voorwaarden en reikwijdte (Instructies)

Opmerking

 

Wet bodembescherming

 

 

BS01

Besluiten en handelingen bij of krachtens hoofdstuk IV, paragraaf 1. algemeen en paragraaf 3. Saneringen: Wet bodembescherming (nieuwe en oude gevallen van verontreiniging) a. procedurestappen b. ontwerpbesluiten c. besluiten

Omvat niet de besluiten tot de inzet van het bevelsinstrumentarium (wel alle procedure stappen).

Art. 50, eerste lid kan niet in ondermandaat worden gegeven.  

 

BS02

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 43, 55b en 74 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium.

Omvat niet de besluiten tot de inzet van het bevelsinstrumentarium.

 

BS03

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 70, 71 en 72, Wbb (gedogen van onderzoek).

Omvat niet de besluiten tot het gedogen van onderzoek

 

 

Besluit uniforme saneringen en Regeling uniforme saneringen

 

 

BS04

Besluiten en handelingen op grond van het Besluit uniforme saneringen (BUS) en de Regeling uniforme saneringen (RUS) in het kader van uit te voeren uniforme saneringen

 

 

 

Overige Wet bodembescherming

 

 

BS05

Besluiten op grond van de Wet bodembescherming in het kader van de nazorg van gesaneerde bodemsaneringslocaties

Betreft: • meldingen en adviesaanvragen • verzoek om toestemming voor bodemonderzoek, monitoring en nazorgmaatregelen • aanmeldingen schademelding bij verzekeraar of schade-expert.

 

 

Handhaving

Kolom Blauw

Bevoegdheden/Besluiten

Voorwaarden en reikwijdte (Instructies

Opmerking

H01

Het aanwijzen van ambtenaren belast met het houden van toezicht

Betreft toezicht op naleving op grond van: - Wabo - Ontgrondingenwet - Ontgrondingenverordening Utrecht - Waterwet - Woningwet - Wet ruimtelijke ordening - Grondwaterwet - Natuurbeschermingswet 1998 - Wet geluidhinder - Flora- en Faunawet - Landschapsverordening Utrecht 2001 - Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden - Wet op de waterhuishouding - Wet milieugevaarlijke stoffen - Wet inzake de luchtverontreiniging - Wet bodembescherming - Wet milieubeheer - Luchtvaartverordening Utrecht - Provinciale milieuverordening Utrecht - Wet luchtvaart - Waterwet - Waterverordening Utrecht - Boswet - Besluit bodemkwaliteit - Vuurwerkbesluit

 

H02

Het voeren van correspondentie in het kader van toezicht en handhaving, waaronder in ieder geval begrepen: a. een bezoekbevestigingsbrief b. een voorwaarschuwingsbrief / formele waarschuwing c. een vooraankondiging last onder bestuursdwang of last onder dwangsom (hoorbrief) d. vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie (art. 5.16 Awb)

Betreft de onder H01 genoemde wetten.

 

H03

Besluiten tot het vaststellen van ontwerpgedoogbeschikkingen en definitieve gedoogbeschikkingen

Betreft de onder H01 genoemde wetten.

 

H04

Het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze afzien van bestuurlijk optreden

Betreft de onder H01 genoemde wetten.

 

H05

Besluiten op grond van Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb, (herstelsancties en bestuurlijke boete) met uitzondering van: a. het invorderen van dwangsommen;

Betreft de onder H01 genoemde wetten. Omvat tevens besluiten en (feitelijke) handelingen ter voorbereiding en uitvoering van deze besluiten. NB. De besluiten die in dit mandaat expliciet zijn uitgezonderd, vallen onder H07. Voor het vuurwerkbesluit gelden de instructies voor toezichthouders toepassing bestuursdwang bij professioneel vuurwerk

 

H06

Het nemen van besluiten op grond van artikel 5:27 Awb welke zijn benodigd ten behoeve van de toepassing van bestuursdwang

Betreft de onder H01 genoemde wetten.

 

H07

Besluit tot: a. starten van verhaalsprocedure voor kosten bestuursdwang (inclusief conservatoir beslag) of het afzien van kostenverhaal; b. vaststellen van de hoogte van de verschuldigde kosten in verband met het toepassen van bestuursdwang (art. 5:25, lid 6 Awb); c. invordering dwangsom, restitutie van te veel betaalde dwangsombedragen, vermindering of het afzien van invordering van de dwangsom; d. het treffen van een betalingsregeling in het kader van de onder a. genoemde verhaalsprocedure, of in het kader van de inning van verbeurde dwangsommen e. beslaglegging in het kader van executie van een dwangbevel, met betrekking tot een dwangsombesluit f. inroepen retentierecht

Betreft de onder H01 genoemde wetten.

 

Kolom Oranje

 

 

 

H08

Besluit: a. op verzoek om ontheffing op grond van art. 5 Whvbz b. tot het stellen van nadere voorschriften als bedoeld in art. 7 Whvbz c. inzake instellen / uitbrengen en opheffen / intrekken zwemverbod of negatief zwemadvies op grond van art. 11 en art. 11a Whvbz d. verrichten van onderzoek op grond van art. 12, eerste lid, art. 2a, zevende lid en art. 37 Bhvbz

Betreft: - Procedurestappen - Conceptbesluit - Besluit  

 

Kolom Blauw

 

 

 

H09

Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk/handhavend op te treden

Betreft de onder H01 genoemde wetten.

 

Kolom Groen

 

 

 

H10

Het beoordelen van milieuverslagen, overeenkomstig de bij of krachtens titel 12.3 Wm gestelde regels

 

 

H11

Het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 17 Wm inzake maatregelen bij ongewoon voorval

 

 

Kolom Blauw

 

 

 

H12

Het indienen van een aanvraag op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar

De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het belang van de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Utrecht vallen overeenkomstig artikel 3 van de gemeenschappelijke regeling;

 

H13

Besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang conform art. 5.31, Awb juncto 5.17, Wabo dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe

 

 

Kolom Oranje

 

 

 

H14

Besluiten bij of krachtens de Wet luchtvaart: - voorschrijven maatregelen bij overschrijden grenswaarde opgenomen in een luchthavenbesluit of luchthavenregeling (art. 8.45, eerste lid en art. 8.64, eerste lid) - intrekken of matigen van de maatregel bij luchthaven besluit en luchthavenregeling inclusief in de gelegenheid stellen zienswijze kenbaar te maken(art. 8.45, tweede lid juncto art. 8.22, derde lid en art. 8.64) - vrijstelling verlenen van een regel in het luchthavenbesluit of luchthavenregeling (art. 8.46, eerste lid onder a en art. 8.64, zesde lid) - een in een luchthavenbesluit of luchthavenregeling vastgelegde grenswaarde voor geluid vervangen voor een andere grenswaarde (art. 8.46, eerste lid onder b en art. 8.64, zesde lid) - opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge artikel 11.23.

Betreft: - Procedurestappen - Ontwerpbesluit/conceptbesluit - Besluit.  

 

H15

Besluiten op grond van art. 30, 32 en 33 Wbb, met betrekking tot het treffen van maatregelen bij ongewone voorvallen

Betreft ook alle procedurestappen. Omvat ook het opleggen van bevelen indien overleg met de gedeputeerde heeft plaatsgevonden

 

H16

Het uitvoeren van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30, 32 en 33 Wbb, die zijn genomen met behulp van BS0

Omvat niet de besluiten tot het nemen van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30, 32 en 33, Wbb

 

Bijlage A Lijst van afkortingen

• AmvB: Algemene Maatregel van Bestuur • Art.: artikel • Awb: Algemene wet bestuursrecht • BenW: Burgemeester en Wethouders • Bgs: Besluit geluidproductie sportmotoren • Bor: Besluit omgevingsrecht • Brzo: Besluit risico's zware ongevallen 1999 • BSB: Bodemsanering bedrijfsterreinen • Bssa: Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen • GS: Gedeputeerde Staten • Gww: Grondwaterwet • IPPC-richtlijn: Europese Richtlijn (2008/1/EG). • MER: Milieu Effect Rapportage • Ontgr.wet: Ontgrondingenwet • PMV: Provinciale milieuverordening Utrecht • PS: Provinciale Staten • RIE: Richtlijn Industriële Emissies (2010/75/EU) • Vvgb: verklaring van geen bedenkingen • Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht • Wbb: Wet bodembescherming • Wgh: Wet geluidhinder • Wm: Wet milieubeheer • Whbvz: Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden • Wro: Wet ruimtelijke ordening

TOELICHTING OP MODEL MANDAATBESLUIT

A. Algemeen deel

Om op 1 juli 2O14 rechtsgeldig haar taken voor de deelnemers tekunnen uitvoeren is he t van belang dat de RUD hiertoe gemandateerd is. Hiervoor is een mandaatregeling opgesteld. Uitgangspunt hierbij is een zo groot mogelijke uniformiteit op grond van de regeling.

Als mandaatgever blijft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente, danwel Gedeputeerde Staten , evenwel bevoegd om voor bijzondere gevallen een specifiek besluit te nemen. Daarvoor zal dan steeds een apart collegebesluit nodig zijn. Voorliggend document betreft een toelichting op deze regeling.

Bijna dagelijks moeten er heel veel besluiten door het college van Gedeputeerde Staten / het college van Burgemeester en Wethouders (hierna te noemen: het college) worden genomen. Het zou niet werkbaar zijn als deze besluiten enkel via de vergaderingen van het college moeten worden genomen. Daarom bestaat de mogelijkheid dat deze bestuursorganen aan een ander de bevoegdheid toekennen om dit namens hem te doen; dit heet "mandaat". Dit besluit dat via deze weg genomen wordt, geldt als een besluit van het bestuursorgaan zelf, en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. ln de praktijk blijkt dat een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samenhangt met het vertrouwen van de mandaatgever in de gemandateerde, dat deze laatste ook zal handelen in de geest van de mandaatgever zodat die slechts in uitzonderingsgevallen de bevoegdheden naar zich toe zal trekken.

B. Specifieke toelichting Artikel 1: Minimale en maximale mandatering ln de startnotitie juridische inrichting RUD Utrecht is een aantal juridische uitgangspunten vastgelegd omtrent de bevoegdheidsverdeling tussen de gemeente / provincie en de RUD. Er is geen sprake van overdracht van bevoegdheden. Gemeenten en provincie dragen de bij de taken behorende bevoegdheden op aan de RUD middels mandatering. Hiermee blijven zij te allen tijde bevoegd gezag, terwijl de RUD in staat wordt gesteld om de opgedragen taken rechtsgeldig uit te voeren.

Voor de RUD Utrecht zijn twee modellen van mandatering ontwikkeld. Het betreft een beperkte en een ruime variant. Deelnemers van RUD Utrecht kunnen kiezen voor één van de twee opties. Deze geldt dan voor de uitoefening van alle taken, zowel basis- als plustaken.

De maximale variant betreft een mandaat dat zich uitstrekt van nemen van de benodigde besluiten tot en met het ondertekenen van de stukken en uitvoeren van de besluiten. ln dat geval krijgt de RUD als het ware de vrije hand om haar taken uit te oefenen.

De minimale variant betreft een beperkt mandaat. Dit betekent dat de deelnemer zelf nog veel van de besluiten neemt. De RUD bereidt de besluitvorming veelal voor, en neemt de administratieve afwikkeling en uitvoering van het besluit op zich.

Artikel 5: lnformatieplicht Omdat het college, ook al heeft zij mandaat verleend, verantwoordelijk blijft voor de 'in mandaat' genomen beslissing. is het van belang dat zij tijdig op de hoogte wordt gesteld van die beslissingen of handelingen waarvan kennisneming door haarvan belang is. ln het mandaatbesluit is daarom voorzien in een regeling waarbij, alvorens bepaalde bevoegdheden worden uitgeoefend, overleg moet worden gevoerd met, of informatie moet worden verstrekt aan het bestuursorgaan dat het mandaat heeft gegeven. ln het specifieke geval kan dan worden beslist of de bevoegdheid in mandaat kan worden uitgeoefend, dan wel kunnen door het bestuursorgaan instructies worden gegeven.

Bijlage 1: Mandaatlijst Uit de jurisprudentie volgt dat mandatering over bevoegdheden dient te gaan die expliciet genoemd staan. Vervolgens kunnen er twee systemen gekozen worden. Het eerste systeem betreft mandatering van alle bij de taken behorende bevoegdheden, hetgeen expliciet als uitzondering genoemd staat. Het tweede systeem betreft de mandatering van expliciet opgesomde bevoegdheden. ln deze mandaatregeling is gekozen voor het laatste systeem, dat als bijlage is toegevoegd.