Verplaatsingskostenregeling provincie Utrecht 2011

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Verplaatsingskostenregeling provincie Utrecht 2011

Vastgesteld: GS 02 -12--03; gewijzigd op 24 augustus 2004; gewijzigd op 1 november 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Vergoedingen als bedoeld in deze regeling worden verminderd met vergoedingen voor overeenkomstige kosten waarop voor de betrokken ambtenaar aanspraak bestaat krachtens andere regelingen.

  • 2. Het bedragen, genoemd in artikel 4, worden aangepast overeenkomstig de aanpassingen van de fiscale regelingen waaraan zij zijn ontleend. Det gewijzigde bedragen gelden vanaf het moment dat de aanpassingen zijn doorgevoerd.

  • 3. Indien de provincie een fiscale boete wordt opgelegd als gevolg van onjuiste gegevens die door een ambtenaar zijn verstrekt, wordt die boete op het netto salaris van de ambtenaar in mindering gebracht.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen besluiten dat ten onrechte verstrekte vergoedingen in verband met het verstrekken van onjuiste gegevens kunnen worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 2 Woon-werkverkeer

Artikel 2

De ambtenaar heeft recht op een tegemoetkoming voor woon-werkverkeer.

Artikel 3

  • 1. Gedeputeerde staten bepalen de afstand tussen de woning of verblijfplaats van de ambtenaar en zijn plaats van werkzaamheden op basis van het programma "Travelmanager". Indien de afstand meer is dan 50 km, wordt hij voor de toepassing van deze regeling op 50 km bepaald.

  • 2. Gedeputeerde staten bepalen het goedkoopste tarief voor openbaar vervoer tussen de woning of verblijfplaats van de ambtenaar en zijn plaats van werkzaamheden, met inachtneming van de in het eerste lid bedoelde afstand.

  • 3. Indien de ambtenaar het openbaar vervoer daadwerkelijk gebruikt, is de vergoeding het in het tweede lid bedoelde bedrag. Het gebruik van het openbaar vervoer moet worden aangetoond door het overleggen van originele reisbescheiden.

  • 4. Indien hij het openbaar vervoer niet gebruik is de vergoeding het in het tweede lid bedoelde bedrag met een maximum van € 100,91 en met een aftrek van € 49,93 als eigen bijdrage, met dien verstande dat voor de berekening wordt uitgegaan van de goedkoopste manier van reizen;

Artikel 4

  • 1. Gedeputeerde staten stellen een fietsplan vast overeenkomstig het Besluit van de directeur-generaal Belastingdienst van 8 juni 2002, nr. CPP2000/3127M of de daarop volgende versie.

  • 2. Indien de ambtenaar op meer dan de helft van de voor hem geldende werkdagen voor zijn woon-werkverkeer gebruik maakt van een fiets, kan hij deelnemen in het fietsplan.

  • 3. Deelneming houdt in het vervallen van een recht op vergoeding als bedoeld in artikel 3.

  • 4. De deelnemer heeft eenmaal per drie jaar recht op een vergoeding van ten hoogste € 749,- voor de aankoop van een fiets alsmede in de periode van die drie jaar op € 82,- per jaar voor fietsaccessoires en de ter zake dienende fietsverzekering. De vergoeding wordt betaald nadat de deelnemer een verklaring heeft ondertekend dat hij haar volledig voor die aankoop gebruikt en dat hij voldoet aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarde.

Artikel 5

Indien de ambtenaar uit hoofde van zijn functie op de plaats van werkzaamheden over een eigen auto moet beschikken of met de eigen auto meer dan tien dienstreizen per maand maakt, zijn de artikelen 3, uitgezonderd het eerste lid, en 4 ten aanzien van hem niet van toepassing. In dat geval is de vergoeding € 0,18 per km over de in artikel 3, eerste lid, bedoelde reisafstand.

Hoofdstuk 3 Verhuiskosten

Artikel 6

  • 1. Indien de ambtenaar

    • a.

      de verplichting wordt opgelegd te gaan wonen nabij de plaats van tewerkstelling als bedoeld in artikel 2.6.1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies en hij daar binnen twee jaar aan voldoet;

    • b.

      vrijwillig verhuist en:

      • 1e

        dat binnen twee jaar na indiensttreding gebeurt;

      • 2e

        de nieuwe woning is gelegen binnen 25 km van de plaats van werkzaamheden is gelegen en

      • 3e

        de afstand woon-werkverkeer met ten minste 60% is verminderd of

    • c.

      in opdracht van gedeputeerde staten een dienstwoning betrekt of verlaat;

    wordt hem een verhuiskostenvergoeding verleend.

  • 2. De vergoeding wordt eveneens verleend aan de nagelaten betrekkingen van de ambtenaar wanneer zij in opdracht van gedeputeerde staten een dienstwoning verlaten na het overlijden van de ambtenaar. Zij wordt eenmaal verleend aan hen gezamenlijk.

Artikel 7

De vergoeding bedraagt:

  • a.

    100 % van de kosten van transport van de goederen;

  • b.

    100 % van de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken;

  • c.

    100 % van extra woonkosten tot ten hoogste € 275,- per maand gedurende ten hoogste vier maanden en

  • d.

    voor de overige, direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten maximaal € 5.445,-.

Artikel 8

  • 1. Indien de verhuizing wordt gedaan door een verhuizer, dient die als zodanig erkend te zijn. De ambtenaar vraagt drie offertes en verleent de opdracht op basis van de laagste.

  • 2. Indien de ambtenaar zijn verhuizing zelf verricht zijn de in artikel 7, onder a, bedoelde kosten voor een gehuurde bestel- of vrachtauto de kosten van huur en brandstof en voor een eigen auto de kosten per kilometer als bedoeld in artikel 2 van de Reisregeling Binnenland, beide voor ten hoogste drie ritten.

Artikel 9

  • 1. De ambtenaar die wordt verplicht te gaan wonen nabij de plaats van tewerkstelling wordt een pensionvergoeding verleend indien zijn woon-werkverkeer voorafgaand aan het voldoen aan de verhuisplicht in strijd zou zijn met het belang van de dienst.

  • 2. De vergoeding is 90 % van de verschuldigde pensionkosten voor zover die kosten niet uitgaan boven een redelijk bedrag.

  • 3. De vergoeding wordt voor ten hoogste zes maanden verleend. De verlening kan telkens met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

  • 4. De vergoeding wordt beëindigd indien de ambtenaar nalatig is in het voldoen aan zijn verhuisplicht.

Artikel 10

  • 1. Indien de ambtenaar binnen drie jaar na een vrijwillige verhuizing waarvoor hij een vergoeding heeft ontvangen als bedoeld in artikel 7 ontslag wordt verleend op een van de gronden, bedoeld in artikel 2.6.1., onder a, l, m of n, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, wordt de vergoeding van hem teruggevorderd dan wel verrekend met het aan hem nog te betalen netto salaris.

  • 2. De vergoeding wordt betaald nadat de ambtenaar een verklaring heeft ondertekend dat hij bekend is met het bepaalde in het eerste lid.

Hoofdstuk 4 Bijzondere gevallen

Artikel 11

Gedeputeerde staten kunnen ten gunste van de ambtenaar van deze regeling afwijken:

  • a.

    ten aanzien van gehandicapten;

  • b.

    in het belang van de dienst;

  • c.

    voor zover toepassing zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

  • 1. De Regeling verplaatsingskosten provincie Utrecht 1990 wordt ingetrokken.

  • 2. Een recht op een tegemoetkoming krachtens de in het eerste lid bedoelde regeling blijft bestaan tot 1 december 2013 met dien verstande dat de eerste drie jaar 100% van de kosten woon-werkverkeer worden vergoed en daarna in 7 jaar de aanvullende vergoeding wordt afgebouwd naar nul met jaarlijks een gelijk percentage.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verplaatsingskosten provincie Utrecht 2011.

TOELICHTING

Algemene toelichting

Er zijn twee soorten verplaatsingskostenvergoedingen die zo nauw met elkaar samenhangen dat ze in één regeling zijn opgenomen:

Verhuiskostenvergoeding

Vergoeding woon-werkverkeer;

De noodzaak om voor een nieuwe Verplaatsingskostenregeling is onder andere gelegen in het feit dat in het verleden de rijksregelingen terzake integraal zijn overgenomen. Door de sectoralisatie van de overheid zijn de rijksregelingen niet meer synchroon komen te lopen met onze eigen uitvoeringspraktijk. Daarnaast is juist deze uitvoeringspraktijk toe aan een update, niet in de laatste plaats vanwege de recente, niet geringe, fiscale maatregelen. Tegelijkertijd beogen we een meer doelmatige inrichting van de administratie.

Belangrijk is dat de fiscale ontwikkelingen op de voet worden gevolgd. Als voorbeeld kan worden genoemd de 15-centregeling. Binnen een maand is dit bedrag veranderd via 17 cent in 18 cent.

Verhuiskostenvergoeding

De tegemoetkoming in de verhuiskosten bestaat uit drie onderdelen, te weten de volledige kosten van het transport van de boedel, eventuele dubbele woonlasten en vergoeding van overige direct aan de verhuizing gerelateerde kosten. De kosten van transport mogen fiscaal bezien volledig worden vergoed. Ter zake van het onderdeel overige kosten is de vergoeding gemaximeerd op € 5.445,= (bedrag geldend in 2003).

Voorgesteld wordt het bestaande verschil in de verhuiskostenvergoeding ten aanzien van werknemers die van een andere overheidswerkgever overkomen en werknemers die uit het bedrijfsleven komen op te heffen. De eerste categorie krijgt 100% verhuiskostenvergoeding bij verhuizing binnen twee jaar na indiensttreding, de tweede categorie krijgt slechts 50% van de kosten vergoed. Uit arbeidsmarkttechnisch oogpunt is dit verschil niet goed te handhaven.

Behalve de voorwaarde dat binnen twee jaar na indiensttreding de verhuizing moet hebben plaatsgevonden geldt ook nog de voorwaarde dat de oude woning verder dan 50 km van het Provinciehuis moet zijn gelegen en de nieuwe woning binnen een straal van 25 km van het Provinciehuis moet liggen. De grens van 50 kilometer is gelijk aan het maximum aantal kilometers dat wordt vergoed in het kader van het woon-werkverkeer.

Vergoeding woon-werkverkeer

In de regeling is het uitgangspunt vastgelegd dat de medewerker zelf verantwoordelijk is voor zijn woon-werkverkeer. De grootverbruikerscontracten met de Nederlandse Spoorwegen en met Connexxion worden dan ook opgezegd per 1 december 2004.

Het aantal soorten tegemoetkomingen is beperkt tot drie, namelijk een tegemoetkoming openbaar vervoer, een algemene tegemoetkoming en de 18-centregeling (was eerst 15 cent, toen 17 cent en nu 18 cent).

Afgeschaft zijn de fietsvergoeding en de carpoolvergoeding.

Tegelijkertijd wordt voorgesteld de vergoeding te maximeren tot een afstand van 50 km. Het wordt in overheidsland meer en meer gebruikelijk om de te vergoeden afstand woon-werkverkeer te beperken, met name om te stimuleren dat uit milieuoverwegingen men toch dichterbij de standplaats gaat wonen. Bovendien komt deze afstand ongeveer overeen met de provinciegrens. In dit verband wordt voorgesteld de tegemoetkoming voor woon-werkverkeer eenduidig vast te stellen aan de hand van de afstand woonplaats - standplaats, welke objectief is te bepalen aan de hand van de postcode.

Er is een fietsplan ingevoerd, waaraan door iedereen kan worden deelgenomen indien drie jaar lang de vergoeding woon-werkverkeer wordt ingeleverd. Per persoon wordt daarvoor per drie jaar een bedrag ter beschikking gesteld van € 749,-- aangevuld met € 250,-- voor fietsaccessoires en/of een fietsenstalling, uiteraard indien gewenst. Voor degenen die geen tegemoetkoming kunnen inleveren omdat die is ingetrokken, geldt per drie jaar een eenmalige bijtelling bij het loon van € 68,--. Ondertekenen van een fietsverklaring is een fiscale verplichting. Fiscale bepalingen zullen onverkort worden uitgevoerd. Onjuiste verklaringen komen ten laste van de betreffende medewerker.

Tot slot is er nog de algemene vergoeding op basis van de "oude regeling". Dit is een vergoeding die wordt berekend op basis van de kosten van openbaar vervoer onder aftrek van een eigen bijdrage met een maximum van respectievelijk € 100,91 minus € 49,93 (bedragen 2003).

Schematisch komt de tegemoetkoming woon-werkverkeer er als volgt uit te zien.

Woon-werkverkeer ≤ 50 km fietsplan openbaar vervoer algemene vergoeding 18 ct regeling

Voor het openbaar vervoer geldt:

OV-verklaring: onbelaste vergoeding

geen OV-verklaring: belaste vergoeding

Artikelsgewijze toelichting

WOON-WERKVERKEER

Artikel 1, eerste lid.

Het kan voorkomen dat een medewerker ook krachtens een andere regeling of wettelijke voorziening een bijdrage ontvangt in de kosten voor woon-werkverkeer. Te denken valt hierbij aan een vergoeding in het kader van de Wet REA of de Wajong. In voorkomend geval worden beide vergoedingen met elkaar verrekend.

Artikel 1, tweede, derde en vierde lid.

Ter zake van de hoogte van de vergoedingen in deze regeling geldt het heersende fiscale regime. Bedragen worden daaraan aangepast. Ook komt min of meer regelmatig de Belastingdienst de personeelsadministratie controleren. In het geval dat bij zo'n controle onvolkomenheden worden geconstateerd kan de Belastingdienst de provincie een naheffing alsmede een boete opleggen. De naheffing en boete zullen onverkort op de medewerker worden verhaald indien het blijkt dat de medewerker een foutieve opgave heeft gedaan.

Wordt geconstateerd dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt dan kan een ten onrechte verstrekte vergoeding worden teruggevorderd.

Artikel 2

Dit artikel bepaald eenvoudig dat een medewerker recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten ten behoeve van zijn woon-werkverkeer. Dit woon-werkverkeer kan plaatsvinden met openbaar vervoer of anderszins (fiets of auto).

Artikel 3

De maximale afstand woon-werkverkeer waarover een vergoeding wordt verleend bedraagt 50 kilometer. Deze afstand wordt bepaald door middel van het programma "Travelmanager". Uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding is het goedkoopste tarief van openbaar vervoer (dus voornamelijk jaarabonnementen). Het gebruik van het openbaar vervoer moet wel worden aangetoond middels het overleggen van originele reisbescheiden.

Als het openbaar vervoer niet wordt gebruikt dan is een vergoeding mogelijk van maximaal € 100,91 onder aftrek van een eigen bijdrage van € 49,93. Voor het berekenen van deze vergoeding is eveneens uitgangspunt de goedkoopste manier van reizen per openbaar vervoer. Uiteraard wordt deze vergoeding getoetst aan de regels van het reiskostenforfait voor de bepaling welk gedeelte van de vergoeding belasting- en premievrij is.

Bij een afstand woon-werkverkeer van 10 kilometer of minder wordt geen vergoeding verstrekt anders dan een vergoeding voor openbaar vervoer.

Het vijfde lid is opgenomen ervan uitgaande dat de betrokken ambtenaar zijn abonnement pas na twee maanden kan inleveren bij NS of Connexxion. Het hoeft geen betoog dat bij beëindiging van het dienstverband het abonnement vervalt en de kaart moet worden ingeleverd.

Artikel 4

In dit artikel is het fietsplan opgenomen. Het fietsplan behelst de vergoeding van € 749,- voor de aanschaf van een fiets die op meer dan de helft van de voor betrokkene geldende werkdagen voor zijn woon-werkverkeer wordt gebruikt. Daar staat tegenover dat betrokkene zijn vergoeding woon-werkverkeer inlevert. De vergoeding voor de aanschaf van een fiets kan slechts één keer in de drie jaar worden verstrekt. Binnen het fiscale regime is het ook nog mogelijk tot maximaal € 250,- per drie jaar te vergoeden voor fietsaccessoires (regenpak, extra fietsslot, fietsverzekering of fietsenstalling).

Opgemerkt zij dat de fietsvergoeding van € 9,08 (belast dan wel onbelast) is vervallen. Degenen die geen vergoeding woon-werkverkeer ontvangen kunnen ook deelnemen aan het fietsplan. Voor hen geldt dat eenmalig € 68 bij het loon moet worden opgeteld.

Artikel 5

De directeur kan functies aanwijzen die als zogenaamde uitrukfunctie worden aangemerkt. Dat houdt in dat de betrokken medewerkers altijd de beschikking moeten hebben over een auto. Zij ontvangen voor de kilometers van hun woon-werkverkeer € 0,18. Ditzelfde geldt ook voor hen die minimaal 10 dienstreizen per maand maken.

Overigens zal deze bepaling in steeds mindere mate toegepast hoeven te worden omdat inmiddels dienstauto's beschikbaar zijn via Mobility Mixx (een bedrijf gelieerd aan Connexxion).

VERHUISKOSTEN

Artikel 6

In drie gevallen komt een medewerker in aanmerking voor een vergoeding in de kosten van verhuizing. In de eerste plaats is dat wanneer de medewerker een functie vervult welke door de directeur is aangewezen als functie waarvoor de verhuisplicht geldt. In de tweede plaats zijn dat die medewerkers die binnen twee jaar vrijwillig verhuizen van een woonplaats verder dan 50 km naar een woonplaats die dichter is dan 25 km van de standplaats. In de derde plaats zijn het die medewerkers die een dienstwoning betrekken of moeten verlaten.

Artikel 7

De vergoeding bestaat uit 100% van de directe verhuiskosten zoals transportkosten en kosten van het inpakken van breekbare zaken alsmede extra woonkosten (deze gedurende maximaal 4 maanden tot ten hoogste € 275,- per maand). Daarnaast wordt voor de overige verhuiskosten vergoed 12% van 12 x het maandsalaris. Het minimum waarover dit wordt berekend is het maximum van taakgroep 6. Het maximumbedrag is € 5.445,-. Dit bedrag wordt vastgesteld door de Minister van financiën.

Artikel 8

De verhuizing dient plaats te vinden door een erkende verhuizer. De keuze voor een verhuizer gebeurt aan de hand van drie offertes. Uiteraard gaan we voor de laagste offerte. De verhuizing kan ook door de ambtenaar zelf worden uitgevoerd. Dan zijn de transportkosten (artikel 7 onder a) de kosten van de huurauto en eventuele brandstof voor ten hoogste 3 ritten.

Artikel 9

Het is mogelijk dat een ambtenaar met verhuisplicht ook wordt verplicht dichtbij de standplaats te wonen in de maximaal twee jaar die betrokkene heeft om definitief te verhuizen. De reden kan eenvoudig zijn omdat het woon-werkverkeer niet in het belang van de dienst is in verband met de afstand c.q. duur ervan. In dat geval is voor ten hoogste 6 maanden een vergoeding van eventuele pensionkosten mogelijk. De vergoeding bedraagt maximaal 90% van de verschuldigde pensionkosten. Uiteraard ontslaat dit de betrokken medewerker niet van zijn verhuisplicht.

Artikel 10

Bij ontslag binnen drie jaar nadat voor een vrijwillige verhuizing een vergoeding is ontvangen wordt deze terug gevorderd dan wel op het laatste netto salaris ingehouden. Overigens wordt de vergoeding alleen maar verstrekt als betrokkene een verklaring ondertekent dat hij bekend is met deze terugbetalingsverplichting.

De ontslaggronden zijn specifiek vermeld in artikel B.11, onder a, l, m en n:

op aanvraag, met inachtneming van het bepaalde in artikel B.12 (a);

wegens een onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf of tot terbeschikkingstelling (l);

wegens het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens bij of in verband met indiensttreding of keuring, zonder welke handelwijze niet tot aanstelling of goedkeuring zou zijn overgegaan, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld (m);

als disciplinaire straf, met inachtneming van het bepaalde in artikel G.4 (n).

Artikel 11

Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen een uitzondering maken. Te denken valt aan een bijzondere woon-werkverkeervergoeding voor gehandicapten.

Artikel 12

De overgangsbepaling is op 24 augustus 2004 als volgt aangepast:

Gedeputeerde Staten besluiten:

  • 1.

    De Verplaatsingskostenregeling voor wat betreft de vergoeding woon-werkverkeer in die zin aan te passen dat de overgangsbepaling komt te luiden als volgt:

    • -

      drie jaar aanvulling van de vergoeding tot 100% van de kosten woon-werkverkeer (bedrag gefixeerd op het niveau van 1 januari 2004), waarbij de helft van de aanvulling voor rekening van de werkgever komt en de helft ten laste van het budget decentrale arbeidsvoorwaardenmiddelen komt.

    • -

      7 jaar aansluitend de aanvullende vergoeding welke wordt afgebouwd naar nul, met een jaarlijks gelijk percentage, geheel ten laste van het budget decentrale arbeidsvoorwaardenmiddelen.

  • 2.

    hiertoe de Verplaatsingskostenregeling provincie utrecht 2004 aan te passen.

Op 1 januari 2004 is de nieuwe Verplaatsingskostenregeling m.b.t. de verhuiskostenvergoeding en de vergoeding woon-werkverkeer in werking getreden. Ter zake van deze regeling was overeenstemming bereikt in de commissie Georganiseerd Overleg. In de nieuwe regeling was rekening gehouden met een overgangsmaatregel van 100% vergoeding tot 1 december 2004 zijnde de datum waarop de contracten met NS en Connexxion voor het woon-werkverkeer aflopen. De Ondernemingsraad heeft uit de organisatie berichten ontvangen aangaande de negatieve uitwerking voor een aantal medewerkers. Dat heeft geleid tot het voornoemde verzoek van de Ondernemingsraad om een ruimere overgangsmaatregel. In de vergadering van het GO van 21 juni 2004 is hierover een onderhandelaarsakkoord overeengekomen. Concreet dient hiermee de Verplaatsingskostenregeling provincie Utrecht 2004 te worden aangepast.

Argumenten

De nieuwe regeling heeft de volgende consequentie ten aanzien van de vergoeding:

99 medewerkers hebben een woon-werkafstand groter dan 50 km; voor hen geldt dus een zekere achteruitgang in de vergoeding van hun woon-werkverkeer

17 van hen hebben een andere regeling ("oude" regeling)

4 betreffen een bijzondere situatie (o.a. langdurige ziekte)

26 gaan er niet op achteruit (waarschijnlijk vanwege de toevoeging in de vergoeding van 2 zones busverkeer aan de openbaarvervoervergoeding)

1 betreft een stagiair die verder buiten beschouwing wordt gelaten voor wat betreft de kosten.

51 gaan er financieel op achteruit wanneer vergoed wordt max. € 2.460,-.

Dit bedrag is berekend aan de hand van een dorp met een station op 50 km afstand + 2 zones aan- en afvoer met de bus.

2 van hen gaan er € 2.020,28 en € 1.723,68 op achteruit. Dit betreffen echter beiden zeer speciale afspraken die verder dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

De overige 49 medewerkers gaan er op jaarbasis als volgt op achteruit:

Van € 50 tot € 100 : 6 (4 x € 51,20 en 2 x € 60,68)

Van € 100 tot € 200 : 10 (1 x € 105,20; 4 x € 112,62; 3 x € 158,20; 1 x € 181,24 en 1 x € 190,72)

Van € 200 tot € 300 : 2 (1 x € 251,48 en 1 x € 294,26)

Van € 300 tot € 400 : 7 (1 x € 318,26; 1 x € 333,10; 1 x € 358,24; 3 x € 380,20 en 1 x € 396,26)

Van € 400 tot € 500 : 20 (2 x € 404,20; 1 x € 425,32; 1 x € 451,82; 3 x € 456,06; 3 x € 462,28

1 x € 466,66; 1 x € 467,20 en 8 x € 472,24)

Meer dan € 500 : 4 ( € 527,86; € 542,82; € 548,40 en € 597,20)

-------

49 voor totaal € 16.959,48