Regeling vervallen per 01-01-2024

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 30 maart 2021, nr. 82224BDC, tot vaststelling van de Beleidsregels Objectbewegwijzering Interim Omgevingsverordening 2021

Geldend van 10-04-2021 t/m 31-12-2023

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 30 maart 2021, nr. 82224BDC, tot vaststelling van de Beleidsregels Objectbewegwijzering Interim Omgevingsverordening 2021

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op de artikelen 4.5, 4.8, 4.12, 4.17 en 4.17a van de Interim Omgevingsverordening 2021;

Overwegende dat:

  • -

    het wenselijk is het bestaande beleid t.a.v. het hebben, plaatsen of wijzigen van objectbewegwijzering in het Beperkingengebied beheer provinciale wegen onder de Interim Omgevingsverordening 2021 te continueren in afwachting van het vaststellen van de Omgevingsverordening 2022;

  • -

    Ter uitwerking van de Omgevingsverordening 2022 nieuwe beleidsregels Objectbewegwijzering zullen worden vastgesteld.

Besluiten de volgende beleidsregels vast te stellen:

Beleidsregels Objectbewegwijzering Interim Omgevingsverordening 2021

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanduidingenbeleid: voorwaarden waaronder terreinen en objecten kunnen worden opgenomen op bewegwijzering.

  • b.

    Bovenlokale activiteiten: activiteiten die aantoonbaar hoofdzakelijk zijn gericht op bezoekers die buiten de gemeente waarin het object of terrein gelegen is woonachtig zijn.

  • c.

    Objectbewegwijzering: geheel van visuele middelen die op, langs of boven de weg zijn aangebracht voor objecten en terreinen, al dan niet met een toeristisch karakter, om de weggebruikers in staat te stellen hun route te bepalen, zijnde informatiepanelen, verwijzingen naar informatiepanelen, objectwegwijzers, gebiedsaanduidingsborden, streekgrensborden, provincie- en gemeentegrensborden en riviernaamborden.

  • d.

    Toeristische-recreatieve voorziening: een voorziening die door aard, omvang en wijze van beheer is ingesteld op bezoek door recreanten en/ of toeristen of een vergelijkbare publieksfunctie heeft.

Artikel 2 Algemene criteria

  • 1. Objectbewegwijzering op, langs of boven de weg mag de verkeersveiligheid niet nadelig beïnvloeden.

  • 2. Objectbewegwijzering bevordert een verkeersveilige afwikkeling en een zoveel mogelijk ongehinderde doorstroming van het verkeer.

  • 3. Er wordt geen objectbewegwijzering geplaatst zolang er op basis van de algemene geografische bewegwijzering kan worden gereden naar een geografische bestemming waar het terrein of object is gelegen of waarmee het terrein of object wordt geassocieerd.

  • 4. Een aanvraag om vergunning voor het plaatsen van objectbewegwijzering wordt getoetst aan de in artikel 4.5 van de Interim Omgevingsverordening 2021 genoemde belangen.

Artikel 3 Aanduidingenbeleid

Vergunningen ten behoeve van objectbewegwijzering worden verleend als:

  • a.

    het terrein / object niet in aanmerking komt voor aanduiding door reguliere bewegwijzering;

  • b.

    het terrein / object niet bereikt kan worden door de bestaande reguliere bewegwijzering te volgen;

  • c.

    het noodzakelijk is in het kader van de verkeersveiligheid;

  • d.

    het terrein / object buiten de bebouwde kom ligt;

  • e.

    het terrein / object wordt gebruikt voor één of meerdere bovenlokale activiteiten;

  • f.

    het terrein / object over toereikende parkeeraccommodatie beschikt ;

  • g.

    het terrein / object een verkeersaantrekkende werking heeft, en

  • h.

    het terrein / object voorkomt op de lijst die is opgenomen in de bijlage van deze beleidsregel.

Artikel 4 Nadere voorschriften

  • 1. Indien door de gemeente verwezen wordt naar een object of terrein op basis van vast gesteld gemeentelijk beleid dan staat de provincie doorverwijzing toe met maximaal 2 borden voor objectbewegwijzering.

  • 2. Indien verschillende objecten of terreinen zijn gelegen aan dezelfde weg of aan een vanaf de provinciale weg niet of moeilijk zichtbare zijweg, kan verwezen worden met een terrein- of straat verwijzing.

  • 3. Aan de vergunning kunnen (nadere) voorschriften worden verbonden die betrekking hebben op:

    • a.

      het aantal borden;

    • b.

      de plaats, de vormgeving en de afmetingen van de borden;

    • c.

      de tekst op de borden;

    • d.

      werkzaamheden en andere activiteiten.

Artikel 5 Intrekken oude beleidsregels

Ingetrokken wordt het besluit van Gedeputeerde Staten van 16 augustus 2011 (808FC827), houdende regels voor het plaatsen, hebben en in stand houden van objectbewegwijzering (Beleidsregel Objectbewegwijzering Wegenverordening).

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels Objectbewegwijzering Interim Omgevingsverordening 2021’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 30 maart 2021.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Bijlage

Objecten en terreinen waarvoor ontheffing verleend kan worden:

  • Industrieterrein/ kantoorpark waarvan het oppervlak groter is dan 50 ha

  • Vliegveld / haven met minimaal 25.000 passagiers per jaar

  • Ziekenhuis dat voldoet aan één van de volgende voorwaarden:

    • Minimaal 300 bedden of

    • Minimaal 500.000 bezoekers per jaar of

    • 24 uur spoedeisende hulp aanwezig of

    • Afdeling voor crisisopvang aanwezig of

    • Specialistisch of academisch ziekenhuis is of

    • Hulpverlening in noodsituaties verleent of

    • Bovenregionale functie heeft of

    • Landelijke functie heeft

  • Bezoekerscentrum van een Nationaal park

  • Overstappunt openbaar vervoer

  • Transferia

  • Carpoolplaatsen

  • Toeristische Overstappunt (TOP)

  • Toeristische-recreatieve voorziening met een (inter)nationaal karakter met:

    • Minimaal 500.000 bezoekers per jaar

    • Maximale rijafstand van object tot provinciale weg is 10 km

  • Toeristische-recreatieve voorziening met een bovenlokaal karakter met:

    • Minimaal 60.000 bezoekers per jaar

    • Maximale rijafstand van object tot provinciale weg is 5 km

    • Primair voor dagrecreatie ontwikkelde accommodatie (dierenparken, grote tentoonstellingsruimten met een nagenoeg permanent gebruik, attractieparken, kastelen, musea, stads/ dorpsgezichten, strand- en recreatiegebieden, sportterreinen en -complexen)

    • Verwijzing door de gemeente langs, op of boven de weg tussen de provinciale weg en het object

  • Toeristische-recreatieve voorziening met een lokaal karakter welke:

    • gedurende een vaste periode van minimaal 6 maanden geopend is

    • Een eigen ontsluiting of eigen zijweg met het karakter van een openbare weg op de provinciale weg heeft

Toelichting

Algemeen

Aanleiding

Objectbewegwijzering en aanduidingen dragen bij aan een juist en duurzaam veilig gebruik van wegen en bevorderen een goede bereikbaarheid en vindbaarheid van een object en / of terrein. Het wegenbeheer dient dan ook zorg te dragen voor een adequaat beheer van zowel de hierbij behorende objecten, als van het inspelen op wijzigingen in de wegenstructuur. De wegenbeheerder heeft daarnaast te maken met verschillende vormen van aanduidingen, te weten aanduidingen voor objecten en terreinen (zoals ziekenhuizen, vliegvelden en havens) en aanduidingen voor toeristische-recreatieve voorzieningen.

Een duidelijk en eenduidig beleid voor objectbewegwijzering draagt bij aan het voorkomen van “zoekend verkeer” op het wegennet en bevordert daarmee de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Een duidelijk en eenduidig toetsingskader bevordert de interne efficiency en een snelle afhandeling van aanvragen om vergunning.

Regelgeving

Voor het plaatsen, hebben en houden van borden is de volgende regelgeving van toepassing:

  • Art. 4 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

    Verwijzing naar objecten en terreinen gebeurt over het algemeen met bewegwijzeringsborden of strokenborden. Verwijzing met deze borden is niet in één van de hoofdstukken van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) benoemd. Toch vallen deze borden onder de definitie van verkeersborden, omdat deze borden informatie voor weggebruikers bevatten. Deze borden bevorderen een veilige, vlotte en efficiënte afwikkeling van verkeersstromen.

  • Artikelen 4.12, 4.17 en 4.17a van de Interim Omgevingsverordening 2021

    Het is verboden zonder vergunning borden, spandoeken, vlaggenmasten, handelsreclame, kunstuitingen, licht- of geluidgevende voorzieningen of vergelijkbare objecten te hebben, plaatsen of wijzigen in het Beperkingengebied beheer provinciale wegen.

    Er wordt een uitzondering gemaakt voor borden en dergelijke buiten Gebied landschappelijke waarden. Deze worden meldingsplichtig, evenals de tijdelijke borden bij een evenement.

  • Artikel 7.11 tot en met 7.15 en bijlage 17 van de Interim Omgevingsverordening 2021 (voormalig Landschapsverordening)

    Voor borden in het Gebied landschappelijke waarden is dit deel van de Interim Omgevingsverordening 2021 van toepassing. Doel is bescherming van de landschappelijke kwaliteit en het voorkomen van een wildgroei aan borden in dit gebied.

Voor borden op/ aan of boven de provinciale wegen in het Gebied landschappelijke waarden gelden in principe beide onderdelen van de Interim Omgevingsverordening 2021: hoofdstuk 4 (bescherming verkeersveiligheid, doorstroming etc.) en hoofdstuk 7 (bescherming landschappelijke kwaliteit en buitengebied). Dit is mogelijk omdat deze hoofdstukken verschillende belangen nastreven waardoor deze naast elkaar kunnen werken. (Verkeers)borden die op grond van de Wegenverkeerswetgeving of hoofdstuk 4 van de Interim Omgevingsverordening 2021 op/aan de provinciale weg worden geplaatst zijn niet strijdig met artikel 7.11 tot en met 7.15 en bijlage 17 van de Interim Omgevingsverordening 2021.

Toetsingskader

In de Interim Omgevingsverordening 2021 is het volgende toetsingskader opgenomen:

Artikel 4.5 Oogmerk provinciale wegen

  • 1.

    De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op het behoeden van de staat en een doelmatige en veilige werking van een provinciale weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die weg behoort.

  • 2.

    Taken en bevoegdheden op grond van deze afdeling kunnen ook worden uitgeoefend met het oog op de volgende belangen in het gebied waar de provinciale weg is gelegen:

    • a.

      het beschermen van landschappelijke en aardkundige waarden;

    • b.

      het beschermen van ecologische waarden en natuur;

    • c.

      het beschermen van cultuurhistorische en archeologische waarden; en

    • d.

      het beschermen van recreatieve en toeristische belangen.

Dit abstracte oogmerk laat nog veel ruimte open. Zij geeft geen antwoord op de vraag of in een concrete situatie sprake is van (ernstige) nadelige gevolgen voor bijvoorbeeld de verkeersveiligheid en/ of de bruikbaarheid en instandhouding van de weg. Zodoende bestaat er behoefte aan beleidsregels die duidelijkheid geven over hoe de normatieve bepalingen van de Interim Omgevingsverordening 2021 moeten worden toegepast. Een bijkomend voordeel is dat in het besluit tot vergunningverlening of -weigering verwezen kan worden naar deze beleidsregels. Van het in de beleidsregels opgenomen beleid kan overigens wel door Gedeputeerde Staten worden afgeweken. In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat dit mogelijk is in geval de beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Natuurlijk dient een dergelijke afwijking draagkrachtig te worden gemotiveerd in het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Algemene criteria

Een duidelijk en eenduidig beleid voor bewegwijzering biedt adequate informatie over objecten en terreinen, voorkomt zoekgedrag van weggebruikers, duidt bestemmingen op uniforme en herkenbare wijze aan, sluit aan bij internationaal geaccepteerde en toegepaste systemen en voorkomt een wildgroei aan verwijzingen. Daarmee worden de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid op en langs provinciale wegen bevorderd. Maar teveel bewegwijzering kan juist het tegenovergestelde veroorzaken. Door het oerwoud aan borden ziet men het bos niet meer met als gevolg dat de veiligheid in het geding komt doordat de weggebruiker teveel informatie moet verwerken. Om dit te voorkomen wordt eerst naar het algemeen belang van de weg gekeken alvorens gekeken wordt naar de specifieke situatie van de aanvrager.

Artikel 3 Aanduidingenbeleid

Sub a en b

Het terrein/ object wordt niet aangegeven op de grote blauwe wegwijzers.

Sub c

Er is sprake van een verkeersonveilige situatie.

Sub d

Het object / terrein ligt buiten de bebouwde kom. Binnen de bebouwde kom is het beleid van de gemeente bepalend.

Sub e

De activiteiten van het terrein / object zijn gericht op bezoekers die buiten de gemeente waarin het object of terrein gelegen is woonachtig zijn.

Sub f

Zowel provincie als aanvrager van de vergunning zijn niet gebaat bij het parkeren langs de provinciale weg omdat er onvoldoende parkeergelegenheid is bij het object / terrein. De beoogde doelstelling van objectbewegwijzering, voorkomen van zoekend verkeer en daarmee verkeersveiligheid, zou hierdoor ongedaan gemaakt worden.

Sub g

Het moet duidelijk zijn dat het object / terrein bezoekers trekt. Per situatie zal hier naar gekeken worden.

Sub h

Zie bijlage.

Artikel 4 Nadere voorschriften

Lid 2

Om te voorkomen dat er teveel borden onder elkaar geplaatst moeten worden waardoor de weggebruiker de informatie niet meer kan verwerken zal in deze gevallen een clustering plaatsvinden waarbij verwezen wordt naar een terrein of straat.

Lid 3

Voor deze voorschriften wordt gebruik gemaakt van de CROW richtlijn bewegwijzering 2014.