Regeling vervallen per 01-07-2011

Verordening van provinciale staten van Utrecht van 23 juni 2008, registratienummer 2008int218084, tot subsidiëring van particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties voor de verwerving van natuurterreinen (Subsidieverordening particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties ILG provincie Utrecht 2008).

Geldend van 25-06-2008 t/m 30-06-2011

Intitulé

Verordening van provinciale staten van Utrecht van 23 juni 2008, registratienummer 2008int218084, tot subsidiëring van particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties voor de verwerving van natuurterreinen (Subsidieverordening particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties ILG provincie Utrecht 2008).

Provinciale staten van Utrecht;

23 juni 2008, nummer 2008int216438;

Op het voorstel van gedeputeerde staten van 19 februari 2008, nr. 2008INT218084;

Gelet op artikel 11, derde lid van de Wet inrichting landelijk gebied;

Besluiten:

 

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

GS: gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;

minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

bureau: Bureau Beheer Landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

instelling: instelling als bedoeld in artikel 3, zijnde een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting;

terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, evenals de op die gronden gelegen objecten (gebouwen/andere opstallen), die van belang of van potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

verwerving: verwerving van het recht van eigendom of het recht van erfpacht;

EHS: ecologische hoofdstructuur, zoals die globaal is aangegeven op kaart 7 van de planologische kernbeslissing van het Structuurschema Groene Ruimte en zoals die nader door de provincies is begrensd in de natuurgebiedsplannen of zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05 29 435, nr. 125); robuuste verbindingen zoals die zijn omschreven in de Nota Ruimte en door de provincie nader zijn ingevuld;

natuurgebied: begrensd natuurgebied (EHS en robuuste verbindingen) als bedoeld in de Subsidieverordening natuurbeheer provincie Utrecht 2007 en de Subsidieverordening agrarisch natuurbeheer provincie Utrecht 2007;

invloedssfeer: gedeelte van een provincie, aangegeven op een door de minister en GS vastgestelde kaart (Plan Veiligstelling Gebieden 1996), waarbinnen een instelling eerst aangewezene is om terreinen te verwerven of in beheer te verkrijgen;

aankoopstrategieplan: een door GS vastgesteld document waarin de strategie is neergelegd voor de verwerving van grond in een bepaald gebied.

 

Artikel 2

GS kunnen met betrekking tot terreinen op aanvraag subsidies verlenen voor:

a. de kosten van verwerving; en

b. de vergoeding van de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten.

 

Artikel 3

Voor subsidies als bedoeld in artikel 2, lid 1, onderdelen a en b, komen de volgende instellingen in aanmerking:

a. Vereniging Natuurmonumenten te ’s Graveland;

b. Stichting Het Utrechts Landschap te De Bilt;

c. het Waterschap Vallei en Eem te Leusden voor ecologische verbindingszones met een nat profiel binnen haar gebied. Het betreft de volgende beken: Barneveldse Beek, Esvelderbeek, Modderbeek, Moorsterbeek, Nederwoudse Beek, Lunterse Beek, Heigraaf, Heiligenbergerbeek, Woudenbergse Grift, Oude Lunterse Beek, het Valleikanaal en de Grift;

d. Staatsbosbeheer te Driebergen.

 

Artikel 4

Een subsidie wordt verleend als de behoefte aan een subsidie ten genoegen van GS wordt aangetoond.

 

Artikel 5

1. Een subsidie wordt verleend als de grond is gelegen binnen de invloedssfeer van de instelling die een aanvraag tot subsidieverlening heeft ingediend (kaart 6, Plan Veiligstelling Gebieden 1996).

2. GS kunnen een uitzondering maken voor wat betreft de ligging in de invloedssfeer.

3. Subsidie aan de Vereniging Natuurmonumenten en Stichting Het Utrechts Landschap wordt in voorkeursgebieden particulier natuurbeheer alleen verleend indien voldoende inspanning (6 maanden) is geleverd om de doelstelling via particulieren te realiseren, maar dit desondanks niet mogelijk bleek (“Omslag minder verwerving naar meer beheer” GS 31 mei 2005).

 

Artikel 6

1. Een subsidie voor de kosten van verwerving van grond als bedoeld in artikel 2 wordt verleend indien het aankoopbedrag niet meer bedraagt dan de reële marktwaarde.

2. GS kunnen hierop een uitzondering maken als de verwerving valt onder een vastgesteld aankoopstrategieplan.

3. Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de volgende kosten:

a. het aankoopbedrag;

b. het kadastraal recht en het registratierecht;

c. veiling- en notariskosten;

d. overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

e. schenkingsrecht voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

f. het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

g. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

h. de kosten van gedeeltelijke of volledige schadeloosstelling, voorzover deze binnen een door of namens GS vastgesteld aankoopstrategieplan zijn gemaakt;

i. indien onteigening heeft plaatsgevonden: de bij de levering van de grond door de onteigenende instantie aan de subsidieontvanger doorberekende kosten van de onteigening;

j. hervestigings- of beëindigingskosten, voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door het bureau aan de betrokken instelling in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend.

4. GS kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hen vast te stellen maximumbedrag als subsidiabele kosten tevens worden aangemerkt:

a. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;

b. de met de verwerving verband houdende inrichting van terreinen;

c. taxatie- en bemiddelingskosten.

5. De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten. Bij de bepaling van het subsidiebedrag wordt rekening gehouden met subsidies of bijdragen die uit andere hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt of eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, zodat het totaal niet meer dan honderd procent van de subsidiabele kosten bedraagt.

6. In afwijking van het vijfde lid, bedraagt een subsidie voor de kosten van de aankoop van natuurvriendelijke oevers voor het waterschap (als bedoeld in artikel 2) maximaal 50% van de subsidiabele kosten en voor stapstenen, die niet door particulieren of terreinbeheerders kunnen worden ontwikkeld, maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

7. Over subsidies voor Staatsbosbeheer nemen GS een apart besluit.

 

Artikel 7

1. Een subsidie voor de kosten van verwerving van een terrein of pachtbeëindiging als bedoeld in artikel 2 wordt verleend voor terreinen:

a. die door de provincie zijn begrensd als natuurgebied, onderdeel uitmakend van de EHS;

b. die strategisch zijn gelegen en een cruciaal punt vormen voor het realiseren van de EHS;

c. die worden ingezet als ruilgrond voor realisatie EHS; waarbij GS nadere bepalingen kunnen opnemen in de beschikking over de termijn waarop de gronden moeten zijn ingezet voor realisatie van de EHS;

d. die zijn gelegen in een gebied met hoge actuele natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden; of

e. voor verwerving van bos- en landschapselementen als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, die zijn aangelegd in het kader van landinrichtingsprojecten.

2. Bij het eventueel aankopen van gebouwen is van belang of de ligging strategisch is of dat het gaat om cruciale punten binnen de EHS. Bij aankoop van gebouwen wordt een plan met betrekking tot hergebruik/herbestemming van de gebouwen/grond overlegd, dan wel een motivatie voor de sloop.

3. Opstallen kleiner dan 50 m2 worden niet beschouwd als een gebouw.

 

Artikel 8

1. Subsidie voor de kosten van vergoeding ter beëindiging van een op een terrein gevestigde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt slechts verleend, voorzover een instelling eigenaar of erfpachter is van een terrein waarop reeds vóór het tijdstip dat het terrein door die instelling is verworven, pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar het oordeel van GS beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling evenals de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten.

2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal 100% van de kosten van de vergoeding ter beëindiging van de op een terrein gevestigde pachtovereenkomst, met dien verstande dat de subsidie vermeerdert met subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, alsmede vermeerderd met eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend, niet meer dan honderd procent van het totaal van die kosten mag bedragen.

 

Artikel 9

1. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van verwerving van een terrein als bedoeld in artikel 7 wordt uiterlijk ingediend op de dag vóór het passeren van de koopakte.

2. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de kosten van vergoeding ter beëindiging van een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7 wordt uiterlijk ingediend op de dag vóór de beëindiging van de pachtovereenkomst.

 

Artikel 10

Een aanvraag tot subsidieverlening, als bedoeld in artikel 2, wordt in drievoud ingediend en gaat in ieder geval vergezeld van:

a. een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;

b. een begroting en taxatierapport van de met de verwerving, respectievelijk de beëindiging van de pachtovereenkomst, gemoeide kosten; indien de aankoop via Bureau Beheer Landbouwgronden loopt, is  alleen een samenvatting van het taxatierapport voldoende;

c. een kaartbeeld van het terrein;

d. in voorkomend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk worden verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk worden aangewend,

e. indien van toepassing een verwijzing naar een vastgesteld aankoopstrategieplan.

 

Artikel 11

1. Gedeputeerde staten beslissen op de aanvraag binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

2. Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste dertien weken verdagen.

 

Artikel 12

GS kunnen op aanvraag een voorschot verlenen tot ten hoogste honderd procent van het bedrag vermeld in de beschikking tot subsidieverlening onderscheidenlijk van het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening ten hoogste kan worden vastgesteld.

 

Artikel 13

1. De subsidieontvanger is verplicht om de daadwerkelijke verwerving van het terrein en/ of de beëindiging van de pachtovereenkomsten te laten plaatsvinden binnen een tijdvak van twaalf weken na de subsidieverlening.

2. Op verzoek van de betrokken instelling kunnen GS de termijn verlengen tot en met een door GS vast te stellen of nader vast te stellen tijdstip.

 

Artikel 14

Binnen twaalf weken nadat een terrein daadwerkelijk is verworven, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in, vergezeld van:

a. een afschrift van de notariële akte van de aankoop van de betrokken gronden;

b. een overzicht van de kosten, bedoeld in artikel 6,

c. een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk zijn aangewend.

 

Artikel 15

Binnen twaalf weken nadat met betrekking tot een terrein de pachtovereenkomst is beëindigd, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in, vergezeld van:

a. een afschrift van de goedgekeurde pachtbeëindigingsovereenkomst of de uitspraak van de rechter tot ontbinding van de pachtovereenkomst, bedoeld in artikel 377, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

b. een overzicht van de kosten verbonden aan de beëindiging van de pachtovereenkomst, en

c. in voorkomend geval, een overzicht van de subsidies of andere bijdragen die uit anderen hoofde met hetzelfde oogmerk zijn verstrekt, respectievelijk van de eigen middelen van de instelling die met hetzelfde oogmerk zijn aangewend.

 

Artikel 16

1. Gronden die met een subsidie als bedoeld in artikel 2 zijn verworven, of een gedeelte daarvan, worden niet vervreemd of in erfpacht uitgegeven, ook worden er geen zakelijke rechten gevestigd, noch wordt het kenmerkende karakter van het terrein of delen ervan in strijd met de beheersvisie gewijzigd, dan wel aan derden toestemming daartoe verleend.

2. Op verzoek van de betrokken instelling kunnen GS hierop een uitzondering maken.

3. De subsidieontvanger is verplicht het terrein tenminste 358 dagen per jaar kosteloos van zonsopgang tot zonsondergang open te stellen, toegankelijk te houden en de openstelling kenbaar te maken door middel van borden.

 

Artikel 17

Bij beëindiging van de instelling behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van GS.

 

Artikel 18

1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van terugvordering tot aan het moment van algehele voldoening.

2. Terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten blijft achterwege, indien het terrein aan de provincie wordt overgedragen.

 

Artikel 19

De instelling beschikt over statuten, die aan GS ter kennisneming worden overgelegd. De instelling stelt GS onverwijld in kennis van wijziging van de statuten.

 

Artikel 20

1. Gedeputeerde staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 2, 3 en 4.

 

Artikel 21

De Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 1998 is niet van toepassing.

 

Artikel 22

De artikelen 6.4 en 6.5 van de bijlage, bedoeld in artikel 27 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 1998 vervallen.

 

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

 

Artikel 24

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties ILG provincie Utrecht 2008.

Ondertekening

R.C. ROBBERTSEN, voorzitter.
L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier.
Uitgegeven 24 juni 2008
gedeputeerde staten van Utrecht,
namens hen
H.H. SIETSMA, secretaris