Regeling vervallen per 22-11-2011

Besluit van 15 september 1993, houdende vaststelling van de Verordening houdende regeling van de bezwaar- en beroepsprocedures

Geldend van 22-11-2011 t/m 21-11-2011

Intitulé

Besluit van 15 september 1993, houdende vaststelling van de Verordening houdende regeling van de bezwaar- en beroepsprocedures

Besluit van 15 september 1993, Provinciaal blad nr. 35 van 1993, houdende vaststelling van de Verordening houdende regeling van de bezwaar- en beroepsprocedures (Verordening bezwaar en beroep provincie Utrecht 1994), zoals dit is gewijzigd bij besluit van 14 september 1994, Pb nr. 52/1994; 21 juni 1995, Pb nr. 23/1995*; 20 maart 1996, Pb nr. 14/1996, 14 oktober 1998, Pb nr. 33/1998, 23 juni 1999, Pb 1999, 18, en 8 december 2003, prov. blad 2004, 2;

Provinciale staten van Utrecht;

Op het voorstel van gedeputeerde staten van 8 juni 1993, dienst/bureau BSD/AJA, nr. 160005;

Overwegende dat het noodzakelijk is de behandeling door gedeputeerde staten en door de commissaris van de Koningin van administratieve geschillen, aan hun of zijn beslissing onderworpen, te regelen en dat het wenselijk is de behandeling van bezwaar- en beroepschriften die bij provinciale staten zijn ingediend aanvullend te regelen;

Gelet op de artikelen 170, 182, 146 en 150 van de Provinciewet;

Besluiten:

Hoofdstuk 1. Beroep op gedeputeerde staten.

Artikel 1.

1. Met de berichten van ontvangst van een bij gedeputeerde staten ingediend beroepschrift, bedoeld in artikel 6:14, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt zo mogelijk direct, of anders zo spoedig mogelijk, de oproeping voor het horen aan belanghebbenden verzonden. Daarbij wordt meegedeeld:

- dat zij in de gelegenheid zullen worden gesteld te worden gehoord als bedoeld in artikel 7:16 van die wet;

- wanneer, waar en voor welke kamer die gelegenheid zal worden gegeven;

- gedurende welke termijnen het indienen van nadere stukken en het inzien van de stukken als bedoeld in artikel 7:18, eerste en tweede lid, van die wet mogelijk is en waar het inzien mogelijk is;

- en, indien zij daartoe heeft besloten, wie de kamer als getuigen of deskundigen zal oproepen als bedoeld in artikel 169 van de Provinciewet.

2. Indien het voornemen bestaat om in een zaak op de in artikel 172, eerste lid, van de Provinciewet bedoelde wijze uitspraak te doen, is het eerste lid niet van toepassing. Indien het voornemen is bekend gemaakt wordt de uitspraak niet gedaan voordat het voornemen onherroepelijk of verzet daartegen gegrond verklaard is. Van het horen van een indiener van een verzetschrift wordt een verslag gemaakt. Artikel 3, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 2.

1. Indien door of namens de kamer een onderzoek is gedaan, wordt daarvan een rapport opgemaakt en wordt het rapport toegevoegd aan de stukken, bedoeld in artikel 7:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, tenzij artikel 7:23 van die wet van toepassing is.

2. De kamer of een lid daarvan kan op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve, vergezeld van degene die als haar griffier optreedt, een plaatselijke gesteldheid opnemen of zaken bezichtigen die niet of bezwaarlijk naar de hoorzitting kunnen worden overgebracht. Het eerste lid is van toepassing.

 

Artikel 3.

1. In het verslag van het horen, bedoeld in artikel 7:21 van de Algemene wet bestuursrecht, worden de samenstelling van de kamer, de namen van de opgeroepen belanghebbenden en van de aanwezige belanghebbenden, de namen van getuigen en deskundigen, hun getuigenis of rapport, alle door de belanghebbenden tijdens het horen aangevoerde argumenten en de eventueel gemaakte afspraken vermeld. Schriftelijke pleidooien en rapporten kunnen aan het verslag worden toegevoegd, indien de inhoud daarvan tijdens de hoorzitting volledig is vermeld.

2. Nadere schrifturen of bewijsstukken, aangeboden na de in artikel 7:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn, worden slechts door de kamer in aanmerking genomen als de wederpartij daarmee instemt. Een aanbod en de instemming worden in het verslag vermeld.

3. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter of door het lid van de enkelvoudige kamer en degene die als griffier van de kamer optreedt.

 

Hoofdstuk 2. Beroep op de commissaris van de Koningin.

Artikel 4.

Bij de behandeling door de commissaris van de Koningin van administratieve geschillen, aan zijn beslissing onderworpen, is hoofdstuk 1 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 1, tweede lid.

 

Hoofdstuk 3. Bezwaar bij provinciale staten

Artikel 5. 

1. Er is een adviescommissie ten behoeve van de beslissing op bezwaren tegen besluitenvan provinciale staten. Zij wordt aangeduid als: Adviescommissie bezwaarschriften PS.

2. De commissie bestaat uit tenminste één voorzitter en tenminste twee leden.

3. De commissie is belast met de voorbereiding van de beslissingen van provinciale statenop tegen hun besluiten ingediende bezwaarschriften.

 

Artikel 6.

1. Provinciale staten benoemen een of meer voorzitters van de commissie.

2. Gedeputeerde staten benoemen de leden van de commissie nadat de commissieBestuur, Europa en Middelen uit provinciale staten kennis heeft kunnen nemen van devoordracht en hierover desgewenst opmerkingen heeft kunnen maken.

3. Een benoeming geldt voor een bepaalde termijn van ten hoogste vier jaar.Herbenoeming kan eenmaal plaatsvinden.

4. Een voorzitter of een lid kan voor de afloop van de termijn in onderling overleg schriftelijk ontslag nemen met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden.

5 Gedeputeerde staten kunnen de voorzitter en de leden schorsen. Provinciale statenheffen de schorsing op of ontslaan de voorzitter in hun eerstvolgende vergadering.

6 De voorzitter en de leden kunnen door provinciale staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten worden ontslagen.

 

Artikel 7.  

1. Gedeputeerde staten wijzen een secretaris van de commissie aan.

2. De secretaris is voor zijn taakvervulling als zodanig uitsluitend verantwoording verschuldigdaan de commissie.

 

Artikel 8.

De voorzitters en leden regelen zelf de samenstelling van de commissie voor de behandeling van een bezwaarschrift..

 

Artikel 9.

1. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen.

2. Zij kan buiten vergadering beslissen.

3. Voor het overige regelt zij zelf haar werkwijze.

 

Artikel 10.

1. De voorzitter leidt het horen.

2. Hij is jegens provinciale staten verantwoordelijk voor de kwaliteit van de adviezen van decommissie.

 

Artikel 11.

Provinciale staten verstrekken de commissie alle in verband met een bezwaarschrift van belang zijnde stukken en gegevens.

 

Artikel 12.

De vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 7:13, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is de voorzitter van de betrokken statencommissie. Hij kan afspraken maken in afwachting van de beslissing op het bezwaarschrift. Hij kan zijn taak overdragen aan een ander lid van provinciale staten of opdragen aan een lid van gedeputeerde staten of aan een andere provinciale functionaris.

 

Artikel 13.

1. De commissie zendt het advies, voor zover mogelijk met een ontwerp-besluit ter uitvoeringvan het advies en het verslag van het horen aan gedeputeerde staten.

2. Gedeputeerde staten zenden de stukken zo spoedig mogelijk aan provinciale staten,met inachtneming van hun verplichting mee te werken aan het handhaven van de beslissingstermijn,bedoeld in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht. Zij kunnenopmerkingen bij het ontwerp-besluit meezenden. Indien de commissie geen ontwerpbesluitheeft toegezonden of een ontwerp waarvan zij heeft aangegeven dat het aanvullingbehoeft, zijn gedeputeerde staten belast met de voorbereiding van dat besluit of die aanvulling.

 

Artikel 13A.

1. Provinciale staten kunnen meer adviescommissies ten behoeve van de beslissing op bezwaren instellen. De commissies kunnen uit drie of vijf leden bestaan. De leden kunnen voor een bepaalde termijn worden benoemd.

2. Aan commissies als bedoeld in het eerste lid kunnen de taken van de commissie, bedoeld in artikel 5, worden opgedragen indien meer dan drie bezwaarschriften tegen een of meer besluiten van provinciale staten tegelijk moeten worden behandeld.

3. De opdrachten worden gegeven door de voorzitter van de commissie, bedoeld in artikel 5. De voorzitter coördineert de advisering door de commissies indien die eenzelfde besluit van provinciale staten betreft.

4. Voor het overige is het bepaalde in dit hoofdstuk ook van toepassing op de commissies, bedoeld in het eerste lid. Indien een commissie uit drie leden bestaat is artikel 9, eerste lid, niet van toepassing.

 

Hoofdstuk 4. Beroep op provinciale staten

Artikel 14.

Proviciale staten houden een register bij van ingediende bezwaarschriften, van de beslissingen daarop, van ingestelde beroepen en van de uitspraken daarop. Zij brengen hierover jaarlijks verslag uit.

 

Artikel 15.

1. Er is een klachtencommissie. De klachtencommissie wordt gevormd door de leden van de Awb-adviescommissie PS.

2. Voorzitter van de klachtencommissie is de voorzitter van de Awb-adviescommissie PS tot wiens gebied als bedoeld in artikel 7, derde lid, de ambtelijke organisatie behoort. Zijn vervangers zijn de krachtens dat lid aangewezen vervangers.

3. De artikelen 8 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 16.

1. De in afdeling 9.3 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure voor de behandeling van klachten wordt gevolgd.

 

Artikel 17.

1. Zodra naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, vervalt de verplichting tot het verder toepassen van dit artikel.

2. Een mondelinge of schriftelijke klacht als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt terstond ter kennis gebracht van of doorgezonden aan de klachtencommissie.

3. De voorzitter van de commissie beslist of de klacht zal worden behandeld door hem, door hem na overleg met de leden van de commissie of door de commissie.

4. De voorzitter kan de secretaris mandaat of machtiging verlenen tot het verrichten van handelingen namens hem.

 

Artikel 18.

1. De taken en bevoegdheden die krachtens de artikelen 9:6 tot en met 9:10 van de Algemene wet bestuursrecht aan het betrokken bestuursorgaan van de provincie zijn opgedragen en toegekend, worden uitgeoefend door de voorzitter indien hij de klacht behandelt of door de klachtencommissie indien zij de klacht behandelt.

2. De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover uit hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht niet anders voortvloeit.

3. De verdaging, bedoeld in artikel 9:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan worden gedaan door de voorzitter indien hij de klacht behandelt, door de commissie indien zij de klacht behandelt, en door het bestuursorgaan nadat het het rapport, bedoeld in artikel 9:15, vierde lid, van de wet, heeft ontvangen.

 

Artikel 19.

Alle personen die werkzaam zijn onder het gezag van het provinciaal bestuur geven de voorzitter dan wel de klachtencommissie alle gevraagde inlichtingen.

 

Artikel 20.

De klachtencommissie zendt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden aan provinciale staten. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21.

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag waarop de Algemene wet bestuursrecht in werking treedt.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als: Verordening bezwaar, beroep en klachten provincie Utrecht 1996.

Ondertekening

1) wijziging van 8 december 2003, in werking 30 januari 2004.

geen