Verordening van provinciale staten van Utrecht van 19 januari 2004, tot het toestaan van handelingen met betrekking tot beschermde inheemse diersoorten

Geldend van 04-10-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening van provinciale staten van Utrecht van 19 januari 2004, tot het toestaan van handelingen met betrekking tot beschermde inheemse diersoorten

Verordening van provinciale staten van Utrecht van 19 januari 2004, prov. blad 8, tot het toestaan van handelingen met betrekking tot beschermde inheemse diersoorten (Verordening schadebestrijding dieren provincie Utrecht 2004)

Provinciale Staten van Utrecht;

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 9 december 2003, dienst/sector REG/RER, nummer 2003REG003150i;

Gelet op artikel 65, vierde lid, van de Flora- en faunawet;

Besluiten:

Artikel 1

Ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij of wateren als bedoeld in artikel 65, vijfde lid van de Flora- en faunawet, is het de gebruiker van grond of opstallen als bedoeld in de artikelen 65, vierde lid, en 66 van die wet toegestaan om, in afwijking van artikel 10 van die wet, dieren, behorende tot de in bijlage I genoemde soorten te verontrusten, voor zover die soorten zijn aangewezen krachtens artikel 65, eerste lid, onder b van die wet. 

Artikel 2

  • 1 De in het eerste lid bedoelde gebruiker van grond of opstallen is het voorts toegestaan om, in afwijking van artikel 9 van de wet, de in bijlage II genoemde diersoorten te doden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toestemming geldt slechts onder de in bijlage II aangegeven beperkingen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde handelingen mogen voorts slechts worden uitgevoerd met de middelen geweer en jachtvogel als bedoeld in artikel 5 van het Besluit schadebestrijding dieren, tussen zonsopgang tot zonsondergang.

  • 4 Uiterlijk de dag voorafgaande aan het verrichten van handelingen als bedoeld in het eerste lid meldt degene die daarvoor verantwoordelijk is dit schriftelijk of elektronisch aan gedeputeerde staten op een door hen beschikbaar te stellen formulier.

Artikel 3

Gedeputeerde staten kunnen bijlage I en bijlage II wijzigen, gehoord het Faunafonds. 

Artikel 4

Niet nakoming van artikel 2, vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de 1e categorie. 

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst (1). 

Artikel 6

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening schadebestrijding dieren provincie Utrecht 2004.

Ondertekening

Voorzitter, B. Staal Griffier, W.L.F. van Herwijnen
1) inwerkingtreding 14 febr. 2004.

Bijlage I, bedoeld in artikel 1 van de Verordening schadebestrijding dieren provincie Utrecht 2004

1. Nederlandse naam Wetenschappelijke naam

a. Knobbelzwaan Cygnus olor

b. Grauwe gans Anser anser *

c. Kolgans Anser albifrons *

d. Kleine rietgans Anser brachyrhynchus *

e. Rietgans Anser fabalis *

f. Brandgans Branta leucopsis *

g. Rotgans Branta bernicla

h Wilde eend Anas platyrhynchos

i. Smient Mareca penelope *

j. Fazant Phasianus colchicus

k. Meerkoet Fulica atra

l. Holenduif Columba oenas

m. Spreeuw Sturnus vulgaris

n. Roek Corvus frugilegus

o. Ekster Pica pica

p. Huismus Passer domesticus

q. Ringmus Passer montanus

r. Haas Lepus europaeus

s. Bosmuis Apodemus sylvaticus

t. Veldmuis Microtus arvalis

u. Woelrat Arvicola terrestris

*Met uitzondering van de gebieden die zijn aangegeven op kaart 1.0 behorende bij deze bijlage gedurende de periode 1 oktober tot 1 april (2).

1. Spreeuw: in de periode van 1 juni tot en met 31 oktober op of nabij percelen met rijpend fruit.

a. Gedode vogels moeten ter voorkoming van verspreiding van ziekten, zo spoedig mogelijk op een wettelijk toegestane en vereiste wijze worden geruimd.

2. Grauwe gans, Kolgans en Smient:

a. als middel ter voorkoming van belangrijke schade in de periode van 1 oktober tot 1 april vanaf zonsopgang tot 12.00 uur op percelen met akkerbouw, vollegrondsgroenten en grasland en de direct daaraan grenzende percelen met uitzondering van de gebieden zoals aangegeven op kaart 1.0.

b. Het doden van de soorten Grauwe gans, Kolgans en Smient is toegestaan met zowel hagel- als kogelgeweer. Het is niet toegestaan het middel geweer te gebruiken vanaf of vanuit een gemotoriseerd voer- of vaartuig.

c. Verjagen met afschot mag alleen plaatsvinden indien er ook minimaal twee maal per week verjaging op andere wijze plaatsvindt (bijvoorbeeld door middel van mensen in het veld of met honden)

d. Per verjaagactie van een groep van minimaal vijf (5) vogels, welke zich op het betreffende perceel bevindt dan wel aanstalten maakt tot foerageren op het perceel waarop de vrijstelling wordt gebruikt, mogen niet meer dan twee (2) vogels worden gedood.

e. Gebruik van levende, dode of kunstmatige lokvogels is verboden.

f. Per schadegevoelig perceel of aaneengesloten gelegen percelen mogen maximaal vijf (5) jachtaktehouders tegelijkertijd van de vrijstelling gebruik maken. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de wettelijke bepalingen gesteld in de artikelen 49 en 74 van de wet en 10 van het Jachtbesluit (40 ha-regeling).

g Gedode vogels mogen zowel voor consumptie- als handelsdoeleinden worden gebruikt. Worden vogels niet voor consumptie- of handelsdoeleinden gebruikt, dan moeten zij ter voorkoming van verspreiding van ziekten, zo spoedig mogelijk op een wettelijk toegestane en vereiste wijze worden geruimd.

h. Ringen die zich eventueel bevinden aan gedode vogels moeten direct naar het Vogeltrekstation, Postbus 40, 6666 ZG Heteren worden gezonden onder vermelding van plaats en datum van het afschot.

3.

a. Maximaal vier weken en minimaal 24 uur voor de actie meldt de persoon die van de toestemming bedoeld in artikel 2, eerste lid, gebruik wil maken, dit telefonisch of elektronisch aan Gedeputeerde Staten volgens het door hen beschikbaar gestelde formulier. Indien de actie in het weekend plaatsvindt, dient deze uiterlijk op de daaraan voorafgaande vrijdag middag om 15.00 uur gemeld te worden. b. De persoon die van de toestemming bedoeld in artikel 2, eerste lid, gebruik maakt dient het door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde formulier bij zich te dragen en dit formulier op eerste vordering van een daartoe bevoegd ambtenaar ter inzage te geven. c. Uiterlijk 48 uur na afloop van de actie waarbij gebruik is gemaakt van de toestemming bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt de Faunabeheereenheid Utrecht, door de in onderdeel b bedoelde persoon, geïnformeerd over de resultaten van de actie door middel van het bovengenoemde, (volledig ingevulde en ondertekende) formulier.

(2) Kaart 1.0 behorende bij bijlage I is gepubliceerd in provinciaal blad 53 en ligt ter inzage op het Provinciehuis

Toelichting Provinciaal blad 53 van 2008

Toelichting op het besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 30 september 2008, nummer 2008INT229305 inhoudende de wijziging van bijlage I en II van de Verordening schadebestrijding dieren provincie Utrecht 2004.

Bijlage I

Om verwarring bij de ontheffinggebruiker te voorkomen zijn alle soorten waarvoor de mogelijkheid tot verontrusten door de wetgever geboden wordt ook in de provincie Utrecht vrijgesteld voor opzettelijk verontrusten ter voorkoming van belangrijke schade. Indien de aanwezigheid van deze dieren geen dreiging vormt voor belangrijke schade is verstoring verboden. Het gaat om Rietgans, Kleine rietgans, Rotgans, Huismus, Ringmus, Holenduif, Bosmuis en Veldmuis. De Zwarte kraai en de Kauw zijn van de lijst verwijderd omdat deze door de Minister van LNV op de landelijke vrijstellingslijst zijn geplaatst.

Door de minister van LNV is - in samenwerking met IPO en organisaties op het gebied van landbouw, jacht en natuurbeheer – een Beleidskader Faunabeheer ganzen en smient en opgesteld. Belangrijk onderdeel van dit beleidskader is dat er foerageergebieden voor ganzen en smienten worden aan gewezen waarbinnen deze soorten gedurende de winterperiode worden opgevangen. In deze gebieden geldt in de periode van 1 oktober tot 1 april een wettelijk verbod (artikel 10 Flora- en faunawet ) om ganzen en smienten opzettelijk te verontrusten. Om deze reden wordt de vrijstelling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening niet van toepassing verklaard op de soorten Grauwe gans, Kolgans, Rietgans, Kleine rietgans, Brandgans en Smient gedurende de periode 1 oktober tot 1 april. Buiten de foerageergebieden is verjaging op grond van artikel 1 van deze verordening wel toegestaan.

Normaal agrarisch beheer in de foerageergebieden wordt niet beperkt. Ook ander gebruik, bijvoorbeeld de uitoefening van de jacht, wordt niet beperkt voorzover dit gebruik niet leidt tot het verontrusten van ganzen en smienten. Bij de vaststelling van het Beleidskader Faunabeheer is overleg gevoerd tussen rijk en de belangen organisaties van jagers. Dit heeft geleid tot afspraken, waarmee de foerageerfunctie van de gebieden behouden blijft, maar waarin voldoende mogelijkheden blijven bestaan voor jacht, beheer en schadebestrijding. Zowel jacht als beheer en schadebestrijding mag binnen foerageergebieden plaatsvinden onder de volgende voorwaarden.

1. Tot 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding in foerageergebieden niet toegestaan om de ganzen in de gelegenheid te stellen om vanuit de slaapplaatsen zonder verstoring te zoeken naar plaatsen om te foerageren. 2. Na 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding toegestaan zolang een afstand van tenminste 500 meter tot foeragerende ganzen in acht wordt genomen. Hiermee wordt verstoring voorkomen. 3. Daarnaast is het tot 1 januari toegestaan om van tevoren gepland eenmalig ййn dag per jachtveld te jagen, van een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang. Dit is onder de voorwaarde dat deze activiteit binnen het kader van de wildbeheereenheid wordt afgestemd tussen betrokkenen, zodat ook rekening wordt gehouden met de grootte van de gebieden en er niet overal tegelijkertijd gejaagd wordt en afdoende rekening wordt gehouden met de foerageerfunctie.

De aangewezen foerageergebieden vallen niet (geheel) samen met de gebieden welke zijn aangewezen op grond van de Vogelrichtlijn. Verstoring van ganzen en smienten in laatstgenoemde gebieden is niet toegestaan indien deze gebieden (mede) voor deze soorten zijn aangewezen. Schade in deze gebieden wordt door het Faunafonds op reguliere wijze vergoed.

Buiten de foerageergebieden en vogelrichtlijngebieden wordt van de grondgebruikers verlangd dat Grauwe ganzen, Kolganzen en Smienten intensief verjaagd worden met ondersteunend afschot. Daar waar Brandganzen, Rietganzen en Kleine rietganzen gemengd foerageren met Kolganzen, Grauwe ganzen en/of Smienten, wordt toegestaan dat Brandganzen, Rietganzen en Kleine rietganzen eveneens worden verontrust. Afschot van deze soorten is echter niet toegestaan.

Bijlage II

In het Beleidskader Faunabeheer ganzen en smient is aangegeven aan welke verjaagmethoden van de grondgebruiker verlangd worden om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in verband met schade. Dit houdt kort gezegd in, verjaging met ondersteunend afschot tot 12.00 uur en verjaging zonder ondersteunend afschot na 12.00 uur. In juli 2008 zijn er in een overleg tussen het Gewestelijk Utrechts Jacht- en Faunabedrijf, de Faunabeheereenheid Utecht en de provincie Utrecht afspraken gemaakt inzake de meld- en rapportagestructuur voor het gebruik maken van de provinciale vrijstelling welke is opgenomen in de onderhavige verordening. Het gaat hierbij om meldingen en rapportages met betrekking tot overwinterende ganzen en smienten welke zijn opgenomen in het Beleidskader Faunabeheer. De meld- en rapportagestructuur is in een processchema vastgelegd. Door middel van het procesformulier wordt de melding van actie geregistreerd en vervolgens het behaalde resultaat teruggerapporteerd. Personen die gebruik willen maken van de vrijstelling tot het verjagen met ondersteunend afschot (de uitvoerders) van Spreeuw, Grauwe gans, Kolgans en Smient dienen dit vooraf te melden bij de provincie volgens het procesformulier. Deze melding dient tenminste 24 uur?voor het uitvoeren van de acties te geschieden. Indien deze acties in het weekend gepland zijn dienen deze uiterlijk op de voorafgaande vrijdagmiddag om 15.00 uur te worden gemeld, dit in verband met de administratieve verwerking. Acties mogen maximaal 4 weken vooruit worden gemeld. Dit betekent dat er gemeld kan worden dat er binnen deze periode eerdere acties gepland zijn. In een dergelijk geval hoeft niet elke actie apart te worden gemeld.

Door Gedeputeerde Staten wordt vervolgens het procesformulier opgestuurd naar de melder en de grondgebruiker. Bij de uitvoering van de acties dient de uitvoerder dit procesformulier bij zich te dragen en desgevraagd te tonen aan een opsporingsambtenaar.

Na afloop van de acties dienen de resultaten hiervan op het procesformulier ingevuld te worden door de uitvoerder in samenspraak met de grondgebruiker. Op bedrijfsniveau worden gemeld door de uitvoerder het resultaat van de actie en door de grondgebruiker de inzet van de preventieve middelen. Binnen 48 uur na de (laatste) actie dient het formulier volledig ingevuld en door beiden ondertekend aan de Faunabeheereenheid Utrecht te worden gestuurd.

Toelichting

Vrijstelling van de verbodsbepalingen betreffende beschermde inheemse diersoorten

Algemeen

Het is op grond van de Flora- en faunawet verboden om beschermde inheemse diersoorten te doden, te vangen, te bemachtigen, met het oog daarop op te sporen of beschermde inheemse diersoorten opzettelijk te verontrusten (artikelen 9 en 10 Flora- en faunawet). Tevens is het verboden om nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11 Flora- en faunawet). Het is eveneens verboden om eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen (artikel 12). Op grond van een provinciale verordening kan de grondgebruiker, in afwijking van de artikelen 9, 10, 11 en 12 van de Flora- en faunawet, worden toegestaan handelingen te verrichten ter voorkomen van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Dit is slechts toegestaan wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

In de "Verordening schadebestrijding dieren provincie Utrecht 2004" is de vrijstelling geregeld voor het opzettelijk verontrusten van soorten, die in de provincie Utrecht veelvuldig belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren veroorzaken. De voorliggende vrijstelling is een voortzetting van de ‘Tijdelijke verordening schadebestrijding dieren provincie Utrecht 2002’. Deze verordening vervalt met ingang van 1 januari 2004. De reden van de tijdelijkheid was dat bij de invoering van de Flora- en faunawet per 1 april 2002 is gesteld dat voor sommige diersoorten geen cijfermatig onderbouwd schadeverleden bestond, omdat ze onder de vorige wetgeving volledig bejaagbaar waren. Gedurende een periode van 2 jaren zou vervolgens op grond van schadeontwikkeling moeten blijken voor welke diersoorten verdergaande maatregelen noodzakelijk zouden zijn.

Informatie uit onderzoek in combinatie met informatie over schade die voortvloeide uit ontheffingaanvragen gedurende de afgelopen twee jaren gaf slechts in geringe mate aanleiding tot bijstelling van de bestaande vrijstelling. Uit ingezonden meldingformulieren blijkt dat zowel in 2002 als in 2003 veelvuldig en in de gehele provincie door grondgebruikers gebruik is gemaakt van de vrijstelling, zowel in de fruitteelt (spreeuw en Zwarte kraai) als op ingezaaide gewassen (Zwarte kraai). Uitgangspunt is dat door het doden van zwarte kraaien tevens gelegenheid bestaat om de veelal gelijktijdig aanwezige kauwen en/ of roeken te verontrusten en daarmee belangrijke schade wordt voorkomen.

In 2003 zijn 9 ontheffingen voor het doden van kraaiachtige vogels verleend. In 5 gevallen ging het om toepassing van het aanvullende middel vangkooi voor de soorten Kauw en/ of Zwarte kraai in de fruitteelt en in 3 gevallen om gebruik van het middel geweer in de fruitteelt voor de soorten Roek en Kauw. Tenslotte werd 1 ontheffing verleend voor het doden van zwarte kraaien ter voorkoming en bestrijding van schade aan het gewas mais in de rijpingsfase. Omdat maпs in de gehele provincie wordt verbouwd en verzoeken tot ontheffing uit diverse gebiedsdelen werden gedaan, is de ontheffing verleend aan de Faunabeheereenheid Utrecht voor haar gehele werkgebied. Het is voor deze laatstgenoemde situatie dat wij nu de huidige vrijstellingbepalingen uitbreiden met het gewas maпs voor de gehele groeiperiode. Het is geen lokaal probleem en bovendien is het aannemelijk dat verzoeken om ontheffing jaarlijks zullen worden ingediend. Er wordt vastgehouden aan het standpunt dat door doden van zwarte kraaien de eventueel gelijktijdig aanwezige andere kraaiensoorten slechts behoeven te worden verontrust.

De afgelopen twee jaren geven landelijk nogal wat ontwikkelingen te zien ten aanzien van de vermeende schadelijkheid van soorten. Momenteel wordt bij het rijk verandering van wet- en regelgeving voorbereid om soorten toe te voegen, over te hevelen van de provinciale naar de landelijke lijst van schadeveroorzakende dieren, of aanvullende belangen op te nemen als reden voor toepassing van een vrijstellingverordening. Wij nemen daarom de vrij te stellen soorten met de bij die soorten te noemen condities waaronder zij zijn vrijgesteld op in aparte bijlagen bij het besluit. Op deze wijze kan snel worden ingespeeld op wettelijke ontwikkelingen.

De tekst van deze vervangende vrijstelling voor de provincie Utrecht is meer aangepast aan de in de Flora- en faunawet gebezigde relevante teksten. Ook is gekozen om de in te zetten middelen duidelijk te benoemen. Verder is in lid 2 onder b van bijlage II toegevoegd dat vers ingeplante tuin- of akkerbouwgewassen gedurende 6 weken na aanplant kunnen worden beschermd tegen mogelijke kraaienschade. Gebleken is dat kiemplanten of stekjes van handmatig, al dan niet onder folie aangebrachte planten ook door kraaien worden bezocht. De schade ontstaat doordat de vogels de plantjes uit de grond trekken tijdens het zoeken naar voedsel. In artikel 3 is gehandhaafd dat de grondgebruiker of diens schriftelijke vertegenwoordiger aan de provincie dient te melden dat van de vrijstelling gebruik gemaakt gaat worden. Dit is gewenst om te blijven bezien of de vrijstelling een nuttig instrument is. Daarnaast biedt het de mogelijkheid voor gerichte controle op naleving van de door de provincie gestelde voorschriften.

Gelet op de ervaringen van de afgelopen twee jaren wordt onvoldoende onderbouwing aanwezig geacht om voor alle soorten vrijstelling te geven voor maatregelen die verder reiken dan opzettelijk verontrusten. In de Nota van toelichting van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren schrijft de Staatssecretaris dat de provincies bij de op te stellen verordening ter zake van het vangen en doden van dieren de nodige terughoudendheid dienen te betrachten.

Wij kunnen echter, als er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten ontheffing verlenen van het verbod tot doden, onder meer ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren (artikel 68 Flora- en faunawet). Het voorkomen en bestrijden van belangrijke schade kan dus onder bepaalde voorwaarden plaatsvinden op basis van een ontheffing.

Artikelsgewijze toelichting

ARTIKEL 1 Er is geen onderbouwing aanwezig om vrijstelling te geven voor maatregelen die verder reiken dan opzettelijk verontrusten van de aangewezen soorten. Bij de selectie van soorten voor de provinciale verordening is uitgegaan van ervaringen van grondgebruikers over schade die in het recente verleden zijn gemeld. Van verschillende soorten is de omvang van schade uit het verleden onvolledig bekend omdat er onvoldoende schadetaxaties hebben plaatsgevonden. De volgende soorten zijn opgenomen in de provinciale verordening: Brandgans, Ekster, Grauwe gans, Haas, Kauw, Knobbelzwaan, Kolgans, Meerkoet, Rietgans, Roek, Smient, Spreeuw, Wilde eend en Zwarte kraai.

ARTIKEL 2 Op grond van ervaringen van grondgebruikers wordt het opzettelijk verontrusten van Spreeuwen en Zwarte kraaien door de grondgebruiker niet effectief geacht. Voor deze soorten is daarom gekozen voor een vrijstelling voor het doden (gebonden aan gebied en/of tijd). Het doden is toegestaan ter voorkoming van belangrijke schade indien het gaat om dreiging van belangrijke schade door de aanwezigheid van grote concentraties Zwarte kraaien en/of Spreeuwen op of nabij percelen met rijpend fruit (van 1 juni tot en met 31 oktober) en als er sprake is van een dreiging door de Zwarte kraai bij pas ingezaaide akkerbouwpercelen (granen en mais) en pas ingezaaid grasland. De term "pas ingezaaid" is van toepassing op de periode van ontkieming (moment van inzaaien tot circa zes weken hierna) en voor vers ingeplante tuin- of akkerbouwgewassen gedurende 6 weken na aanplant. Het op voorhand melden van het doden van Spreeuwen of Zwarte kraaien aan Gedeputeerde staten en het verzamelen van gegevens hierover via een voorgeschreven formulier blijft gewenst.

ARTIKEL 5 De verordening wordt vastgesteld voor onbepaalde tijd.