Notitie Cultuurhuizenbeleid

Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Intitulé

Notitie Cultuurhuizenbeleid

Inleiding

De gemeente Utrechtse Heuvelrug is ten aanzien van het ontwikkelen van cultuurhuizen koploper in de provincie. Regelmatig ontvangt de gemeente groepen belangstellenden die willen leren van de ervaringen die in onze gemeente zijn opgedaan. Zelf hebben wij geen kant en klaar, beproefd concept kunnen implementeren, maar zijn wij enige jaren geleden met veel lef al lerende en zoekende op weg gegaan naar de juiste wijze van vormgeven van cultuurhuizen. Daarbij is vallen en opstaan niet vreemd. Zo kan achteraf vastgesteld worden dat de aanvankelijke verhoudingen tussen de gemeente en de bewoners van de cultuurhuizen in het proces niet helder waren. Dit veroorzaakte verkeerde verwachtingen en heel veel ruis. Te zeer werd door diverse instellingen afwachtend naar de gemeente gekeken.

Nu er twee cultuurhuizen in de gemeente operationeel zijn, en diverse initiatieven daartoe ontplooid worden, is dit het juiste moment in het proces om helderheid te geven in de rollen en de verwachtingen die de betrokkenen over en weer van elkaar mogen hebben. De “Corporate Governance” van een cultuurhuis dient dan ook beschreven te worden. Met andere woorden: hoe moet een cultuurhuis goed, efficiënt en verantwoord geleid worden. Deze notitie geeft hier richting aan en maakt de rol van de gemeente duidelijk.

Binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn momenteel twee cultuurhuizen operationeel, te weten Cultuurhuis Pléiade te Doorn en Sport- en cultuurcentrum De Binder te Leersum. Een derde cultuurhuis, Allemanswaard te Amerongen, staat in de planning om gerealiseerd te worden.

Daarnaast is momenteel in Driebergen een onderzoek opgestart om te bezien of oprichten van een cultuurhuis in het centrum een optie is. Er is een procesbegeleider aangetrokken, die de mogelijkheden in kaart brengt.

Er zijn gesprekken opgestart met de Klankbordgroep Maarsbergen, om te bezien of in Maarsbergen een peuterspeelzaal (eventueel in combinatie met een basisschool) op een multifunctionele manier gebruikt kan worden, met een betere benutting van het gebouw als gevolg. Op langere termijn kan bekeken worden of deze multifunctionele ruimte zich kan ontwikkelen tot een mini-cultuurhuis.

In het dorp Overberg is de Buurthucht in 2008 verbouwd, waarbij een bergingsruimte is toegevoegd, zodat de bestaande ruimten meer optimaal benut kunnen worden. Er zijn geen vaste ruimten voor verhuurders, waardoor de bestaande ruimten altijd multifunctioneel worden gebruikt. Voor de toekomst zal bekeken worden of in de Buurthucht de multifunctionaliteit nog verder kan worden uitgebreid, waardoor uiteindelijk wellicht een mini-cultuurhuis ontstaat.

In het dorp Maarn tenslotte is een sociaal-cultureel centrum, De Twee Marken. Wellicht dat dit centrum, dat uit de zeventiger jaren stamt, in de (nabije) toekomst een renovatie zal ondergaan. Te zijner tijd zal dan ook bekeken moeten worden of omvorming tot een cultuurhuis een optie is.

Nu, na de eerste ervaringen met beide reeds bestaande cultuurhuizen en de verwachte uitbreiding van het aantal cultuurhuizen, staat de gemeente voor de vraag:

  • 1.

    of er een eenduidig exploitatie-/ organisatiemodel ontwikkeld kan worden voor de cultuurhuizen en

  • 2.

    of samenhang qua bedrijfsvoering en inhoudelijke programmering in en tussen de verschillende cultuurhuizen wenselijk en mogelijk is.

De gemeente heeft zich in haar cultuurbeleid 2007-2009 ‘Verbinden en Verbeelden’ voorgenomen cultuurhuizenbeleid te schrijven. Door het aannemen van een motie in de gemeenteraadsvergadering van 7 juli 2008 heeft de raad nogmaals aangegeven dat een heldere visie van de gemeente op cultuurhuizen op korte termijn wenselijk is. Vervolgens is door het college een plan van aanpak cultuurhuizenbeleid gemaakt, waarbij duidelijk werd dat er behoefte was aan een compacte beleidsnotitie cultuurhuizen, die na raadpleging met de betrokkenen (huidige en toekomstige bewoners van de cultuurhuizen) tot stand zou komen.

Het cultuurhuizenbeleid hoeft niet geheel nieuw geformuleerd te worden. De gemeente heeft inmiddels al twee cultuurhuizen ontwikkeld, een derde in oprichting en diverse voornemens daartoe. Hieraan liggen diverse in- en expliciete beleidsuitgangspunten ten grondslag. Deze notitie gaat in principe niet specifiek in op de individuele situatie van de (bestaande) cultuurhuizen, behalve wanneer het van belang is voor de formulering van het algemene Cultuurhuizenbeleid. Tenslotte zij vermeld dat deze notitie eveneens niet gaat over cultuurbeleid.

Deze notitie is bedoeld als algemeen richtinggevend beleid. Aan dit beleid dient in vervolgtrajecten per cultuurhuis nadere uitwerking gegeven te worden in een op maat gemaakt exploitatieplan en vervolgens in contracten tussen betrokkenen.

Eerdere beleidsuitgangspunten

In het in mei 2007 door de gemeenteraad goedgekeurde cultuurbeleid 2007-2009 ‘Verbinden en Verbeelden’ is een deelparagraaf gewijd aan cultuurhuizen. Hierin zijn de uitgangspunten van een cultuurhuis geformuleerd (aangevuld met zaken uit sportbeleid en woonvisie):

  • -

    Een cultuurhuis brengt publieke en private voorzieningen onder één dak.

  • -

    De gebruikers van een cultuurhuis hebben op kernniveau de rol van netwerker en coördinator en bouwen op die manier een band op met de lokale bevolking, het onderwijs en andere culturele instellingen.

  • -

    Binnen een cultuurhuis werken de gebruikers samen met lokale partners in het organiseren van interdisciplinaire activiteiten (kunst en cultuurhistorie, natuur en beeldende kunst of muziek, film en theater).

  • -

    Een cultuurhuis dient voldoende uitgerust te worden om bovenstaande activiteiten te kunnen uitvoeren.

  • -

    Een cultuurhuis speelt een belangrijke en actieve rol in de ontwikkeling en versterking van het lokale (culturele) aanbod.

  • -

    Een cultuurhuis speelt een belangrijke rol in het aanbieden van sport indien er een sporthal aanwezig is.

  • -

    Een cultuurhuis vormt waar nodig en mogelijk binnen de woonservicegebieden een aanvullend element op verzorgingshuizen en gezondheidscentra.

Hieruit kan begrepen worden dat

  • -

    de versterking van de sociale cohesie het primaire doel is

  • -

    gekozen is voor een decentrale benadering (op dorpsniveau en niet op gemeentelijk niveau)

  • -

    de cultuurhuisgedachte in samenwerking tussen de bewoners en met lokale partners vormgegeven dient te worden

  • -

    daarbij uitgegaan wordt van synergievoordelen (1 + 1 = 3) en tenslotte als vanzelfsprekend

  • -

    dat het daartoe noodzakelijk is om de bewoners onder één dak met voldoende voorzieningen bijeen te brengen.

Probleemstelling

Oorspronkelijk had het college het voornemen een algemeen exploitatiemodel te ontwikkelen dat op alle cultuurhuizen binnen de gemeente toepasbaar zou zijn. Het wiel zou dan niet voor ieder cultuurhuis opnieuw uitgevonden hoeven te worden. Een uniform toepasbaar exploitatiemodel zou voor de gemeente gemakkelijk te hanteren zijn.

In de afgelopen periode en na gesprekken met diverse betrokkenen is voortschrijdend inzicht ontstaan in de mogelijkheid en wenselijkheid van een eenduidig exploitatiemodel. Geconstateerd mag worden dat een uitgewerkt, gedetailleerd exploitatiemodel niet mogelijk en wenselijk is om de volgende redenen.

Één exploitatiemodel veronderstelt namelijk dat de cultuurhuizen in belangrijke mate vergelijkbaar zijn. Zij zijn dat, vanuit exploitatie oogpunt, niet omdat zij onderling sterk verschillen voor wat betreft:

  • -

    omvang

  • -

    eigendom van het pand: wel- zoals in de Binder en Pléiade- of niet- Allemanswaard- van de gemeente

  • -

    gemeente wel (Pléiade) of niet medebewoner

  • -

    bestaande en nog op te richten cultuurhuizen

  • -

    organisatie en beheer

  • -

    programmering

Bovendien kunnen vraagtekens gezet worden achter de wenselijkheid om als gemeente (diepgaand) bemoeienis te hebben met de exploitatie (althans het exploitatiemodel) van de individuele cultuurhuizen.

Het antwoord daarop is sterk afhankelijk van de vraag wat de rol van de gemeente zou moeten zijn ten opzichte van de cultuurhuizen.

Rol Gemeente

De gemeente vervult thans verschillende rollen, namelijk die van subsidiegever aan de afzonderlijke bewoners, als initiator van de totstandkoming van cultuurhuizen en soms die van eigenaar, beheerder en ook bewoner. Deze combinatie van rollen breng het reële gevaar van rolvermenging met zich mee en kan de verhoudingen binnen het cultuurhuis compliceren. Van belang is dan ook om helder te formuleren wat het belang is van de gemeente bij de cultuurhuizen en wat haar rol en daarmee haar bemoeienis bij die cultuurhuizen zou moeten zijn.

Zoals hiervoor gesteld heeft de gemeente een belang bij het bestaan van cultuurhuizen, met name de versterking van de sociale cohesie en van het lokale (culturele) aanbod. Dat betekent doorgaans dat zij initiatief zal moeten nemen om de vorming van cultuurhuizen tot stand te brengen, of althans deze te faciliteren. Dat vraagt van de gemeente een eenmalige (tijdelijke) investering in procesbegeleiding, voorlichting en dergelijke en wellicht een hogere structurele bijdrage aan instellingen die reeds een subsidierelatie met de gemeente hebben, wat betreft hogere huisvestingslasten die de nieuwe huisvesting veelal met zich meebrengt. Tevens zal de gemeente voorwaarden dienen te scheppen voor het ontstaan van samenwerking tussen de instellingen in het cultuurhuis voor wat betreft de exploitatie van het cultuurhuis (met name het verhuren van gemeenschappelijke ruimten aan derden, gemeenschappelijk beleid met betrekking tot het beheer van het gebouw) en samenwerking met betrekking tot de programmering. Kortom, dat door de bewoners zelf vorm gegeven gaat worden aan de cultuurhuisgedachte vanuit een gemeenschappelijk gevoeld belang.

Dat brengt met zich mee dat de gemeente de verdere vormgeving van een reeds ontwikkeld cultuurhuis ziet als een verantwoordelijkheid van de instellingen/bewoners. Zij beantwoordt daarmee aan het uitgangspunt om het cultuurhuis zo veel mogelijk lokaal te laten invullen.

De gemeente blijft zich, net zoals vóór het ontstaan van een cultuurhuis, richten op de afzonderlijke instellingen, die reeds een subsidierelatie met de gemeente hebben: in de subsidievoorwaarden, die de gemeente stelt aan haar subsidiënten, zal de gemeente samenwerking binnen een cultuurhuis, of zelfs tussen cultuurhuizen, stimuleren. Het beleid is dan niet gericht op het cultuurhuis als een zelfstandige entiteit, maar op de reeds gesubsidieerde participanten. Met de stichting van een cultuurhuis zal de gemeente geen subsidierelatie aangaan. Inzake die cultuurhuizen waar een andere partij de eigenaar is van het gebouw (bijvoorbeeld Allemanswaard), heeft de gemeente sowieso geen andere rol en sturingsmogelijkheden dan hiervoor beschreven.

De gemeente heeft overigens niet de intentie om eigenaar en/of huurder te worden van nieuw op te richten cultuurhuizen.

Organisatievisie

Uitgaande van de eerder genoemde beleidsuitgangspunten en de rol van de gemeente, dient de gemeente voorwaardenscheppend te zijn. De instellingen in de lokale cultuurhuizen dienen vanuit een gemeenschappelijk gevoeld belang en verantwoordelijkheid zelf hun gemeenschappelijke programmering te ontwikkelen en te realiseren. Om deze samenwerking zo veel mogelijk te waarborgen is het noodzakelijk de programmering (en waar mogelijk ook de exploitatie) onder te brengen bij een stichting waarin de instellingen op basis van gelijkwaardigheid zitting hebben. Het is aan de stichting hoe (en door wie) aan deze taak invulling gegeven dient te worden. De gemeente kan hiertoe gedurende de aanloopperiode tijdelijk procesondersteuning (in geld of menskracht) beschikbaar stellen.

Omdat uitvoering van het cultuurprogramma veelal ruimtebeslag vraagt, dient de stichting over de algemene ruimten te kunnen beschikken. Maar ook om de algemene ruimten zoveel mogelijk financieel exploitabel te maken, dient de stichting over deze ruimten te kunnen beschikken. Alleen dan kan een actief beleid opgezet worden om deze ruimten extern te verhuren. In welke mate dit derdengelden zal genereren, zal de praktijk moeten uitwijzen. De marktsituatie, het ondernemerschap binnen het cultuurhuis en de mogelijkheden van het pand zullen dat mede bepalen. Om de stichting hiertoe goed in positie te brengen is het wenselijk dat zij het pand huurt van de eigenaar en doorverhuurt aan de bewoners van het pand. Tevens dienen alle vergunningen op naam van de stichting gesteld te worden. De kosten en opbrengsten van de gemeenschappelijke ruimten kunnen over de bewoners worden verdeeld cq ingezet worden ten behoeve van culturele activiteiten. Hierover dient de stichting afspraken te maken met de diverse bewoners. Aldus krijgen de bewoners financieel en “programmatisch” belang bij het aantrekken van derdengelden.

Waar het gaat om gemeenschappelijke programmering of andere vormen van samenwerking tussen de cultuurhuizen onderling, is het niet wenselijk om deze door de gemeente van bovenaf op te leggen, en kiest de gemeente ervoor deze vooral vanuit de cultuurhuizen te laten ontwikkelen. Wel stelt de gemeente als voorwaarde dat de lokale stichtingen gezamenlijk, bij voorkeur in een platform, overeenstemming bereiken over de (culturele) programmering met een dorpsoverstijgend karakter. In dit platform kunnen zij onderling kennis en ervaring gaan delen en nagaan hoe eventuele verdere samenwerking mogelijk en wenselijk is. Of en in welke mate dat synergievoordelen oplevert is in dit stadium nog niet goed te beantwoorden. Gedacht zou kunnen worden aan bijvoorbeeld een gezamenlijke verhuur van de sporthallen in zowel De Binder als Allemanswaard of één theaterprogramma voor zowel Pléiade als De Binder. Maar ook valt te denken aan het gezamenlijk inkopen van bijvoorbeeld schoonmaakcontracten en dergelijke, waar de schaalgrootte wellicht voordeel kan opleveren.

Bij de vorming van een stichting die verantwoordelijk wordt voor zowel de gemeenschappelijke programmering als de exploitatie van het cultuurhuis, dient de stichting er voor te zorgen dat zij over voldoende deskundigheid kan beschikken. Hoe de stichting dit verder invult, kan lokaal worden bepaald. Zo kan overwogen worden niet alleen vertegenwoordigers namens de bewoners in de stichting op te nemen, maar ook onafhankelijke vrijwilligers met bepaalde (juridische/financiële) deskundigheid op te nemen. Zo wordt zowel betrokkenheid van de bewoners als voldoende deskundigheid gewaarborgd.

De gemeente kan in de beginfase subsidie voor het inhuren van de procesbegeleiding beschikbaar stellen.

Kosten

Het beleid van de gemeente om cultuurhuizen tot stand te laten komen brengt voor de gemeente extra kosten met zich mee. Deels zijn deze initieel en deels structureel. Absolute bedragen kunnen hier niet genoemd worden omdat deze per cultuurhuis sterk zullen verschillen.

Initiële lasten

  • a)

    Cultuurhuizen ontstaan niet vanzelf. De gemeente heeft hiertoe een initiërende en begeleidende rol. Dat betekent dat zij procesbegeleiding in de vorm van geld of FTE’s beschikbaar zal moeten stellen, om te verkennen of een cultuurhuis levensvatbaar is en om gebruikers te mobiliseren een visie op de cultuurhuizengedachte te ontwikkelen. De omvang van de kosten is afhankelijk van de grootte van het op te richten cultuurhuis, het aantal potentiële participanten, de huisvestingssituatie etc.

  • b)

    Naast deze kosten zal, zoals eerder in deze notitie vermeld, de gemeente veelal procesondersteuning beschikbaar dienen te stellen aan de stichting met betrekking tot het tot stand brengen van de gemeenschappelijke programmering en - exploitatie. Te denken valt aan een periode van ongeveer twee jaar.

Structurele lasten

  • a)

    Bij het opzetten van een cultuurhuis dient er rekening mee te worden gehouden dat de huisvestingslasten over het algemeen hoger zullen zijn dan in de “oude” situatie waarin iedere participant afzonderlijk gehuisvest was; zeker daar waar de participanten in de “oude” situatie slecht en gebrekkig en dus goedkoop gehuisvest waren. Overigens zou de gemeente ook zonder de cultuurhuizen maatregelen hebben moeten nemen (nieuwbouw/renovatie) en dus eveneens structureel hogere lasten hebben gehad. Daar waar de gemeente in de “oude” situatie een subsidie voor de huurcomponent gaf, zal zij in de “nieuwe” situatie wellicht de subsidie voor de huisvesting aan die participanten, waarmee de gemeente reeds een subsidierelatie heeft, structureel moeten verhogen. Of en zo ja, in welke mate die bijdrage verhoogd zal worden, zal de gemeente in concrete gevallen moeten beoordelen. Tegenover deze hogere kostenpost staat wel een hogere kwaliteit en de fysieke, ruimtelijke mogelijkheid om invulling te geven aan het doel van het cultuurhuis. Omdat de stichting het totale cultuurhuis huurt en dus ook de algemene ruimten, heeft zij (en daarmee alle individuele participanten) ook financieel belang bij commerciële exploitatie van deze ruimten. Door extra inkomsten uit bijvoorbeeld zaalverhuur, kan de stichting de huisvestingslasten drukken cq meer onrendabele culturele activiteiten ontplooien. Hierbij zal wel onderscheid gemaakt moeten worden in hogere tarieven voor commerciële gebruikers en lagere tarieven voor activiteiten, waarvoor het cultuurhuis bedoeld is. Naarmate de stichting meer ervaring opdoet zal zij op termijn beter in staat zijn derdengelden aan te trekken. Deze financiële prikkel tot gemeenschappelijke exploitatie mag evenwel niet leiden tot een evenredige korting door de gemeente op de huisvestingssubsidie van de afzonderlijke, reeds door de gemeente gesubsidieerde instellingen.

  • b)

    De kosten van de stichting zelf zullen naar verwachting minimaal zijn en dienen door de participanten naar evenredigheid zelf betaald te worden. Deels bestaan deze kosten uit oprichtingskosten (notaris) en de jaarlijkse accountantskosten (jaarrekening) en deels (het overgrote deel) uit de bemensing van de stichting. Omdat de stichting bestaat uit de participanten (of gelieerd is aan de participanten), kan deze ook bemenst worden door de participanten en mogelijk ondersteund worden door (deskundige) vrijwilligers. Verwacht mag worden dat de stichting (het samenwerkingsverband) op termijn niet meer werk/FTE’s zal vragen dan de optelsom van het werk van de individuele participanten in de “oude” situatie. Mogelijk dat door de schaalvergroting en de samenwerking op termijn zelfs efficiencyvoordelen zullen ontstaan (meer activiteiten voor dezelfde inspanning).

  • c)

    Uit extern advies is gebleken dat het tussenvoegen van een (beheers-)stichting geen invloed heeft op de BTW en dus geen kostenverhogende gevolgen heeft. Niet het cultuurhuis als zodanig, maar de producten en diensten zijn wel of niet BTW-plichtig, Per cultuurhuis zal wel beoordeeld moeten worden of voor sommige participanten een BTW- belaste huur financieel gunstiger is.

Implementatie

Het in paragraaf 5 voorgestelde organisatiemodel dient gezien te worden als een richtinggevend ideaal model dat nader ingevuld dient te worden per cultuurhuis door de (toekomstige) bewoners.

Onderscheid dient gemaakt te worden tussen de bestaande cultuurhuizen in Doorn en Leersum en de nog nieuw te vormen cultuurhuizen.

a.De bestaande cultuurhuizen zijn tot stand gekomen zonder dat van tevoren door gebruikers goed is nagedacht over visie, samenwerking en programmering. Er werd teveel vanuit het gebouw gedacht, waar vervolgens een cultuurhuisconcept omheen werd -en nog steeds wordt- gevlochten. Het is veel wenselijker om eerst als gebruikers een heldere visie neer te leggen met een gezamenlijke programmering, organisatie en exploitatiefilosofie, waaruit intensieve samenwerking tussen alle gebruikers spreekt. Vervolgens kan het gebouw dan op basis van deze visie gebouwd cq aangezocht worden. Voor beide cultuurhuizen kan eveneens gesteld worden dat er geen sprake is van gelijkwaardigheid van bewoners.

In Leersum is destijds gekozen voor een commerciële horecaondernemer die de exploitatie en het programmamanagement zou verzorgen. Inmiddels is gebleken dat de programmering en daarmee de invulling van de cultuurhuisgedachte, niet optimaal gestalte kan krijgen door deze keuze. Wel is in 2008 een onafhankelijk adviseur ingehuurd, die de diverse bewoners helpt om te komen tot een gezamenlijk programma 2009 en 2010. Maar van een gemeenschappelijke organisatie en exploitatie is nog steeds geen sprake.

Voor Leersum is het dan ook noodzakelijk het contract met de huidige commerciële horeca ondernemer te beëindigen cq aan te passen, waarbij een scheiding wordt gemaakt tussen horeca enerzijds en multifunctionele ruimten anderzijds. De betreffende ondernemer kan dan de exploitatie van de horeca en eventueel de sporthal op zich nemen, terwijl de exploitatie van de multifunctionele ruimten (toneelzaal en vergaderzalen) en het programmamanagement in handen gelegd worden van een stichting. Gesprekken hierover zijn inmiddels opgestart, aangezien de bestaande huurovereenkomsten op 1 april 2009 van rechtswege eindigen.

In Doorn is de gemeente de dominante bewoner. Door haar rol als eigenaar, beheerder en bewoner van het gebouw zijn de omstandigheden niet optimaal om samenwerking tussen de bewoners op basis van gelijkwaardigheid te realiseren. Wel is sinds november 2007 een stichting actief die de programmering verzorgt en heeft die stichting recentelijk in 2009 tevens tot taak om namens de gemeente de gemeenschappelijke ruimten te exploiteren (interne verhuur en verhuur aan derden). Hiertoe wordt een overeenkomst gesloten tussen gemeente en stichting. Bij de uitwerking van de overeenkomst wordt uitgegaan van de gemeente als bevoorrechte eerste gebruiker ten aanzien van de publieksloketten, de ruimten voor het gemeentebestuur, de raadszaal in het auditorium en de ruimten voor raadsfracties.

b.Met betrekking tot de nog op te richten cultuurhuizen is het voorgestelde model gemakkelijker te implementeren. Daar dienen de toekomstige bewoners van te voren een gemeenschappelijk beleid overeen te komen en die gezamenlijkheid onder te brengen in een stichting, die huurt van de eigenaar. De gemeente is bij voorkeur noch de eigenaar noch een huurder van deze cultuurhuizen.

In Amerongen wordt in de nabije toekomst het cultuurhuis Allemanswaard gebouwd.

Het doel van Allemanswaard is dat door het concentreren van reeds op grote schaal aanwezige samenwerking tussen diverse instanties deze vereenvoudigd en versterkt kan worden en dat nieuwe culturele initiatieven ontplooid kunnen worden. In het cultuurhuis Allemanswaard komen sport, wonen, scholen, winkels, zorg en sociaal-culturele voorzieningen.

Eigenaar van het project Allemanswaard Carré is de Woningbouwvereniging Amerongen. De vereniging zal het gebouwbeheer op zich nemen en sluit huurovereenkomsten af met de diverse gebruikers. Bovendien wil de gemeente een aantal beleidsvoornemens in Allemanswaard realiseren, zoals een buitenspeellocatie voor jeugd op het multifunctionele plein en een Centrum voor Jeugd en Gezin. Het is daarom voor de gemeente belangrijk om de ontwikkelingen inzake Allemanswaard op de voet te volgen Omdat de gemeente geen eigenaar van het gebouw is, speelt ze in Allemanswaard alleen een indirecte rol. Wel wordt een groot aantal gebruikers door de gemeente gesubsidieerd.

De cultuurhuisgedachte krijgt in het gebouw vorm door een centraal plein, waar bewoners en bezoekers elkaar ontmoeten. Aan dit plein ligt een open, uitnodigende en laagdrempelige ingang tot de centrale ontmoetingsruimte van het cultuurhuis, waarin onder andere een leestafel met zitjes en diverse balies zijn gevestigd.

Omdat de gebruikers voor aanvang van de bouw goed hebben nagedacht over samenwerking en uitstraling, kan het cultuurhuisconcept vanaf het prille begin groeien en na de opening van het cultuurhuis (hopelijk) tot grote bloei komen. Vanwege de centrale rol van de bibliotheek, is met de mede-gebruikers afgesproken, dat de bibliotheek het culturele programmamanagement in samenwerking met de gebruikers gaat coördineren.

In Driebergen is een procesbegeleider momenteel bezig om met een kerngroep te bespreken of en zo ja, onder welke voorwaarden, samenwerking in een cultuurhuis mogelijk is. In deze kerngroep participeren naast bibliotheek en welzijnsinstelling ook een woningbouwvereniging, muziekschool, fysiotherapie, fitness, kinderopvang en horeca. In gezamenlijkheid zal een visie op het cultuurhuis worden geformuleerd, vergezeld van een exploitatiemodel. Samen met de eigenaar van het gebouw wordt bekeken op welke manier het cultuurhuis in combinatie met een supermarkt en woningen, exploitabel te maken is. Daarna zal de gemeenteraad een uitspraak moeten doen over randvoorwaarden voor het nieuwe gebouw en kunnen er verdere stappen genomen wordt tot realisatie van een cultuurhuis in Driebergen.

In Maarsbergen denkt een Klankbordgroep na over multifunctioneel gebruik van een peuterspeelzaal, al dan niet in combinatie met de nabijgelegen basisschool Merseberch. De Klankbordgroep heeft uitgangspunten geformuleerd. De gemeente als eigenaar van beide gebouwen, bekijkt momenteel welke optie (aanpassen bestaand gebouw of nieuwbouw) het meest haalbaar is.

In Overberg is het bestaande dorpshuis De Buurthucht de afgelopen tijd omgebouwd, waarbij de bestaande ruimten nog beter multifunctioneel gebruikt kunnen worden. De komende tijd zal verder worden nagedacht over optimale benutting van de ruimten en eventueel uitbreiding tot een mini-cultuurhuis.

In Maarn bestaat het sociaal-cultureel centrum De Twee Marken. Dit gebouw is eigendom van een stichting. Onlangs is er een nieuwe pachter gekomen, die meer samenwerking tussen de diverse gebruikers stimuleert. Dit lijkt een goede basis om in de toekomst te bezien of dit gebouw wellicht kan worden omgevormd tot cultuurhuis. Het initiatief hiertoe kan door de gemeente worden gefaciliteerd, maar zal door de gebruikers vormgegeven moeten worden, zodat het een lokaal gedragen initiatief wordt.

Samenvatting

De gemeente streeft met de vorming van cultuurhuizen met name de versterking van de lokale sociale cohesie na. Het cultuurhuis zal daarnaast een belangrijke rol spelen in de versterking van het (culturele) aanbod. Inmiddels zijn er binnen de gemeente twee bestaande cultuurhuizen (Doorn en Leersum) en worden in de andere kernen cultuurhuizen overwogen cq voorbereid.

Één algemeen uniform exploitatiemodel voor alle bestaande en toekomstige cultuurhuizen is vanwege de lokale diversiteit niet mogelijk en niet wenselijk. De exploitatie en de gemeenschappelijke programmering is primair de verantwoordelijkheid van de participanten. De rol van de gemeente ligt in het initiëren en begeleiden van de totstandkoming van cultuurhuizen. Vervolgens stimuleert zij de individuele participanten om zelf binnen het cultuurhuis (en tussen cultuurhuizen onderling) samenwerking tot stand te laten komen wat betreft gezamenlijke exploitatie en programmering.

Deze beleidsnota richt zich dan ook primair op de rol van de gemeente en haar relatie tot de cultuurhuizen. Ze stelt een ideaal model voor wat er kort gezegd op neerkomt dat ten aanzien van ieder cultuurhuis de gezamenlijke programmering en exploitatie ondergebracht dienen te worden bij een stichting waarin de participanten deelnemen, terwijl de gemeente, zodra het cultuurhuis goed opgezet is, primair vanuit haar rol als subsidiegever de participanten, die reeds een bestaande subsidierelatie met de gemeente hebben aanstuurt en stimuleert tot samenwerking. Met de stichtingen van cultuurhuizen zal de gemeente geen subsidierelatie aangaan.

Ten aanzien van de nog op te zetten cultuurhuizen zal het voorgestelde model vrij gemakkelijk te implementeren zijn. Voor de bestaande cultuurhuizen ligt dat anders. Voor Leersum wordt voorgesteld het contract met de horecaondernemer te wijzigen waarbij een scheiding gemaakt wordt tussen de horeca (en eventueel de sporthal) en de overige (multifunctionele) ruimten. Het laatste dient door een nog op te richten stichting te worden geëxploiteerd. Vanuit deze stichting dienen de gebruikers dan tevens het programmamanagement gestalte te geven.

Met betrekking tot Doorn wordt voorgesteld de huidige lijn te continueren, waarbij de gemeente bevoorrechte eerste gebruiker is ten aanzien van een aantal ruimten.

Financieel gezien brengen de cultuurhuizen voor de gemeente initiële kosten voor het tot stand brengen van een cultuurhuis met zich mee en een tijdelijke procesbegeleiding daarna en voorts wellicht een hogere structurele subsidie als bijdrage in de huisvestingslasten voor die participanten, die reeds een bestaande subsidierelatie met de gemeente hebben.

De kosten voor toekomstige cultuurhuizen zijn nu nog niet geraamd. Hiermee zal rekening gehouden moeten worden bij het opstellen van de kadernota voor de komende jaren. Er zal een budget opgenomen moeten worden, waarbinnen de gemeente in staat is om gebruikers van cultuurhuizen volgens deze notitie te faciliteren.

Procesverantwoording

In de cultuurnota ‘Verbinden en Verbeelden’ 2007-2009 heeft de gemeente zich voorgenomen een gemeentebreed cultuurhuizenbeleid te ontwikkelen. Vervolgens is een Plan van Aanpak Cultuurhuizenbeleid gemaakt, dat door het college is geaccordeerd in haar vergadering van 20 november 2007, waarbij door het college expliciet is aangegeven dat de uitwerking compact diende te zijn. Daarom is gekozen voor een korte beleidsnotitie. Het college hechte er veel waarde aan dat het beleid tot stand zou komen met ondersteuning van een begeleidingsgroep. De functie van deze groep was het actief meedenken en begeleiden van het project, becommentariëren van rapportages en bijstand leveren in de vorm van kennis, netwerk en expertise.

Vervolgens is begonnen met een brainstormsessie met deze begeleidingsgroep op 9 juli 2008. Uitgenodigd waren:

  • -

    Stichting Cultuurhuis Doorn

  • -

    Sport- en cultuurcentrum De Binder

  • -

    Allemanswaard (Woningbouwvereniging Amerongen)

  • -

    Initiatiefgroep Dorpshuis Driebergen

  • -

    Stichting De Twee Marken

  • -

    De Buurthucht Overberg

  • -

    Klankbordgroep Maarsbergen

  • -

    Regiobibliotheek Z-O-U-T

  • -

    Welzijnsinstellingen SWUH en SWD

  • -

    WMO-raad

  • -

    Cultuurraad

Aanwezig op deze avond waren de Stichting Cultuurhuis Doorn (de heer Ab Engelsman en mevrouw Désirée Weyburg), de Stichting Welzijn Driebergen (de heer John van Leeuwen), de Initiatiefgroep Dorpshuis Driebergen (de heer Jan Broekgaarden) en de WMO-raad (de heer Arie van Leeuwen). Met de aanwezigen is gesproken over onderwerpen als:

  • -

    Wat is een cultuurhuis? Begripsbepaling

  • -

    Visie op en doel van een cultuurhuis

  • -

    Doelgroepen

  • -

    Bewoners/participanten en gebruikers

  • -

    Programmamanager

  • -

    Rol van de gemeente

  • -

    Rol commerciële partijen

Aan de hand van de uitkomt van het gesprek is een concept geschreven. Omdat dit concept nog niet volledig was (er diende specifieke kennis over financiële en juridische kwesties aanwezig te zijn), heeft de gemeente een beroep gedaan op de provincie. De provincie Utrecht heeft in november 2007 een ‘Handreiking voor het opzetten van een cultuurhuis’ uitgegeven. Hieruit bleek dat een heldere visie vanuit de gemeente (zeker als binnen een gemeente meerdere cultuurhuizen zijn) noodzakelijk is. Aan de provincie is vervolgens gevraagd om ondersteuning om deze visie te verwoorden. Deze ondersteuning is geleverd in de persoon van de heer Rudolph Kroon. Hij is in de herfst 2008 begonnen om aan de hand van de conceptnotitie interviews te houden met de heer Ab Engelsman en mevrouw Désirée Weyburg (Stichting Cultuurhuis Doorn) en met mevrouw Eireen Sterenborg (De Binder Leersum). Ook heeft een gesprek plaatsgevonden met mevrouw Mariet Wolterbeek (Regiobiliotheek ZOUT). Vervolgens is het concept verfijnd en ambtelijk besproken. Daarna is het concept toegestuurd aan de begeleidingsgroep cultuurhuizen en besproken op 26 februari 2009. Hierbij waren de volgende organisaties aanwezig:

  • -

    Stichting Cultuurhuis Doorn (de heer Ab Engelsman en mevrouw Désirée Weyburg)

  • -

    Sport- en cultuurcentrum De Binder (mevrouw Eireen Sterenborg)

  • -

    Woningbouwvereniging Amerongen (de heer Nicky Moesman en mevrouw Laura Jilesen)

  • -

    Initiatiefgroep Dorpshuis Driebergen (de heer Jan Broekgaarden)

  • -

    Klankbordgroep Maarsbergen (mevrouw Erdie Burema)

  • -

    Stichting Welzijn Utrechtse Heuvelrug (vanaf 1 maart: Welnuh) (mevrouw Marja Schaap)

  • -

    Stichting Welzijn Driebergen (vanaf 1 maart: Welnuh) (mevrouw Rosa van der Wielen)

  • -

    Cultuurraad (de heer Marco van Vulpen)

  • -

    Gemeente afdeling accommodaties (de heer Gert-Jan Looijen)

De Regiobibliotheek Z-O-U-T was verhinderd, evenals Vereniging Overbergs Belang (de heer Dick de Leeuw) en Klankbordgroep Maarsbergen (mevrouw Jacqueline ter Maten). Beide laatste partijen hebben wel schriftelijk een reactie gegeven, waarbij vooral werd ingezoomd op de plaatselijke situatie en de bereidheid werd uitgesproken om samen met de gemeente te bezien wat er mogelijk is in de beide dorpen. Afgesproken is met beide partijen dat binnenkort vervolgafspraken worden gemaakt op basis van dit beleid voor de concrete situaties in Overberg en Maarsbergen.

Tenslotte heeft een gesprek plaatsgevonden met de heer Willem Koudijs en mevrouw Jose Van der Kruk over de toekomstige situatie in De Binder op basis van het nieuwe cultuurhuizenbeleid.

Op basis van alle bevindingen en opmerkingen is de notitie verder aangescherpt en waar nodig aangepast. De definitieve versie is toegezonden aan alle betrokkenen.

Bijlage 1 Het beste van twee werelden

In 2007 verscheen het SCP-rapport ‘Het beste van twee werelden. Plattelanders over hun leven op het platteland’. Uit dit rapport komt het beeld naar voren dat het voorzieningenniveau in plattelandsgemeenten afneemt. Zo is het aantal voorzieningen per 100.000 inwoners op het platteland in 2005 5% lager dan in geheel Nederland.

Cultuur- of dorpshuizen zouden een rol kunnen spelen om het voorzieningenniveau op peil te houden en de sociale cohesie in stand, door een centrale ontmoetingsplaats te zijn. Uit onderzoek is gebleken dat plattelandsbewoners elkaar op veel plekken ontmoeten. Voor de een is het bezoekje aan het centrumdorp een belangrijke gelegenheid om mensen te ontmoeten, anderen ontmoeten hun dorpsgenoten in het verenigingsleven, de kerk, de soos of bij de school van hun kinderen. Over het algemeen lijken de gelegenheden waarbij plattelandsbewoners elkaar in hun dagelijks leven tegen het lijf lopen (thuis en de openbare ruimte) af te nemen. Dit past bij het gegeven dat plattelandsbewoners mobieler worden en steeds meer aangewezen zijn op banen, opleidingen en voorzieningen buiten de lokale omgeving. De gelegenheden waarbij plattelandsbewoners elkaar doelbewust opzoeken blijven daarentegen belangrijk als ontmoetingsplekken. Zo ontmoeten veel plattelandsbewoners elkaar bij verengingen en lokale festiviteiten.

Opmerkelijk is dat uit onderzoek is gebleken dat dorpshuizen/cultuurhuizen veelvuldig bezocht worden door bewoners van dorpen, maar dat tijdens interviews met bewoners deze gecombineerde voorzieningen door niemand expliciet werden genoemd als ontmoetingsplek. Wel kwamen in de gesprekken verenigingen en de jongeren-en ouderensoos aan bod. Veel van deze voorzieningen bevinden zich in een dorps- of cultuurhuis.

De gemeente Utrechtse Heuvelrug, met een omgevingsadressendichtheid van 727 een weinig stedelijke gemeente, heeft niet veel last van verschraling van het voorzieningenniveau. Uit het in 2007 stammende rapport Utrechtse Heuvelrug in beeld, blijkt het volgende:

  • -

    de dorpen zijn sterk peri-urbaan gericht, dit houdt in dat de steden Veenendaal, Utrecht en Amersfoort op zodanig korte afstand liggen (zeker met de auto), dat de invloed hiervan groot is.

  • -

    Aanbod en bereikbaarheid voorzieningen staan niet onder druk. De in het SCP rapport genoemde verschraling van voorzieningen geldt voor onze gemeente niet (basisscholen, pinautomaat, bibliotheek, uitgaansgelegenheden voor jongeren, recreatiemogelijkheden en sportvoorzieningen) tot nauwelijks (winkels en zorgvoorzieningen (huisartsenpost)).

  • -

    Het afnemend aantal winkels geldt vooral in de kleinste dorpen Maarsbergen en Overberg (en ook in Amerongen), maar de inwoners van Maarsbergen en Overberg geven aan dit geen groot probleem te vinden, omdat grotere winkels op relatief korte afstand gelegen zijn.

  • -

    Een snel te bereiken huisartsenpost is een punt van zorg voor inwoners van de oostelijke dorpen Amerongen, Overberg en Leersum.

  • -

    Aanbod van voorzieningen sluit voor het merendeel aan op de vraag (inwoners van de kleine dorpen wonen voor de rust en nemen minder voorzieningen voor lief).

  • -

    In onze gemeente zijn weinig specifieke voorzieningen voor ouderen en jongeren. Gezien de uitkomsten van het SCP-rapport zou met name een jongerensoos de ontmoeting kunnen stimuleren.

  • -

    Inwoners zijn actief en worden graag betrokken.

Ook voor onze gemeente geldt: de moderne plattelandsgemeenschappen combineren in de beleving van veel bewoners het beste van twee werelden: enerzijds ervaren bewoners de afname van dwingende sociale normen als een bevrijding, anderzijds toont de plattelandsbevolking massaal waardering voor de saamhorigheid die ze zo typisch vinden voor het platteland. Kortom, het platteland biedt de vrijheid van de stedelijke samenleving en de betrokkenheid en overzichtelijkheid van de dorpssamenleving.

Hierbij moet wel aangetekend worden dat bovenstaande bemerkingen een algemeen beeld schetsen van onze gemeente. Per dorp kunnen verschillen optreden en zijn nuanceringen mogelijk.

Bijlage 2 Cultuurhuizen – lokale verschillen

A. Beheer en organisatie

Pléiade:

De voormalige gemeente Doorn heeft destijds opdracht gegeven tot de bouw van een cultuurhuis. De gemeente zou hier zelf enkele jaren gebruik van maken, totdat de herindeling een feit zou zijn. Dit is allemaal echter anders gelopen. De fusie kwam tot stand op 1 januari 2006, terwijl het cultuurhuis toen nog niet af was. Besloten is dat de gemeente Utrechtse Heuvelrug (met name burgerzaken, het bestuur en de gemeenteraad) een groot deel van de ruimten in het cultuurhuis zou gaan gebruiken. Daarnaast werden de volgende organisaties mede-gebruikers van het cultuurhuis: Regiobibliotheek Z-O-U-T, Stichting Welzijn Utrechtse Heuvelrug (SWUH) (tegenwoordig: Welnuh), VVV, Muziekschool Heuvelrug en de Oudheidkamer Doorn.

In juni 2006 heeft de Werkgroep programmering Cultuurhuis Doorn een missie en visie opgesteld. Hierin staat onder het punt organisatie het volgende: ‘Het cultuurhuisconcept wordt vormgegeven door een overkoepelende beheersorganisatie waarin de eerstelijns deelnemers zijn vertegenwoordigd’. Deze organisatie bestaat echter (nog) niet. Er is wel een Stichting Cultuurhuis Doorn, maar deze stichting verzorgt alleen de gezamenlijke programmering en in 2009 ook exploitatie van de multifunctionele ruimten.

De gemeente is eigenaar en heeft ook het beheer en onderhoud van het gebouw in handen. Zij heeft met de diverse gebruikers huurcontracten afgesloten. De Stichting Cultuurhuis Doorn staat hierbuiten. Het lastige is, dat de gemeente als eigenaar geen contract kan afsluiten met de gemeente als medegebruiker van het cultuurhuis. Dit geeft vaak verwarrende situaties. De stichting heeft namelijk een reserveringssysteem voor de ruimtes, maar als het een gemeentelijke activiteit betreft, kunnen de bodes waren ingeschakeld voor ontvangst, koffie en thee. Dit alles geeft een onoverzichtelijke situatie, zowel in beheer als in exploitatie. Ook is er veel onduidelijkheid over de cultuurhuis-taken van de programmamanager, de bodes en een eventuele beheerder. Momenteel worden gesprekken gevoerd met de stichting, om hier duidelijkheid in te krijgen middels het afsluiten van een contract, waarbij de stichting de exploitatie van de multifunctionele ruimten op zich neemt (waarbij de gemeente overigens wel bevoorrechte eerste gebruiker is ten aanzien van de publieksloketten, ruimten voor gemeentebestuur, raadsfracties en raadszaal)

De Binder:

Het initiatief tot bouw van een sport- en cultuur centrum is tot stand gekomen in de gemeente Leersum. Pas na de herindeling is de daadwerkelijke bouw van start gegaan en in juli 2007 is de Binder geopend. De gebruikers van het cultuurhuis zijn: de Regiobibliotheek Z-O-U-T, SWUH (tegenwoordig: Welnuh), KDV Harlekijn, Peuterspeelzaal de Speeldoos en horeca-exploitant VOF Koudijs-Van der Kruk.

De gemeente is eigenaar van het pand. De gemeente doet het onderhoud, maar het beheer van 70% van de ruimten is in handen gesteld van de VOF Koudijs-Van der Kruk. Deze organisatie exploiteert de horeca, de sporthal, de toneelzaal en de vergaderzalen.. De overige gebruikers hebben huurcontracten afgesloten met de gemeente.

In de missie en visie cultuurhuis Leersum (april 2008) staat dat het cultuurhuisconcept wordt vormgegeven door een overkoepelende stichting, waarin de eerstelijns deelnemers zijn vertegenwoordigd. Momenteel is hier nog geen sprake van. De gebruikers hebben incidenteel een bewonersoverleg, waar vooral knelpunten op het gebied van gebouw, samenwerking en activiteiten worden besproken. Wel is er een onafhankelijk adviseur aangetrokken, die in samenwerking met alle gebruikers/bewoners, een gezamenlijk activiteitenprogramma opstelt voor de jaren 2009 en 2010.

Tevens worden gesprekken gevoerd met de exploitant om te komen tot een nieuwe huurovereenkomst. De bestaande huurovereenkomsten eindigen op 1 april 2009 van rechtswege. In de lijn van het nieuwe cultuurhuizenbeleid is de insteek om een nieuwe huurovereenkomst met de exploitant af te sluiten wat betreft horeca en eventueel sporthal. De multifunctionele ruimten zullen worden ondergebracht bij een stichting, die de exploitatie voor zijn rekening neemt. Dit dient in de nabije toekomst vorm te krijgen.

B. Programmering

Pléiade:

Het gebouw Pléiade is tot stand gekomen, zonder dat er een cultuurhuisconcept aan ten grondslag lag. De samenwerking tussen gebruikers kwam pas tot stand toen het gebouw er al grotendeels stond. In juni 2006 is een missie en doel van het cultuurhuis door de werkgroep programmering Cultuurhuis Doorn geformuleerd, dat in augustus 2006 is bekrachtigd. Toen was het gebouw al bijna opgeleverd.

Deze visie luidt als volgt: ‘De deelnemers van het cultuurhuis in Doorn streven om de synchronisatievoordelen die een cultuurhuis biedt, om te zetten naar een verrijking van eigen aanbod als wel ook de toevoeging van een autonoom cultuurhuisaanbod dat tegemoet komt aan de vraag vanuit de samenleving van de gemeente UH. Centraal staat daarbij de integratie van informatievoorziening tot een centraal informatiepunt en het bieden van een autonoom aantrekkelijke ontmoetingsplaats. Daarnaast streeft zij naar verdere verbreding van het aanbod door allianties aan te gaan met partners uit deze gemeente’.

De gebruikers (inclusief de gemeente als mede-gebruiker) zijn verenigd in de Stichting Cultuurhuis Doorn. Deze organisatie is in het najaar 2007 tot stand gekomen en heeft als doel ‘het ontwikkelen, beheren en exploiteren van een cultuurhuisconcept en het doen ontwikkelen van bijbehorende activiteiten, en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn’.

In Doorn ligt hierbij een belangrijk accent op het culturele theaterprogramma in de multifunctionele ruimte. Daar wordt jaarlijks een theaterprogramma (sept-april) aangeboden met diverse artiesten. De stichting heeft een onafhankelijk bestuur (de gemeente als eigenaar is hierin niet vertegenwoordigd), waaronder twee raden hangen, te weten de gebruikersraad en de programmaraad.

De gebruikersraad bestaat uit zoveel participanten/gebruikers als er partijen zijn die een participantenovereenkomst met de stichting hebben gesloten. In de gebruikersraad zit een vertegenwoordiger van elke organisatie, die in het cultuurhuis woont (ook de gemeente als mede-gebruiker participeert in dit overleg). In de gebruikersraad komen zaken aan de orde die te maken hebben met het samenwonen in één huis. De gebruikersraad wordt geleid door de voorzitter van de stichting.

De programmaraad heeft als taak het ondersteunen van de stichting (zowel in de voorbereiding als bij de uitvoering) bij het organiseren van haar activiteiten, waaronder het bieden van een cultureel programma. In de programmaraad participeren vrijwilligers uit het dorp Doorn. Zij zetten het culturele activiteitenprogramma per seizoen op. Deze vrijwilligers zijn niet perse verbonden aan de gebruikers van het cultuurhuis. De programmaraad wordt voorgezeten door de programmamanager.

De Binder:

Ook voor het cultuurhuis Leersum is een missie en visie opgesteld. Wat opvalt is dat deze missie/visie pas is opgesteld in april 2008 (dus toen het cultuurhuis allang gebouwd was en de gebruikers aan de slag gegaan). Verder valt op dat de missie identiek is aan die van het cultuurhuis Doorn.

Hieruit spreekt dat de gebruikers niet van tevoren (dus voordat het gebouw werd neergezet) hebben nagedacht over een visie. Dit is jammer, omdat dan achteraf pas een cultuurhuisgedachte wordt gecreëerd. Bovendien is het lastig dat één van de medegebruikers een commerciële exploitant is. Deze ondernemer is vooral zakelijk en commercieel bezig en dit strookt niet altijd met de cultuurhuisgedachte. Op dit moment is gezamenlijke programmering nog niet van de grond gekomen. Met het aanstellen van een onafhankelijk adviseur komt hier wellicht binnenkort verandering in. Ook de nieuw op te richten stichting, die de programmering en het beheer van de multifunctionele ruimtes op zich neemt, zal in de nabije toekomst naar verwachting duidelijkheid scheppen, waardoor de cultuurhuisgedachte kan gedijen.