Kadernota Jeugd in Tel 2013-2016

Geldend van 12-04-2013 t/m heden

Intitulé

Kadernota Jeugd in Tel 2013-2016

Inleiding

Jeugd in Tel. Waarom hebben we voor deze titel gekozen? Daarvoor hebben we twee redenen. De eerste is dat jeugd en jongeren een aanzienlijke doelgroep vormen binnen onze gemeente en dat ze daarom meetellen. De tweede reden is dat we ons jeugdbeleid meetbaar willen maken. Dit sluit aan bij de wens van de gemeenteraad om beter te kunnen sturen op beleid.

Deze titel Jeugd in Tel hebben we niet zelf bedacht. De inspiratie komt van Kinderen in Tel, een samenwerkingsverband van twaalf organisaties, waaronder Unicef en Jantje Beton, die de leefsituatie van de jeugd per provincie en gemeente in beeld brengen. Daarmee willen ze gemeenten helpen een goed jeugdbeleid te voeren op basis van het VN Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Kinderen in Tel brengt tweejaarlijks een Databoek uit, en het laatste Databoek is juni 2012 verschenen. Behalve cijfers van 2009 en 2010 van elke gemeente, staat er ook een ranglijst van gemeenten op jeugdbeleid. Onze gemeente staat op de 312de plaats, waarbij u moet weten dat de gemeente die nummer 1 staat het slechtst scoort en nummer 415 het beste. Onze gemeente scoort dus redelijk goed.

Evaluatie jeugdbeleid in 2011

Vorig jaar hebben we ons jeugdbeleid geëvalueerd en heeft u de evaluatienota in juli 2012 vastgesteld (zie bijlage). Voor ons jeugdbeleid formuleerden wij in de Kadernota jeugd 2008-2011 ‘Pimp my Heuvelrug’ twee hoofddoelen:

  • 1.

    Jongeren redden zich op hun 23e jaar zelfstandig in de maatschappij;

  • 2.

    Jongeren groeien op in een geborgen, veilige, inspirerende omgeving die aantrekkelijk is om in te wonen en te blijven wonen.

Uit de evaluatie blijkt dat we veel van de geplande acties uit de Kadernota 2008-2011 hebben gerealiseerd. Tevreden achterover leunen doen we echter niet, want we willen nog meer doelen realiseren.

Jeugdbeleid2013-2016: positief en preventief

Het jeugdbeleid is nu toe aan een verlenging. Dat zal om een beleidsarme verlenging gaan, zo staat het in het collegeprogramma 2010-2014. De doelstellingen blijven grotendeels ongewijzigd en vooral de acties worden geactualiseerd en bijgesteld.

In deze verlengde kadernota jeugd integreren we de nota onderwijs 2008-2012 en de beleidsnotitie jeugd- en jongerenwerk 2008-2011, waarbij we hier en daar accenten zullen verleggen. De wettelijke taken die wij als gemeente hebben blijven we natuurlijk uitvoeren. Dan doelen we op de taken op het gebied van de leerplicht, leerlingenvervoer, onderwijsachterstandenbeleid, onderwijshuisvesting, handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen, openbaar onderwijs en de basistaken jeugdgezondheidszorg.

Ons jeugdbeleid valt beleidsmatig onder de brede Wmo-visie die eerder dit jaar is vastgesteld. Deze Wmo-visie kent als belangrijke doelen het versterken van zelfredzaamheid, sociale samenhang en participatie. Die Wmo-doelen zijn ook in deze kadernota jeugd terug te vinden. We formuleren in deze kadernota doelen en acties die jongeren kansen geven om zich te ontwikkelen tot zelfstandige, gezonde en betrokken inwoners. We willen jongeren ook meer de ruimte geven om mee te denken over het gemeentelijk jeugdbeleid. Als beleid meer aansluit bij de belevingswereld van jongeren zal het meer kans van slagen hebben.

Preventie is in ons jeugdbeleid het kernwoord. Door te voorkomen dat jongeren een achterstand oplopen in het onderwijs en voortijdig de school verlaten willen we bereiken dat jongeren een startkwalificatie hebben waarmee ze een betere overgang kunnen maken naar werk. Door jongeren en ouders bewust te maken van de schadelijkheid van alcoholgebruik en van het belang van een gezonde leefstijl bereiken we dat jongeren gezonde volwassenen worden. Door vroegtijdig te signaleren kunnen we jongeren met hulp- of zorgvragen toe leiden naar de juiste zorgstructuur. Dit wordt des te belangrijker als in 2015 met de transitie van de jeugdzorg de taken en verantwoordelijkheden van de provincie naar de gemeenten overgaan.

Nieuw financieel kader

Bij de verlenging van het jeugdbeleid spelen de bezuinigingen uit het collegeprogramma 2010-2014 en de kerntakendiscussie van voor de zomer onontkoombaar een rol. Met dit nieuwe financiële kader zullen we onze doelen en acties moeten bijstellen. Het speelruimtebeleidsplan bijvoorbeeld kan na de bezuinigingen niet meer zoals gepland worden uitgevoerd en een voorstel tot bijstelling wordt daarom op dit moment voorbereid. Ook zullen we ons wat betreft de vrije tijdsbesteding als gemeente meer terugtrekken, omdat de subsidies voor jongerenactiviteiten grotendeels zijn geschrapt. Door de regierol te nemen stimuleren we wel dat jongeren zelf activiteiten gaan initiëren en uitvoeren.

De bezuiniging op het jongerenwerk, die voortvloeit uit het collegeprogramma 2011-2014 en die we aanzienlijk hebben kunnen beperken, heeft tot gevolg dat het jongerenwerk minder uren overhoudt voor het locatie-gebonden en ambulant jongerenwerk. De belangrijke preventieve functie van het jongerenwerk kan daardoor (noodgedwongen) minder ingezet worden.

In het afgelopen jaar zijn combinatiefuncties ingezet. De buurtsportcoaches en cultuurcoaches hebben, ook in preventieve zin, bijgedragen aan gemeentelijke doelen op diverse terreinen: gezondheid (meer bewegen en gezonde leefstijl), vrije tijd (meer activiteiten voor jongeren), sport, onderwijs (sociale samenhang en vergroten ontwikkelingskansen kinderen). Als deze combinatiefuncties in 2013 worden verlengd, kunnen deze een aanvulling vormen op het preventieve werk van het jongerenwerk, waarbij samenwerking en afstemming met het jongerenwerk van belang is.

Raadpleging

In 2012 hebben enkele jongeren een nieuwe jongerenraad opgericht, de Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug (JRUH) i.o.. De JRUH heeft contact gezocht met de gemeente en zowel advies uitgebracht over de Kadernota jeugdbeleid 2008 – 2011, als over de verlengde (concept)Kadernota jeugdbeleid. De adviezen zijn in deze verlengde Kadernota meegenomen. (zie verder hoofdstuk Participatie)

Een concept van deze kadernota is ook voorgelegd aan scholen, kinderopvang en jongerenwerk.

Voor deze kadernota hebben we de jongeren zelf ook geraadpleegd. In een tijdsbestek van enkele weken stelden we in overleg met Welnúh- jongerenwerk een enquête op en de jongerenwerkers van Welnúh en de leden van de Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug (JRUH) zorgden voor de verspreiding van de vragenlijst. Ondanks de bescheiden opzet van deze enquête geven de resultaten een beeld van hoe jongeren over onze gemeente denken. Bij de betreffende onderdelen van de nota geven we de resultaten van de enquête weer. (zie ook hoofdstuk Participatie) Verder vond op 29 november 2012 een dialoogavond van de raad met maatschappelijke organisaties plaats over de Kadernota. Ook de Wmo-raad heeft een advies uitgebracht.

Terecht wijzen de WMO-raad en de JRUH erop dat bij de totstandkoming van deze nota ouders niet zijn geraadpleegd. Dit is echter wel gebeurd op deelgebieden. Recente voorbeelden daarvan zijn het betrekken van ouders bij het project Alcohol en jeugd via de medezeggenschapsraden van scholen en bij het realiseren van een jeugdhonk in Maarn. Overigens is in het verleden het raadplegen van ouders veelal een moeizaam proces gebleken. Wij willen niettemin de betrokkenheid van ouders in de beleidsperiode op deze en andere manieren verder vormgeven.

Leeswijzer

We beginnen de nota met een beschrijving van de doelgroep en de twee hoofddoelen van het jeugdbeleid en geven een totaaloverzicht van alle doelen en acties voor de komende beleidsperiode in de Doelenboom jeugdbeleid 2013-2016. In de daaropvolgende hoofdstukken werken we de twee hoofddoelen verder uit en formuleren we beleidsdoelen en acties. We maken daarbij onderscheid tussen wat we al doen enerzijds en wat we gaan doen anderzijds. In hoofdstuk vindt u het financieel kader voor het jeugdbeleid in deze beleidsperiode.

Effectdoelen en prestatiedoelen

De beleidsdoelen formuleren we op twee niveaus, namelijk op effectniveau en op prestatieniveau, volgens de nieuwe werkwijze die we sinds kort ook gebruiken voor de programmabegroting. De effectdoelen geven aan welk effect wij in de maatschappij willen bereiken. Met de prestatiedoelen laten we zien welke prestatie we leveren om de beoogde effecten te bereiken. Zowel de effectdoelen als de prestatiedoelen formuleren we zo smart mogelijk, zodat de bijbehorende indicatoren vanzelf daaruit rollen.

Effect-indicatoren en prestatie-indicatoren

Met de effect- en prestatie-indicatoren kunnen we monitoren of en in hoeverre wij met onze prestaties/acties de gestelde doelen/effecten bereiken.

Wanneer in de volgende hoofdstukken in de tabellen waarden voor de effect-indicatoren niet zijn ingevuld:

  • a.

    Bevat het bestaande beleid nog geen streefwaarden en/of

  • b.

    Ontbreekt het meetinstrument nog.

Dit kan ook gelden voor de tabellen van de prestatie-indicatoren. Wanneer daar waarden niet zijn ingevuld dan:

  • a.

    Is er nog informatie van derden nodig en/of

  • b.

    Ontbreekt het meetinstrument nog.

Doelenbomen

In doelenbomen geven we de geformuleerde beleidsdoelen en acties schematisch weer. Elke doelenboom is genummerd volgens het nummer van het hoofdstuk, waarin deze staat.

Doelgroep en hoofddoelen van het jeugdbeleid

Doelgroep jeugdbeleid

Het jeugdbeleid richt zich op kinderen en jongeren van min 9 maanden tot 23 jaar. Deze doelgroep omvat in totaal 12.716 personen (telling Burgerzaken, oktober 2012), wat bijna een kwart is van het totale inwonersaantal van circa 50.000 binnen onze gemeente. Een doelgroep in tel dus.

De Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug (JRUH) is van mening dat jongeren die niet in een uitzonderingspositie verkeren, in de nieuwe kadernota meer aandacht moeten krijgen, omdat de Kadernota jeugd 2008-2011 relatief weinig actiepunten bevat voor deze groep jongeren. De JRUH heeft overigens alle begrip voor de keuze die de gemeente maakt voor de doelgroep van zijn jeugdbeleid.

Deze constatering van de Jongerenraad klopt. De gemeente wil bereiken dat jongeren zich op hun 23e jaar zelfstandig redden in de maatschappij. Jongeren die dat zelf kunnen, hebben geen ondersteuning nodig en vormen geen doelgroep van beleid. Dit neemt niet weg dat de gemeente aantrekkelijk wil zijn voor jongeren zodat zij in de Utrechtse Heuvelrug willen wonen en willen blijven wonen. Dat geldt voor alle jongeren, ook voor hen die zelfredzaam zijn. In de Kadernota jeugd 2013-2016 richten we ons dus, binnen de nieuwe financiële kaders, op alle jongeren.

Op de dialoogavond van 29 november 2012 werd aandacht gevraagd voor jongeren met een functiebeperking. Dit is een doelgroep die inderdaad niet expliciet in de nota is benoemd, maar dit betekent niet dat de gemeente geen rekening houdt met deze groep jongeren. Jaarlijks sluit de gemeente een samenwerkingsovereenkomst met de stichting MEE Utrecht Gooi & Vecht, die informatie, advies en cliëntondersteuning biedt aan mensen met een beperking. In de samenwerkingsovereenkomst is apart aandacht voor op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen, waarbij stichting MEE samenwerkt in het CJG.

In zijn advies geeft de WMO-raad aan de allochtone jeugd als doelgroep in de nota te missen. Het interculturalisatiebeleid binnen onze gemeente is versoberd. Veel voorzieningen zijn door de samenleving zelf opgepakt en voortgezet. We werken niet met doelgroepen, maar allochtone jongeren vallen wel degelijk onder de doelgroep van ons jeugdbeleid. Binnen het onderwijsachterstandenbeleid bijvoorbeeld (hoofdstuk 3) krijgt deze groep jongeren specifieke aandacht. Een ander voorbeeld is het Buurtcoachproject in Driebergen.

Hoofddoelen jeugdbeleid

We hebben in de afgelopen vier jaren veel van onze voornemens en plannen gerealiseerd voor de jongeren, zo kunnen we in de evaluatienota lezen. We hebben daarmee gewerkt aan het bereiken van onze twee hoofddoelen:

  • 1.

    Jongeren redden zich op hun 23e jaar zelfstandig in de maatschappij;

  • 2.

    Jongeren groeien op in een geborgen, veilige, inspirerende omgeving die aantrekkelijk is om in te wonen en te blijven wonen.

Toch blijkt uit de enquête onder de jongeren dat de helft van hen onze gemeente niet aantrekkelijk vindt. Belangrijkste reden die ze daarvoor opvoeren is dat er te weinig te doen is voor jongeren, zoals uitgaansgelegenheden of activiteiten voor jongeren. De andere helft van de jongeren is wel positief over de Utrechtse Heuvelrug, dus we zijn op de goede weg. De (relatief) hoge plaats op de Kinderen in Tel ranglijst (312e) bevestigt het beeld dat we met ons jeugdbeleid op de goede weg zijn.

Globaal kunnen de beleidsdoelen die we formuleren in tweeën worden gedeeld. In de eerste plaats de doelen die bijdragen aan preventie en die de zelfredzaamheid van jongeren bevorderen. In de tweede plaats de doelen die onze gemeente aantrekkelijker maken voor jongeren.

Op de volgende twee bladzijden vindt u twee doelenbomen die ons jeugdbeleid voor de komende vier jaren overzichtelijk samenvat.

Doelenboom jeugdbeleid 2013-2016 (Hoofddoel 1)

Doelenboom jeugdbeleid 2013-2016 (Hoofddoel 2)

Opvang, educatie en werk

Eerste hoofddoel van ons gemeentelijk jeugdbeleid is dat we willen dat de jongeren in onze gemeente zich op hun 23e jaar zelfstandig in de maatschappij redden. Onderwijs is daarbij natuurlijk een onmisbare factor. Ons onderwijsbeleid is gericht op het toerusten van jongeren tot zelfstandige inwoners (Nota onderwijs 2008-2012). Daarvoor is noodzakelijk dat onze jeugd naar school gaat en een startkwalificatie (diploma vwo, havo of mbo op niveau 2) behaalt en dat we achterstanden in het onderwijs zoveel mogelijk voorkomen en tegengaan.

Dit doel willen we bereiken door in te zetten op

  • -

    vroeg- en voorschoolse educatie;

  • -

    voorkomen van uitval en;

  • -

    verbeteren van de overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt.

In de Kadernota jeugd 2008-2011 is in dit verband een vierde beleidsdoel geformuleerd, namelijk het ondersteunen van ouders met kinderen van 0 – 12 jaar bij de combinatie van werken en zorgen. Dit beleidsdoel hebben wij uit deze verlengde Kadernota geschrapt, omdat het geen onderdeel vormt van het jeugdbeleid. Dit is een verantwoordelijkheid van ouders en scholen. De gemeente ziet haar rol meer in het verbinden, ondersteunen en versterken van het netwerk rondom scholen.

Voor- en vroegschoolse educatie

Wat doen we al op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie?

Met de nieuwe Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE 2010) is de wetgeving gewijzigd. Deze wijzigingen hebben we verwerkt in een integrale beleidsnota Onderwijsachterstanden/peuterspeelzalen, die begin 2012 is vastgesteld. Uitgangspunt van het beleid is om alle kwetsbare peuters (met dreigende achterstanden, danwel uit gezinnen met een minimum-inkomen) een gesubsidieerde plek te bieden in een peutergroep.

VVE

Met de uitbreiding van de doelgroepcriteria verwachten we een toename van het aantal VVE-peuters met 40%. Bij de telling van oktober 2012 waren er 67 VVE-peuters. Een toename van 40% betekent een totaal van circa 100 VVE-peuters. Op dit moment is er voldoende budget beschikbaar om aan alle peuters VVE te bieden.

Opleiden van VVE-leidsters in peuterspeelzaalwerk en kinderopvang

We hebben besloten om de leidsters van kinderopvanginstellingen die nog niet werken met VVE een eenmalige VVE training aan te bieden. Uit recent onderzoek is gebleken dat de resultaten van VVE samenhangen met de kwaliteit van de leidsters. Met het financieren van de VVE training geven we een impuls aan de kwaliteit van de kinderopvang. De training is in november 2012 gestart met 14 leidsters.

Leesbevorderingsprogramma voor peuters Boekstart

Regiobibliotheek Zout en Vitras voeren gezamenlijk het project BoekStart uit. Het project is gericht op baby’s vanaf 3 maanden en heeft als doel het bevorderen van (voor)leesroutine door ouders/verzorgers, bevorderen van spraak-taalontwikkeling van kinderen, beheersing Nederlandse taal en het voorkomen van taalachterstanden. Dit landelijk project is gestart in het najaar van 2011.

Opstapje en Opstap

Voor kinderen in de leeftijd van 2-6 jaar bieden we de gezinsgerichte stimuleringsprogramma’s Opstapje en Opstap aan. Het doel van Opstapje is het voorkomen van achterstand en uitval richting de start van de basisschool en het bevorderen van de lichamelijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen van 2 tot 4 jaar, door intensieve opvoedingsondersteuning. Het doel van Opstap is het voorkomen van achterstand en uitval op de basisschool.

Extra taalondersteuning in schakelklassen

Kinderen met een taalachterstand krijgen op basisschool De Valkenheuvel gedurende 1 jaar extra taalonderwijs aangeboden. Na afloop wordt bekeken of een kind door kan stromen naar een hogere groep of dat een kind de reguliere groep gaat volgen.

Op basisschool de Meander op het AZC terrein bevindt zich een permanente schakelklas. Deze schakelklas ontvangt een subsidie voor de bekostiging van een onderwijsassistent.

Buiten de schakelklassen in onze gemeente kunnen kinderen ook gebruik maken van de Internationale schakelklas in Utrecht. De gemeente biedt vervoer naar deze school en de kosten van het vervoer worden vergoed.

S timuleren gebruik minimaregeling peuterspeelzalen

Gezinnen met een minimum-inkomen (110% van de bijstandsnorm) kunnen een beroep doen op de minimumregeling peuterspeelzalen en in aanmerking komen voor een vergoeding van de ouderbijdrage voor twee dagdelen per week. Vanaf 2013 geldt een eigen bijdrage.

Hiermee willen we bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uit minima-gezinnen, door hen de kans te geven mee te doen in een groep met leeftijdgenoten.

Wat komt er op ons af?

Passend onderwijs

Een school waar een leerling wordt aangemeld kan, na de invoering van de Wet Passend Onderwijs (2014) geen leerling meer weigeren, maar moet een passende opleiding aanbieden. De scholen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs zijn georganiseerd in samenwerkingsverbanden. Komend schooljaar worden ondersteuningsprofielen van scholen aangeboden om ervoor te zorgen dat er voldoende onderwijsaanbod is voor alle leerlingen. Voor gemeenten is het belangrijk dat de samenwerkingsverbanden goede maatregelen treffen zodat er goede aansluiting is op de voorzieningen jeugdzorg, voldoende huisvesting aanwezig is en er ook daadwerkelijk passend onderwijs is. Afstemming tussen het onderwijs en de gemeenten is van belang in verband met de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten, invulling van de leerplichtfunctie, het leerlingenvervoer en het aanbod onderwijshuisvesting. Vooralsnog stelt het Rijk geen extra budget beschikbaar om eventuele gevolgen van deze wet voor de gemeenten op te vangen.

Wat signaleren we?Uit cijfers van het Kinderen in Tel Databoek blijkt dat het percentage achterstandsleerlingen in onze gemeente stabiel is gebleven in 2010 ten opzichte van 2009. Voor de hele provincie Utrecht is het percentage wel gedaald in die periode.

Met de scholen en de peutergroepen worden in 2013 convenant-afspraken gemaakt over aan te leveren managementinformatie, zodat we op langere termijn de VVE beter kunnen monitoren op kwantiteit en kwaliteit.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde

Streefwaarde 2016

1 Percentage doelgroepleerlingen die eind groep 2 een hogere Cito-score heeft of een nader met scholen af te spreken andere meetmethode,

Opgave scholen

.. % (wordt in 2013 in convenant vastgelegd)

Te bepalen na afspraak over nulwaarde

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 aantal geïndiceerde doelgroeppeuters

67

90

100

100

2 afspraken met basisscholen zijn gemaakt

x

3 doelgroepcriteria zijn uitgebreid

x

4 aantal gesubsidieerde VVE-peuterplaatsen in peuterspeelzaalwerk

60

75

80

80

5 aantal gesubsidieerde VVE-peuterplaatsen in kinderopvang

10

15

20

20

6 aantal peuterspeelzalen en kinderopvangcentra die VVE subsidie ontvangen

7

7

7

7

7 percentage ouders dat deelneemt aan ouderparticipatie

50%

60%

75%

75%

8 percentage warme overdrachten

100%

100%

100%

100%

9 Aantal deelnemers aan opleiding

17

-

-

-

1 0 aantal ondertekenaars van het convenant

14

14

14

14

Toelichting

3. 1.1 100% doelgroepbereik

Voor alle kinderen met taalachterstand en/of sociale of emotionele achterstanden moet een dekkend (100%) en volwaardig VVE-aanbod zijn.

3. 1.2 Afspraken met basisscholen over VVE-resultaten

Met de basisscholen die 10% of meer gewichtenleerlingen hebben maken we afspraken over de resultaten op het gebied van vroegschoolse educatie. Dat kan bijvoorbeeld zijn het aantal woorden dat kinderen minimaal moeten kennen aan het eind van groep 2, het percentage kinderen dat een niveau stijgt, of het aantal kinderen dat minimaal niveau C volgens de Cito-methode behaalt aan het einde van groep 2. Deze afspraken leggen we vast in een convenant voor- en vroegschoolse educatie.

3. 1.3 Uitbreiden van de doelgroepcriteria

In de lijn met de Wet OKE worden, net als in de voorgaande beleidsperiode, alle gewichtenleerlingen tot de doelgroep gerekend. Deze criteria breiden we uit met alle kinderen van 2,5-4 jaar die op basis van risicofactoren tot de doelgroep worden gerekend. Risicofactoren liggen voornamelijk op het terrein van taalontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling.

3. 1.4 Aanbieden van VVE in peuterspeelzalen kinderopvang

Voorop staat dat er voor alle kinderen waarbij er sprake is van een taalachterstand en/of sociale of emotionele achterstanden een dekkend en volwaardig VVE-aanbod moet zijn.

3. 1.5 Deelname ouders ouderparticipatieprogramma VVE Thuis

Wij hebben er voor gekozen om aan alle doelgroepkinderen en hun ouders het VVE-Thuis programma aan te bieden. Dit programma is ontwikkeld door het Nederlands Jeugd Instituut speciaal voor ouders waarvan hun kind naar de VVE voorschool gaat. VVE Thuis wordt gebruikt naast het VVE programma Puk en KO en deelname voor de ouders is niet vrijblijvend. Het is een eenjarig programma bestemd voor de kinderen en hun ouders en richt zich expliciet op de taalontwikkeling van het kind. Doordat het programma aansluit bij het VVE programma op de voorschool, krijgt het kind op de voorschool dezelfde woordenschat aangeboden als thuis.

3. 1.6 Doorgaande leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie

Bij een doorgaande leerlijn gaat het om een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen door het onderwijs, in dit geval van voorschoolse educatie (peutergroep) naar vroegschoolse educatie (groep 1 en 2). De doorgaande leerlijn zorgt er voor dat kleuters beter voorbereid binnenkomen in groep 1 en dat er met vroegschoolse educatie beter kan worden voortgebouwd op wat er tijdens de voorschoolse periode al is gedaan. De verantwoordelijkheid van de vroegschoolse educatie ligt primair bij de schoolbesturen. Gemeenten en schoolbesturen zijn samen verantwoordelijk voor de doorgaande leerlijn. De afspraken hierover leggen we vast in een convenant.

3. 1. 7 Convenant Voor en Vroegschoolse Educatie

De OKE wetgeving geeft een stimulans aan de kwaliteit en de opbrengsten van voor- en vroegschoolse educatie. Om dat te kunnen bereiken, is het van belang dat alle partijen die betrokken zijn bij de voor- en vroegschoolse educatie zoals het consultatiebureau, peuterspeelzalen, schoolbesturen en gemeente afspraken maken over de resultaten die met VVE worden nagestreefd. Bij VVE is het duidelijk dat de verantwoordelijkheid gedeeld wordt door de gemeente en de schoolbesturen. De gemeente is primair verantwoordelijk voor de voorschoolse periode, de schoolbesturen voor de vroegschoolse periode.

In het convenant worden afspraken gemaakt over:

  • ·

    inspannings- en resultaatafspraken

  • ·

    informatieoverdracht

  • ·

    organisatie (overlegstructuur)

Voorkomen voortijdig schooluitval

Wat doen we al om voortijdig schooluitval te voorkomen?

Preventie via leerplicht

Het leerplichtbeleid is erop gericht om jongeren te ondersteunen in de weg naar sociale,

emotionele en economische zelfstandigheid. Dat vertaalt zich voor de invulling van de leerplichttaak bijvoorbeeld in een accent op preventie en zorg. Bij de uitvoering van de leerplichttaak werken we toe naar een sluitende aanpak, waarin verschillende organisaties, betrokken bij de zorg rond leerlingen, in samenhang met elkaar samenwerken. In deze netwerken in de dorpen rondom basisscholen zijn naast scholen en het Centrum voor Jeugd en Gezin de leerplichtambtenaar, het algemeen maatschappelijk werk en de politie belangrijke partners. Zo nemen de leerplichtambtenaren ook deel aan de ZAT’s netwerken en bezoeken zij de scholen om preventief melden te stimuleren.

Lokale zorgstructuren

Juni 2010 startte, gekoppeld aan het CJG, een zorgnetwerk 12+ waarin het bespreken van zorgen over jongeren van 12 tot 23 jaar centraal staat. In het netwerk zitten als vaste partners het CJG, het maatschappelijk werk, de GGD, politie, jongerenwerk en leerplicht. De scholen worden gericht uitgenodigd als signalen over één van hun leerlingen daar aanleiding toe geven.

De zorgnetwerken worden door scholen en kernpartners van CJG goed bezocht. Dit geldt zowel voor het zorgnetwerk 12- als 12+. Hierbij is ook Bureau Jeugdzorg betrokken.

Lokale Educatieve Agenda

De opzet van de LEA ziet er als volgt uit:

  • o

    dorpsgewijs overleg brede scholen met basisscholen, peuterspeelzalen, kinderopvang en andere maatschappelijke organisaties (gericht op netwerksamenwerking rondom basisscholen, combinatie werken en zorgen); als nieuwbouw van een school in een dorp aan de orde is, vormt dit overleg de eerste groep waarin gesproken wordt over de functies die daarin worden ondergebracht;

  • o

    onderwijsachterstandenbeleid-werkgroep met bij de uitvoering betrokken kinderopvang/peuterspeelzalen, basisscholen (uitvoering OAB), consultatiebureau, Meander Omnium, bibliotheek;

  • o

    zorg (bestaande projectgroep CJG) met vertegenwoordigers van de basisscholen, v.o.-scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang (zorgnetwerk rondom de jeugd), samen met in ieder geval de jeugdgezondheidszorg en het maatschappelijk werk;

  • o

    overleg met vo-scholen (uitbreiding bestaand overleg over veiligheid) (voorkomen voortijdig schoolverlaten en arbeidsmarktbeleid).

Er is nog één keer per jaar breed LEA-overleg waarin de werkgroepen rapporteren.

We zijn gestart in 2012 met de dorpsgerichte LEA-overleggen. De reacties van de schoolbesturen waren overwegend positief. Het overleg met vo-scholen gaan we nog doen.

Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC U ZO )

De wet RMC stelt ons ten doel het aantal voortijdig schoolverlaters te verminderen en alle jongeren een startkwalificatie te laten behalen. Dat is een diploma op HAVO/VWO of minimaal MBO niveau 2. Voortijdig schoolverlaters zijn de jongeren die dit diploma niet bezitten en niet staan ingeschreven op een school. Uitgangspunt is dat jongeren met een startkwalificatie een goede basis hebben voor een plaats op de arbeidsmarkt. Onze gemeente participeert in het RMC subregio Utrecht Zuidoost (RMC UZO). De rijksgelden worden met name ingezet voor trajectbegeleiding en regionale leerplichtambtenaren die zich volledig richten op ROC-leerlingen.

Regeling leerlingenvervoer

Op 26 mei 2011 heeft de raad een nieuwe Verordening en Beleidsregels leerlingenvervoer Utrechtse Heuvelrug 2011 vastgesteld. Het doel van de wijzigingen was het realiseren van de bezuiniging op het leerlingenvervoer, die is opgenomen in het Collegeprogramma 2010-2014. De nieuwe verordening is ingegaan in het schooljaar 2011-2012 en leidde tot de geraamde bezuiniging.

Cultuurcoach

De werkwijze van de cultuurcoach is ingebed in de middelbare scholen. Hierbij komen leerlingen van een bepaald leerjaar in aanraking met drama/theater en leren hierdoor technieken op het gebied van bijvoorbeeld houding, presentatie, maar ook gedrag en weerbaarheid.

De cultuurcoach legt een verband tussen scholen en culturele veld, waarbij cultuur niet (zozeer) wordt gebruikt als doel opzich (dus leerlingen gaan naar een leuke voorstelling), maar waar cultuur wordt ingezet als middel om sociale, emotionele zaken aan te pakken. Denk aan rouwverwerking, tegengaan van pesten en omgaan met geld/schulden. (Zie ook hoofdstuk 5 Gezondheid)

Wat komt er op ons af?

Het kabinet wil voortijdig schoolverlaten verder terugdringen tot landelijk maximaal 25.000 nieuwe VSV-ers per 1 januari 2016. De landelijke doelstelling per 1 januari 2013 is 37.000 VSV-ers.

Hiervoor hebben we de (mogelijke) gevolgen van de invoering van de Wet Passend Onderwijs voor gemeenten al genoemd. Deze wet is ook voor het voorkomen van voortijdig schooluitval relevant.

Een kwetsbare groep vormen jonge mantelzorgers. Wij willen jonge mantelzorgers in het voortgezet onderwijs (12-18 jaar) bewust maken van hun rol als mantelzorger en hun extra ondersteuning bieden bij het vinden van de juiste balans tussen hun mantelzorgtaken en school of werk. Lokaal hebben we geen cijfers over de grootte van deze groep jonge mantelzorgers in onze gemeente. Uitgaande van het landelijk gemiddelde voor jongeren van 12 tot 18 jaar zou het naar schatting voor onze gemeente om een groep van ruim 1000 jonge mantelzorgers gaan. In 2013 voeren we een pilot uit (zie Wmo-nota).

Wat signaleren we?

In het Databoek KiT zien we voor onze gemeente een stijging op de indicatoren voortijdig schoolverlaters en werkloze jongeren in 2010, vergeleken met 2009. Voor het schooljaar 2010-2011 zien we in onze lokale cijfers een positieve ontwikkeling, omdat het aantal voortijdig schoolverlaters in dat schooljaar juist is gedaald van 78 naar 39 (Jaarverslag leerplicht 2010-2011).Voor het schooljaar 2011-2012 zien we een lichte stijging naar 55. We blijven hiermee ruim onder de 82, het aantal dat op landelijk niveau voor onze gemeente als doel is gesteld.

De landelijke DUO-cijfers wijken overigens af van onze lokale cijfers. Dit heeft te maken met problemen rondom de administratieve systemen, waarmee we de cijfers genereren. We gaan onderzoeken hoe we de administratieve ondersteuning kunnen verbeteren.

In de evaluatie van de Kadernota jeugd 2008-2011 komt als belangrijk punt naar voren dat we de jongeren zonder startkwalificatie beter in beeld willen brengen en hun aantal terugbrengen.

In opdracht van het ministerie van OC&W is een regionale probleemanalyse voortijdig schoolverlaten gemaakt. Hierdoor is meer helderheid over de oorzaken van voortijdig schoolverlaten en de benodigde inzet voor de komende jaren. Uit de analyse van de cijfers en de aanpak van de afgelopen jaren komen een aantal aandachtsgebieden naar voren, waar het RMC UZO komende periode mee aan de slag gaat. De thema’s zijn onder meer overbelasting, studiekeuzeproblemen, ongediplomeerde uitstroom vmbo, verzuim en ouderbetrokkenheid.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde

Streefwaarde 2016

1 Aantal voortijdig schoolverlaters

VSV-monitor

140

82

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 Aantal vsv-ers naar school teruggeleid

18

20

22

24

2 Aantal verzuimmeldingen

400

375

325

300

3 Aantal dossiers leerplicht

470

450

425

400

Toelichting

3. 2. 1 Vsv-ers teruggeleiden naar school

Het probleem van schooluitval doet zich bij onze gemeente met name voor als de leerlingen eenmaal op het ROC en de MBO zitten. Voor het probleem van schooluitval zet het RMC de volgende activiteiten in:

  • -

    Aanmelding in beeld: Dit is een project gericht op het in beeld houden van jongeren die met een diploma het vmbo verlaten, maar hiermee nog geen startkwalificatie hebben. Zij worden extra gemonitord via het programma Integrip, waarin vmbo’s, ROC’s en leerplichtambtenaren samenwerken. Hiermee zijn jongeren goed in beeld.

  • -

    Preventieproject overgang VMBO-MBO (VOROC-procedure);

  • -

    Creëren van opvangklassen voor vsv-ers en meerdere instroommomenten in het MBO;

  • -

    Versterken en ontwikkelen van Zorg Advies Teams (ZAT’s) en verzuimbeleid;

  • -

    Trajectbegeleiding RMC;

  • -

    Stimuleren oudercontacten met ROC’s.

  • -

    Daarnaast stimuleert het Ministerie de ROC’s door de prestatiemiddelen van € 2.500 per voortijdig schoolverlater minder uit te betalen.

3. 2. 2 Versterken maatschappelijk netwerk rondom scholen

Naast de dorpsgerichte opzet van de LEA willen we deze overleggen inbedden in de werkwijze van het dorpsgericht werken en/of woonservicegebieden. Onze aanname is dat het verbreden van de netwerken rondom scholen leidt tot minder schooluitval, maar dit kunnen wij niet meetbaar maken.

3. 2. 3 Ver minderen van het aantal verzuimmeldingen

Bij het bestrijden van schoolverzuim wordt onderscheid gemaakt tussen absoluut en relatief schoolverzuim. Absoluut verzuim treedt op wanneer een leerplichtige leerling niet is ingeschreven bij een erkende school of onderwijsinstelling. Wanneer een leerplichtige leerling die bij een school is ingeschreven, zonder geldige reden lestijd verzuimt is er sprake van relatief verzuim. In het schooljaar 2011-2012 zijn er 475 zaken in behandeling genomen, een forse stijging ten opzichte van de 231 zaken in 2010-2011. De stijging zit voornamelijk in het aantal “relatief verzuim” en de 18+ers die ook meegeteld zijn. De samenhang tussen verzuim en voortijdig uitvallen van leerlingen is steeds meer onder de aandacht bij de scholen. Belangrijk hierbij is natuurlijk wel dat scholen meer en sneller verzuim moeten melden.

De veronderstelling is dat minder verzuim leidt tot minder voortijdig schooluitval van jongeren. Dit geldt wat ons betreft ook ten aanzien van het onderwijsachterstandenbeleid, dat wil zeggen dat het voorkomen van achterstand bijdraagt tot minder voortijdig schooluitval.

Verbeteren overgang onderwijs naar arbeidsmarkt

Wat doen we al om de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt te verbeteren?

Maatschappelijke stages

Jongeren hebben met maatschappelijke stages de gelegenheid om ervaring op te doen met vrijwilligerswerk op een manier die voor jongeren aantrekkelijk is. Bovendien kan dit de werkgelegenheid (vooral binnen de maatschappelijke sector) voor jongeren bevorderen en stimuleert en faciliteert het een ondernemende en initiatiefrijke houding bij jongeren.

Ook de jongeren zien het belang en de voordelen van maatschappelijke stages voor hun eigen ontwikkeling in, zo blijkt uit de enquête waar ruim drie kwart van de jongeren aangeeft maatschappelijke stages belangrijk te vinden.

J ongerenloket

Vanaf januari 2012 is de WIJ (Wet Investering in Jongeren) vervangen door de Wet Werk en Bijstand (WWB). Als een jongere zich meldt bij het Jongerenloket voor een inkomensvoorziening, krijgt de jongere een zoektermijn van 4 weken. Zij ontvangen in die periode geen enkele vorm van begeleiding. Na de zoektermijn kunnen de jongeren begeleiding krijgen, indien zij zich voldoende hebben ingespannen om zelf een opleiding of baan te vinden. Als er een jongere een WWB-uitkering aanvraagt, wordt er onder andere gekeken of de jongere een startkwalificatie heeft. Blijkt dit niet het geval te zijn, dan wordt er van hem of haar verwacht deze wel te behalen. Bij het Jongerenloket komen over het algemeen jongeren die 18 jaar of ouder zijn. Zij zijn op grond van de wet niet meer verplicht om onderwijs te volgen. Omdat het toch van belang is om een startkwalificatie te behalen worden ze doorverwezen naar het RMC. Het is dan aan de jongere zelf om een afspraak te maken.

Momenteel loopt er een discussie over de wijze waarop en de mate waarin de RSD de dienstverlening aan de doelgroep jongeren pleegt. Daarin zal ook een visie worden geformuleerd op de toekomst van het Jongerenloket.

Werkcoachproject WerkUH

In 2011 is op verzoek van en in samenwerking met Welnúh-jongerenwerk een project WerkUH opgestart om een specifieke groep jongeren extra begeleiding te geven en ze te stimuleren naar school of werk. Welnúh constateerde een toenemende vraag en behoefte van jongeren aan informatie over het zoeken naar werk, solliciteren, brieven en cv’s opstellen, een gesprek voeren met een werkgever. Het gaat om een zogenaamd lokaal initiatief, dat wordt uitgevoerd door de RSD. De doelgroep zijn jongeren die door het jongerenwerk worden aangedragen, omdat zij denken dat ze een extra steuntje in de rug nodig hebben. Na anderhalf jaar kunnen we de conclusie trekken dat het werkcoachproject duidelijk in een behoefte voorziet. In 2011 heeft de werkcoach 25 jongeren begeleid naar werk, vrijwilligerswerk of studie en in 2012 gaat het om een groep van 33 jongeren, waarvan 5 nog begeleiding krijgen (Jaarverslag werkUH 2012, december 2012).

Jobstap

Een voorbeeld om meer werkplekken te stimuleren binnen onze gemeente is het project Jobstap. Dit is een experiment gericht op jongeren met een Wajong-uitkering. Samen met Jobstart en het UWV wordt het bestand Wajongeren doorgelicht om te kijken of zij actief naar werk of een werkervaringsplaats begeleid kunnen worden. Het streven is om de begeleiding naar werk (nu nog via UWV) en de individuele begeleiding (nu nog via AWBZ) door één persoon te laten doen. Inmiddels is de eerste jongere bij Jobstap in traject genomen.

Voorlichting j ongerenwerk over wonen, werk en inkomen

Doordat de jongerenwerkers jongeren veel in hun vrije tijd ontmoeten, hebben ze een bijzondere band en een vertrouwensrelatie met de jongeren. In individuele gesprekken kan het jongerenwerk de jongeren leiden naar professionele zorg of naar bijvoorbeeld de werkcoach. Ook door vormings- en voorlichtingsactiviteiten te organiseren op thema’s die jongeren bezighouden ondersteunt het jongerenwerk de jongeren om zelfredzaam te worden. De JRUH ziet voor het jongerenwerk met name een belangrijke rol in het stimuleren van jongeren bij het zoeken naar werk. (zie ook hoofdstuk 5 Gezondheid)

Wat komt er op ons af?

De maatschappelijke stages worden gefinancierd vanuit het rijk en door scholen. Inmiddels is in het regeerakkoord (oktober 2012) opgenomen dat de wettelijk verplichte maatschappelijke stages per 2015 (voor scholen vanaf schooljaar 2015/2016) worden afgeschaft.

De RSD richt zich als gevolg van de bezuinigingen vooral op de meer kansrijke cliënten/jongeren. Dit leidt ertoe dat eventuele ondersteuning van de minder kansrijke jongeren moet komen vanuit lokale projecten in combinatie met WMO-voorzieningen.

Wat signaleren we?

Uit cijfers van het UWV blijkt dat de jeugdwerkloosheid in onze regio (Midden-Utrecht) is afgenomen ten opzichte van het afgelopen jaar. Wel is het aantal plaatsingen (gerealiseerde stage- en leerwerkbanen) fors teruggelopen en verwacht men knelpunten in het aanbod van praktijkplaatsen voor bepaalde beroepsgroepen (Basiscijfers Jeugd regio Midden-Utrecht, juni 2012).

De JRUH adviseert om voorlichting op middelbare scholen te stimuleren over het zoeken naar werk, solliciteren en het opstellen van een cv. Scholen kunnen deze drie elementen eenvoudig verwerken in het huidige lesprogramma. De elementen sluiten namelijk aan op verschillende vakken, zoals Nederlands, Engels en Management & Organisatie. Dit advies brengen we in het LEA-overleg in.

Jongeren staan terughoudender tegenover het doen van vrijwilligerswerk. Slechts een derde van de respondenten van de enquête zou zelf vrijwilligerswerk willen doen. Een derde doet liever geen vrijwilligerswerk, omdat het geen geld oplevert. En de overigen weten het niet.

Het jongerenwerk ervaart in de praktijk dat jongeren als ze eenmaal actief zijn zeker de meerwaarde van vrijwilligerswerk zien. Volgens de JRUH hebben jongeren niet zoveel tijd en moeten ze daarom prioriteiten stellen.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde

Streefwaarde 2016

1 Percentage werk loze jongeren

RSD

Nader te onderzoeken

Nader te bepalen

2 Percentage jongeren zonder startkwalificatie

RSD/RMC

1%

0,5%

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 Aantal maatschappelijke stages

580

600

620

2 Aantal jongeren begeleid door het Jongerenloket

50

50

3 Aantal jongeren begeleid door het Werkcoachproject

20

25

30

35

4 Aantal leer/werk stageplekken binnen gemeente lijke organisatie

2

3

4

5

5 Aantal leer/werk stageplekken buiten gemeente lijke organisatie

Nnb

Toelichting

3. 3.1 Maatschappelijke stages

Het wegvallen van de financiering van de maatschappelijke stages door het rijk gaat in per schooljaar 2015-2016. Wij onderschrijven het belang van de maatschappelijke stages en hebben daarom al op korte termijn (januari 2013) overleggen gepland met betrokken partijen op lokaal en regionaal niveau om een gezamenlijk oplossing te vinden en de maatschappelijke stages ook voor de toekomst te borgen.

3. 3.2 Ondersteuning van jongeren via Jongerenloket en Werkcoachproject WerkUH

Het werkcoachproject wordt vanwege de succesvolle resultaten in 2013 verlengd. Voor het project is het beschikbare budget lager dan voorheen, wat gevolgen heeft voor de uitvoering. Met de werkcoach maken we nadere afspraken over bijstelling van het project. Overigens blijkt uit het laatste jaarverslag van de werkcoach dat jongeren, die al eerder in een traject zijn begeleid, in een aantal gevallen zelfredzaam zijn geworden en hun eigen weg naar werk vinden.

3. 3. 3 Stimuleren van meer stageplekken / banen bij werkgevers

Wij zijn er voorstander van dat jongeren op actieve wijze kennismaken met de arbeidsmarkt. Daarnaast streven we naar het stimuleren van maatschappelijk betrokken ondernemen en wij als gemeentelijke organisatie hebben daar een voorbeeldfunctie in. We promoten, binnen en buiten de gemeentelijke organisatie, het in dienst nemen van of het bieden van leerwerkplekken aan uitkeringsgerechtigden in het kader van de Participatiewet. Dat wil zeggen dat wij dat ook doen voor jongeren uit deze doelgroep en dat zij ook in aanmerking moeten kunnen komen voor een leer/werkstage bij onze gemeente.

Opvoeden en beschermen

Het Centrum voor Jeugd en Gezin Utrechtse Heuvelrug (CJG) is sinds 15 februari 2010 geopend.

Het CJG richt zich op gezinnen met vragen over opvoeden en opgroeien, die informatie en advies zoeken bij een professional en soms ook lichte hulp. Het CJG is bedoeld voor jongeren en ouders van kinderen en jongeren in de leeftijd van min 9 maanden tot en met 23 jaar. Daarnaast richt het CJG zich ook op de mensen, al dan niet professionals, rondom de gezinnen, die zorgen hebben over gezinnen en die overleg zoeken over de vraag of een gezin hulp nodig heeft.

Het CJG organiseert dat mensen met zorgen voor kinderen en gezinnen met elkaar in contact komen. Dat gebeurt via de Verwijsindex en zorgnetwerken. Waar nodig biedt het CJG zorgcoördinatie. Belangrijk uitgangspunt van het CJG bij de verheldering van de zorg- of hulpvraag is juist het versterken van eigen kracht. Daarnaast is 1 gezin-1 plan het uitgangspunt.

Ruim een jaar na de opening van het CJG (juli 2011) verscheen het rapport ‘Samenwerking in ontwikkeling, één jaar Centrum voor Jeugd en Gezin Utrechtse Heuvelrug’. Het rapport is een advies voor de doorontwikkeling van het CJG in onze gemeente en geeft richting om de opzet van het CJG te verbeteren en in te spelen op trends en landelijke ontwikkelingen.

Wat komt er op ons af?

De transitie jeugdzorg

De overgang per 2015 van de verantwoordelijkheden die de provincie heeft op grond van de Wet op de Jeugdzorg naar de gemeenten is zo’n belangrijke landelijke ontwikkeling. Het gaat om de taken die nu worden uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg en om het tweedelijns zorgaanbod. Al deze taken op het gebied van de jeugdzorg worden overgeheveld naar de gemeente: de transitie van de jeugdzorg.

Het Centrum voor Jeugd en Gezin speelt daarbij een belangrijke rol als toegangspoort tot de jeugdzorg. Die toegangspoort moet zorgen voor kortere lijnen bij het bepalen van de behoefte aan zorg en voor vraaggerichte inkoop van zorg. Met het oog op deze ontwikkelingen heeft de gemeente ervoor gekozen de aansturing van de centrale coördinatiefunctie binnen het CJG onder te brengen binnen de gemeentelijke organisatie. Op deze manier kan de gemeente haar regierol effectiever en efficiënter oppakken.

Naast de overheveling van taken wil de regering ook het financieringssysteem wijzigen. Dit betekent dat de gemeente ook voor de opdracht staat om de systematiek van de jeugdzorg te transformeren. In onze ogen gaat het om de volgende verschuiving:

Vóór transformatie

Na transformatie

De komst van de Jeugdzorg naar de gemeenten is ingegeven door landelijke bezuinigingen. Gemeenten moeten dezelfde, liefst betere, zorg bieden met minder middelen. Des te meer reden om het CJG te ontwikkelen tot een dusdanig succesvolle werkwijze dat de meeste zorg in preventieve sfeer gegeven kan worden, waardoor indicatiestelling en doorverwijzing naar zwaardere (2e lijns-) zorg, en daarmee dure trajecten, alleen bij uitzondering aan de orde zijn.

Verbinding jeugdzorg met jeugdgezondheidszorg

De gemeente Utrechtse Heuvelrug is van mening dat de jeugdgezondheidszorg bij één partij moet komen (nu 0-4 jaar Vitras en 4-19 jaar GGD). In dit stadium is er echter onvoldoende onderzoek verricht naar de inrichting van de hele keten jeugdgezondheidszorg, jeugdmaatschappelijk werk en jeugdzorg om een keuze te kunnen maken. Regio Zuidoost Utrecht (de gemeenten Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Zeist en Utrechtse Heuvelrug) heeft gekozen voor uitstel van de keuze voor inrichting van de jeugdgezondheidszorg en meer onderzoek te doen naar de relatie met onder andere de jeugdzorg.

Passend onderwijs

Daar waar de gemeente per 1 januari 2015 verantwoordelijk wordt voor de jeugdzorg, is vanaf 1 augustus 2014 het onderwijs verantwoordelijk voor het bieden van een passende onderwijsplek aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Deze twee trajecten hebben alles met elkaar te maken, maar zijn nog niet volledig op elkaar afgestemd. Er vindt afstemming plaats met de directeur van de drie samenwerkingsverbanden voor basisonderwijs binnen onze regio (Kromme Rijn, ZorgGebundeld en De Bilt). Met het voortgezet onderwijs is er nog geen afstemming.

Wat signaleren we?

In de huidige jeugdzorg zien wij een aantal knelpunten. De transformatie biedt gelukkig kansen om deze knelpunten aan te pakken. Met onze acties in deze beleidsperiode willen wij de knelpunten aanpakken en kantelen naar verbeterpunten.

Er is geen totaaloverzicht van jeugd in zorg

De verschillende financieringsstromen binnen de huidige jeugdzorg zorgen ervoor dat er geen totaaloverzicht is van de jeugd in zorg. Met de transformatie worden de financieringsstromen gebundeld: de (financiële) verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugd gaat over naar de gemeenten. Omdat we het Centrum voor Jeugd en Gezin inrichten als toegangspoort tot de zwaardere jeugdzorg, krijgen we een totaalbeeld van wat er in onze gemeente speelt.

Kosten zijn onbeheersbaar

Met de transitie en transformatie gaat ook een bezuinigingsslag gemoeid, terwijl de kosten van de zwaardere jeugdzorg flink oplopen. Binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin zetten wij meer in op preventie en lichte hulpverlening door de hulp meer naar voren te halen. Wij verwachten dat daardoor de vraag naar zwaardere en duurdere gespecialiseerde zorg op termijn afneemt. Tegelijkertijd moeten we er rekening mee houden dat er een (relatief kleine) groep is en zal blijven, die altijd gebruik zal blijven maken van de zwaardere jeugdzorg. Nu is er een directe toegang naar zwaardere zorg, waarbij het lokale netwerk niet is ingeschakeld.

Er is teveel bureaucratie / er zijn teveel wachtlijsten

Minder regeldruk zorgt ervoor dat de professional meer tijd heeft voor het daadwerkelijk verlenen van hulp en ook motiveert het de professional. Dit doen we bijvoorbeeld door het naar voren halen van lichte ambulante hulpverlening en het lokaal inzetten van gezinsbegeleiders voor gezinnen met een complexere hulpvraag. De gezinsbegeleider is een generalist die vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt ingezet. Hij/zij heeft vier taken: (1) gesprek aangaan (2) eigen kracht van het gezin versterken (3) oplossen van vragen in het gezin (4) indien nodig doorverwijzen. De eerstelijns gezinsbegeleider is niet bedoeld als een zorgcoördinator, als een extra laag of extra schakel. De eerstelijns gezinsbegeleider kan zelf naar eigen inzicht ‘doorpakken’.

De kracht van hulpvragers en hun omgeving wordt onderbelicht

In de jeugdzorg wordt vaak gesproken óver jongeren en hun ouders. Maar ouders en jongeren kunnen in veel gevallen zelf goed aangeven wat goed voor hen is en hebben zelf voldoende kracht om te werken aan de oplossing voor hun probleem. Om die eigen kracht aan te wenden moet niet óver, maar mèt de hulpvragers gesproken worden. Binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt tijdens een ronde-tafel-gesprek nooit zónder de hulpvragers gesproken.

Er is onvoldoende samenwerking tussen organisaties in de jeugdzorg en andere sectoren

De verkokerde inrichting van de jeugdzorg draagt niet bij aan efficiënte en effectieve hulpverlening. Uitgaande van het gezin centraal gaan we de mogelijkheden verkennen om de aanpak 1 gezin- 1 plan te optimaliseren. Alleen integraliteit zorgt ervoor dat het gezin centraal staat.

Cijfers nog beperkt beschikbaar

November 2012 heeft provincie Utrecht de nieuwe Factsheet jeugdz o rg provincie Utrecht uitgebracht. Hierin staan de meest recente cijfers. Veelal zijn de cijfers alleen bekend op provinciaal niveau. Hieronder vindt u uit de factsheet twee tabellen met cijfers op gemeentelijk niveau.

Tabel 1 laat de nieuwe instroom van jeugdigen zien per taak van Bureau Jeugdzorg, onderscheiden naar de gemeente van inschrijving van de jeugdige binnen de regio Utrecht Zuidoost. Het gaat om de gemeente waar de jeugdige is ingeschreven op het moment van aanmelding.

Tabel 1

Nieuwe instroom bij Bureau Jeugdzorg (2011)

gemeente

Start TGJ

Start JB

Start JR

De Bilt

101

14

8

Bunnik

25

3

3

Utrechtse Heuvelrug

194

20

9

Wijk bij Duurstede

87

14

2

Zeist

232

33

16

Totaal Utrecht Zuidoost

639

84

38

Totaal provincie Utrecht

4847

636

417

Tabel 2 laat het aantal kinderen zien dat provinciaal geïndiceerde jeugdzorg ontvangt.

Tabel 2

Aantal kinderen dat provinciaal geïndiceerde jeugdzorg ontvangt

gemeente

aangemeld

uitgestroomd

In zorg eind 2011

De Bilt

50

44

52

Bunnik

14

11

26

Utrechtse Heuvelrug

78

65

101

Wijk bij Duurstede

36

28

52

Zeist

134

146

144

Totaal Utrecht Zuidoost

312

294

375

Totaal provincie Utrecht

1955

1863

2256

In de beleidsperiode gaan we meer onderzoeksgegevens verzamelen en bij de verdere beleidsvorming volgen we een participatief traject, waarbij we scholen, jongeren en ouders zullen betrekken.

Financieel kader transitie jeugdzorg

De transitie van de jeugdzorg gaat gepaard met een korting. De financiële randvoorwaarden zijn met de concept wettekst sterk verslechterd: de eerdere korting van het budget met €300 miljoen is zonder nadere onderbouwing opgehoogd met nog eens €150 miljoen. Hiermee komt de totale korting op €450 miljoen vanaf 2017. Dit is zo’n 15% van het totale budget en komt naast de bezuinigingen die de komende jaren voor de overheveling al worden doorgevoerd.

In het kader van opvoeden en beschermen formuleren we het volgende beleidsdoel:

-Terugbrengen van het aantal jongeren in de zware jeugdzorg.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde

Streefwaarde 2016

1 Nieuwe instroom BJZ

Factsheet jeugdzorg prov Utrecht

223 (2011)

168

2 Aantal kinderen dat geïndiceerde zorg ontvangt

Factsheet jeugdzorg prov Utrecht

101 (eind 2011)

75

3 overige cijfers over jeugd in zware zorg

Add-jeugdmonitor

nnb

Nader te bepalen

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 Aantal jongeren dat hulp/zorg vraagt bij het CJG

2300

2500

2700

3000

2 Si gnaler ing en afstemming met nieuwe zorgnetwerken in onderwijs gerealiseerd

X

3 Model voor alle hulpvragen lokaal via werkwijze eigen kracht en 1 gezin-1 plan gerealiseerd

X

4 CJG ingericht op indicatievrij inzetten van middelzware zorg

X

5 Regionaal model afstemming regionale cjg’s en regionale inzet zware zorg

X

Toelichting

4. 1 Het aantal jongeren dat gebruik maakt van de zware zorg is in 2016 met ¼ gedaald

Zware jeugdzorg is de zorg die nu achter de poort van Bureau Jeugdzorg zit. Ook jongeren die met politie/justitie in aanraking komen krijgen een zwaar jeugdzorgtraject. Voor de nul-meting wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de Add-jeugdmonitor. Aandachtspunt hierbij is dat we in 2016 op eenzelfde manier monitoren als bij de nulmeting.

4. 1 .1 Versterken van de informatie- en adviesfunctie binnen het CJG

Zorg-/hulpvraag komt vanuit de ouder/jongere zèlf. De laagdrempelige, preventieve rol van het CJG geven we vorm op een manier dat het gemakkelijk toegankelijk en vertrouwd is voor de inwoners.

Uit de enquête onder jongeren blijkt dat 45% van de jongeren niet weet wat het Centrum voor Jeugd en Gezin is en dat bijna 48% nooit bij het CJG is geweest. Dit laatste kan positief zijn, omdat kennelijk jongeren geen vragen of problemen hebben waar ze een CJG voor nodig hebben.

Duidelijk is wel dat we de bekendheid van het CJG moeten vergroten. Dat doen we door meer de publiciteit op te zoeken en door de CJG-medewerkers meer te profileren en een gezicht te geven, waardoor het herkenbaarder wordt. We zetten in op verschillende (voorlichtings-) activiteiten rond het thema opgroeien en opvoeden. Het gaat om activiteiten voor ouders, jongeren en professionals. Voorbeelden in 2012 zijn de landelijke campagneweek ‘Week van de Opvoeding’ en een symposium over de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling voor professionals in de eerstelijns gezondheidszorg (huisartsen, fysiotherapeuten etc.). Daarnaast zoeken we mogelijk naar aansluiting bij het wijkteam.

4. 1 .2 Versterken van de signalering door afstemmen met nieuwe zorgnetwerken in onderwijs

De zorg-/hulpvraag komt vanuit de signaleerder. De zorgnetwerken worden door de kernpartners van CJG (waaronder het jongerenwerk) goed bezocht. Dit geldt zowel voor het zorgnetwerk 12- als 12+. Hierbij zijn inmiddels ook Bureau Jeugdzorg en MEE betrokken. Aandachtspunten zijn het aansluiten van de scholen voor voortgezet onderwijs bij het 12+netwerk van het CJG en het maken van betere afspraken over de aansluiting CJG en huisartsen. Met het oog op het Passend onderwijs gaan we de signalering versterken door met de nieuwe zorgnetwerken van het onderwijs af te stemmen.

4. 1 .3 Een model voor alle hulpvragen ( Eigen kracht en 1 gezin-1 plan )

Tijdens het voeren van een gezinsgesprek wordt de hulpvraag geformuleerd. Eigen kracht van het gezin is uitgangspunt. Door het toepassen van de werkwijze van 1 gezin-1 plan bij multi-problemgevallen wordt de hulpvraag integraal geformuleerd en wordt het gezinsplan integraal opgepakt. Het doel is dat deze werkwijze steeds meer standaard toegepast wordt. In de toekomst kan er mogelijk een link worden gelegd met het wijkteam.

4. 1 . 4 Het CJG inrichten op indicatievrij inzetten van middelzware zorg

In het kader van de voorbereidingen op de transitie jeugdzorg heeft onze regio subsidie (maximaal € 50.000 per regio) aangevraagd bij de provincie Utrecht voor een pilot indicatievrije trajecten. Het gaat hierbij om eenvoudige ambulante zorg zonder indicatie, die naar voren wordt gehaald (nu worden die trajecten alleen ingezet met indicatie van Bureau Jeugdzorg). Het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt hiermee versterkt en medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin worden opgeleid om zelf te kunnen indiceren dan wel diagnosticeren. Deze indicatie/diagnose vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin dient integraal te zijn en kunnen we voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug mogelijk onderbrengen in de netwerken 12- en 12+.

4.1.5 Regionaal model ontwikkelen met goede afstemming tussen regionale CJG’s en regionale inzet zware zorg

Na het indiceren/diagnosticeren door het Centrum voor Jeugd en Gezin volgt de inkoop van zorg. Het liefst willen wij dat ook snel kunnen inzetten, vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin. Daarvoor is het zogenaamde fichesmodel (pilot provincie) in voorbereiding. We willen het fichesmodel in combinatie met de indicatievrije trajecten inzetten, zodat we kunnen experimenteren met inkoop van zorg. Overleg hierover tussen onze regio en de provincie is in vergevorderd stadium. We bereiden samen met onze regiogemeenten een opdrachtomschrijving voor voor de aan te stellen projectleider indicatievrije trajecten/fiches.

Gezondheid

Jeugd en jongeren toerusten tot zelfstandige inwoners betekent dat ze niet alleen bij het opgroeien de juiste begeleiding en zorg krijgen en een opleiding volgen en afmaken, maar ook dat ze zich een gezonde levensstijl eigen maken. Preventie is daarbij een kernwoord. Door jongeren bewust te maken van alcoholgebruik als potentieel gezondheidsprobleem willen we voorkomen dat jongeren door een verkeerd alcoholgebruik zich niet staande kunnen houden in de samenleving. Uiteraard hebben ouders hierin ook een eigen verantwoordelijkheid voor de gezondheid van hun kinderen. Ons doel is het bevorderen van een gezonde leefstijl, zodat jongeren zich ontwikkelen tot gezonde volwassenen.

Combinatiefuncties

In onze gemeente loopt een pilot combinatiefuncties tot en met juli 2013, mede gefinancierd door de Rijksregeling Impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties). Binnen deze regeling is 7,2 fte combinatiefunctionarissen gerealiseerd. In de zomer van 2012 vond de evaluatie van deze pilot plaats. De evaluatie geeft alle aanleiding om dit project voort te zetten, want de pilot is succesvol.

Wat betreft de combinatiefuncties sport: er is een kwaliteitsimpuls gegeven aan het bewegingsonderwijs op de basisscholen, er zijn extra activiteiten voor leerlingen met beweegachterstanden gegeven, er heeft versterking van het kader van sportverenigingen plaatsgevonden en er is meer en betere samenwerking tussen sportaanbieders, scholen en buurt ontstaan.

De inzet van de combinatiefunctionarissen cultuur (cultuurcoach) heeft geleid tot de uitbreiding van cultuurdeelname en culturele bewustwording onder de middelbare jeugd. Erg succesvol waren de vergroting van zelfvertrouwen van leerlingen (weerbaarheid), vergroting van veiligheid en sfeer in de groepen, de onderlinge samenwerking onder leerlingen (normen en waarden) en het zichzelf goed en zelfbewust kunnen presenteren voor een groep.

Per 1 januari 2012 heeft het Rijk structureel een extra bedrag beschikbaar gesteld voor de Impuls. Voor deze extra middelen geldt een verbreding van de aandachtsgebieden. Voor deze combinatiefunctionarissen (nieuwe naam buurtsportcoach) geldt dat zij sport- en beweegaanbod organiseren en een combinatie maken tussen sport- en beweegaanbieders en een andere sector zoals onderwijs, cultuur, welzijn, gezondheid en bso/kinderopvang. De buurtsportcoach is werkzaam in minimaal twee sectoren. Door dit extra bedrag worden gemeenten in de gelegenheid gesteld om tot 140% van de huidige ruimte combinatiefuncties in te vullen. In onze gemeente is dit een extra 2,8 fte waardoor het totaal aantal te realiseren combinatiefuncties op 10,0 fte uitkomt.

In 2013 gaan we aan de slag met het nieuwe sportbeleid. Voornemen is om sport minder een doel op zich, maar meer een middel te laten zijn, gericht op specifieke doelgroepen. Het accent komt te liggen bij mensen die niet of onvoldoende bewegen om allerlei redenen. Hierbij sluiten we aan bij beleidsvelden als gezondheid, ouderenbeleid en Wmo, maar ook jeugdbeleid. Buurtsportcoaches kunnen worden ingezet voor dit doel. De doelen van de uitbreiding van de Rijksregeling voor combinatiefuncties/buurtsportcoaches sluiten naadloos aan bij de doelen die geformuleerd zullen gaan worden in het nieuwe sportbeleid. Het jaar 2013 gaan we gebruiken om samen met lokale organisaties, breed te onderzoeken of we vanaf 2014 tot een financieel gedekt plan voor voortzetting van de combinatiefunctionarissen kunnen komen, ter uitvoering van het nieuwe sport- en cultuurbeleid.

De doelen van de Rijksregeling voor combinatiefuncties/buurtsportcoaches sluiten niet alleen naadloos aan bij de doelen van het sportbeleid maar ook bij die van het jeugdbeleid. Wij willen jeugd en jongeren toerusten tot zelfstandige inwoners. De combinatiefuncties dragen niet alleen bij aan het terugdringen van beweegachterstand bij de jeugd, maar ook aan het vergroten van het zelfvertrouwen van jongeren en daarmee van hun weerbaarheid. Uit de pilot blijkt dat het welzijn van de jeugd met de inzet van combinatiefuncties wordt vergroot, en dat leidt ertoe dat de jeugd hun leefomgeving aantrekkelijk vindt om in te wonen en te blijven wonen.

In aansluiting op het advies van de WMO-raad willen we voor de doelen van het gezondheidsbeleid voor de jeugd verwijzen naar de gezondheidsnota. We komen in 2013 met een integrale Welzijnsnota waarin we naast het gezondheidsbeleid, ook het sport- en cultuurbeleid integreren.

In het kader van gezondheid binnen deze jeugdnota beperken we ons nu tot het volgende beleidsdoel:

-Terugbrengen van alcoholgebruik door jongeren.

Alcohol en jeugd

Wat doen we al om alcoholgebruik onder jongeren terug te brengen?

Op verschillende terreinen zijn al stappen gezet in de aanpak van alcoholmatiging. Zo hebben sportorganisaties in de gemeente afspraken gemaakt hoe om te gaan met alcoholmatiging tijdens sportfeesten en ook hoe ouders daarin betrokken kunnen worden. Gemeente, politie, het Openbaar Ministerie en Koninklijke Horeca Nederland hebben het horecaconvenant ondertekend. In het convenant zijn afspraken vastgelegd met het doel de veiligheid in de horeca te versterken en overlast te voorkomen.

Preventief jeugd en jongerenwerk

Het jeugd- en jongerenwerk heeft een belangrijke preventieve functie. Door vroegtijdig risico’s en problemen bij individuele jongeren te signaleren kunnen de jongerenwerkers jongeren in een vroeg stadium doorgeleiden naar hulpverlenende instanties, en daarmee voorkomen dat jongeren in zwaardere problemen en daarmee zware zorg terecht komen.

Daarnaast organiseert het jeugd en jongerenwerk voorlichtings- en vormingsactiviteiten over veiligheidsrisico’s op het gebied van bijv. alcoholgebruik, loverboys en chatten. Voor de keuze van thema’s is er afstemming en zo mogelijk samenwerking met betrokken instellingen die in de regio op het thema deskundig zijn.

Plan van aanpak Jeugd en alcohol 2012-2016

In 2012 is het plan van aanpak Jeugd en alcohol 2012-2016 vastgesteld. Dit Plan van aanpak richt zich op de drie beleidsterreinen die direct betrokken zijn bij jeugd en alcohol: Onderwijs en Jeugd, Gezondheid(szorg) en Openbare orde en veiligheid. Overige beleidsterreinen zullen indien nodig er ook bij betrokken worden. Per beleidsterrein zijn werkdoelen geformuleerd:

  • ·

    Onderwijs en Jeugd: het gebruik als centraal thema bij jeugdigen aan de orde stellen, betrokkenheid van professionals vergroten, inzet van onderwijs en ouders vergroten, uitbreiding van voorzieningen vanuit jongerenwerk en alternatieven bieden voor (hang)jongeren en specifieke groepen probleemgebruikers.

  • ·

    Gezondheidszorg: het gebruik als gezondheidsprobleem op de agenda krijgen, tegengaan van excessief gebruik, in beeld krijgen van specifieke probleemgebruikers, versterken afstemming jongerenwerk en hulpverlening en verbeteren van de toegang en aanbod van verslavingszorg en afstemming met 1e lijnszorg.

  • ·

    Openbare orde en veiligheid: het bestrijden van (uitgaans)geweld en vernielingen (zie bijvoorbeeld horecaconvenant zoals getekend op 1 november 2011). Tevens het terugdringen van de verkoop van alcohol aan minderjarigen door supermarkten, horeca etc. Dit is ook opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Wat komt er op ons af?

De nieuwe Drank- en Horecawet is per 1 januari 2013 in werking getreden. Gemeenten hebben daarna één jaar de tijd om de uitvoering van deze wet op orde te krijgen. De implementatie van de Drank- en Horecawet vraagt om een apart traject. Dit traject zal in een aparte werkgroep vorm krijgen.

Voor een goede bestuurlijke en juridische basis denken we bijvoorbeeld aan een besluit van het gemeentebestuur om één hoofdlijn van beleid te hanteren, een up to date vergunningenbestand, een systeem dat een duidelijk en eenvoudig overzicht kan weergeven van afgegeven vergunningen, APV’s, relevante verordeningen; convenanten en afspraken met ‘verstrekkers’ van alcohol over commitment en handhaving en onderlinge afstemming met de buurgemeenten, omdat veel van onze jongeren daar naar school gaan en gebruik maken van de horeca daar.

Wat signaleren we?

In onze gemeente zien we in de verschillende dorpen een zorgelijke ontwikkeling omtrent het alcoholgebruik onder jongeren. De toename van het gebruik sluit aan bij het landelijke beeld.

Het gebruik van alcohol op jonge leeftijd heeft ernstige gevolgen voor de hersenontwikkeling, het sociaal functioneren en het presteren op school. Jong beginnen met drinken van alcohol verhoogt de kans op alcoholproblemen op latere leeftijd.

Naast de gevolgen voor de gezondheid van onze jongeren, is het gebruik van alcohol een belangrijke reden dat jongeren in aanraking komen met de politie doordat ze overlast veroorzaken.

Alcoholgebruik jongeren in Utrechtse Heuvelrug

Uit onderzoek van de GGD Midden-Nederland in 2012 in onze gemeente blijkt dat het aantal jongeren op het voortgezet onderwijs dat in de 4 weken voorafgaande aan het onderzoek alcohol heeft gedronken hoger is vergeleken met het regionaal gemiddelde (41% versus 38%). Opvallend is ook dat een groot deel van de jongeren al onder de 16 jaar alcohol heeft gedronken en ook zelf heeft gekocht. Binge drinken (= in een kort tijdsbestek meer dan 5 alcoholische dranken nuttigen) onder jongeren komt overeen met het regionaal gemiddelde (28% versus 27%). Opvallend is dat jongeren die al alcohol drinken ook veel drinken per keer.

Op het basisonderwijs wordt door 42% van de bovenbouwleerlingen wel eens alcohol gedronken. Regionaal is dit 48%.

Hoe komen ze eraan?

63% van de alcoholdrinkende jongeren (onder de 16 jaar) in de gemeente gaf aan zelf nooit alcohol te kopen, maar het te krijgen. Als jongeren alcohol kopen doen ze dit het meest frequent in de supermarkt. Opvallend is dat 37% van de alcoholdrinkende jongeren jonger dan 16 jaar zelf wel eens alcohol koopt, bijvoorbeeld in de slijterij, supermarkt of café.

Wat vinden de ouders ervan?

Bij 35% van de alcoholdrinkende jongeren onder de 16 keuren de ouders het goed of zeggen er niets van dat ze alcohol drinken. 37% van de ouders van alcoholdrinkende jongeren raadt het af, verbiedt het of vindt dat de jongere minder moet drinken. De ouders van 28% van de jongeren weten niet dat hun kind alcohol drinkt. In 2008 was dit percentage nog 13%, er wordt dus door meer jongeren stiekem gedronken.

Er is een duidelijke relatie tussen de mate waarin ouders het drinkgedrag van hun kind goedkeuren en de leeftijd van de jongere: naarmate de jongere de 16 jaar nadert, des te vaker keurt de ouder het drinkgedrag van de jongeren goed. Ook is er een duidelijke relatie tussen de mate waarin de ouders het drinkgedrag goedkeuren en de hoeveelheid en frequentie van het alcoholgebruik van de jongere.

De JRUH benadrukt het belang om ouders bewust te maken van hun verantwoordelijkheid bij het alcoholgebruik door hun kinderen, ook bij het uitgaan. Verhogen van de bewustwording zowel bij jongeren als bij ouders is in de hierna geformuleerde acties opgenomen.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde (2012)

Streefwaarde 2016

1 Percentage alcoholgebruik afgelopen vier weken beneden 16 jaar

GGD-monitor

32 % (GUH)

28 % (regionaal)

22% (GUH)

2 Percentage alcoholgebruik afgelopen vier weken 13-17 jaar

GGD-monitor

41 % (GUH)

38% (regionaal)

31% (GUH)

3 Percentage bingedrinken beneden 16 jaar

GGD-monitor

19 % (GUH)

18% (regionaal)

9% (GUH)

3 Percentage bingedrinken 13–17 jaar

GGD-monitor

28 % (GUH)

27% (regionaal)

18% (GUH)

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 Aantal campagnes gericht op het brede publiek

1

1

1

1

2 Aantal handhavingsactiviteiten op verkrijgbaarheid

nnb

3 Aantal alcoholprojecten op basisscholen

6

6

6

6

Toelichting

5.1. 1 Brede communicatie

De boodschap zal breed uitgedragen moeten worden naar en zichtbaar zijn voor het brede publiek. We sluiten aan bij landelijke campagnes en maken gebruik van verschillende media. Door afspraken te maken met het werkveld (alcoholverstrekkers en zorgverleners) willen we meer draagvlak creëren. Ook voor de communicatie is afstemming wenselijk met andere gemeenten.

5. 1. 2 Handhaving

In een platform handhaving moeten gemeente, politie, Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) en het OM nauw samenwerken en afspraken maken over gezamenlijk inzet op omvang en werkwijze. De handhaving bij alcohol richt zich op verkrijgbaarheid (sport, supermarkten, uitgaanscircuit), meldingen van overlast over horeca en meldingen van gebruik in de openbare ruimte.

5. 1. 3 Subsidiëren van alcoholprojecten op basisscholen

De gedachte achter het cafetariamodel subsidies was dat gemeente en scholen tot één gedeeld pakket van aanbod in zorg en preventie zouden komen, waarbij scholen zelf zouden kunnen kiezen waarvoor ze de subsidie van de gemeente willen inzetten. Met ingang van 2013 is het budget gehalveerd en vanaf 2014 vervalt het cafetariamodel en gaan we in overleg met de scholen gezamenlijke projecten inkopen (bijv. alcoholvoorlichting of gezond omgaan met moderne media).

In 2013 kopen wij bij de GGD alcohol en jeugdprojecten in ten behoeve van het schooljaar 2013-2014.

Wonen

Het tweede hoofddoel van ons jeugdbeleid is dat jongeren in de Utrechtse Heuvelrug opgroeien in een geborgen, veilige omgeving die aantrekkelijk is om in te wonen en te blijven wonen.

In de Woonvisie Utrechtse Heuvelrug 2008 zijn geen specifieke doelen geformuleerd ten aanzien van starters. Uitgangspunt was dat maatregelen ten behoeve van mensen met lage inkomens ook ten goede komen van starters.

Wat doen we al om de woonomgeving voor jongeren aantrekkelijker te maken?

30% sociale huurkoopwoningen in elk nieuwbouwproject

Voor starters en jonge gezinnen blijven we inzetten op het bouwen van minimaal 30% sociale huur- koopwoningen in elk nieuwbouwproject. Er zijn een aantal woningbouwprojecten in voorbereiding, waarin de bouw van o.a. starterswoningen is gepland.

Tot nu toe is, ondanks de crisis in de woningmarkt en het feit dat er te weinig woningen (inzet Woonvisie 2008 was: minimaal 135 woningen per jaar tot 2017) zijn gebouwd in de gemeente in de afgelopen jaren, in verhouding wel voldoende sociale woningbouw (minimaal 30%) gebouwd in de gemeente in de projecten die zijn opgeleverd tot en met 2011.

Bouw woningen voor starters en lagere inkomens

Er zijn geen specifieke afspraken over het aantal sociale koopwoningen dat gebouwd moet worden. In de prestatieafspraken voor 2008 -2014 tussen gemeente en corporaties is wel vastgelegd dat in opdracht van deze partijen jaarlijks 40 woningen voor starters en lagere inkomens worden gebouwd.

Wat signaleren we?

Het jongerenwerk ziet in de praktijk dat jongeren tijdens de middelbare schoolperiode aangeven dat ze in de gemeente willen blijven wonen, maar als ze eenmaal hun diploma hebben gehaald en gaan studeren, dan blijkt dat ze toch liever in de stad wonen. Voor werkende jongeren ligt dat anders. Die komen wel bij het jongerenwerk voor informatie en advies, omdat ze geconfronteerd worden met het beperkte aanbod aan betaalbare huizen binnen de gemeente.

De Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug heeft ervoor gepleit dat de gemeente het starterswoningen-probleem tot een ‘major issue’ maakt en de bouw van huisvesting voor starters stimuleert. De JRUH gaat de komende maanden aan de slag met het uitwerken van een actieplan ‘starterwoningen’. Op dit moment kan door hen niet worden aangegeven hoe groot de vraag is naar starterswoningen in ieder dorp, en of jongeren bereid zijn om ook in een ander dorp binnen de gemeente te gaan wonen. JRUH wil dit graag onderzoeken. Volgens de JRUH staat in ieder geval vast dat de vraag naar starterswoningen in Maarn en Leersum groter is dan het aanbod. De verwachting is dat dit in andere dorpen niet anders zal zijn. Stimuleren van de bouw van starterwoningen in alle dorpen is daarom gewenst. De JRUH gaat in 2013 na de afronding van het voornoemde actieplan starterswoningen met de gemeente overleggen over afstemming.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Toelichting

Het effectdoel (Wat willen we bereiken?) en de prestatiedoelen (Wat gaan we daarvoor doen?) hebben we in deze doelenboom niet concreet geformuleerd. Ook hebben we geen effect- en prestatie-indicatoren geformuleerd. We stellen dit uit tot er een nieuwe Woonvisie is.

Pas onlangs (januari 2013) is de evaluatie van de Woonvisie 2008 en de daarin genoemde acties vastgesteld. De eindconclusie is feitelijk dat er vier speerpunten van beleid zijn voor de komende tijd:

  • 1)

    Meer doorstroming in de voorraad sociale huurwoningen;

  • 2)

    Middeldure huur- en koopwoningen bouwen voor de ‘scheefwoners’;

  • 3)

    Levensloopbestendig bouwen;

  • 4)

    Klimaatvriendelijke maatregelen in de bestaande woningvoorraad en nieuwbouw.

Eén van de acties is het organiseren van een woonforum, waarbij we een discussie voeren met de markt, het maatschappelijk middenveld en vertegenwoordigers uit de samenleving over bovengenoemde speerpunten. Deze discussie moet input leveren voor de actualisatie van de woonvisie en de maatregelen die nodig zijn om meer beweging te krijgen in de lokale woningmarkt. En we gaan ook nog dieper onderzoeken en een analyse maken van de actuele demografische ontwikkelingen, de nieuwe ontwikkelingen en de gevolgen van beleidsvoornemens van het regeerakkoord Rutte.

Vrije tijdsbesteding

Het tweede hoofddoel van ons jeugdbeleid is dat jongeren in de Utrechtse Heuvelrug opgroeien in een geborgen, veilige omgeving die aantrekkelijk is om als jongere daar je vrije tijd te besteden.

In het kader van vrijetijdsbesteding formuleren we het volgende beleidsdoel:

-Aantrekkelijker maken van de leefomgeving van jongeren.

Aantrekkelijke leefomgeving

Wat doen we al om de leefomgeving van jongeren aantrekkelijker te maken?

Jongerenruimtes

Belangrijk voor de aantrekkelijkheid van de gemeente voor jongeren zijn de jongerenruimtes in de vier grotere dorpen. Deze jongerenruimtes voorzien in een duidelijke behoefte, blijkt uit de grote aantallen die de ruimtes bezoeken. In deze ruimtes kunnen jongeren elkaar ontmoeten, ontspannen, zich ontplooien, sporten en bewegen. Samen met vrijwilligers en andere organisaties zorgt het jongerenwerk ervoor dat de ruimtes zo veelzijdig mogelijk gebruikt en optimaal benut worden. Mede door de jongerenruimtes is er minder overlast in de gemeente en hebben de jongeren een plek waar zij zich gewaardeerd en veilig voelen.

Buurt- en cultuurcoach

Daarnaast kunnen de buurtsportcoaches en cultuurcoaches zich verder inzetten voor de jeugd, wanneer de raad kiest voor het verlengen van de combinatiefuncties. (Zie hoofdstuk 5 Gezondheid)

Kinderboerderij en Speelweken

De Kinderboerderij is een ontmoetingsplaats voor jong en oud en een plaats waar mensen met een verstandelijke beperking werken en welkom zijn. De kinderboerderij biedt ook educatieve activiteiten en een informatiepunt op het gebied van natuur en milieu.

In de gemeente worden in Driebergen en Doorn jaarlijks tijdens de zomervakantie een speelweek georganiseerd voor basisschoolkinderen. De gemeente subsidieert deze speelweken.

Popfestival Koninginnenacht en Oud en Nieuw feesten

Sinds 2010 organiseert stichting Heuvelrugpop Rockin’ with the Royals, een popfestival op Koninginnenacht.

Jaarlijks wordt op oudjaarsavond op verschillende plekken binnen onze gemeente vreugdevuren georganiseerd. Ook vindt in dit verband een feest plaats in de Binder in Leersum. Deze feestelijke activiteiten zijn aantrekkelijk voor jongeren en dragen tegelijkertijd bij aan het tegengaan van overlast.

In de Kadernota jeugd 2008-2011 zijn voor het stimuleren en realiseren van extra activiteiten voor jongeren incidentele subsidiemiddelen vrijgemaakt. Er werd echter niet of nauwelijks gebruik van gemaakt. Bij de kerntakendiscussie zijn deze middelen als gevolg van de bezuinigingen grotendeels geschrapt. Alleen de financiële ondersteuning voor het organiseren van een popfestival tijdens Koninginnenacht en de Oud- en nieuwfeesten zijn gehandhaafd, met name uit oogpunt van veiligheid en openbare orde.

Bibliotheek

De bibliotheek organiseert diverse activiteiten voor de jeugd. Binnen het basispakket biedt de bibliotheek boeken, muziek, films en tijdschriften aan voor jeugdleden. De bibliotheek is gericht bezig om jongeren van passende informatie te voorzien. Daarnaast biedt de bibliotheek een scholenpakket aan, waarbij de jeugd uit de groepen 3 en 6 een groepsbezoek brengen aan de bibliotheek, evenals de leerlingen uit de brugklassen.

In het kader van jeugdactiviteiten organiseert de bibliotheek: de kinderboekenweek, de voorleeswedstrijd, kinderjury (basisschoolleerlingen) en jonge jury (middelbare scholieren) en de nationale voorleesdagen.

Vanuit de bibliotheek wordt het culturele programma in de Cultuurhuizen vorm gegeven, waarbij ook specifieke aandacht is voor jeugdvoorstellingen.

Sportverenigingen en scouting

De leefomgeving voor de jeugd en jongeren is aantrekkelijker wanneer er voldoende verenigingen zijn waar ze georganiseerd kunnen sporten en bewegen. Daarom subsidieert de gemeente sportverenigingen en ook de scouting, die voor deze doelgroep activiteiten organiseert. Uit de enquête onder de jongeren blijkt dat driekwart van hen tevreden is over de sportmogelijkheden binnen hun dorp.

Speelplaatsen

Tijdens de kerntakendiscussie is besloten het aantal speelplaatsen te halveren. Het vastgestelde Speelruimtebeleidsplan voorzag juist in een groei van het aantal speelplaatsen. Momenteel worden in overleg met de Jongerenraad uitgangspunten gedefinieerd voor de bezuiniging op speelplaatsen. Deze uitgangspunten liggen meer op het uitvoerende vlak. Het college hanteert de vastgestelde uitgangspunten vervolgens bij het verminderen/omvormen van speelplaatsen. Het accent van het gewijzigde speelruimtebeleidsplan zal vooral liggen op speelplekken bij woonwijken met geen of kleine tuinen en voorzieningen op wijkniveau.

Jeugdsportfonds

Uit cijfers van de afgelopen jaren blijkt dat het aantal aanvragen voor het Jeugdsportfonds is toegenomen van 24 in 2009 naar 43 in 2012 (telling september 2012). We gaan de bekendheid van het Jeugdsportfonds verder vergroten via de sociale media. Daarnaast heeft het jongerenwerk hierin al een rol en zal het jongeren op het bestaan van het fonds wijzen.

Jeugdcultuurfonds , Participatieregeling voor de jeugd en vergoeding internetabonnement

De gemeente kent sinds 2010 vanuit het minimabeleid de mogelijkheid om vergoeding aan te vragen voor contributie van bijvoorbeeld muziek- of theaterles en/of de aanschaf van kostuumkleding en/of instrumenten. Deze vergoeding uit het Jeugdcultuurfonds is bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar.

Ook is het mogelijk voor gezinnen met een minimuminkomen om op basis van de Participatieregeling voor de jeugd vergoeding aan te vragen van kosten voor bibliotheek, bioscoop, museum, scouting, sport, vervoer, schoolkamp enz. De Participatieregeling geldt voor kinderen tot 18 jaar.

Onze gemeente kent ook een vergoeding voor een internetabonnement. Gezinnen met schoolgaande kinderen vanaf groep 8 tot 18 jaar komen in aanmerking voor een vergoeding.

Deze regelingen bieden de mogelijkheid aan kinderen uit gezinnen met een minimum-inkomen in hun vrije tijd bezig te zijn met culturele of recreatieve activiteiten. In samenwerking met de cultuurcoach willen we de bekendheid van deze regelingen vergroten.

Wat komt er op ons af?

De bibliotheek heeft te maken met beperktere middelen als gevolg van de bezuinigingen en het is daarom de vraag of de activiteiten die de bibliotheek organiseert voor de jeugd in stand kunnen blijven. De kans is reëel aanwezig dat de instelling zich moet beperken tot het basispakket.

De bezuinigingen treffen ook de Cultuurnota. Het budget daarvoor wordt vanaf 2014 gehalveerd. Dit heeft mogelijk gevolgen voor het voortbestaan van de cultuurcoach. Scholen in het voortgezet onderwijs zullen, indien ze de inzet van de cultuurcoach niet willen kwijtraken, meer budget beschikbaar moeten stellen.

Gezien het feit dat de middelen in het algemeen schaarser worden, zullen we meer samenwerking tussen maatschappelijke organisaties moeten bevorderen. Sportverenigingen hebben al aangegeven meer maatschappelijk actief te willen zijn.

Wat signaleren we?

De Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug adviseert de gemeente om jaarlijks een groots jongerenfestival mogelijk te maken, waarmee de gemeente aantrekkelijker wordt voor jongeren. De Jongerenraad verwacht niet zozeer financiële ondersteuning van de gemeente, maar vooral een positieve houding en het meedenken over een geschikte locatie en over de organisatie van zo’n festival. De gemeente vindt het positief dat de JRUH een jongerenfestival wil organiseren en is bereid mee te denken.

Financiële ondersteuning is echter binnen het huidige financiële kader niet haalbaar.

Ruim 80% van de jongeren die meegewerkt hebben aan de enquête vindt het belangrijk dat er jongerencentra zijn in onze gemeente. Dit geldt ook voor jongeren die er zelf niet komen, want van de respondenten zegt 50% wel eens in een jongerencentrum te zijn geweest. Ongeveer 65% van de jongeren is tevreden over het jongerencentrum in zijn of haar eigen dorp. Hieruit kunnen we concluderen dat jongerencentra duidelijk in een behoefte voorzien. Dit blijkt ook uit de bezoekersaantallen die het jongerenwerk registreert. (2010: 11.827; 2011: 12.461)

Het merendeel van de geënquêteerde jongeren (ruim 55%) is tevreden over de activiteiten die voor jongeren worden georganiseerd, maar tegelijkertijd is ruim 40% niet tevreden. Van deze laatste groep valt op dat dit met name jongeren betreft die niet in het jongerencentrum komen en die niet tevreden zijn omdat er voor zover zij weten geen of nauwelijks activiteiten voor jongeren worden georganiseerd. Kennelijk zijn er buiten de jongerencentra geen of onvoldoende activiteiten die voor jongeren interessant zijn.

Op de vraag of ze zelf willen meehelpen om een activiteit te organiseren antwoordt ongeveer een derde met ja en nog een derde met misschien. Van degenen die niet willen meehelpen met organiseren van activiteiten geeft een derde aan geen tijd te hebben.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde

Streefwaarde 2016

1 Percentage jongeren dat de gemeente aantrekkelijk vindt voor jongeren

Enquête

Circa 50%

Circa 65%

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 Aantal dagdelen openstelling jongerenruimtes in 5 dorpen

17

20

20

20

2 Aantal door jongeren zelf uitgevoerde activiteiten

4

5

6

7

3 Aantal organisaties dat jeugdactiviteiten organiseert (naast jongerenwerk)

40

40

40

40

4 Aantal gerealiseerde speelruimtes en speelmogelijkheden op basis van (aangepast) SRBP

70

60

45

35

5 Aantal speeltoestellen

460

350

290

230

6 Aantal beweegplekken voor oudere jongeren op basis van aangepast SRBP

22

18

13

11

7 Aantal aanvragen voor het Jeugdsportfonds

60

70

80

90

8 Aantal aanvragen voor het Jeugdcultuurfonds

15

20

25

30

9 Aantal aanvragen Participatieregeling

371

380

10 Aantal aanvragen vergoeding internetabonnement

47

50

Toelichting

7. 1.1 Jongerenruimtes in vijf dorpen

Met inzet van een projectgroep bestaande uit ouders, buurtbewoners, betrokken Maarnaars en het jongerenwerk is het gelukt in de Twee Marken ruimte te vinden voor een jeugdhonk voor de jongere jeugd (12 tot 17 jaar). Dit is mede mogelijk geworden dankzij verlaging van de huurprijs door het bestuur van de Twee Marken. Begin april 2013 gaat de jongerenruimte officieel open.

Veiligheid

Bij veiligheid wordt snel gedacht aan overlast die de omgeving ervaart wanneer jongeren elkaar in de openbare ruimte ontmoeten. Ook in de Kadernota jeugd hebben we de afname van het aantal herhaalde meldingen van overlast door jongeren als beleidsdoel opgenomen, waarbij we beogen de veiligheid van de omgeving (meestal volwassen buurtbewoners) te bevorderen. Doelgroep van jeugdbeleid zijn echter de jongeren! Hoe staat het met hun veiligheid binnen onze gemeente? Als de jongeren zich veilig voelen, zullen ze onze gemeente ook eerder aantrekkelijk vinden en zich daardoor meer betrokken voelen bij hun leefomgeving. Daarbij gaat het niet alleen om sociale veiligheid, maar ook om veiligheid in het verkeer en fysieke veiligheid. Jongeren hebben uiteraard ook een belangrijk eigen aandeel in het bevorderen van veiligheid door zich bijvoorbeeld verkeersveilig te gedragen.

De doelen van veiligheid en jeugdbeleid overlappen elkaar dus. De wederzijdse inzet vanuit beide beleidsvelden kan elkaar versterken. Handhaving bij overlast door jongeren kan preventief werken. In het kader van schoolveiligheid worden bijvoorbeeld Halt op Maat lessen over digipesten op de SGM door de gemeente gesubsidieerd. Andersom kunnen acties vanuit het jeugdbeleid leiden tot minder overlast. Het jongerenwerk is daarbij een belangrijke samenwerkingspartner.

In het kader van veiligheid formuleren we de volgende beleidsdoelen:

  • -

    Bevorderen van een veilige omgeving voor jongeren op school, op straat en thuis;

  • -

    Bevorderen dat jongeren elkaar veilig en op een aangename manier op straat kunnen ontmoeten.

Veilige omgeving op school, op straat en thuis

Wat doen we al om een veilige omgeving voor jongeren te realiseren?

Convenant veilige scholen

De gemeente heeft met het Revius, de SGM, de Sprong, Beukenrode en Schoonoord en de politie het Convenant veilige scholen ondertekend. In deze overeenkomst maken betrokken partijen afspraken over de veiligheid in en om de school. Zaken als diefstal, vernieling, fysieke en verbale agressie, pesten en seksuele intimidatie zijn in het convenant geregeld. Veel scholen hebben ook een pestprotocol. Ook het CJG organiseert bijeenkomsten over digipesten.

Jongleren in het verkeer

Het project richt zich op kinderen van 0-4 jaar én hun ouders. Jonge kinderen zien alles en imiteren het gedrag van hun ouders. Daarom is het belangrijk dat ouders in het verkeer het goede voorbeeld geven. De kinderen en hun ouders zijn goed te bereiken via kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. De kern van dit programma bestaat uit één of meerdere verkeers-themaweken voor de kinderen en een informatiebijeenkomst voor de ouders. Voor de kinderen en hun begeleiders op de kinderopvang is een materialenkist ontwikkeld met lesmateriaal die betrekking heeft op het verkeer. In 2009 is dit project opgestart bij Peuter Speelzaal Dikkertje Dap in Driebergen. De ervaringen tot nu toe zijn positief.

Utrechts Veiligheidslabel en Kwaliteitskeurmerk verkeersveiligheid

Het Utrechts VerkeersveiligheidsLabel (UVL) richt zich op verkeersveiligheid op basisscholen. Scholen die zich aanmelden, krijgen deskundig advies van een UVL-adviseur over de mogelijke verbeteringen op het gebied van verkeersonderwijs en verkeersveiligheid. Het advies mondt uit in een ‘Actieplan UVL’ om het label te behalen. Scholen die met het actieplan aan de slag gaan, kunnen het felbegeerde Label verdienen: hét kwaliteitskeurmerk dat aangeeft dat verkeersveiligheid op school alle aandacht krijgt die zij verdient. Na het behalen van het label wordt iedere drie jaar getoetst of de school nog labelwaardig is. Dit was tot en met 2012 iedere twee jaar.

Na labeling kunnen alle scholen gebruik maken van het praktische verkeersproject Streetwise van de ANWB (onder voorbehoud van beschikbaarheid). Dit is een tweejaarlijks programma voor alle groepen van de basisschool, dat hoog wordt gewaardeerd en door scholen graag wordt ingezet. Veel scholen organiseren zelf jaarlijks voor groep 8-leerlingen het verkeersexamen om hen voor te bereiden op het fietsen naar de middelbare school.

Acht basisscholen in onze gemeente hebben het Utrechts Veiligheidslabel. Drie scholen werken aan het verkrijgen van het label. Eén school is zich aan het oriënteren.

Voortgezet veilig

Het project Voortgezet veilig is gericht op middelbare scholieren en bestaat uit lesmodules die scholen naar eigen voorkeur kunnen bestellen. De modules voor schooljaar 2013 - 2014 zijn:

  • 1.

    Op weg naar school, knelpunten school-thuisroutes (VIA), 1e en 2e leerjaar;

  • 2.

    Dode Hoek en Geluidsdragers (Edcomm), 1e en 2e leerjaar;

  • 3.

    Echte vrachtwagen (VVN), 1e en 2e leerjaar (alternatief voor module B1);

  • 4.

    Alcoholbril, en gordelsimulator (Edcomm), 2e en 3e leerjaar.

N.B. In deze les wordt meer dan voorheen de nadruk gelegd op de negatieve effecten van het

gebruik van alcohol.

  • 5.

    Afvalrace en remweg (Edcomm),1e en 2e leerjaar;

  • 6.

    Power of Control, 1e tot 6e leerjaar.

Speelplaatsen

De gemeente is verplicht op basis van de Warenwet Attractiebesluit Speeltoestellen (WAS) toe te zien op de veiligheid van speeltoestellen. Wij vullen dit concreet in door jaarlijks drie inspecties uit te voeren: twee visuele inspecties van de toestellen en één grote inspectie van de gehele speelplaats. Deze inspecties houden wij bij in een logboek. En waar nodig nemen we maatregelen om de veiligheid van de speelplaatsen en –toestellen te waarborgen.

Schoolzwemmen azc-school en minimaregeling zwemlessen

We kiezen ervoor schoolzwemmen niet te subsidiëren met uitzondering van de azc-school. (In Doorn is te weinig capaciteit voor gymnastiekonderwijs. Zolang dat het geval is wordt schoolzwemmen bekostigd). Wel is in het minimabeleid een regeling getroffen voor de kosten van zwemlessen voor kinderen uit minimagezinnen. Het is immers van belang dat kinderen kunnen zwemmen om te voorkomen dat ze verdrinken.

We hebben geen cijfers voor kindersterfte als gevolg van verdrinking. In het KiT Databoek 2012 is kindersterfte wel één van de indicatoren waarop gemonitord wordt. Het gaat daarbij om het aantal kinderen in de leeftijd van 1 tot en met 14 jaar dat sterft ongeacht de oorzaak, per 100.000 kinderen in die leeftijd. Voor onze gemeente is er volgens de KiT-gegevens een stijging van de kindersterfte, waarbij het cijfer voor 2010 is gemaakt op basis van het aantal sterfgevallen van 2006 tot en met 2010.

Gebruik Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Beroepsgroepen die te maken kunnen krijgen met geweld in afhankelijkheidsrelaties, worden (naar verwachting per 1 juli 2013 wettelijk verplicht om met een meldcode te gaan werken (Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling). De verplichte meldcode betreft alle geweld in afhankelijkheidsrelaties: kindermishandeling, huiselijk geweld, seksueel geweld, ouder(en)- mishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking. Het doel van de verplichte meldcode is dat instellingen vaker, sneller en adequater ingrijpen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling.

In 2011 hebben de kernpartners van het Centrum voor Jeugd en Gezin hun personeel geschoold op toepassing van de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Het CJG heeft hiervoor ook de RAAKPROOF-award ontvangen. RAAK staat voor Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling. In 2012 organiseerde het CJG een symposium over de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling voor de eerstelijnsgezondheidszorg.

Wat signaleren we?

Resultaten o nderzoek veiligheidsgevoelens jongeren (2008-2009)

Van november 2008 tot en met mei 2009 vond een onderzoek plaats in onze gemeente naar de (on)veiligheidsgevoelens van jongeren van 8 tot 23 jaar. ‘Jeugd & Veiligheid’ wordt in het Integraal Veiligheidsplan benoemd als één van de prioriteiten.

Het onderzoek is uitgevoerd door middel van enquêtes die zijn verspreid via basisscholen (jongeren van 8 tot 12 jaar) en via internet (jongeren van 12 tot 23 jaar). Van de 24 basisscholen, hebben 6 scholen hun medewerking verleend. Hierdoor zijn 290 enquêtes ingevuld binnen de leeftijdsgroep van 8 tot 12 jaar. Er zijn bijna 7000 jongeren van 12 tot 23 jaar per brief uitgenodigd om mee te doen aan het onderzoek, waarvan 1319 jongeren de enquête daadwerkelijk hebben ingevuld.

Onder jongeren van 8 tot 12 jaar is gebleken dat:

  • -

    61,3% van hen wordt gepest.

  • -

    6,1% van de jongeren is één of meerdere malen aangevallen met een wapen en

  • -

    40% van de jongeren ontevreden is over het aantal speelplaatsen binnen de gemeente.

Onder jongeren van 12 tot 23 jaar is:

  • -

    23,0% wel eens in aanraking geweest met de politie.

  • -

    één op de vijf jongeren is wel eens gepest.

  • -

    Bijna de helft van de jongeren gebruikt alcohol en/of drugs.

  • -

    3,8% van de jongeren draagt een wapen op zak.

  • -

    8,9% is weleens bedreigd en aangevallen (3,2%) met een wapen

  • -

    Bijna 9% voelt zich onveilig tijdens het uitgaan.

  • -

    62% is niet bekend met de jeugdhonken.

  • -

    Bijna de helft van de jongeren geeft aan dat er één of meerdere plekken zijn waar ze liever niet komen.

Onder beide leeftijdscategorieën voelen jongeren zich niet veilig bij:

  • -

    verkeer dat (te) hard rijdt.

  • -

    Duisternis is een volgend punt dat veel jongeren angstig maakt.

  • -

    Hangjongeren vormen zowel in de ogen van ouderen als jongeren een probleem als het gaat om veiligheidsgevoelens.

Tot slot waren jongeren over het algemeen zeer tevreden over de buurt waarin ze wonen. Het gemiddelde cijfer dat de gemeente krijgt voor haar veiligheid, is een 7,4. Een herhaling van dit onderzoek is vooralsnog voor de komende jaren niet gepland.

Cijfers over (verkeers)veiligheid

Over verkeersveiligheid zijn er cijfers beschikbaar, maar deze zijn niet erg betrouwbaar. De oorzaak ligt in het feit dat er niet goed geregistreerd wordt. Alleen de registratie van ernstige verkeersongelukken is redelijk betrouwbaar.

De raad voor het openbaar bestuur zegt over prestatiemeting bij veiligheid het volgende: ”veiligheid is als product te gecompliceerd en te meervoudig voor prestatiemeting, omdat de organisatie meer proces dan productgeoriënteerd is, veiligheid als product te sterk is vervlochten met andere terreinen en een kwalitatief begrip als veiligheid niet goed in prestatie-indicatoren is te vatten”.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde (2009)

Streefwaarde 2016

1 Gemiddeld rapportcijfer door jongeren voor veiligheid gemeente UH

7,4

8

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 Aantal projecten verkeers veilighei d

6

6

8

8

2 Aantal aanvragen vergoedingsregeling zwemlessen

40

40

3 Aantal organisaties die de Meldcode gebruikt

10

15

25

35

Toelichting

8. 1. 1 Projecten verkeersveiligheid

De komende periode zetten we twee nieuwe projecten in: het project ‘Leerstof 49cc’ en een rijvaardigheidstraining voor jonge bestuurders.

P ilotp roject Leerstof 49 cc: Jonge brom- en snorfietsers die een ernstige verkeersovertreding hebben begaan, kunnen in het project Leerstof 49 cc een programma met praktijklessen en groepsdiscussies volgen, als alternatief voor een forse geldboete. Samen met het Openbaar Ministerie (OM) en politie wordt er gekeken naar de mogelijkheid dit project landelijk door bureau HALT uit te laten voeren. Bureau HALT ontwikkelt landelijk een methode en een procedureschema dat vervolgens per regio gebruikt kan worden. We streven ernaar dat in 2013 een pilot start in de provincie Utrecht. De gemeente Utrechtse Heuvelrug wil graag voor deze pilot in aanmerking komen.

R ijvaardigheidstraining: Jonge beginnende automobilisten (18-23 jaar) hebben vier maal zoveel kans op een ongeval als ervaren bestuurders. Het risico van mannen is zelfs zes maal zo groot. Met het behalen van het rijbewijs is nog niet alles geleerd en ervaren. Het project wil jongeren die net hun rijbewijs hebben gehaald met een cursusdag de risico’s van verkeersonveilig gedrag in de praktijk laten ervaren. Het doel van deze dag is dat ze zich bewuster worden van hun eigen beperkingen en als gevolg daarvan hun rijstijl aanpassen.

8. 1. 3 Gebruik Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Het voornemen is om in de subsidievoorwaarden van de gemeentelijk gesubsidieerde organisaties, die werkzaam zijn binnen het CJG, op te nemen dat zij de wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling toepassen zodra deze van kracht is.  

Veilig ontmoeten op straat

Wat doen we al zodat jongeren elkaar veilig op straat kunnen ontmoeten?

Ambulant jongerenwerk

In de ambulante uren jongerenwerk stimuleert Welnúh jongeren om hun vrije tijd actief en zinvol te besteden. Ook ondersteunen de jongerenwerkers de jongeren als zij bijvoorbeeld ontmoetingsplekken willen realiseren. Het jongerenwerk brengt de verschillende groepen uit de verschillende kernen in kaart en heeft daarover met gemeente, politie en andere bij jongeren betrokken partijen regelmatig contact en overleg, onder meer in de actieteams. Door de vertrouwensband met de jongeren kunnen de jongerenwerkers hen aanspreken op hun verantwoordelijkheid, waardoor er een prettige relatie kan ontstaan met hun omgeving. Het jongerenwerk zorgt ervoor dat het verblijf van jongeren in de buitenruimte zo goed mogelijk verloopt, maar zonder te handhaven.

Actieteams

Iedere zes weken vindt er een afstemmingsoverleg plaats tussen gemeente, politie, corporaties en jongerenwerk. Doel hiervan is het signaleren, bespreken en interpreteren van meldingen/zorgelijke situaties en gestalte geven aan de groepsaanpak van overlast gevende jeugd.

Iedere kwartaal wordt naar aanleiding van de bevindingen uit het actieteam een bijeenkomst gehouden met de portefeuillehouders jeugd en veiligheid, jongerenwerk en de adviseurs veiligheid en jeugd, zodat eventuele beleidsmatige veranderingen tijdig worden besproken en ingezet.

De veiligste ontmoetingsplekken zijn daar waar de jeugd bijeenkomt in jongerenruimtes of in verenigingsverband. Het advies van het actieteam is om jongeren juist daar zoveel mogelijk naar toe te begeleiden.

Buurtcoaches Driebergen

De buurtcoaches in Driebergen (niet te verwarren met de buurtsportcoaches) zijn nu voor het tweede jaar actief en surveilleren in de avonduren in hun wijk. Ze vormen dan een aanspreekpunt voor de jeugd en motiveren de jeugd om zich netjes te gedragen. De tijden waarop zij actief zijn, zijn bij de politie bekend. Ook tijdens evenementen in Driebergen, zoals de wielerronde, de dodenherdenking en oud en nieuw, zijn ze preventief aanwezig. Ze organiseren regelmatig ook activiteiten, zoals voetbaltoernooien. De buurtcoaches zijn sleutelfiguren tussen gemeente, politie en ouders van de overlastgevende jeugd.

Wat signaleren we?

De JRUH adviseert om ouders zo veel mogelijk te betrekken bij de ordehandhaving na afloop van feesten. Bij feesten van HC Doorn voorkomt dit een hoop overlast en vernieling. Jongeren misdragen zich, ook als ze onder invloed zijn van alcohol, minder snel voor de ogen van hun eigen ouders of ouders van medejongeren.

Uit recent onderzoek van kennisinstituut Movisie (Politie en jongerenwerk, december 2012) blijkt dat lokaal jeugdbeleid steeds vaker wordt ontwikkeld op basis van politie-informatie. Aan de praktijkkennis van jongerenwerkers wordt onvoldoende waarde gehecht. De onderzoekers pleiten juist voor gebruik van beide informatiebronnen. Die conclusie onderschrijven wij. Voor ons gemeentelijk jeugdbeleid maken we gebruik van de informatie en professionele inbreng van beide beroepsgroepen.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde

Streefwaarde 2016

1 Aantal groepen hinderlijk/overlastgevend/crimineel

IVP

5 (2010)

2

2 Mate van overlast jeugd

IVP

Binnen top 4 leefbaarheidsmonitor UH (2010)

Buiten top 4 leefbaarheidsmonitor UH 2014

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 Aantal uren ambulant jongerenwerk in 7 dorpen

48

48

48

48

2 Aantal keren toepassen van individuele aanpa k

7

7

7

7

3 A antal a nalyse s van de groepen

2

2

2

2

4 Interventies groepsaanpak geïmplementeerd

Nnb

Toelichting

8. 2.1 Ambulant jongerenwerk

Inzetbaarheid van het ambulante jongerenwerk is minder geworden als gevolg van de bezuinigingen. Samenwerking met en inzet van vrijwilligers en ouders wordt steeds belangrijker. Recent voorbeeld is Maarn, waar ontmoeting tussen volwassen buurtbewoners en jongeren heeft geleid tot beter begrip voor elkaars wensen en behoeften. Overigens hebben we de geplande bezuinigingen voor het jongerenwerk aanzienlijk kunnen beperken. Daarnaast hebben wij de uren voor het jongerenwerk in Maarn uitgebreid en zijn combinatiefuncties ingezet die zich ook bezighouden met het activeren van jongeren.

8. 2.2 Actieteams

Zowel politie als jongerenwerk onderscheiden drie soorten jeugdgroepen:

  • 1.

    Hinderlijke jeugdgroep: Deze groep hangt wat rond in de buurt, is af en toe luidruchtig aanwezig en trekt zich niet zoveel aan van de omgeving. Soms loopt het wel eens uit de hand en zijn er kleine schermutselingen, maar dat is doorgaans snel in de kiem gesmoord en vaak meer toeval dan gepland. Ook maakt de groep zich incidenteel schuldig aan kleine vernielingen. Een beperkt aantal jongeren maakt zich soms schuldig aan (veelal lichte) gewelds- en (in mindere mate) vermogensdelicten. Over het algemeen is het een groep die nog voldoende ‘autoriteitsgevoelig’ is en aangesproken kan worden op zijn gedrag.

  • 2.

    Overlastgevende jeugdgroep: Deze groep is wat nadrukkelijker aanwezig, kan af en toe provocerend optreden, valt omstanders wel eens lastig (uitschelden of zelfs intimideren), vernielt regelmatig allerlei zaken en laat zich veel minder gelegen liggen aan andere mensen. Geweldsgebruik wordt niet geschuwd en de groepsleden zijn ook minder goed te corrigeren. Ook de lichtere vormen van criminaliteit waar de groep zich schuldig aan maakt, worden doelbewuster gepleegd en de groep is ook meer bezig om te zorgen dat ze niet gepakt wordt.

  • 3.

    Criminele jeugdgroep: Deze groep bestaat (in ieder geval voor een deel) uit jongeren die behoorlijk op het criminele pad zijn geraakt. Ze zijn al vaker met de politie in aanraking gekomen. Kenmerkend voor dergelijke groepen is dat ze meer en meer criminaliteit plegen voor het financiële gewin in plaats van voor de kick of het aanzien. Deze jongeren scoren ook hoog op de delicten waar de andere twee typen groepen ook hoog op scoren. De feiten zijn echter ook ernstiger en ze schrikken ook niet terug voor het gebruik van geweld.

Binnen het actieteam is de afspraak gemaakt met de politie dat jongeren die meerdere malen overlast op straat bezorgen thuis bezoek kunnen verwachten van de wijkagenten.

Participatie

Inspraak van jongeren in de lokale politiek of in beleid dat voor hen van belang is zal de positie van jongeren versterken. Het biedt ze de kans om zich te ontplooien tot burgers die op een positieve, onafhankelijke, verantwoordelijke en kritische manier bijdragen aan een democratische, duurzame en tolerante samenleving. Wanneer wij jongeren betrekken bij de ontwikkeling van beleid komt dit de kwaliteit van ons beleid ten goede. Als beleid aansluit bij de belevingswereld van jongeren zal het meer kans van slagen hebben. Als jongeren zich vertegenwoordigd en serieus genomen voelen, vergroot dit het draagvlak voor politiek en beleid. Kortom, een win-win situatie voor gemeente en jongeren.

Bij de evaluatie van de kadernota lukte het niet de jongeren zelf te raadplegen. In de oorspronkelijke opzet hadden we het jeugdbeleid kunnen evalueren samen met het Jongerenplatform PPIT. Het PPIT is echter in 2010 opgeheven, omdat er geen leden meer waren. De evaluatie was daarom op onze eigen observaties en die van de betrokken maatschappelijke partijen gericht. Dit betekent niet dat er sinds 2010 geen sprake is van jongerenparticipatie. Die participatie heeft alleen een andere invulling gekregen.

Wat doen we al aan participatie van jongeren?

Jeugdgemeenteraad

Jaarlijks wordt door de gemeente een jeugdgemeenteraad georganiseerd voor de leerlingen van groep 7 en/of 8. Het doel van de jeugdgemeenteraad is deze jongeren kennis te laten maken met de gemeente en de lokale democratie. Het is de bedoeling, dat de leerlingen aan de hand van een thema plannen bedenken en deze later in een jeugdgemeenteraadsvergadering presenteren en verdedigen. Bij het opstellen van de plannen worden de leerlingen door de gemeente ondersteund. Vanuit de raad worden de leerlingen geholpen met de presentatie en de verdediging van hun plan. Het winnende plan wordt vervolgens uitgevoerd.

Enquête

In september 2012 hebben wij in overleg met het jongerenwerk Welnúh een enquête opgesteld. Deze enquête is bedoeld om te onderzoeken wat jongeren vinden van het gemeentelijk jeugdbeleid. We hebben vooral vragen gesteld over de jongerenvoorzieningen die er binnen onze gemeente zijn en of jongeren daarover tevreden zijn. Welnúh jongerenwerk en de JRUH hebben de enquête verspreid onder de jongeren die de jongerenruimtes bezoeken en jongeren op school.

115 ingevulde vragenlijsten hebben we binnen twee weken terug ontvangen. De vragenlijst is met name ingevuld door jongeren in de leeftijd van 11 tot 23 jaar. Het totaal aantal jongeren in die leeftijdsgroep is 7.274 (telling oktober 2012). Dit betekent dat we zo’n 1,5 % van de jongeren hebben bereikt. De resultaten van de enquête moeten in die verhouding worden bezien.

De resultaten van de enquête zijn in diverse hoofdstukken van de verlengde Kadernota jeugdbeleid, waar de resultaten betrekking op hebben, verwerkt. Het onderzoek levert een beeld op hoe jongeren over onze gemeente denken.

Over het algemeen zijn de jongeren redelijk tevreden over de voorzieningen die er voor hen zijn. Iets minder tevreden zijn ze over de activiteiten die voor jongeren worden georganiseerd (te weinig vinden ze) en over de ontmoetingsplekken voor jongeren (12 tot 23 jaar). Ander aandachtspunt is het beperkt aantal betaalbare woningen voor jongeren in onze gemeente. Tenslotte vindt ongeveer de helft van de geënquêteerde jongeren de Utrechtse Heuvelrug een aantrekkelijke gemeente. De andere helft vindt hun gemeente dus niet aantrekkelijk, met als voornaamste reden dat er te weinig te beleven valt voor jongeren.

Wat signaleren we?

De Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug timmert ondanks zijn korte bestaan flink aan de weg en heeft al meermalen en op verschillende beleidsterreinen advies uitgebracht. Dit is een positieve ontwikkeling die wij als gemeente zeker willen ondersteunen, ook financieel. Voor ondersteuning heeft de JRUH gevraagd om een vast contactpersoon binnen de gemeente. Hiervoor is de beleidsmedewerker jeugdbeleid de meest voor de hand liggende keuze. Door regelmatig contact (bijv. per kwartaal) kan de gemeente ondersteuning bieden bij het borgen van de continuïteit van de jongerenraad. Ook kan de gemeentelijke contactpersoon met de JRUH afspraken maken over onderwerpen, waarop de jongerenraad een advies kan uitbrengen. Uiteraard liggen er voor de JRUH ook mogelijkheden voor ondersteuning van en samenwerking met het jongerenwerk van Welnúh. Voor de toekomstige beleidsopdrachten aan Welnúh zullen we met de instelling overleggen hoe we deze ondersteunende taak van het jongerenwerk meenemen.

Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen?

Wat willen we bereiken?

Effect-indicatoren:

Omschrijving

Bron

Referentiewaarde of nulwaarde

Streefwaarde 2016

1 Aantal jongeren die betrokken zijn bij het ontwikkelen van beleid dat op hen gericht is

140

1000

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatie-indicatoren:

2013

2014

2015

2016

1 Aantal overlegg en van de JRUH met de gemeente

4

4

4

4

2 Aantal jeugdgemeenteraadsvergaderingen

1

1

1

1

3 Aantal onderzoeken via nieuwe media

1

1

1

1

4 Aantal enquêtes onder jongeren

1

Toelichting

9. 1.1 Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug

De Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug i.o. (JRUH) is in 2012 van start gegaan en is een eigen initiatief van een groep van circa 15 enthousiaste middelbare scholieren. Zij hebben als doel om de gemeente gevraagd en ongevraagd te adviseren over onderwerpen die jongeren aangaan. Zij zijn na de zomer met een kennismakingsronde gestart onder meer bij collegeleden en raadsfracties. De JRUH heeft zijn adviesfunctie direct opgepakt en een advies geformuleerd op de Kadernota jeugdbeleid. Ook over de evaluatie van de Woonvisie heeft de jongerenraad een advies geformuleerd.

9.1.3 Nieuwe media

In het verleden hebben we met het gebruik van nieuwe media al goede ervaringen opgedaan bij het onderzoek naar de veiligheidsbeleving door jongeren, dat werd uitgezet via Hyves. In de komende beleidsperiode willen we dat weer toepassen. Dat kunnen we vanuit de gemeente zelf doen. De jongerenwerkers en de JRUH begeven zich ook regelmatig op Facebook. Via deze voor jongeren laagdrempelige ingangen zijn jongeren mogelijk nog beter benaderbaar. Het was de bedoeling de enquête die we in september hebben verspreid via de Jongerenraad ook op Facebook uit te zetten. De JRUH heeft er bij nader inzien vanaf gezien, omdat zij de vragen van de enquête onvoldoende interessant vonden voor hun ‘achterban’ om op Facebook te plaatsen.

9. 1. 4 Enquête onder jongeren

We gaan de hiervoor genoemde enquête regelmatig herhalen om de tevredenheid van jongeren globaal te kunnen peilen en de enquêteresultaten ook te bespreken met het jongerenwerk en de Jongerenraad. De enquête moet dan wel een bredere groep jongeren bereiken. Wellicht kunnen we aansluiten bij bestaande onderzoeken onder scholieren, zoals de GGD die periodiek uitzet (Schoolkracht). Ook is een combinatie met een voorgenomen uitgebreid onderzoek onder jongeren in verband met de transitie jeugdzorg goed denkbaar.

Monitoring

Eén van de belangrijkste conclusies uit de evaluatie van de Kadernota jeugd 2008-2011 in 2011 is dat we heldere meetpunten gaan formuleren om beleid te monitoren in overleg met uitvoerende partners. Daarvoor is nodig dat de gemeente eerst zelf de maatschappelijke effecten die ze wil bereiken meetbaar formuleert. Dat hebben we in de voorgaande hoofdstukken gedaan door bij elk beleidsdoel effect- en prestatie-indicatoren te benoemen. Het is daarbij de kunst om de beleidsdoelen zo smart mogelijk te formuleren, zodat de indicatoren er vanzelf uit rollen. Geen eenvoudige opdracht, omdat niet alles wat we willen bereiken in meetbare doelen te vatten is.

Het werken met concreet geformuleerde doelen en dito indicatoren is een werkwijze die eerder dit jaar als experiment is toegepast op twee programma’s van de gemeentelijke begroting 2013 en die voor het opstellen van beleidsnota’s goed bruikbaar is. De methode sluit goed aan bij de wens die de gemeenteraad heeft uitgesproken (onder meer) bij de behandeling van de gemeentelijke visie op welzijn om de maatschappelijke effecten van beleid meetbaar te maken, zodat de raad beter kan sturen op beleid. Deze verlengde Kadernota jeugd 2013-2016 is één van de eerste beleidsnota’s die we op deze manier opstellen.

Voor alle effect- en prestatie-indicatoren die in de vorige hoofdstukken zijn genoemd hebben we cijfers nodig. Alleen dan kunnen we tellen en meten of we onze beleidsdoelen en de maatschappelijke effecten die we onszelf stellen, hebben bereikt. Die cijfers kunnen we deels zelf verzamelen (bijv. via een enquête), maar voor het grootste deel zijn we afhankelijk van andere bronnen. We noemen er een aantal:

  • -

    VVE-monitor;

  • -

    VSV-monitor;

  • -

    Add-jeugdmonitor;

  • -

    GGD-monitor;

  • -

    Politie-cijfers;

  • -

    Registratiecijfers van gesubsidieerde instellingen;

  • -

    RSD-cijfers;

  • -

    Woningbouwcorporatie-cijfers;

  • -

    Kengetallen MEE Utrecht, Gooi & Vecht;

  • -

    Data Kinderen in Tel.

De tweejaarlijkse Databoeken van Kinderen in Tel zijn extra interessant omdat we willen weten hoe onze gemeente het qua jeugdbeleid doet vergeleken met andere gemeenten, waarbij we de 415de plaats op de KiT-ranglijst zo dicht mogelijk willen benaderen! We kunnen natuurlijk ook leren van gemeenten die verder zijn dan wij op bepaalde onderdelen van het jeugdbeleid.

Vanaf 2013 verzamelen we de cijfers voor de effect- en prestatie-indicatoren van de geformuleerde beleidsdoelen en afhankelijk van de cijfers doen we voorstellen tot bijstelling van doelen en acties voor een effectiever beleid.

Het financiële kader

Voor het financiële kader van deze verlengde Kadernota jeugd zijn van belang de bezuinigingen die in het Collegeprogramma 2010-2014 zijn opgenomen en de bezuinigingen die bij de kerntakendiscussie in de eerste helft van 2012 zijn vastgesteld.

Bezuinigingen

In het Collegeprogramma 2010-2014 zijn in programma 7 Onderwijs, onderwijshuisvesting en jeugdbeleid bezuinigingen gepland op: leerlingenvervoer, kinderopvang, jeugd- en jongerenwerk en fasering speelplaatsenplan.

De bezuinigingen uit de Kerntakendiscussie betreffen voor het jeugdbeleid: de subsidieregeling scholen (cafetariamodel), het speelruimtebeleidsplan, en de subsidies jeugdactiviteiten.

Leerlingenvervoer

In het voorjaar van 2011 is de Verordening leerlingenvervoer 2011 vastgesteld, samen met de Beleidsregels 2011. Daarin is de regeling versoberd, met als doel de geplande bezuiniging te realiseren. Door de invoering in het schooljaar 2011-2012 kon eerder dan gepland, al in 2011, een bezuiniging worden gerealiseerd. Doordat de nieuwe regeling pas laat bekend werd en een overgangsregeling geldt voor minima, zal het volledige effect pas in het najaar van 2012 bekend zijn.

Rond de jaarwisseling van 2011 en 2012 is een nieuwe aanbesteding van het vervoer met taxibusjes uitgevoerd. Dit gebeurt evenals vijf jaar geleden samen met een aantal regiogemeenten. Volgens een eerste schatting levert de aanbesteding een besparing van ruim € 100.000 op.

Kinderopvang

De bezuiniging op de kinderopvang is gerealiseerd door herschikking van bestaande budgetten voor kinderopvang.

Jeugd- en jongerenwerk

De bezuiniging op het jeugd- en jongerenwerk is ingevuld in samenspraak met Welnúh-jongerenwerk. Als eerste stap is besloten het zoeken naar een jongerenruimte in Maarn te stoppen. Verder besloten we december 2011 af te zien van de dure locatie voor een jongerenruimte in het Cultuurhuis in Doorn en in plaats daarvan de jongerenruimte in sporthal Steinheim te huisvesten. We volgen de lijn dat de tot nu toe niet ingezette subsidie voor jeugd- en jongerenwerk (die gereserveerd stond voor een jongerenruimte in Maarn en voor de meerkosten van de jongerenruimte in het cultuurhuis in Doorn) mede ingezet wordt voor de te realiseren bezuiniging. Daarmee is de bezuinigingstaakstelling voor Welnúh-jongerenwerk vanaf 2013 teruggebracht tot € 32.000. In overleg met de welzijnsinstelling hebben we ervoor gekozen deze bezuiniging te realiseren door een tijdelijk contract binnen het jongerenwerk niet te verlengen en het beheer van de DJOI in Driebergen te beëindigen. Onze hoop om in ieder geval de omvang van het ambulante jongerenwerk op het huidige peil te houden is niet vervuld, want na de herschikking van de resterende uren jongerenwerk zijn de ambulante uren in Amerongen, Driebergen en Leersum naar beneden bijgesteld. In Doorn en Maarn zijn de ambulante uren wel gehandhaafd.

Naar aanleiding van overlastincidenten met jongeren in Maarn is medio 2012 besloten toch een jongerenruimte in Maarn te realiseren voor de jongere jeugd. De jongerenruimte start begin april 2013 in de Twee Marken. De kosten voor de urenuitbreiding van het jongerenwerk en de huur van de ruimte in het dorpshuis zijn voor 2013 gefinancierd uit het CJG-budget.

Speelruimte

De bezuiniging op het speelplaatsenplan werd in 2012 opgevangen binnen de middelen voor onderhoud. Als gevolg van de kerntakendiscussie wordt vanaf 2013 het exploitatiebudget voor speelplaatsen gehalveerd tot een bedrag van € 30.000,-. De redenering is dat een daling van het aantal kinderen met 20% en een groene uitnodigende omgeving deze halvering aanvaardbaar maken. Aanpassing van het eerder vastgestelde speelruimtebeleidsplan is wel noodzakelijk en momenteel in voorbereiding.

Vanaf 2014 zal een deel van deze bezuiniging door formatiereductie gerealiseerd moeten worden. Ook de vervangingskredieten worden vanaf 2013 gehalveerd. De vervangingsinvesteringen bedragen dan nog € 62.500. Het destijds extra beschikbaar gestelde investeringsbudget voor uitbreiding van de speelplaatsen is geheel komen te vervallen.

Cafetariamodel onderwijssubsidies

Het budget voor het cafetariamodel is met ingang van 2013 gehalveerd en vanaf 2014 vervalt het cafetariamodel en gaan we in overleg met de scholen gezamenlijke projecten inkopen (bijv. alcoholvoorlichting of gezond gebruik moderne media).

Jeugdactiviteiten

Bij de kerntakendiscussie zijn de subsidies op jeugdactiviteiten, namelijk scouting, het Driebergs Dorpsfeest (Driepop), incidentele jongerenactiviteiten en de kinderboerderij verlaagd. De gedachte achter deze bezuiniging is dat coproductie in de vorm van fondswerving en sponsoracties deze vermindering kan compenseren. Daarnaast kent ons minimabeleid verschillende voorzieningen waar kinderen en jongeren uit gezinnen met een laag inkomen een beroep op kunnen doen, waardoor ze toch kunnen deelnemen aan allerlei activiteiten.

Ontwikkelingen

Werkcoachproject WerkUH

Het werkcoachproject WerkUH financieren wij tot nu toe uit het 10% van het lokale werkdeel WWB van onze gemeente. Door het succes van dit project gaan we het structureel opnemen in het jeugdbeleid.

Inzet CJG-gelden

De inzet van gezinscoaching blijkt zeer effectief om gezinnen weer in hun eigen kracht te zetten, zodoende zal een deel van het budget worden aangewend voor extra gezinscoaching. Dit betreft tevens een experiment waarbij gezinscoaches worden ingezet bij gezinnen die in aanraking zijn gekomen met politie/justitie.

Financiële ondersteuning Jongerenraad

De Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug (JRUH) vraagt om een structureel bedrag van maximaal 2500 per jaar, waarop de Jongerenraad aanspraak kan maken, als de JRUH het nodig heeft.

Eventuele financiële ondersteuning van de Jongerenraad stimuleert hen om actief te blijven voor de jongeren van onze gemeente.

In het onderstaande overzicht is inzichtelijk gemaakt wat we inzetten voor het jeugdbeleid en hoe de bekostiging plaatsvindt.

Actie

2013

2014

2015

2016

Toelichting

Opvang, educatie en werk

Onderwijsachterstanden

Onderwijsachterstanden

(hieronder valt oa psz AZC, Opstapje, Opstap)

457.080

457.080

457.080

457.080

Waarvan doeluitkering OAB € 349.993

Peuterspeelzalen kleine kernen

50.000

50.000

50.000

50.000

Uitvoering inspectie kinderopvang door GGD

60.250

60.250

60.250

60.250

Maatwerk GGD.

Uitvoering logopedie screening door GGD

25.036

0

0

0

M.i.v. 2014 is het contract met de GGD opgezegd. Dat wil zeggen dat miv schooljaar 2013/2014 geen screening meer plaatsvindt op de scholen.

Minima regeling peuterspeelzalen

2.500

2.500

Budget minimabeleid dat tot 2015 is vastgesteld.

Voorkomen uitval

Leerplicht

12.460

12.460

12.460

12.460

Bestemd voor inhuur en voor geautomatiseerde systemen.

Leerplicht kwalificatieplichtigen

Doeluitkering, regionaal, wordt verstrekt aan Zeist.

RMC voortijdig schoolverlaten

Doeluitkering, regionaal, wordt verstrekt aan Zeist.

Leerlingenvervoer

560.000

560.000

560.000

560.000

Verstrekkingen aan inwoners en inkoop plaatsen taxibusjes.

Subsidie zorg, gezondheid, veiligheid en kunst

41.969

41.969

41.969

41.969

Subsidiebeleidsregel basisscholen

Netwerk scholen-maatschappelijke partners

Inzet ambtelijke uren voor LEA-werkgroep dorpsgericht

Aansluiting arbeidsmarkt en maatschappij

Jongerenloket

Doeluitkering RMC, regionaal, wordt verstrekt aan Zeist.

Maatschappelijke stages

15.000

15.000

15.000

15.000

Subsidie Welnúh

Werkcoachproject WerkUH

31.462

Budget jgz (voorlopig voor een jaar)

Opvoeden en beschermen

Front office: uniform takenpakket

542.212

542.212

542.212

542.212

Budget jgz, waarvan subsidie Vitras: 405.507 (jgz uniform)

Front office: Licht zorgaanbod (o.a. stevig ouderschap, prenatale zorg)

87.366

87.366

87.366

87.366

Budget jgz

Jgz 4-19 GGD

313.005

313.005

313.005

313.005

GGD (incl huur onderzoekruimte schoolartsen)

Beheerskosten digitaal dossier jgz GGD

85.450

85.450

85.450

85.450

Budget jgz

Beheerskosten VIR

19.747

19.747

19.747

19.747

Contract met aanbieder en regionale ondersteuning. Budget jgz

DCJG Website

11.715

11.715

11.715

11.715

Budget jgz

Informatie en advies CJG

16.700

16.700

16.700

16.700

Budget jgz

Communicatie/PR CJG

10.000

10.000

10.000

10.000

Budget jgz

Mid office: applicatie CJG-WMOned

3.000

3.000

3.000

3.000

Budget jgz

Back office: gezinscoaching

22.073

22.073

22.073

22.073

Budget jgz

Back office: project ex-gedetineerden

6.500

6.500

6.500

6.500

Budget jgz

Gezondheid

Project Alcohol en Jeugd

29.000

29.000

29.000

29.000

Uit budgetten gezondheid, onderwijs, veiligheid en jeugd

Combinatiefuncties

200.000

Rijksgeld. Vanaf 2014 budget onzeker.

Wonen

Startersleningen

Reserve woonkwaliteit

Bouw sociale huurwoningen

Vrije tijdsbesteding

Speelruimtebeleidsplan

44.260

44.260

39.260

39.260

Exploitatiebudget speelplaatsen

Scouting

€26 per jeugdlid

€23 per jeugdlid

€20 per jeugdlid

€20 per jeugdlid

Subsidiebeleidsregel jeugd (v.a. 2013 lager a.g.v. kerntaken-discussie)

Kinderboerderij

20.000

18.752

17.102

15.452

Beleidsregel jeugd (v.a. 2013 lager a.g.v. kerntakendiscussie)

Speelweken

9.000

9.000

9.000

9.000

Beleidsregel jeugd

Koninginnenacht festival

2.000

2.000

2.000

2.000

Veiligheid

Jongerenwerk

402.407

402.407

402.407

402.407

Beleidsopdracht jongerenwerk

Jongerenwerk Maarn

25.000

Budget jgz, voorlopig voor een jaar vastgesteld

Natuureducatietuin

1.200

1.200

1.200

1.200

Subsidiebeleidsregel jeugd

Jeugdsport/cultuurfonds

27.850

27.850

27.850

27.850

Budget minimabeleid dat tot 2015 is vastgesteld.

Veiligheid

Projecten verkeersveiligheid

14.330

14.330

14.330

14.330

Verkeersregelingen (communicatie)

Veiligheid school, straat, thuis

Uren ambtelijke capaciteit

Zwemlessen minima

13.000

13.000

Budget minimabeleid dat tot 2015 is vastgesteld.

Halt preventielessen overlast en pesten

17.294

17.294

17.294

17.294

Veiligheid

Halt vuurwerk

2.500

2.500

2.500

2.500

Veiligheid

Actieteam spoedmaatregelen

3.000

3.000

3.000

3.000

Veiligheid

Boete/Kanskaart alcoholgerelateerde overlast

1.250

1.250

1.250

1.250

Veiligheid

Buurtcoaches

10.000

10.000

10.000

10.000

Veiligheid

Participatie

Jeugdgemeenteraad

2.500

2.500

2.500

2.500

Beschikbaar voor uitvoering winnend project

Jongerenraad UH

2.500

2.500

2.500

2.500

Budget jeugdbeleid

Slot

Onze opdracht was om het jeugdbeleid beleidsarm te verlengen. In deze nota ‘Jeugd in tel’ gaan we dan ook uit van de bekende twee hoofddoelen van jeugdbeleid. We hebben bij de uitwerking daarvan de doelen en acties geformuleerd en de accenten hier en daar anders gelegd. En we halen thema’s als wonen en participatie meer naar voren.

Belangrijke aanpassing in deze nota is de nieuwe werkwijze waarbij we gebruik maken van effect- en prestatie-indicatoren. Meer dan voorheen willen we kunnen laten zien welke effecten we bereiken met onze inzet op het jeugdbeleid. Onze ambitie is een positief en preventief jeugdbeleid te voeren, ondanks de beperkingen die het financiële kader ons stelt.

En dat alles met maar één doel: de leefsituatie van de jeugd in onze gemeente te verbeteren, want zij zijn in tel!

Lijst met afkortingen

b.o.basisonderwijs

CJG Centrum voor Jeugd en Gezin

IHP Integraal Huisvestings Plan voor het onderwijs

jgz jeugdgezondheidszorg

jop jongeren ontmoetings punt

JRUH Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug

LEA Lokale Educatieve Agenda (van gemeente, schoolbesturen, kinderopvangorganisaties

en peuterspeelzalen)

OAB Onderwijsachterstandenbeleid

Psz peuterspeelzaal

RMC Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (voortijdig schoolverlaten)

sbo speciaal basisonderwijs (na doorverwijzing pcl)

so speciaal onderwijs (basisonderwijs, na rec-beschikking)

SRBP Speelruimtebeleidsplan

v.o.voortgezet onderwijs

vso voortgezet speciaal onderwijs (na rec-beschikking)

vve voor- en vroegschoolse educatie

UVL Utrechts Veiligheidslabel

WAS Warenwet Attractiebesluit Speeltoestellen

Wet OKE Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

Kerkplein 2

T (0343) 56 56 00

Postbus 200

F (0343) 41 57 60

3940 AE Doorn

E info@heuvelrug.nl

Datum

juli 2011

Afdeling

Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling

Auteur

Burema

EVALUATIE

Kadernota jeugd

2008-2011

Pimp my Heuvelrug

Bijlage bij Kadernota jeugd 2013-2016

Inhoudsopgave

1 Inleiding 2

2 Hoofddoelen in het jeugdbeleid 4

2.1 Onderwijs 6

2.1.1 Brede scholen 6

2.1.2 Opzet Lokale Educatieve Agenda 7

2.1.3 Subsidieregeling cafetariamodel 8

  • 2.

    2 Jongerenwerk 9

  • 2.

    3 Jongerenparticipatie 11

3 Doelstellingen en acties 12

  • 3.

    1 Opvang, educatie en werk 12

  • 3.

    2 Opvoeden en beschermen 16

  • 3.

    3 Gezondheid 20

  • 3.

    4 Vrije tijdsbesteding 25

  • 3.

    5 Veiligheid 28

4 Het financiële kader: subsidiëring 32

  • 4.

    1 Uitgaven in 2011 32

  • 4.

    2 Geplande bezuinigingen 34

5 Slot 36

1 Inleiding

Hoe worden we een aantrekkelijke gemeente voor de jeugd?

Dat is de vraag die we in 2008 centraal stelden bij de opstelling van de kadernota jeugd 2008-2011. Destijds kozen we als werktitel Pimp my Heuvelrug. Jong taalgebruik, dat niet iedereen op prijs stelde. Maar onze gemeente was ook jong en het jeugdbeleid stond nog in de kinderschoenen.

Inmiddels zijn we drie jaar verder en is het jeugdbeleid bijna toe aan een verlenging. Dat zal om een beleidsarme verlenging gaan. In het collegeprogramma 2010-2014 is opgenomen dat bestaand beleid geëvalueerd en verlengd wordt. De evaluatie ligt nu voor u, de verlenging volgt in 2012.

Zijn we aantrekkelijker geworden voor de jeugd?

Daar hebben we hard aan gewerkt. In 2008 waren er alleen brokjes jeugdbeleid uit de vijf vroegere gemeenten. In de kadernota legden we vast wat we voor onze nieuwe gemeente wilden bieden aan kinderen, jongeren en ouders. In deze evaluatie kunt u lezen dat we onze voornemens in de afgelopen drie jaar grotendeels hebben gerealiseerd.

Hoe jongeren en ouders het effect ervaren, hebben we niet gemeten. Het meten van de behoeftes en wensen van jongeren en ouders blijft een belangrijk aandachtspunt voor het jeugdbeleid. Bij de mate van tevredenheid, spelen overigens niet alleen het aantal uitgevoerde acties en geboden voorzieningen een rol, maar ook maatschappelijke trends. We verwijzen daarvoor naar de bekende inleiding van prof. Hermans uit mei 2009, een pleidooi voor ‘community based care’. Hij stelde vast dat het heel goed gaat met de Nederlandse jeugd: het welbevinden is het hoogste ter wereld, ze zijn tevreden met thuis en de school, ze eten steeds minder ongezond, jongere jeugd drinkt steeds minder, er is geen toename van jeugdcriminaliteit, etc. Tegelijkertijd doet zich de paradox voor dat steeds meer kinderen in de zorg zitten en het aantal kinderen en jongeren in het speciaal onderwijs en in de Wajong groeit. Hij verklaart dit uit een aantal maatschappelijke trends: minder tolerantie ten opzichte van het gedrag van kinderen en jongeren, snel deskundigen erbij halen, snel labelen, snel doorleiden naar zorg.

De hoofdconstatering van prof Hermans onderschrijven we in ieder geval voor onze gemeente: het gaat goed met de grote meerderheid van de jeugd.

Al is het effect van het beleid niet altijd meetbaar, de inspanningen zijn dat wel. Er is flink geïnvesteerd in jongerenwerk, er zijn jeugdhonken gekomen met activiteiten in de vier grotere dorpen, er zijn verschillende regelingen gekomen om te zorgen dat kinderen uit gezinnen met een minimum inkomen kunnen meedoen aan de samenleving en we bieden een zichtbaardere weg naar hulp, werk en ondersteuning.

Hoe verder?

Eerder stelden we deze evaluatie uit, omdat we ze wilden koppelen aan de verlenging van de kadernota. Gelet op de lopende kerntakendiscussie en de daarmee gepaard gaande onzekerheid over het financiële kader, achten we dat nu niet het juiste moment.

U ontvangt daarom nu de evaluatie. De gegevens in de evaluatie vormen mede de input voor een Kadernota jeugd 2012-2015, waarbij de doelstellingen grotendeels ongewijzigd blijven en vooral de acties worden geactualiseerd en bijgesteld. Daarbij speelt het nieuwe financiële kader voor onze gemeente, de kerntakendiscussie, onontkoombaar een rol. Verder verwerken we landelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld de decentralisatie van jeugdzorgtaken naar de gemeenten. We hopen daar in de komende maanden meer duidelijkheid over te krijgen. Zodra het kader bekend is, gaan we met de maatschappelijke partners in overleg over de acties in de nieuwe planperiode.

We gaan ervan uit dat we u medio 2012 de Kadernota jeugd 2012-2015 ter vaststelling kunnen aanbieden. Tot die tijd werken we verder aan de doelen en acties uit de huidige kadernota, met de bijstellingen en actualiseringen zoals u die aantreft in de evaluatie.

2 Hoofddoelen in het jeugdbeleid

We richten ons in het jeugdbeleid op kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar, of preciezer vanaf 9 maanden voor de geboorte.

Hoofddoelen jeugdbeleid:

  • 1.

    Jongeren redden zich op hun 23e jaar zelfstandig in de maatschappij.

  • 2.

    Jongeren groeien op in een geborgen, veilige, inspirerende omgeving die aantrekkelijk is om in te wonen en te blijven wonen.

2008

Onze gemeente formuleerde in 2008 de bovenstaande hoofddoelen in haar jeugdbeleid. Deze hoofddoelen vormen ook de basis van programma 7 ‘Onderwijs, onderwijshuisvesting en jeugdbeleid’ in het collegeprogramma 2010-2014.

De eerste vraag die we ons bij de evaluatie stellen, is de vraag wat jongeren en ouders gemerkt hebben van de acties.

Bij het eerste hoofddoel zullen de meesten niets gemerkt hebben. Gelukkig maar, want zij hadden het maatschappelijk vangnet niet nodig. Voor de groep waarvoor dat anders lag, hopen we dat ze ervaren hebben dat we inmiddels heldere wegen bieden naar hulp en ondersteuning, via het centrum voor jeugd en gezin en het jongerenloket. Enkelen zullen wat gemerkt hebben van de signaleringsstructuren die we hebben voor dreigende achterstanden en behoefte aan hulp en ondersteuning. De groep die hulp zocht of aangeboden kreeg zal gemerkt hebben dat een breed aanbod beschikbaar is aan voorschoolse educatie, taalprogramma’s, opvoedingsondersteuning, jongerenwerk, trajectbegeleiding en ondersteuning voor minima. Sommigen hebben ook gemerkt dat dit niet altijd vrijblijvend is, omdat we nu eenmaal wettelijke taken hebben op het gebied van de leerplicht en het voorkomen van schoolverlaten en een verantwoordelijkheid voor kinderen met wie het niet goed gaat, en dat we die taken professioneel uitvoeren.

Het tweede hoofddoel regelt zich voor een groot deel zelf, want we wonen in een aantrekkelijke gemeente in een mooie omgeving waar het goed wonen en opgroeien is. Kinderen en jongeren zullen gemerkt hebben dat we eraan werkten om hun omgeving nog wat mooier te maken, te ‘pimpen’, zoals we in 2008 aankondigden. We hebben speelplaatsen ingericht en opgeknapt, gewerkt aan veilige routes naar school, er is veel gepraat met jongeren en buurtbewoners om het ontmoeten van jongeren buiten in goede banen te leiden, er is een jongerenruimte gekomen in Doorn en er zijn allerlei sport- en culturele festivals geweest die leven brachten in de dorpen, met als hoogtepunt de Giro d’Italia in 2010, die voor fietsende jongeren werd uitgebreid met de Giro di Sportuh.

Het meten van het effect in cijfers, is een vraagstuk waar we mee worstelen. Die worsteling voert onze gemeente niet alleen, ook elders liggen de oplossingen niet voor ons klaar. Bij het presenteren van cijfers over het effect, speelt ons ook parten dat we inmiddels beschikken over cijfers over aantallen voortijdig schoolverlaters en over jeugdwerkloosheid, maar we beschikken niet over een bruikbare 0-meting uit 2008.

In de tabellen hieronder maken we in cijfers inzichtelijk in hoeverre jongeren zich zelfstandig redden in de maatschappij.

Het behalen van een startkwalificatie (diploma vwo, havo, of mbo op niveau 2) wordt landelijk gezien als het criterium dat jongeren voldoende opleiding hebben genoten om zich zelfstandig te redden in de maatschappij.

Het aantal voortijdig schoolverlaters (jaarverslag leerplicht 2010-2011):

Totaal 18 - 23 jarigen

Waarvan vsv

Waarvan nieuw

vsv

Waarvan werk bekend

2006-2007

2657

-

54

-

2007-2008

2752

-

58

-

2008-2009

2754

-

35

-

2009-2010

2695

235

78

68

Bij het bovenstaande overzicht dient te worden opgemerkt dat de cijfers over voortijdig schoolverlaten pas sinds 2010 betrouwbaar zijn, na:

  • -

    de koppeling van de leerplicht/rmc-administratie met de gegevens van de IB-Groep

  • -

    de integrale opzet van het jongerenloket in Zeist in 2010.

Het jaarverslag 2010-2011 dat in het najaar van 2011 verschijnt, is het eerste verslag dat een redelijk goed beeld van het werkelijk aantal voortijdig schoolverlaters. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de meeste van deze jongeren werken en een groot deel beschikt over een vmbo-diploma.

Het aantal ingeschreven jongeren bij het jongerenloket peildatum 1 juli 2011:

Aantal jongeren

Totaal

Met uitkering

Zonder uitkering

Totaal 18 - 27 jaar (WIJ)

41

34

7

Waarvan 18 – 23 jaar (RMC)

25

20

5

Waarvan 18 – 23 jaar zonder startkwalificatie (RMC-vsv)

15

14

1

Uiteraard gaat het om een momentopname, maar het beeld is wel dat het aantal jongeren zonder opleiding of baan rond de anderhalf procent ligt, waarbij meer dan de helft beschikt over een startkwalificatie. Het laatste lijkt vreemd, maar de ervaring leert dat mensen zonder startkwalificatie daar pas later in hun loopbaan last van krijgen, als ze te oud worden voor de instroombanen.

NB. Daarnaast is er een groep jongeren die een Wajong uitkering heeft. We beschikken op dit moment niet over uitgesplitste cijfers over het aantal 18 – 23 jarigen met een Wajong uitkering dat geen baan heeft.

Hieronder vindt u nog enkele gegevens over de mate waarin jongeren zich zelfstandig redden:

Jongeren tot 18 jaar

2007

2008

2009

2010

Contact met Bureau Jeugdzorg (BJZ)

334 (3,2%)

381 (3,6%)

403 (3,8%)

--

Nieuwe aanmeldingen BJZ

141

138

162

137

Gebruikers jeugd- en opvoedhulp (2e lijn)

118 (1,1%)

136 (1,3%)

152 (1,4%)

122 (oud en nieuw)

Nieuwe clienten jeugd- en opvoedhulp (2e lijn)

69

48

58

Van de 137 aanmeldingen bij BJZ in 2010 zijn er 10 terugverwezen naar het lokale veld, bij 13 kinderen is een jeugdreclasseringstraject gestart en voor 22 nieuwe clienten is jeugdbescherming ingezet. Er zijn in 2010 194 indicatiebesluiten afgegeven en 122 kinderen hebben een vorm van jeugdzorg ontvangen.

Opvallend voor onze gemeente is dat het risicoprofiel verhoudingsgewijs onder het gemiddelde van de procincie ligt en het gebruik van geïndiceerde zorg licht boven het gemiddelde. Verder valt een grote piek van aanmeldingen rond de jaarwisseling op.

Binnen onze gemeente springt een verhoudingsgewijs hoog percentage contacten met BJZ vanuit Maarn eruit (4,7%), direct gevolgd door Leersum (4,5%). Ter vergelijking: Driebergen 3,4%, Doorn 3,7%, Amerongen 3,9%.

De hoofddoelen zijn uitgewerkt in concrete doelen en acties. We evalueren deze afzonderlijk in hoofdstuk 2. Vooraf gaan we op drie thema’s in het jeugdbeleid afzonderlijk in, te weten het onderwijsbeleid, het jeugd- en jongerenwerk en participatie.

2.1Onderwijs

Op de drie lokale beleidskeuzes in de Kadernota ten aanzien van het onderwijs gaan we vooraf afzonderlijk in, omdat ze op verschillende plaatsen in de acties terugkomen. Deze beleidskeuzes zijn in 2008 verder uitgewerkt in de Nota onderwijs.

2.1.1Brede scholen

De eerste lokale beleidskeuze betreft het bevorderen van de combinatie werken - zorgen. Als actie is hierbij opgenomen dat waar nieuwbouw of ingrijpende verbouw van basisscholen aan de orde is, de optie van het creëren van een brede school als eerste wordt doorgenomen.

Waar het aan de orde was, is dit beleid uitgevoerd. In Driebergen is de brede school voltooid aan de lokatie Akkerweg/Schotellaan. Het betreft een combinatie van pc school De Kring, buitenschoolse opvang, kinderdagopvang, peuterspeelzaal en een werkplaats van Bartimeus. De lokatie Valkenheuvel in Driebergen is voltooid. Het gaat om een combinatie van rk school Valkenheuvel, buitenschoolse opvang, kinderdagopvang, peuterspeelzaal en een woningbouwproject. In Allemanswaard is een combinatie in voorbereiding van de basisscholen de Breeakker en de Regenboog, met kinderopvang, een peuterspeelzaal en andere maatschappelijke voorzieningen. In Doorn-noord is bij de planvoorbereiding nadrukkelijk het streven naar brede scholen betrokken. De besluitvorming is nog niet afgerond.

Daarnaast zijn er rondom de basisscholen en de kinderopvang in de afgelopen jaren allerlei samenwerkingen ontstaan. De gemeente heeft eraan gewerkt deze te bevorderen, onder meer door de inzet van de bos-impuls en de regeling voor de combinatiefunctionarissen. Ook bij het voortgezet onderwijs zijn combinatiefunctionarissen aangesteld, waarin een combinatie wordt gemaakt tussen scholen en cultuur. Verder is bij de planontwikkeling voor het Revius Lyceum een combinatie gemaakt tussen de onderwijslokatie en een zwembad.

In juni 2011 is de notitie Brede scholen vastgesteld, waarin de lijnen voor het brede scholenbeleid verder zijn uitgewerkt. Daarbij is het accent in de doelstelling verlegd naar het creëren van de omstandigheden, waarbinnen de partijen rondom de basisscholen samenwerken in doorlopende leerlijnen en één pedagogische lijn. We stelden vast dat het de maatschappelijke partijen zijn die de samenwerking vormgeven. De gemeente kan dit stimuleren en ondersteunen. Hierbij zijn twee acties uitgewerkt: het bevorderen van het maatschappelijk netwerk rondom scholen en het bevorderen van multifunctioneel gebruik van schoolgebouwen.

De eerste actie is uitgewerkt in de nieuwe opzet van de Lokale Ecucatieve Agenda, de LEA, die is beschreven in paragraaf 2.1.2.. Overigens zijn er in de afgelopen drie jaar allerlei samenwerkingen van de grond gekomen. Sommigen kwamen voort uit landelijk beleid en op initiatief van de gemeente. In de afgelopen jaren is in overleg met het onderwijs en andere maatschappelijke partners invulling gegeven aan de bos-impuls en aan de regeling voor combinatiefuncties. We hopen door de nieuwe vormgeving van de LEA beter met elkaar in gesprek te komen, te leren van elkaars ideeën en elkaars wensen beter te kennen.

De tweede actie is vormgeven in het IHP 2011-2020, dat tegelijk met de notitie Brede scholen werd vastgesteld. In het IHP zijn naast plannen voor nieuwbouw van schoolgebouwen ook de lijnen uitgezet voor het multifunctioneel gebruik van onderwijsgebouwen. Dit is in de komende jaren nadrukkelijker aan de orde, doordat de leerlingenaantallen teruglopen en leegstand ontstaat.

2.1.2Opzet Lokale Educatieve Agenda

In de Kadernota en de Nota onderwijs is als tweede lokale beleidskeuze vastgelegd het bevorderen van de dialoog met de scholen en de kinderopvang en peuterspeelzalen. In de notitie Brede scholen uit het voorjaar van 2011 wordt dit verbreed naar samenwerking met welzijn, zorg, cultuur, muziek en sport.

In de Nota onderwijs 2008-2012 was vastgelegd dat de Lokale Educatieve Agenda (LEA) als volgt zou worden ingevuld:

  • -

    twee keer per jaar LEA-overleg met de schoolbesturen, gecombineerd met overleg over de onderwijshuisvesting (OOGO)

  • -

    agendapunten:

    • o

      de verplichte thema’s onderwijsachterstanden, spreidingsbeleid, wachtlijsten

    • o

      jeugdzorg / centrum jeugd en gezin

    • o

      leerplicht en voortijdig schoolverlaten

    • o

      inkoop volwasseneneducatie.

In het voorjaar van 2011 evalueerden we met de schoolbesturen de opzet van de LEA. Aanleiding:

  • -

    De gemeente kiest voor dorpsgericht werken en heeft in lijn daarmee behoefte aan dorpsgewijs overleg met scholen. Het voorstel rondom brede scholen (zie notitie brede scholen), leidt eveneens tot een dorpsgewijze overlegstructuur.

  • -

    Er zijn gemeentebreed weinig gemeenschappelijke thema’s voor voortgezet onderwijs enerzijds en basisonderwijs/peuterspeelzalen/kinderopvang anderzijds. De gemeente heeft behoefte om met het v.o. afzonderlijk te overleggen over thema’s als aansluiting po-vo, voortijdig schoolverlaten, arbeidsmarkt, gezondheid en veiligheid (zoals nu al gebeurt over veiligheid).

  • -

    Er zijn al verschillende overlegstructuren/projectgroepen rondom specifieke thema’s. Die zijn toereikend voor de thema’s onderwijsachterstanden en centrum voor jeugd en gezin.

We spraken af dat we gaan werken in de volgende opzet:

-Het overleg in het kader van de LEA bestaat uit de volgende structurele projecten / werkgroepen:

  • o

    dorpsgewijs overleg brede scholen met basisscholen, peuterspeelzalen, kinderopvang en andere maatschappelijke organisaties (gericht op netwerksamenwerking rondom basisscholen, combinatie werken en zorgen); als nieuwbouw in een dorp aan de orde is, vormt dit overleg de eerste groep waarin gesproken wordt over de functies die daarin worden ondergebracht;

  • o

    onderwijsachterstandenbeleid (bestaande werkgroep) met bij de uitvoering betrokken kinderopvang/peuterspeelzalen en basisscholen (uitvoering OAB);

  • o

    zorg (bestaande projectgroep CJG) met vertegenwoordigers van de basisscholen, vo-scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang (zorgnetwerk rondom de jeugd), samen met in ieder geval de jeugdgezondheidszorg en het maatschappelijk werk;

  • o

    overleg met vo-scholen (uitbreiding bestaand overleg over veiligheid) (voorkomen voortijdig schoolverlaten en arbeidsmarktbeleid).

Er is nog één keer per jaar breed LEA-overleg waarin de werkgroepen rapporteren.

2.1.3Subsidieregeling cafetariamodel

De derde beleidskeuze in de Kadernota en de Nota Onderwijs is het besluit om de gelden die vrijkwamen door de beëindiging van de landelijke regeling voor schoolbegeleiding, samen met enkele andere herschikte gelden, te bundelen en in te zetten voor een subsidieregeling voor de basisscholen. Deze regeling wordt ook wel het cafetariamodel genoemd. De basisscholen kunnen hierbij een keuze maken uit schoolbegeleiding en preventieve lesprogramma’s, binnen de doelstellingen in de kadernota. Het gaat daarbij in 2011 om in totaal € 71.850 voor 24 basisscholen, waarvan € 48.000 voor zorg, gezondheid en veiligheid, € 22.305 voor cultuur en € 1.500 voor sportdagen.

Vanuit de gemeente gezien, heeft deze subsidieregeling niet de uitwerking gehad die we hoopten:

  • -

    De regeling brengt veel administratief werk met zich mee, zowel voor scholen als voor de gemeente.

  • -

    Wat betreft het onderdeel zorg, gezondheid en veiligheid is de regeling gebaseerd op de gedachte dat we met de scholen een beeld ontwikkelen van het aanbod aan preventieve lesprogramma’s dat we onze leerlingen bieden, waarbij de scholen zelf de keuze maken voor welk onderdeel ze deze subsidie inzetten (aanvullend op het aanbod dat ze zelf hebben). Deze dialoog komt niet tot stand. Dit speelde bijvoorbeeld een rol bij de discussie over het lesaanbod op het terrein van homoseksualiteit, medio 2011.

  • -

    Wat betreft cultuureducatie kiezen vrijwel alle scholen voor Kunst Centraal. Het is efficiënter om dit centraal in te kopen.

  • -

    Het gaat bij de subsidie voor sportdagen maar om een heel kleine subsidie.

Bij de voorbereiding voor het verlengen van de kadernota zullen we met de scholen in gesprek gaan over deze regeling, met als doel deregulering.

2.2Jongerenwerk

In 2007 besloot de raad extra te investeren in het jongerenwerk. Dit werd uitgewerkt in de Kadernota jeugd en in de Notitie Jongerenwerk, eveneens uit 2008. Daarbij werden de volgende beleidsdoelstellingen geformuleerd voor het jeugd- en jongerenwerk:

  • 1.

    Een vraaggericht basisaanbod van activiteiten gericht op ontspanning, ontmoeting en ontplooiing van jongeren.

  • 2.

    Jongeren worden gestimuleerd om actief bezig te zijn in hun vrije tijd.

  • 3.

    Jongeren kunnen elkaar veilig en op een aangename manier op straat ontmoeten.

  • 4.

    Vroegtijdige signalering van risico’s en problemen bij individuele jongeren.

  • 5.

    Ontplooiing van jongeren wordt bevorderd via voorlichtings- en vormingsactiviteiten.

  • 6.

    Een doorgaande lijn van activiteiten voor kinderen en jongeren.

  • 7.

    Meer mogelijkheden voor incidentele jongerenactiviteiten.

Het jongerenwerk werd allereerst ondergebracht bij één organisatie, Welnúh-jongerenwerk.

De subsidie voor het jongerenwerk is als volgt opgebouwd:

Ambulant jongerenwerk op straat

2912 uur per jaar

(56 uur per week, uitgaande van 16 uur per week in Driebergen en 10 uur in de overige vier grotere dorpen)

Jongerenwerk in de jongerenruimtes

2652 uur per jaar

(17 dagdelen maal 3 uur, uitgaande van 5 dagdelen in Driebergen en 4 dagdelen in de overige ruimtes)

Huisvestingslasten jongerenruimtes

€ 62.000

(waarvan kosten Leersum € 27.000 en Driebergen € 14.000).

Activiteitenbudget

€ 12.500

Met ingang van 2010 vindt de subsidiëring plaats door middel van een beleidsopdracht volgens de principes van Beleidsgestuurde Contractfinanciering. Daarbij is vanuit het meer input geformuleerde beleidsplan toegewerkt naar teleenheden voor het meten van maatschappelijk effect. In het voorjaar van 2011 ontvingen we de eerste rapportage volgens deze nieuwe opzet, onderverdeeld naar gerealiseerde activiteiten in de jongerenruimtes en op straat, contacten met jongeren op straat (met 12 hanggroepen in het eerste kwartaal 2011), contacten met omwonenden n.a.v. meldingen van overlast (waaronder deelname actieteams en zorgnetwerken 12+) en activiteiten gericht op vorming, educatie en participatie (17 gerealiseerd in eerste kwartaal).

Jongerenruimtes

We namen ons in de kadernota voor om meer activiteiten te organiseren, die in de vijf grotere dorpen deels in jongerenruimtes zouden worden georganiseerd. Daarbij werd een streefgetal genoemd voor openingstijden van jongerenruimtes, waarvan de helft aan uren jongerenwerk werd gesubsidieerd en de helft gedraaid zou moeten worden door vrijwilligers. Op dat moment waren drie jongerenruimtes open, waarvan er twee beheerd werden door Welnúh. Snel daarna nam Welnúh ook de jongerenruimte in Amerongen in beheer en werd een jongerenruimte geopend in Doorn. Inmiddels hebben we vier jongerenruimtes, die alle professioneel en homogeen worden aangestuurd. In Amerongen wordt gebruikt van een tijdelijke ruimte, in afwachting van de voltooiing van de jongerenruimte in Allemanswaard, die gepland staat voor 2012. In Doorn wordt gebruik gemaakt van een tijdelijke ruimte, in afwachting van een definitieve oplossing die in principe gepland is in het Cultuurhuis. Dit laatste besluit hebben we momenteel in heroverweging.

In de notitie Jongerenwerk werd besloten om per jongerenruimte 4 dagdelen te subsidiëren en in Driebergen 5 dagdelen, met als opdracht om eenzelfde aantal dagdelen in te vullen door vrijwilligers. Het beeld was in 2010 het volgende:

Dorp

Jongerenruimte

Doel

Realisatie 2010

Geregistreerde (vaste) bezoekers

Losse inlopen

Leersum

De Binder

8 dagdelen per week

4-5 dagdelen

121

363 (8 per week)

Driebergen

Djoi

10 dagdelen per week

5-6 dagdelen

153

335 (7 pw)

Amerongen

Time-Out

8 dagdelen per week

5 – 6 dagdelen

140

266 (6 pw)

Doorn

Fort Doorn

8 dagdelen per week

5 dagdelen

184

188 (4 pw)

Maarn

Geen

8 dagdelen per week

-

-

-

Verder wordt in Amerongen aanvullend een avond drumlessen gegeven en in Doorn een avond kickbokslessen.

We hoopten bovenop de gesubsidieerde uren professionele begeleiding in de jongerenruimtes, hetzelfde aantal uren te kunnen realiseren door vrijwilligers. In de praktijk blijkt het moeilijk vrijwilligers te vinden en te behouden, die zelfstandig de jongerenruimtes runnen.

Experiment

Sinds medio 2010 vinden regelmatig gesprekken plaats tussen de burgemeester en wethouder jeugd, Welnúh en de betrokken beleidsadviseurs over de aansluiting van het jeugdbeleid en het veiligheidsbeleid. Het jongerenwerk speelt een belangrijke rol in de interactie tussen jeugd en politie. De jongerenwerkers vormen een belangrijke partner in het actieteam jongerenoverlast. De relatie met de politie en de gemeente is zeer goed. Eind 2010 is in het overleg tussen gemeente en Welnúh afgesproken dat het jongerenwerk zou experimenteren met het loslaten van de strakke urenverdeling over de dorpen en meer zou aansluiten bij de behoefte die wordt vastgesteld in het actieteam. Verder experimenteert Welnúh met ruimere leeftijdsgrenzen, waarbij een groot bereik van 12 – 18 jarigen niet meer de opdracht is, maar gewerkt wordt vanuit de gedachte om breed contact te leggen met de jongere doelgroep (10-14 jaar) en gerichter contact te onderhouden met de oudere jeugd die onvoldoende andere activiteiten ontplooit in de vrije tijd en/of zich ophoudt in de buitenruimte. Dit experiment wordt in de tweede helft van 2011 geëvalueerd.

In het collegeprogramma 2010-2014 is vanaf 2013 een bezuiniging gepland op het jongerenwerk. In het licht daarvan is in 2010 het zoeken naar een jongerenruimte in Maarn gestopt. In overleg met Welnúh wordt gezocht naar invullingen voor de verdere bezuiniging, waarbij inmiddels is afgesproken dat de niet ingezette gelden voor de jongerenruimte in Maarn en een goedkopere invulling van de jongerenruimte in Doorn mede ingezet worden voor het invullen van de bezuiniging.

2.3Jongerenparticipatie

Bij de evaluatie van de kadernota hebben we de jongeren zelf niet geraadpleegd. Dat is een tekortkoming, dat realiseren we ons. In de oorspronkelijke opzet hadden we de het jeugdbeleid kunnen evalueren samen met het jongerenplatform PPIT. Het PPIT is echter in 2010 opgegeven, nadat er geen leden meer waren. We baseren ons daarom nu op onze eigen observaties en die van de betrokken maatschappelijke partijen.

Inmiddels is participatie van jongeren anders ingevuld, bijvoorbeeld via de jaarlijkse Groep 8 raad, via de participatieve werkwijze van het jongerenwerk en via maatschappelijke stages. We denken hierbij vooral aan het gebruik maken van de nieuwe media. We hebben daarmee al goede ervaringen opgedaan bij het onderzoek naar de veiligheidsbeleving door jongeren, dat werd uitgezet via hyves.

3.Doelstellingen en acties

In de volgende paragrafen worden de beleidsdoelen op het gebied van jeugd nader uitgewerkt op de terreinen:

  • 1.

    Opvang, educatie en werk

  • 2.

    Opvoeden en beschermen

  • 3.

    Gezondheid

  • 4.

    Vrije tijd

  • 5.

    Veiligheid.

    3.1Opvang, educatie en werk

    Doelen ‘opvang, educatie en werk’

    Doel

    Actie

    Realisatie

    1.

    Zo min mogelijk achterstanden bij de instap in het basisonderwijs. Bereik voorschoolse educatie voor de doelgroep 100% (landelijke norm).

    1a

    Alle peuterspeelzalen bieden minimaal (ambitie)niveau 1

    (Nota Peuterspeelzalenbeleid)

    2008-2011

    Gerealiseerd

    1b

    Kosten peuterspeelzaal vormen geen belemmering voor doelgroepgezinnen.

    (Minimabeleid)

    2008-2011

    Gerealiseerd

    1c

    100 % aanbod vve-programma (Uitvoeringsplan OAB)

    2008-2011

    Gerealiseerd

    1d

    Kosten extra dagdelen peuterspeelzaal vormen geen belemmering voor doelgroepgezinnen

    (Uitvoeringsplan OAB)

    2008-2011

    Gerealiseerd

    2.

    Voorkomen tussentijdse uitval

    2a

    Aansluiten scholen-zorgstructuur – algemene zorgstructuur

    (Beleid centra jeugd en gezin)

    In ontwikkeling. Zie rapportage CJG juli 2011

    2b

    Inkoop extra zorg door basisscholen bevorderen (subsidiëren binnen cafetariamodel)

    (Nota onderwijsbeleid)

    Gerealiseerd.

    2c

    Dialoog met scholen versterken over uitval en zorg

    (Nota onderwijsbeleid – LEA)

    Niet gerealiseerd.

    Zie 2.1.2.

    3.

    Ondersteuning jeugd bij overgang naar arbeidsmarkt en maatschappij

    3a

    Maatschappelijke stages

    (Notitie vormgeving gemeentelijke rol maatschappelijke stages)

    Gerealiseerd. Uitvoering door Welnúh.

    3b

    Verbeteren overgang onderwijs-arbeidsmarkt

    (Nota arbeidsmarktbeleid)

    Gerealiseerd.

    3c

    Betaalbare huizen voor jongeren

    (Woonvisie)

    Maatregelen ingezet

    4.

    Ondersteuning ouders met kinderen van 0-12 jaar bij de combinatie werken en zorgen.

    4a

    Waar mogelijk brede scholen vestigen

    (IHP)

    Notitie brede scholen/IHP juni 2011

    4b

    Regie voeren in dialoog met scholen, kinderopvang en ouders over creatieve oplossingen om dagarrangementen te benaderen.

    (Nota onderwijs )

    Notitie brede scholen

    4c

    Coördinatie aanbod kinderopvang gericht op wegwerken wachtlijsten buitenschoolse opvang

    (Notitie kinderopvang)

    Gerealiseerd.

    Geen wachtlijsten.

    Doelstelling 1: Zo min mogelijk achterstanden bij de instap in het basisonderwijs. Bereik voorschoolse educatie voor de doelgroep 100% (landelijke norm).

    Deze doelstelling is behaald. We hebben 100% bereik.

    Alle acties zijn gerealiseerd.

    Inmiddels is de wetgeving gewijzigd door de Wet Oké. De wijzigingen worden in 2011 verwerkt in een integrale beleidsnota Onderwijsachterstanden/peuterspeelzalen, die eind 2011 ter besluitvorming wordt aangeboden en waaruit nieuwe doelen en acties voortvloeien. Uitgangspunt voor het beleid is om in alle zeven dorpen alle kwetsbare kinderen (met dreigende achterstanden, danwel uit gezinnen met minimum inkomen) een gesubsidieerde plek te bieden in een peutergroep.

    Doelstelling 2: Voorkomen tussentijdse uitval.

    In de Kadernota is geen streefgetal geformuleerd. Jaarlijks rapporteren de leerplichtambtenaren over de inspanningen om tussentijdse uitval te voorkomen. De absoluut verzuimcijfers (= leerling is niet ingeschreven op school) liggen stabiel vrijwel op 0. Gegevens over het aantal voortijdig schoolverlaters zijn opgenomen in hoofdstuk 1.

    Actie 2a is nog in ontwikkeling.

    Door de vertraagde implementatie van het Passend onderwijs, bleef ook het vraagstuk van het verbeteren van de aansluiting van de scholenzorgstructuur bij de lokale zorgstructuur liggen. Dit blijft een aandachtspunt in het project Ontwikkeling Centrum voor jeugd en gezin.

    Actie 2b is gerealiseerd.

    We signaleren over de uitvoering dat de regeling niet de beoogde harmonisatie heeft gebracht van alle subsidies die worden verstrekt voor het onderwijs. Er zijn andere subsidiestromen naar de scholen blijven lopen, die we niet onder cafetariamodel kunnen brengen, bijvoorbeeld door geldende convenanten (natuur- en milieueducatie, verkeersonderwijs, lesprogramma’s veiligheid). De doelstelling van efficiency en eenduidig accounthouderschap is daardoor niet gehaald.

    Met een subsidie bevordert de gemeente dat specifieke zaken voor alle leerlingen gewaarborgd zijn. De gedachte achter het cafetariamodel was dat gemeente en scholen tot één gedeeld pakket van aanbod in zorg en preventie zouden komen, waarbij scholen zelf zouden kunnen kiezen waarvoor ze de subsidie van de gemeente willen inzetten. In de praktijk komt deze dialoog met de scholen niet tot stand. Zoals aangegeven in 2.1.3 zullen we bij de voorbereidingen voor de verlenging van de kadernota met de scholen in gesprek gaan over deze regeling.

    Actie 2c is niet gerealiseerd.

    Door de brede opzet van de LEA, waarbij vooral thema’s op het terrein van kinderopvang, onderwijsachterstanden en basisscholen aan de orde kwamen, ontstond geen dialoog met het voortgezet onderwijs, zoals aangeven in 2.1.2. In het voorjaar van 2011 is een nieuwe opzet van de LEA afgesproken, waarbij een apart overleg georganiseerd wordt met het voortgezet onderwijs. Hierdoor verwachten we ook actie 2c te kunnen realiseren.

    Doelstelling 3: Ondersteuning jeugd bij overgang naar arbeidsmarkt en maatschappij.

    De doelstelling is niet meetbaar geformuleerd.

    Actie 3a is gerealiseerd.

    De uitvoering van de maatschappelijke stages is neergelegd bij de welzijnsinstelling Welnúh, die deze opdracht combineert met opdrachten voor maatschappelijke stages voor de drie scholen voor voortgezet onderwijs in onze gemeente. Welnúh werkt hierbij samen met haar zusterinstellingen in Wijk bij Duurstede en Zeist.

    Actie 3b is in regionaal verband gerealiseerd. In het jongerenloket werken de Regionale Sociale Dienst, het UWV en RMC voortijdig schoolverlaten samen, met ingang van september 2011 is een dag in de week ook een consulent van het ROC aanwezig. Er is een regionale notitie Arbeidsmarkt opgesteld en een Actieplan jeugdwerkloosheid.

    In hoofdstuk 2 zijn al gegevens opgenomen over het aantal jongeren dat staat ingeschreven bij het jongerenloket.

    De uitstroom van 21 en 22-jarigen die in 2010 in traject waren bij het jongerenloket:

    Aantal leerlingen

    Naar stage

    Naar leerwerkbaan

    Naar Regulier werk

    Met startkwalificatie

    1

    1

    33

    Zonder startkwalificatie

    0

    0

    28

    Totaal

    1

    1

    63

    In 2011 is in samenwerking met Welnúh-jongerenwerk een project opgestart om een specifieke groep jongeren extra begeleiding te geven om ze te stimuleren naar school of werk. Het gaat om een zgn lokaal initiatief, dat wordt uitgevoerd door de RSD. De doelgroep zijn jongeren die door het jongerenwerk worden aangedragen, omdat zij denken dat ze een extra steuntje in de rug nodig hebben.

    Actie 3c is deels gerealiseerd.

    In de Woonvisie Utrechtse Heuvelrug 2008 zijn geen specifieke doelen geformuleerd ten aanzien van starters. Vastgesteld werd dat er meer woningen voor mensen met lage inkomens, waaronder starters, moeten komen. Daartoe werd een aantal acties ingezet.

    In het voorjaar van 2011 constateerden we dat het aantal verhuringen aan woningzoekenden tot 23 jaar in de dorpen Amerongen, Leersum en Doorn afnam. Hetzelfde gold voor het aantal verhuringen aan starters in Amerongen en Doorn. We besloten het Lokale Maatwerk te harmoniseren en daarbij in de hele gemeente lokale starters voorrang te geven (tot een maximum van 50% van het vrijkomend aanbod). Verder pasten we in 2011 specifiek (een experiment) lokaal maatwerk toe bij de verhuur van woningen in het complex Hoog Moersbergen in Doorn ten gunste van jong zorgpersoneel.

    Doelstelling 4: ondersteuning van ouders met kinderen van 0-12 jaar bij de combinatie werken en zorgen.

    De doelstelling is niet meetbaar geformuleerd.

    Actie 4a is deels gerealiseerd.

    Er is gewerkt aan brede scholen in Amerongen (Allemanswaard) en er heeft een verkenning plaatsgevonden in Doorn-noord. In juni 2011 is de Notitie Brede scholen vastgesteld, waarin de doelen met het brede scholenbeleid nader zijn verkend. In het IHP 2011-2020 zijn de plannen voor de komende jaren vastgelegd.

    Actie 4b is deels gerealiseerd.

    In het kader van de invulling van de regeling voor combinatiefuncties is per dorp gesproken met het veld. Dit heeft alleen in Driebergen en bij het voortgezet onderwijs daadwerkelijk tot actie geleid. Recent zijn nieuwe afspraken gemaakt om beter aan deze actie te werken. Zie paragraaf 2.1.2.

    Actie 4c is gerealiseerd.

    De gemeente heeft in de LEA-overleggen periodiek inzichtelijk gemaakt wat de stand van zaken was ten aanzien van de wachtlijsten. Verdere actie was niet nodig, omdat overal bleek dat de maatschappelijke partners aan het werk gingen. Er zijn momenteel geen wachtlijsten.

    Vve/peuterspeelzalen/kinderopvang

    2010

    Aantal 0-4 jarigen op 1-10-2010

    1808

    Aantal kinderen die kinderopvang bezoeken (juni 2011)

    740

    Aantal kinderen die peuterspeelzaal bezoeken 2 ½ - 4 jaar (juni 2011)

    322

    Aantal vve-indicaties

    38

    Aantal aanvragen minimaregeling

    15

    Deelnemers vve (gemiddeld per mnd)

    52

    Deelnemers peuter taalklas Gisbertus Voetius

    15

    Leerlingen schakelklas azc (4-12)

    16

    Leerlingen schakelklas Utrecht (12+)

    7

    NB. In de kadernota is geen aandacht besteed aan culturele doelen en acties, daar waar het vorige collegeprogramma sprak van prioriteit voor subsidies voor sport, cultuur en jeugd. Bij de uitwerking van het jeugdbeleid is wel aandacht besteed aan culturele vorming in de vorm van:

    • -

      het onderdeel cultuur in de subsidiebeleidsregel basisscholen

    • -

      subsidiering Kunst Centraal voor lesprogramma’s in het voortgezet onderwijs

    • -

      combinatiefunctionarissen cultuur in het voortgezet onderwijs

    • -

      voor de minimagezinnen het jeugdcultuur- en sportfonds.

    • 3.2Opvoeden en beschermen

    Doel

    Actie

    Planning vaststelling beleid

    1.

    Iedereen weet waar men terecht kan

    1a

    Herinrichten telefonische en digitale informatiefunctie (Meld- en coördinatiepunt jeugd hernoemen zodat de naam beter de lading dekt en vergroten bekendheid bij jongeren, opvoeders en bij opvoeding betrokkenen.

    (Beleid jeugd en gezin)

    Gerealiseerd.

    Bekendheid blijft aandachtspunt.

    1b

    Algemene informatiefunctie (opvoedingsvragen en raadpleging) wordt verschaft via het WMO-informatiesysteem De Gids (papieren jips worden niet gesubsidieerd).

    (WMO-beleidsplan)

    Niet gerealiseerd, in afwachting van vervolg digitaal Wmo-Loket (De Gids).

    (Valt onder 1a)

    2.

    De zorgstructuur wordt georganiseerd rond centra voor jeugd en gezin

    2a

    In de back office cjg worden (opnieuw) vormgegeven:

    1.toeleiding naar hulp

    2.zorgcoördinatie

    3.aansluiting bureau jeugdzorg

    4.terugmelding van 2e lijn naar 1e lijn

    (Beleidsnota jeugd en gezin)

    Gerealiseerd.

    2b

    De backoffice cjg wordt ondersteund door het werken met een electronisch kinddossier

    (Regionale actie)

    Gerealiseerd.

    2c

    Invulling prenatale zorg

    (nieuwe regelgeving per januari 09)

    Gerealiseerd.

    3.

    Vroegtijdig signaleren van risico’s en problemen

    3a

    De zorgstructuur wordt geëvalueerd en opnieuw vormgegeven, met aandachtspunten:

    1.ansluiting centra voor jeugd en gezin

    2.rolverdeling signalerende en hulpverlenende instanties

    3.rol huisartsen

    4.aansluiting zorgstructuur scholen (b.o. en v.o.)

    5.aansluiting bureau jeugdzorg

    6.privacyafspraken

    (Beleid jeugd en gezin)

    Deels gerealiseerd. Opnieuw aan de orde bij decentralisatie jeugdzorg en passend onderwijs.

    3b

    Er wordt een lokale verwijsindex aangeschaft, die het stelsel van afspraken ondersteunt dat nodig is voor uitvoering van de landelijke verwijsindex

    (Regionaal traject)

    Gerealiseerd.

    4.

    Er komt passend aanbod aan opvoedingsondersteuning

    4a

    Zorgaanbod wordt jaarlijks gemonitord samen met scholen, jgz en vertegenwoordigers ouders (Nota onderwijs – LEA)

    Ten dele gerealiseerd.

    Zie 2.1.2.

    4b

    Maatwerkgelden jgz en eventuele resterende gelden uit de Brede doeluitkering worden gericht ingezet na overleg met ouders en ketenpartners.

    Overleg nog niet gerealiseerd.

    4c

    Inkoop onderwijsaanbod psychisch welbevinden (oa pesten) door basisscholen bevorderen (subsidiëren binnen cafetariamodel)

    (Nota onderwijsbeleid)

    Zie 2.1.3.

    Een groot deel van de doelen en acties valt binnen het project Centrum voor Jeugd en Gezin. Het CJG is sinds 15 februari 2010 geopend. Medio 2011 wordt rapportage en voorstel voor doorontwikkeling uitgebracht, dat zal worden verwerkt in de verlengde kadernota.

    In de jaren 2009-2011 speelde bij de invulling van de jeugdgezondheidszorg en CJG een rol dat het Meavita concern, waarbinnen onze aanbieder Vitras/CMD viel, failliet ging. Dit leidde in regionaal verband tot een uitgebreide bezinning over de wijze van inkopen van de jeugdgezondheidszorg en het maatschappelijk werk, mede in relatie tot het invullen van centra voor jeugd en gezin en – op termijn – de gedecentraliseerde jeugdzorg. Parallel hieraan loopt een proces van positionering van de GGD, dat zich ook richt op de jeugdgezondheidszorg (al dan niet integraal, al dan niet bij de GGD). Deze bezinning is nog gaande en zal in 2012 tot keuzes leiden.

    Doelstelling 1. Iedereen weet waar men terecht kan.

    De frontoffice van het CJG is ingericht, maar ouders en jongeren vinden het CJG nog onvoldoende. Er is geen behoeftemeting gedaan, het CJG werd door het Rijk verplicht.

    Actie 1a is gerealiseerd.

    Het CJG is fysiek, telefonisch en digitaal bereikbaar. Er is een publiciteitsactie geweest, waaronder huis-aan-huis bezorgen van de CJG-folder.

    Actie 1b is anders ingevuld.

    Er is samen met andere gemeenten een eigen website CJG ingericht waar men terecht kan voor

    opvoedingsvraagstukken.

    Doelstelling 2. De zorgstructuur wordt georganiseerd rond centra voor jeugd en gezin.

    Dit is gerealiseerd.

    Actie 2a is grotendeels gerealiseerd.

    De functies 1, 2 en 3 zijn ingevuld. Er is een werkwijze ontwikkeld voor situaties waarin zorgcoördinatie wenselijk is (vanuit de werkwijze: eigen kracht, rondom het gezin en 1 gezin-1 plan-1 dossier) en medewerkers zijn opgeleid om hun rol als coördinator van zorg uit te voeren. Maar in de praktijk blijkt het voor alle betrokkenen nog lastig om de nieuwe rollen op de nieuwe manier in te vullen. De te maken cultuuromslag is groot.

    Onderdeel 4, terugmelding van de 2e lijn naar de 1e lijn verloopt nog moeizaam. Hoe meer de nieuwe werkwijze ‘rondom het gezin’ gewoon wordt, hoe meer ook dit opgelost wordt. Dan zit de eerste lijn immers samen met de 2e lijn aan tafel.

    Actie 2b is gerealiseerd.

    Actie 2c is gerealiseerd.

    De gemeente koopt bij Vitras/CMD themabijeenkomsten borstvoeding in en prenatale huisbezoeken.

    Doelstelling 3. Vroegtijdig signaleren van risico’s en problemen.

    Het merendeel van de geplande acties is uitgevoerd.

    Actie 3a is grotendeels gerealiseerd.

    De zorgnetwerken zijn geëvalueerd en opnieuw vormgegeven in een protocol en privacyafspraken. Hierbij zijn ook de scholen en bureau jeugdzorg betrokken. We signaleren dat scholen vaak direct de stap maken van hun eigen zorgstructuur naar Bureau Jeugdzorg en dus de eerste lijn – het CJG – overslaan. In 2010 is gestart met een zorgnetwerk 12+, wat meer nog dan de netwerken 12- in een behoefte voorziet.

    De dialoog met de huisartsen is nog niet tot stand gekomen.

    Actie 3b is gerealiseerd.

    Daarbij dient te worden opgemerkt dat het gebruik van de Verwijsindex nog veel aandacht behoeft.

    Doelstelling 4. Er komt een passend aanbod aan opvoedingsondersteuning.

    Actie 4a is ten dele gerealiseerd.

    In het LEA overleg is het overzicht besproken van de doelen waarvoor de gemeentelijke subsidie door scholen is ingezet. Dit leidde niet tot een dialoog over het zorgaanbod voor onze leerlingen. Zie ook 2.1.2.

    Actie 4b is nog niet gerealiseerd.

    Er is nog onvoldoende managementinformatie beschikbaar over het CJG om het gesprek te voeren met de partners over welk aanbod aan opvoedingsondersteuning nodig is.

    Aantal trajecten eerstelijns zorg aanbod Vitras/CMD

    (tussen haakjes productieafspraak)

    2010

    Extra uren jeugdverpleegkundige

    300 u (300)

    Videohometraining

    56 (60)

    Pedagogisch spreekuur

    56 gezinnen (78)

    Lichte trajecten jeugd

    10 (10)

    Algemeen maatschappelijk werk

    (wv 11% 0-19 jaar, mn relationele problemen)

    vergelijkbare cijfers.

    504 (496)

    Stevig Ouderschap

    3

    Opstapje/opstap

    17/14 (18/18)

    Gezinscoaching (multiprobleem)

    3 (4)

    Daarnaast zijn in de vo-school Schoonoord Doorn docenten getraind op het vergroten van de weerbaarheid bij jongeren op het gebied van het onderhouden van gezonde seksuele relaties. Er is ook een bijeenkomst georganiseerd voor ouders van pubers, eveneens gericht op liefde en relaties. Deze bijeenkomst is bezocht door 20 ouders.

    Actie 4c is gerealiseerd.

    Dit is op zich gerealiseerd volgens plan. Zie ook 2.1.3.

    Inmiddels ligt er het voornemen van het Rijk om de (tweedelijns) jeugdzorg vanaf 2015 te decentraliseren naar de gemeentes. In de komende jaren is extra aandacht nodig om de organisatie en werkwijze gereed te maken voor de decentralisatrie van de jeugdzorg.

    3.3Gezondheid

    Doel

    Actie

    Planning vaststelling beleid

    1.

    Terugdringen alcoholgebruik met 15% (34% heeft gedronken in de afgelopen 4 weken, 13% deed aan bingedrinken)

    1a

    Stimulering lesaanbod basisscholen preventieve lesprogramma’s/projecten verslaving, met als aandachtspunt betrokkenheid ouders.

    (Nota onderwijs)

    Subsidiebeleidsregel basisscholen, zie ook 2.1.3.

    1b

    Stimulering aanbod aan informatie over verslaving voor jeugd 12-18 jaar aan jongeren en ouders

    (Nota gezondheid)

    Ouderavonden en voorlichtingsbijeen-komsten voor ouders, jongeren en op vo-scholen.

    1c

    Alcoholmatigingsproject (politieregio)

    (Uitwerking Integraal veiligheidsplan)

    Gerealiseerd.

    1d

    Uitbreiding handhaving op verkoop alcohol aan jongeren onder de 16 jaar.

    (Horecabeleid)

    Niet gerealiseerd, capaciteitsprobleem.

    2.

    Meer bewegen – gezonde leefstijl

    2a

    Speelruimte en speelmogelijkheden aansluitend bij de behoefte van de verschillende leeftijdscategorieën

    (Speelruimtebeleidsplan)

    Beleid vastgesteld.

    2b

    Ontmoetingsplekken oudere jeugd in het teken van bewegen – stimuleren ongeorganiseerd sporten

    (Speelruimtebeleidsplan)

    Beleid vastgesteld.

    2c

    Stimulering aandacht voor gezonde voeding door scholen (o.m. aanbod voeding op school)

    (Lokale Educatieve Agenda)

    Gezondheidsbeleid vastgesteld.

    2d

    Bevorderen deelname jeugd aan georganiseerd sporten

    (Sportbeleid)

    Sportbeleid vastgesteld. Bos impuls.

    2e

    Stimuleren bewegen en sport bij jongeren op straat: Buurt sportbus en buurtsport Hoenderdaal

    (Bos impuls)

    Gerealiseerd.

    2f

    Stimuleren bewegen en sport bij vmbo’ers: sportieve vmbo-school

    (Bos impuls)

    Gerealiseerd.

    2g

    Stimuleren bewegen en sport allochtone jongeren: buurtsport Hoenderdaal

    (Bos impuls)

    Gerealiseerd.

    2h

    Bevorderen bewegen en sport georganiseerd door jongeren voor jongeren

    (Bos impuls)

    Gerealiseerd.

    2i

    Mogelijkheid onderzoeken subsidiëren kosten lidmaatschap sportvereniging voor minimagezinnen

    (Jeugdsportfonds)

    Gerealiseerd.

    2j

    Stimulering lesaanbod basisscholen voor preventieve lesprogramma’s/projecten gezond leven

    (Nota onderwijs, beleidsregel subsidiering)

    Gerealiseerd.

    2k

    In subsidiëring zwembaden gereduceerd tarief scholen opnemen

    (Sportbeleid)

    Gerealiseerd via minimabeleid

    Doelstelling 1: terugdringen alcoholgebruik met 13% (34% heeft gedronken in de afgelopen 4 weken, 13% deed aan bingedrinken).

    De GGD monitor laat de volgende gegevens zien:

    Doelstelling/actie

    2008 UH

    2010 UH

    2008 regio

    2010 regio

    Alcoholgebruik afgelopen 4 weken beneden 16 jaar

    32%

    -

    32%

    -

    Alcoholgebruik afgelopen 4 weken 12-19 jaar

    49%

    -

    42%

    -

    Binge drinken beneden 16 jaar

    21%

    -

    20%

    -

    Binge drinken 12-19 jaar

    31%

    -

    29%

    -

    We beschikken helaas niet over recente gegevens van de GGD over het alcoholgebruik in onze gemeente. De meest recente gegevens dateren uit 2008. We kunnen daardoor niet zien of het hoge gemiddelde alcoholgebruik in onze gemeente ten opzichte van de regio, zich door heeft gezet.

    Bron GGD monitor. De term binge drinken wordt gehanteerd voor situaties waarin jongeren in een korte periode veel drank nemen, met als doel dronken te worden (jongens 6 glazen of meer in 2 uur, meisjes 4).

    In de concept nota Integrale Veiligheid 2011-2014 is de doelstelling geformuleerd om het alcoholgebruik terug te dringen tot onder het regionale gemiddelde.

    Eind 2010 signaleerde het Actieteam van onze gemeente dat het gebruik van alcohol de belangrijkste factor is bij overlast op straat. In 2011 is een project gestart om integraal alle maatregelen en opties in kaart te brengen. Dit project rapporteert in het najaar van 2011 aan het college van b&w. Het resultaat wordt meegenomen bij de voorbereiding van de verlengde kadernota.

    Actie 1a is gerealiseerd.

    Zie ook 2.1.3. De nieuwe opzet van de LEA biedt naar verwachting ook een betere basis voor het gesprek over de preventieve lesprogramma’s die de scholen bieden en de gegevens van (en subsidiering door) de gemeente op het gebied van gezond leven.

    Actie 1b is gerealiseerd.

    In 2010 zijn voorlichtingsbijeenkomsten ‘opvoeden in de pubertijd’ georganiseerd in Amerongen, Doorn, Maarn en Driebergen en bij de Scholengemeenschap Maarsbergen. Deze bijeenkomsten werden verzorgd door Indigo. De organisatie gebeurde in samenwerking met de scholen, het CJG en het jongerenwerk. Ze zijn bezocht door 223 deelnemers. De inzet van dit budget wordt momenteel opnieuw bezien, in het licht van het project jeugd en alcohol.

    Actie 1c is gerealiseerd.

    Aanvullend is een lokaal project alcoholmatiging gestart in 2011.

    Actie 1d is niet gerealiseerd.

    Dit is niet gerealiseerd vanwege capaciteitsproblemen bij de afdeling Vergunningen & Handhaving. Dit wordt meegenomen in de rapportage van het project alcoholmatiging, die gepland staat voor het najaar van 2011.

    Doelstelling 2. Meer bewegen – gezonde leefstijl.

    De GGD monitor laat de volgende ontwikkelingen zien:

    Doelstelling/actie

    2008 UH

    2010 UH

    2008 regio

    2010 regio

    Voldoet niet aan beweegnorm 9-12 jaar

    9%

    9%

    10%

    10%

    Voldoet niet aan beweegnorm 12-19 jaar

    10%

    15%

    -

    -

    Lid sportvereniging 9-12 jaar

    85%

    84%

    85%

    80%

    Lid sportvereniging 12-19 jaar

    78%

    71%

    -

    -

    Buiten spelen < 0,5 uur per dag 9-12 jaar

    28%

    25%

    30%

    27%

    TV kijken > 2 uur per dag 9-12 jaar

    15%

    15%

    15%

    15%

    TV kijken > 2 uur per dag 12-19 jaar

    25%

    27%

    -

    -

    Computeren > 2 uur per dag 9-12 jaar

    7%

    8%

    7%

    7%

    Computeren > 2uur per dag 12-19 jaar

    34%

    33%

    -

    -

    Overgewicht 5-6 jaar

    14%

    11%

    -

    -

    Overgewicht 9-11 jaar

    15%

    15%

    -

    -

    Overgewicht 13-14 jaar

    12%

    12%

    -

    -

    Op valt dat jongeren van 12-19 jaar minder voldoen aan de beweegnorm en minder vaak lid zijn van een sportvereniging dan in 2008. Overigens ligt het aantal kinderen dat van 9 tot 12 jaar dat lid is van een sportvereniging hoger dan in de regio. Het percentage kinderen van 5 en 6 jaar met overgewicht is licht afgenomen.

    Actie 2a is gerealiseerd.

    Het speelruimtebeleidsplan is vastgesteld. Gelet op het beschikbaar gestelde en naar beneden bijgestelde financiële kader is op dit moment niet duidelijk in hoeverre het plan ook gerealiseerd kan worden.

    Actie 2b is gerealiseerd.

    Dit is opgenomen in het speelruimtebeleidsplan. Inmiddels is één wijkspeelplan vastgesteld, dat voor Maarn-zuid. Daarin is een speelplek voor de oudere jeugd meegenomen.

    Bij de uitwerking van deze actie in de notitie Jongerenwerk is besloten om geen jongerenontmoetingsplekken (jop’s) te hebben en de bestaande jop’s te laten staan zolang ze geen overlast gaven. Inmiddels zijn de jop’s die er in 2008 nog waren in Doorn, Maarn en Leersum, verwijderd. In Maarn en Leersum wordt in de plaats van de jop’s een sport-/trapveld gerealiseerd voor de oudere jeugd. In Leersum zijn medio 2011 ook sporttoestellen geplaatst voor volwassenen, waar ook de oudere jeugd gebruik van kan maken. Zie voor Doorn 3.5.

    Actie 2c is deels gerealiseerd.

    In de Nota gezondheid is opgenomen dat onze gemeente deelneemt aan het programma Preventie Overgewicht, dat wordt uitgevoerd in samenwerking tussen Vitras/CMD en de GGD.

    Actie 2d is gerealiseerd via het sportbeleid.

    Actie 2e, f, g, h zijn gerealiseerd via de projecten in het kader van de bos-impuls.

    Rondom deze doelen is een bestek geformuleerd en heeft een aanbesteding plaatsgevonden. De projecten zijn gegund aan Holland Fit. In 2011 wordt de bos-impuls geëvalueerd en wordt besluitvorming voorbereid over het vervolg.

    Doelstelling/actie

    Sept-dec 2009

    2010

    Jan-mrt 2011

    Buurtsportbus

    145 deelnemers

    154

    98

    Buurtsport Hoenderdaal

    30 deelnemers

    54

    15

    Sportieve vmbo-cursus

    4 cursussen, 100 jongeren

    160

    -

    WhoZnext

    2 activiteiten, 57 jongeren

    264

    -

    Tijdens de evaluatieperiode werd landelijk de regeling voor Combinatiefuncties uitgebracht. Het betreft een regeling die deels bestaat uit een landelijke subsidie, waarbij de gemeenten en/of partners zelf oplopend meebetalen. De gemeente heeft per dorp met de scholen en andere maatschappelijke partners de mogelijkheden van deze regeling verkend. Dit heeft op het terrein van sport geleid tot twee projecten in Driebergen.

    Actie 2i is gerealiseerd.

    Vanaf 2009 kunnen gezinnen met een minimum inkomen gebruik maken van het jeugdsportfonds. Het onderstaande overzicht laat zien dat de regeling nog maar spaarzaam gebruikt wordt.

    Doelstelling/actie

    2009

    2010

    Jeugdsportfonds

    24 aanvragen

    44 aanvragen

    Actie 2j is gerealiseerd.

    Zie ook 2.1.3.

    Actie 2k is in andere vorm gerealiseerd.

    Hiervoor is niet gekozen. Besloten is om niet te werken aan het behoud van schoolzwemmen, met uitzondering van de leerlingen van de azc-school. Wel is in het minimabeleid een regeling getroffen voor de kosten van zwemlessen voor kinderen uit minimagezinnen. In 2010 maakten 26 kinderen gebruik van deze regeling. In Doorn wordt een deel van de gymnastiekuren nog wel ingevuld met schoolzwemmen, vanwege capaciteitsproblemen in de ruimte voor gymnastiek.

    3.4Vrije tijdsbesteding

    Doel

    Actie

    Planning vaststelling beleid

    1.

    Stimuleren bewegen in de buitenlucht

    1a

    Speelruimte en speelmogelijkheden aansluitend bij de behoefte van de verschillende leeftijdscategorieën

    (Speelruimtebeleidsplan)

    Beleid vastgesteld.

    Speelruimtebeleidsplan.

    1b

    Per dorp een ontmoetingsplek voor de oudere jeugd die in het teken staan van bewegen – stimuleren ongeorganiseerd sporten

    (Speelruimtebeleidsplan)

    Beleid vastgesteld.

    Speelruimtebeleidsplan.

    2.

    Meer activiteiten

    2a

    Ambulant jongerenwerk in alle 7 dorpen

    (Nota jeugd- en jongerenwerk)

    Gerealiseerd.

    Beleidsopdracht jongerenwerk.

    2b

    Meer activiteiten door jeugd- en jongerenwerk

    (Nota jeugd- en jongerenwerk)

    Gerealiseerd.

    Beleidsopdracht jongerenwerk.

    2c

    Meer bekendheid activiteiten door jeugd- en jongerenwerk

    (Nota jeugd- en jongerenwerk)

    Gerealiseerd.

    Beleidsopdracht jongerenwerk.

    2d

    Een jongerenruimte in Maarn

    (Nota jeugd- en jongerenwerk)

    Niet gerealiseerd.

    Zie 3.5.

    2e

    Jongerenruimtes in de 5 grote dorpen minstens 8 dagdelen per week open

    (Nota jeugd- en jongerenwerk)

    Gerealiseerd.

    Beleidsopdracht jongerenwerk.

    2f

    Stimuleren activiteiten door en voor jongeren door incidentele subsidiemiddelen vrij te maken

    (Nota jeugd- en jongerenwerk)

    Gerealiseerd.

    Beleidsregel jeugd.

    Doelstelling 1: stimuleren bewegen in de buitenlucht.

    Zie voor cijfers de GGD-monitor onder 3.3 doelstelling 2.

    Actie 1a is gerealiseerd.

    Zie paragraaf 3.3.

    Actie 1b is gerealiseerd.

    Zie paragraaf 3.3.

    Doelstelling 2: meer activiteiten.

    Dit is niet meetbaar te maken, een 0-meting ontbreekt. Overigens ontbreken in dit overzicht van acties de subsidies die de gemeente via de beleidsregel jeugd beschikbaar stelt voor de kinderboerderij, speelweken (in Driebergen en Doorn) in de zomervakantie en voor het Driebergse popfestival Driepop (voorheen Dwergpop).

    Ten aanzien van de belangrijkste wens van de jongeren, ‘meer activiteiten’, is in de kadernota een aantal acties opgenomen. Daarbij is een aantal activiteiten niet vermeld, waarvoor de gemeente ook (kleinere) subsidies verleent. Het gaat om:

    • -

      de kinderboerderij

    • -

      speelweken in de vakanties

    • -

      het Driebergse popfestival Driepop (voorheen Dwergpop).

      Actie 2a is gerealiseerd.

    De voorgenomen uren jongerenwerk per dorp zijn gerealiseerd in de beleidsopdracht voor Welnúh.

    In de eerste helft van 2011 voert Welnúh op verzoek van de gemeente een experiment uit, waarbij de vaste uren per dorp worden losgelaten en het ambulante jongerenwerk zich richt op de plaatsen waar overlast op straat wordt gesignaleerd. De behoefte wordt in overleg bepaald in het Actieteam jeugdoverlast. Daarbij worden zowel de vaste uren per dorp, als de vaste leeftijds-/doelgroep voor overlastgevende groepen losgelaten. In het najaar van 2011 wordt deze werkwijze geëvalueerd. Voor de jongerenruimtes blijft het jongerenwerk wel werken in de brede, preventief gerichte opzet.

    Actie 2 b en c zijn niet meetbaar.

    Het jongerenwerk van Welnúh heeft een participerende werkwijze. Deze is vraaggericht. Dat betekent dat geen (vooraf af te spreken) aanbod wordt geformuleerd, maar dat jongeren worden gestimuleerd om zelf activiteiten te ontplooien en het jongerenwerk hen daarbij (in uren) begeleidt. In de beleidsopdracht is vastgelegd dat jaarlijks minimaal € 12.500 direct dient te worden ingezet voor activiteiten. Welnúh vraagt daarbij ook om eigen bijdrages van jongeren. Verder wordt in 2011 voor het eerst vanuit de BCF gewerkt met telgegevens voor het aantal te organiseren activiteiten. Dit wordt in de komende jaren verder ontwikkeld, zodat een beeld ontstaat van het effect van de acties.

    Actie 2d is niet gerealiseerd.

    Er zijn in de evaluatieperiode allerlei opties onderzocht, zowel voor een permanente als voor een tijdelijke locatie in Maarn. Daarbij ontstond het vraagstuk of de doelgroep in Maarn wel groot genoeg om de investering in een vaste locatie, met gesubsidieerde uren jongerenwerk, te rechtvaardigen. In 2010 is na het bekend worden van het collegeprogramma 2010-2014 waarin een flinke bezuiniging is gepland op het budget voor het jongerenwerk vanaf 2013, besloten om het zoeken naar een jongerenruimte in Maarn te staken. In paragraaf 4.2 wordt verder ingegaan op de bezuinigingen.

    Actie 2e is deels gerealiseerd.

    Conform de Beleidsnotitie jeugd- en jongerenwerk werd de helft van de uren bezetting van de jongerenruimtes gesubsidieerd en diende Welnúh voor de andere helft vrijwilligers te zoeken, op te leiden en te begeleiden. In paragraaf 2.2 is al geconstateerd dat het laatste in de praktijk lastig blijkt te zijn. Lang niet iedereen wil of is in staat om met deze doelgroep te werken. Welnúh geeft aan dat het enkele jaren duurt om dit op te bouwen, waarbij ze zich met name richt op wat oudere jongeren die enkele jaren geleden zelf bij de doelgroep hoorden en die weten hoe je met dit type jongeren om gaat.

    We zien dat de jongerenruimtes in een behoefte voorzien. De Stichting Welnúh is in 2009 begonnen met het registreren van bezoekers van de jongerenruimtes. In het jaar 2010 waren er bijna 600 geregistreerde bezoekers van de vier jongerenruimtes (140 in Amerongen, 184 in Doorn, 153 in Driebergen en 121 in Leersum). Het totaal aantal bezoeken was 11.827. We hopen in samenspraak met het jongerenwerk door creatieve oplossingen de activiteiten zo veel mogelijk op peil te houden. De keuzes ten aanzien van het jongerenwerk zijn omschreven in paragraaf 3.5.

    Actie 2f is gerealiseerd.

    De regeling is vastgesteld en gecommuniceerd. De regeling heeft met name een groep actieve jongeren uit de oostkant van de gemeente gemotiveerd, die de Stichting Heuvelrugpop oprichtten. Zij vroegen een aantal malen subsidie aan voor een popfestival (Poolpop, Rockin’ with the Royals). Het blijkt goed te werken dat deze subsidieregeling - anders dan de beleidsregel cultuur - niet voorschrijft dat een evenement vernieuwend moet zijn. Hierdoor krijgt Heuvelrugpop de kans om naamsbekendheid op te bouwen, bijvoorbeeld met het festival Rockin’ with the Royals dat in 2010 en 2011 op 29 april georganiseerd werd, op de avond voorafgaand aan Koninginnedag. Naast Heuvelrugpop is de subsidie alleen aangevraagd voor een interculturele modeshow, die georganiseerd werd door en voor meisjes in Driebergen.

    Begin 2011 werd de subsidiebeleidsregel versoepeld op het gebied van het schenken van alcohol, om de wat oudere doelgroep beter te kunnen bereiken. Uiteraard blijven regels van toepassing op alcoholgebruik. Een aandachtspunt blijft de bekendheid van de regeling. Een vraag daarbij is of de standaard aanvraagtermijn van drie maanden van te voren het gebruik van de regeling in de weg staat.

    De middelen die niet ingezet werden voor deze regeling, zijn in de evaluatieperiode ingezet voor activiteiten rondom oud-en-nieuw. Vanaf 2011 zijn hiervoor structureel gelden beschikbaar in de begroting.

    Bij het invullen van de bezuinigingen worden alle subsidies heroverwogen, waaronder de subsidies voor sport en cultuur. We hebben daarbij extra aandacht voor kinderen uit gezinnen met een minimum inkomen. We onderzoeken of een minimapas daarbij een geschikt middel is.

    3.5Veiligheid

    Doel

    Actie

    Planning vaststelling beleid

    1.

    Afname aantal herhaalde meldingen overlast over dezelfde ontmoetingsplek jeugd met 50%

    1a

    Kader vaststellen voor werkwijze jeugd, veiligheid en politie

    (Uitvoeringsprogramma veiligheid)

    Gerealiseerd.

    Werkwijze actieteams.

    1b

    Actieteams van jongerenwerk, veiligheidsfunctionaris, jeugd, politie en woningbouwvereniging monitoren verblijf jongeren in buitenruimte

    (Uitvoering nota veiligheid)

    Gerealiseerd.

    Actieteams.

    1c

    Budget actieteams (bijv. voor training buurt in omgaan met jongeren op straat)

    Gerealiseerd.

    1d

    Voldoende ambulant jongerenwerk in alle 7 dorpen

    (Nota jeugd- en jongerenwerk)

    Gerealiseerd

    1e

    Rol jongerenwerk vastleggen bij jongerenwerk op straat

    (Nota jeugd- en jongerenwerk)

    Gerealiseerd.

    Werkwijze actieteams.

    1f

    Beweegplekken voor jongeren van 12-18 jaar, geen jop’s.

    (Speelruimtebeleidsplan)

    Beleid vastgesteld.

    Speelruimtebeleidsplan.

    2.

    ‘Veilig alcoholgebruik’: aantal ongevallen met 18-24 jarigen waarbij alcohol in het spel is met 15% terugdringen

    2a

    Zie acties onder ‘gezondheid’

    2b

    Handhaving alcoholverkoop aan jongeren onder 16 jaar

    (Horecabeleid)

    Niet gerealiseerd, capaciteitsproblemen. Zie 3.5

    2c

    Handhaving alcoholgebruik rond verblijfplaatsen jongeren in openbare ruimte

    (Actieteams)

    Doorlopend

    3.

    Veiligheid op school, op straat en thuis

    3a

    Convenant veilige school met alle scholen voor voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs (veiligheid op school)

    (Uitvoeringsplan integrale veiligheid)

    Deels gerealiseerd, vo-scholen.

    3b

    Verkeersveiligheid rond scholen

    (Gemeentelijk verkeersveiligheidsplan)

    Deels gerealiseerd

    3c

    Kwaliteitskeurmerk thema verkeersveiligheid in en rondom scholen

    (Verkeersveiligheidslabel UVL)

    Deels gerealiseerd

    3d

    Veilig buiten spelen

    (speelplaatsenplan)

    Gerealiseerd

    3e

    Kinderen vanaf 6 jaar van ouders met een minimum inkomen krijgen in de gehele gemeente zwemlessen vergoed tot diploma A

    (Aanvulling Minimabeleid)

    Gerealiseerd

    Doelstelling 1. Afname van het aantal herhaalde meldingen overlast over dezelfde ontmoetingsplek jeugd met 50%.

    Dit doel is grotendeels gehaald, gelet op de onderstaande cijfers uit het Leefbaarheidsonderzoek 2010.

    Jeugdoverlast is na een periode van 4 jaar sterk gedaald in 2010. Een lastig punt bij het bestrijden van jeugdoverlast vormt de snelle wijziging van groepssamenstellingen. Er zijn voortdurend opkomende groepen en vertrekkende groepen. De veiligheidspartners moeten steeds opnieuw van vooraf aan beginnen. In het Leefbaarheidsonderzoek 2010 staat overlast door jeugd op de vierde plaats van buurtproblemen (tegenover de tweede plaats in 2007). De doelstelling is daarom wel gehandhaafd, maar met het accent op actie en terugmelding.

    In Doorn was tijdelijk sprake van forse overlastproblematiek, die al te ver gevorderd was voor het jeugdbeleid en die met name is aangepakt vanuit veiligheid. Het jongerenwerk was hier voortdurend bij betrokken.

    Overzicht jeugdgroepen en Halt-verwijzingen:

    Aantal jongeren

    2009

    2010

    Meldingen overlast

    374

    190

    Jeugdgroepen totaal

    11

    9

    Jeugdgroepen hinderlijk

    7

    3

    Jeugdgroepen overlastgevend

    3

    5

    Jeugdgroepen crimineel

    1

    1

    Aantal Haltverwijzingen totaal

    52

    Halt ivm vermogensdelict

    16

    Halt ivm vandalisme

    17

    Halt ivm vuurwerk

    12

    Halt ivm leerplicht

    1

    Halt overig

    6

    Actie 1a is gerealiseerd.

    Er is een werkwijze actieteams afgesproken, een groepsaanpak en individuele aanpak vastgesteld en een samenwerkingsconvenant opgesteld. Deze zijn afgestemd met het Centrum voor Jeugd en Gezin en de regionale veiligheidsmakelaar op het gebied van jeugd.

    Actie 1b is gerealiseerd.

    De actieteams zijn gerealiseerd. De coördinatie ligt bij veiligheid, alle genoemde partijen nemen hier deel in.

    Actie 1c is gerealiseerd. Er zijn geen trainingen gegeven. Wel ontvangen buurtbewoners die (lichte) problemen hebben met jongeren op straat een boekje met tips over hoe ze zich het beste op kunnen stellen.

    Actie 1d is gerealiseerd conform de Notitie jongerenwerk.

    Actie 1e is gerealiseerd.

    Actie 1f is gerealiseerd.

    Zie paragraaf 3.3.

    Doelstelling 2 veilig alcoholgebruik, het aantal ongevallen met 18-24 jarigen waarbij alcohol in het spel is met 15% terugdringen.

    We beschikken niet over gegevens. We zullen de doelstelling op een andere manier meetbaar moeten maken.

    Actie 2 a, b en c: zie paragraaf 3.3. .

    Doelstelling 3. Veiligheid op school, op straat en thuis.

    De doelstelling is deels gerealiseerd. Zie de uitwerking van de acties.

    Actie 3a is deels gerealiseerd.

    Met alle drie de scholen voor voortgezet onderwijs in onze gemeente is het convenant afgesloten.

    Actie 3b en 3c is deels gerealiseerd.

    Acht basisscholen in onze gemeente hebben het Utrechts Veiligheidslabel. Deze scholen krijgen om het jaar bezoek om te kijken of ze het label nog verdienen. Drie scholen werken aan het verkrijgen van het label. Eén school is zich aan het oriënteren.

    Actie 3d is gerealiseerd.

    In het speelplaatsenplan is vastgelegd hoe we hieraan werken.

    Actie 3e is gerealiseerd.

    In 2010 hebben 26 kinderen gebruik gemaakt van de regeling.

  • 4.

    Het financiële kader: subsidiëring

    4.1Uitgaven in 2011

    In het onderstaande overzicht is inzichtelijk gemaakt wat we inzetten voor het jeugdbeleid en hoe de bekostiging plaatsvindt.

    Actie

    2011

    Toelichting

    Opvang, educatie en werk

    Onderwijsachterstanden

    Uitvoering signalering door Vitras, OAB-opleiding leidsters, uitvoering OAB-aanbod door speelzalen en schakelklassen.

    349.994

    Doeluitkering OAB.

    Peuterspeelzalen

    281.406

    Subsidiebeleidsregel peuterspeelzalen

    Peuterspeelzaal azc

    28.140

    Subsidie.

    Opstap

    31.663

    Subsidie binnen werkprogramma OAB

    Uitvoering inspectie kinderopvang door GGD

    58.850

    Maatwerk GGD.

    Uitvoering logopedie screening door GGD

    25.377

    Maatwerk GGD.

    Minima regeling peuterspeelzalen

    2.095

    Uitgave in 2010.

    Voorkomen uitval

    Leerplicht

    17.810

    Bestemd voor inhuur en voor geautomatiseerde systemen.

    Leerplicht kwalificatieplichtigen

    Doeluitkering, regionaal, wordt verstrekt aan Zeist.

    RMC voortijdig schoolverlaten

    Doeluitkering, regionaal, wordt verstrekt aan Zeist.

    Leerlingenvervoer

    805.000

    Verstrekkingen aan inwoners en inkoop plaatsen taxibusjes.

    Creatieve therapie leerlingen azc

    17.086

    Subsidie.

    Subsidie zorg, gezondheid, veiligheid

    48.000

    Subsidiebeleidsregel basisscholen

    Aansluiting arbeidsmarkt en maatschappij

    Jongerenloket

    Doeluitkering RMC, regionaal, wordt verstrekt aan Zeist.

    Netwerk scholen-maatschappelijke partners

    Inzet ambtelijke uren voor LEA-werkgroep dorpsgericht

    Participatie

    Jeugdgemeenteraad

    5.000

    Beschikbaar voor uitvoering winnend project

    Maatschappelijke stages

    18.000

    Subsidie Welnúh

    Beleidsregel kunstonderwijs

    22.351

    Subsidiebeleidsregel basisscholen.

    Natuureducatietuin

    1.200

    Subsidiebeleidsregel jeugd

    Opvoeden en beschermen

    Frontoffice, zorgnetwerken, zorgcoord. en coord. CJG

    120.983

    Waarvan 80.357 uit brede doeluitkering

    Prenatale zorg

    12.161

    Subsidie Vitras/CMD. Uit Brede doeluitkering

    Jgz 0-4 c onsultatiebureaus

    548.752

    Subsidie Vitras/CMD. Uit Brede doeluitkering

    Jgz 4-19 GGD

    329.829

    GGD (incl huur onderzoekruimte schoolartsen)

    Beheerskosten digitaal dossier jgz GGD

    42.725

    Maatwerk GGD. Uit Brede doeluitkering

    Beheerskosten VIR

    9.958

    Contract met aanbieder en regionale ondersteuning. Uit Brede doeluitkering

    Maatschappelijk werk – jeugd

    Opgenomen in totaal budget amw van 467.994

    Eerste lijns zorg door Vitras:

    -extra uren jeugdverpleegkundige

    -videohometraining

    -hulpverleningstrajecten jeugd

    -stevig ouderschap

    -gezinscoaching

    104.221

    Waarvan 60.653 uit brede doeluitkering

    Gezondheid

    Preventie overgewicht

    24.071

    Subsidie Vitras/CMD en maatwerk GGD, waarvan 16.271 uit Brede doeluitkering

    Deskundigheidsbevordering leerkrachten vo over emo-eten

    2.000

    Subsidie Indigo

    Deelname regionaal informatiecentrum en helpdesk mentale ondersteuning jongeren

    5.882

    Subsidie Indigo

    Voorlichtingsbijeenkomsten ouders van pubers

    10.000

    Subsidie Indigo

    Docententraining en ouderbijeenkomst seksueel gezond gedrag pubers

    1.760

    Subsidie Indigo

    Speelruimte

    0

    Nader te besluiten vanaf 2013.

    (Daarnaast gelden voor onderhoud)

    Bos-impuls

    43.324

    Overeenkomst Holland Fit 2009-2012

    Combinatiefuncties

    109.000

    2010, 2011, 2012

    Jeugdsport/cultuurfonds

    11.000

    Uitgave in 2010. Uit Aboutaleb gelden.

    Minimaregeling zwemmen

    8.405

    Uitgave in 2010

    Subsidieregeling sportdagen

    1.500

    Subsidiebeleidsregel basisscholen.

    Vrije tijdsbesteding

    Speelruimtebeleidsplan

    0

    Nader te besluiten vanaf 2013.

    Scouting

    € 28 per jeugdlid

    Subsidiebeleidsregel jeugd

    Kinderboerderij

    20.000

    Subsidiebeleidsregel jeugd

    Driepop

    3.062

    Subsidiebeleidsregel jeugd

    Speelweken

    9.000

    Subsidiebeleidsregel jeugd

    Incidentele activiteiten

    10.406

    Subsidiebeleidsregel jeugd.

    Jongerenwerk

    427.118

    Beleidsopdracht jongerwerk

    Veiligheid

    Jongerenwerk

    Zie boven

    Beleidsopdracht jongerenwerk

    Alcohol

    Uren ambtelijke capaciteit

    Veiligheid school, straat, thuis

    Uren ambtelijke capaciteit

    Zwemlessen minima

    13.000

    4.2Geplande bezuinigingen

    In het Collegeprogramma 2010-2014 zijn de volgende specifieke bezuinigingen gepland op het programma 7, onderwijs, onderwijshuisvesting en jeugd:

    Onderwerp

    2011

    2012

    2013

    2014

    Leerlingenvervoer

    146.000

    150.000

    150.000

    Kinderopvang

    60.000

    60.000

    60.000

    60.000

    Jeugd- en jongerenwerk

    50.000

    90.000

    Fasering speelplaatsenplan

    4.000

    10.000

    30.000

    60.000

    210.000

    270.000

    330.000

    In het voorjaar van 2011 is de Verordening leerlingenvervoer 2011 vastgesteld, samen met de Beleidsregels 2011. Daarin is de regeling versoberd, met als doel de geplande bezuiniging te realiseren. Door de invoering in het schooljaar 2011-2012 kan eerder dan gepland, al in 2011, een bezuiniging worden gerealiseerd. Het eerste effect van de maatregelen is in het najaar bekend. Doordat de nieuwe regeling pas laat bekend werd en een overgangsregeling geldt voor minima, zal het volledige effect pas in het najaar van 2012 bekend zijn. Rond de jaarwisseling van 2011 en 2012 wordt een nieuwe aanbesteding van het vervoer met taxibusjes uitgevoerd. Dit gebeurt evenals 5 jaar geleden samen met een aantal regiogemeenten. In het najaar van 2012 is het effect van beide acties samen meetbaar.

    De bezuiniging op de kinderopvang is gerealiseerd door herschikking van bestaande budgetten voor kinderopvang.

    De bezuiniging op het jeugd- en jongerenwerk wordt ingevuld in samenspraak met Welnúh-jongerenwerk. Als eerste stap is besloten het zoeken naar een jongerenruimte in Maarn te stoppen. Verder overwegen we om af te zien van de dure lokatie voor een jongerenruimte in het Cultuurhuis in Doorn. We volgen de lijn dat de tot nu toe niet ingezette subsidie voor jeugd- en jongerenwerk (die gereserveerd stond voor een jongerenruimte in Maarn en voor de meerkosten van de jongerenruimte in het cultuurhuis in Doorn) mede ingezet wordt voor de te realiseren bezuiniging. We hopen in ieder geval de omvang van het ambulante jongerenwerk, op straat, op het huidige peil te houden.

    De bezuiniging op het speelplaatsenplan wordt in 2012 opgevangen binnen de middelen voor onderhoud. Voor 2013 en verder wordt besluitvorming voorbereid over de beschikbare investeringsmiddelen.

    In het collegeprogramma staat verder een bezuiniging gepland op het totaal aan subsidies. Daarnaast is nog onduidelijk wat het effect zal zijn van de tweede tranche bezuinigingen, waarover momenteel een ‘kerntakendiscussie’ gevoerd wordt.

5.Slot

In deze evaluatie hebt u kunnen lezen dat er in de afgelopen drie jaar veel gebeurd is. Alle geplande acties zijn ingezet, veel is gerealiseerd. Waar mogelijk hebben we het effect in beeld gebracht.

Zoals vooraf gesteld, dient deze evaluatie als input voor de verlengde kadernota 2012-2015, die gepland is voor medio 2012. Daarin zal een aantal wetswijzigingen die verwerkt worden. We wachten met name op meer duidelijkheid over de nieuwe taken op het gebied van de jeugdzorg die op ons af komen. Daarnaast treft u in de evaluatie allerlei bijstellingen en actualiseringen aan, die in de verlengde nota verwerkt zullen worden.

Een belangrijk punt dat deze evaluatie duidelijk maakt, is dat we heldere meetpunten moeten formuleren voor het maatschappelijk effect van ons beleid. Die weg is al ingezet in de programmabegroting 2011-2014, waar indicatoren zijn benoemd. Die gaan we verder uitwerken in de verlengde kadernota.

We gaan ook zoeken naar wegen om beter in contact te komen met jongeren en ouders, om hun wensen te kennen. Daarbij kijken we naar bestaande bewonersonderzoeken, maar ook nadrukkelijk naar de inzet van de nieuwe media. Verder verwachten we door de nieuwe opzet van de Lokale Educatieve Agenda beter in gesprek te komen met de scholen en de andere maatschappelijke partners rondom jeugd.

Voorwaarde voor het opstellen van deze verlenging is helderheid over het nieuwe financiële kader. De kanteling van de WMO, welzijn nieuwe stijl en efficiency, vormen daarbij de sleutelwoorden.

Voorlopig gaan we op de huidige weg voort, waarbij goede kansen voor onze jongeren en het bieden van een fijne leefomgeving onze belangrijkste richtpunten blijven.

  • 6.

    Lijst met afkortingen

  • b.o.

    basisonderwijs

CJG Centrum voor Jeugd en Gezin

Dd jgz Digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (voorheen elektronisch kinddossier)

IHP Integraal Huisvestings Plan voor het onderwijs

jgz jeugdgezondheidszorg

jip jongeren informatie punt (fysiek, folderstand)

jop jongeren ontmoetings punt

kdv kinderdagverblijf

LEA Lokale Educatieve Agenda (van gemeente, schoolbesturen, kinderopvangorganisaties

en peuterspeelzalen)

OAB Onderwijsachterstandenbeleid

Wet Oké Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

OOGO Op Overeenstemming Gericht Overleg met de schoolbesturen

PCL Permanente commissie leerlingenzorg van het WSNS samenwerkingsverband

Psz peuterspeelzaal

RMC Regionale Meld- en Coördinatiefuntie (voortijdig schoolverlaten)

sbo speciaal basisonderwijs (na doorverwijzing pcl)

so speciaal onderwijs (basisonderwijs, na rec-beschikking)

VIR Verwijsindex risicojongeren

v.o.voortgezet onderwijs

vso voortgezet speciaal onderwijs (na rec-beschikking)

vve voor- en vroegschoolse educatie

WEC Wet op de Expertisecentra

Wpo Wet op het primair onderwijs

WSNS Weer Samen Naar School (samenwerkingsverband b.o.)

Wvo Wet op het voortgezet onderwijs

Zat Zorgadviesteam