Regeling vervallen per 05-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 04-01-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015

Behoort bij raadsvoorstel 2014-089b (titel: Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015.

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

BESLUIT

Over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015 (Verordening afval en reiniging 2015).

Hoofdstuk 1 Inhoudelijke bepalingen

Artikel 1 Belastingplicht

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • 1.

    een afvalstoffenheffing;

  • 2.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder

-‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

-grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

-

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

1Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

2De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

1De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

2Ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: wordt als gebruiker aangemerkt degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, zoals opgenomen in hoofdstuk 1 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota, aanslag of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4Indien het aantal personen dat gebruik maakt van een perceel in de loop van het jaar wijziging ondergaat, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na de wijziging nog volle kalendermaanden overblijven. Deze ontheffing bestaat uit het verschil in tarief over die periode, tussen de eerder vastgestelde belastingschuld en de belastingschuld na wijziging.

  • 5

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 6

    Aanslagen van € 10,00 of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

  • 7

    Teruggaven in verband met ontheffingen van € 10,00 of minder, worden niet verleend. Voor de toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Indien tot tweemaal toe geen toereikend saldo beschikbaar is op de betaalrekening van de belastingschuldige waarvan door middel van automatische betalingsincasso geld wordt afgeschreven, wordt er een nieuwe termijn vastgesteld en komt de afgegeven machtiging tot automatische incasso te vervallen.

  • 4. In afwijking van lid 2 geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als bedoeld in artikel 1 of meerdere andere heffingen: a. Lager is dan € 50,00 of meer is dan € 2.500,00 dat de aanslagen wordt geïncasseerd in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later;

    • b.

      Hoger is dan of gelijk is aan € 50,00 maar lager is dan € 75,00 dat de aanslag wordt geïncasseerd in drie termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;

    • c.

      Hoger is dan of gelijk is aan € 75,00 maar lager is dan € 100,00 dat de aanslag wordt geïncasseerd in vier termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing, voor zover deze wordt opgelegd met de aanslag.

  • 6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingschuld

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 13 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota, aanslag of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

1.De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

5.Aanslagen van € 10,00 of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

6.Teruggaven in verband met ontheffingen van € 10,00 of minder, worden niet verleend. Voor de toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Indien tot tweemaal toe geen toereikend saldo beschikbaar is op de betaalrekening van de belastingschuldige waarvan door middel van automatische betalingsincasso geld wordt afgeschreven, wordt er een nieuwe termijn vastgesteld en komt de afgegeven machtiging tot automatische incasso te vervallen.

  • 4. In afwijking van lid 1, 2 en 3 geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als bedoeld in artikel 1 of meerdere andere heffingen: a. Lager is dan € 50,00 of meer is dan € 2.500,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later;

    • b.

      Hoger is dan of gelijk is aan € 50,00 maar lager is dan € 75,00 dat de aanslag dient te worden voldaan in drie termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;

    • c.

      Hoger is dan op of gelijk is aan € 75,00 maar lager is dan € 100,00 dat de aanslag dient te worden voldaan in vier termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing, voor zover deze wordt opgelegd met de aanslag.

  • 6. De rechten zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel moeten worden voldaan binnen 1 maand na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving zoals bedoeld in Hoofdstuk II, artikel 7 van deze verordening.

  • 7. De rechten zoals bedoeld in artikelen 3.1.2 tot en met 3.1.4 van hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel moeten terstond, na het doen van de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 14, lid 2, contant betaald worden.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 19 Kwijtschelding

  • 1. Bij de invordering van reinigingsrechten, als bedoeld in artikel 1, aanhef, onderdeel b, wordt geen kwijtschelding verleend.

  • 2. Bij de invordering van afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend. Een verzoekformulier om kwijtschelding van afvalstoffenheffing, als bedoeld in artikel 1, aanhef, onderdeel a, moet binnen drie maanden na dagtekening van de aanslag afvalstoffenheffing zijn ontvangen.

  • 3. Kwijtschelding voor een extra GFT container en/of een Rest container wordt niet verleend.

Artikel 20 Overgangsrecht

De verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van de Utrechtse Heuvelrug op 16 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 21, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 22 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afval en reiniging 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 december 2014.
de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug
de griffier de voorzitter
W.Hooghiemstra G.F. Naafs

TARIEVENTABEL

W.Behorende bij de “Verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Utrechtse Heuvelrug 2015”.

HOOFDSTUK 1 MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING

  • 1.1.1.

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 167,80

  • 1.1.2.

    De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1 wordt indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, word gebruikt door meer dan één persoon vermeerderd met € 41,93

  • 1.1.3.

    De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1.1 en 1.1.2 wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van: 1. een extra GFT container € 71,76; 2. een extra Rest container € 136,20

HOOFDSTUK 2 MAATSTAVEN EN JAARLIJKSE TARIEVEN REINIGINGSRECHTEN

  • 2.1.1.

    Het recht bedraagt per belastingjaar voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, exclusief het hoge Btw-tarief € 249,36

  • 2.1.2.

    De belasting als bedoeld in de onderdeel 2.1.1 wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van: 1. een extra GFT container, exclusief het hoge Btw-tarief € 71,76; 2. een extra Rest container, exclusief het hoge Btw-tarief € 136,20

HOOFDSTUK 3 MAATSTAVEN EN TARIEVEN OVERIGE AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN

  • 3.1.

    Het recht bedraagt voor: 3.1.1. vervangen afvalpasje bij verlies, diefstal of beschadiging binnen 5 jaar € 19,80

  • 3.1.2.

    bij een defect zonder schuld of pasje ouder dan 5 jaar kosten nihil, indien oude pasje retour.

  • 3.1.3.

    het achterlaten van asbestplaten met een maximum van 20 platen, per m2 € 3,20

  • 3.1.4.

    autobanden met velg tot 16 inch € 640

W.Behoort bij raadsbesluit van 15 december 2014.

W.De raad voornoemd,

W.de griffier, de voorzitter,

W.Hooghiemstra G.F. Naafs