Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug houdende regels omtrent de toepassing van bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug)

Geldend van 02-04-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug houdende regels omtrent de toepassing van bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug)

De burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,

Overwegende dat

  • -

    artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in, of, op, bij woningen of zodanige lokalen behorende erven:

  • -

    een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • -

    een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is;

  • -

    het feit dat de burgemeester, krachtens artikel 13b van de Opiumwet, de bevoegdheid heeft tot de oplegging van een last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting van lokalen en woningen, het wenselijk maakt om beleid te formuleren ten aanzien van de toepassing van deze bevoegdheid;

  • -

    het aanbeveling verdient een beleidsregel vast te stellen omtrent de oplegging van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet ter bevordering van de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid;

  • -

    de wet per 1 januari 2019 is gewijzigd ten aanzien van artikel 13b lid 1 Opiumwet;

  • -

    de jurisprudentie omtrent de toepasselijkheid van artikel 13b Opiumwet is beoordeeld;

  • -

    de handhavingsmatrixen zijn aangescherpt voor de beoordeling van de bestuursrechtelijke maatregelen.

Gelet op

artikel 13b Opiumwet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Besluit

het nieuwe ‘’Damoclesbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug’’ vast te stellen. Hiermee komt het huidige damoclesbeleid, zoals vastgesteld op 22 augustus 2013, te vervallen.

Inleiding

Dit beleid (hierna: Damoclesbeleid) heeft betrekking op de bevoegdheid tot de oplegging van een last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting van woningen en lokalen door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs of daartoe behorende voorwerpen of stoffen vanuit woningen of al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven. De maatregel die voortvloeit uit deze bevoegdheid is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit panden. Het belang dat hiermee wordt gediend, is de bescherming van de openbare orde en de volksgezondheid.

Het Damoclesbeleid vervangt het vorige Damoclesbeleid dat was neergelegd in de “Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet gemeente Utrechtse Heuvelrug”, vastgesteld op 30 augustus 2013. Allereerst vraagt de recente uitbreiding van artikel 13b van de Opiumwet om aanpassingen van het beleid. Deze uitbreiding van artikel 13b van de Opiumwet is in dit Damoclesbeleid verwerkt. Daarnaast is een herziening van het beleid wenselijk gelet op de ontwikkelingen in de rechtspraak. Tot slot vragen ook de opgedane ervaringen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug bij de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet om aanpassingen van het beleid.

Doel van de beleidsregels

Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit woningen en lokalen. Doel is om:

  • -

    overtredingen van de Opiumwet te beëindigen en te voorkomen;

  • -

    de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • -

    de bekendheid van de woning of het lokaal in het (georganiseerde) drugscircuit te doorbreken;

  • -

    te verhinderen dat de woning of het lokaal (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.

De toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is gericht op het pand (locatie) en niet de persoon of belanghebbende. Hiermee wordt primair beoogd:

  • -

    het verbeteren van het woon- en leefklimaat;

  • -

    het voorkomen en beheersen van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid;

  • -

    het voorkomen en beheersen van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden in de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

  • -

    het creëren van een preventief effect, in die zin dat pandeigenaren kritischer worden bij het verhuren van ruimten;

  • -

    effectievere bestrijding van illegale activiteiten rondom drugs.

Wettelijk kader

In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen of bij deze woningen of lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht of afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

De tekst van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3e, of artikel 11a voorhanden is.

Sinds 1 januari 2019 is dit artikel uitgebreid en kent artikel 13b van de Opiumwet aan de burgemeester tevens de bevoegdheid toe om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen of op bij deze woningen of lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is. Er is dan sprake van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot handel in en/of productie van drugs. De Opiumwet bevat geen nadere invulling van de kwalificatie van voorbereidingshandelingen.

1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1 Drugshandel

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in een woning of lokaal en/of de daarbij behorende erven, alsmede de voorbereidings- en bevorderingshandelingen daarvan.

Artikel 1.2 Harddrugs

Alle middelen die vermeld zijn op lijst I van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.

Artikel 1.3 Softdrugs

Alle middelen die vermeld zijn op lijst II van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.

Artikel 1.4 Woningen

De wetgever heeft het begrip woningen in het kader van artikel 13b Opiumwet niet nader gedefinieerd. In deze beleidsregels wordt daarom onder woningen verstaan een pand dat dient als woning dan wel gebruikt wordt als woning. Hieronder vallen zowel koop- en huurwoningen. Of het pand naar de aard en inrichting ook daadwerkelijk geschikt is om als woning te dienen, is daarbij niet van doorslaggevend belang.

Daarnaast wordt ook gekeken naar de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een toezichthouder van de gemeente Utrechtse Heuvelrug en in een controlerapport worden vastgelegd. Eventuele inschrijvingen in de gemeente basisadministratie zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning.

Onder het begrip woning vallen ook andere vormen van wonen, zoals wonen in een boot, woonwagen of caravan. Daarnaast vallen de daarbij behorende erven met de daarbij behorende opstallen ook onder het begrip woning.

Schijnwoning (het simuleren van de indruk dat het pand gebruikt wordt als woning), maakt niet dat er sprake is van een woning. Gebruik van het pand voor woondoeleinden voor meer dan een incidenteel karakter kan dan niet aannemelijk worden gemaakt. Bij schijnwoning zijn de beleidsregels inzake lokalen en de daarbij behorende erven van toepassing.

Artikel 1.5 Lokalen

In beginsel spreekt men van een lokaal indien er sprake is van een pand dat niet wordt gebruikt voor bewoning dan wel niet zijnde een woning.

Hieronder vallen alle al dan niet voor het publiek opengestelde lokalen en daarbij behorende erven, gronden en opstallen. Voorbeelden hiervan zijn winkels, horeca locaties en buurthuizen, maar ook bedrijfsruimten, magazijnen en loodsen.

Artikel 1.6 Handelsvoorraad drugs

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een woning of lokaal een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.

Het tegendeel dient aannemelijk te worden gemaakt. Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.

Concreet betekent dit dat in beginsel sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid:

  • -

    harddrugs: meer dan 0,5 gram;

  • -

    softdrugs: meer dan 5 gram;

  • -

    hennepplanten: meer dan 5 planten.

Artikel 1.7 Voorbereidingshandelingen

Op 1 januari 2019 is artikel 13b Opiumwet uitgebreid. Sinds deze wetswijziging heeft de burgemeester ook een sluitingsbevoegdheid wanneer in een woning of lokaal voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen.

Voor zover het de voorbereidingshandelingen betreft heeft de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester alleen betrekking op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van de artikelen 10a en 11a Opiumwet. Van voorbereidingshandelingen kan sprake zijn indien er een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf wordt aangetroffen, die vanwege de aard en de hoeveelheid of gezien de onderlinge combinatie, geschikt zijn voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, dan wel voor (grootschalige of bedrijfsmatige) illegale hennepteelt. Daarnaast kan dit ook blijken uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.

De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.

2. Algemene uitgangspunten handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet

Artikel 2.1 Informatie uitwisselen met politie

De politie en de gemeentelijke toezichthouders werken samen bij het observeren en constateren. Zij wisselen waar mogelijk informatie uit en trekken samen op. Deze informatie dient aan de burgemeester te worden verstrekt in het kader van zijn taak met betrekking tot de openbare orde (waaronder ook artikel 13b Opiumwet). De politie rapporteert aan de burgemeester, wanneer is geconstateerd dat in strijd met de Opiumwet in al dan niet voor het publiek toegankelijke woningen en lokalen voorbereidingshandelingen voor drugshandel of drugshandel plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.2 Last onder bestuursdwang

Als uitgangspunt van het beleid geldt dat een last onder bestuursdwang (tijdelijke sluiting) wordt opgelegd en niet een last onder dwangsom (betaling van een geldsom, indien de overtreding blijft voortduren of wordt herhaald).

Een last onder bestuursdwang is een zogenaamde herstelsanctie, titel 5.3 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een herstelsanctie is geen boete, maar is een maatregel die gericht is op het beëindigen van een overtreding en het herstellen van een onrechtmatige situatie.

Anders dan een last onder dwangsom leidt een last onder bestuursdwang direct tot beëindiging van de feitelijke overtreding. Gelet op het vaak (zeer grote) financiële gewin uit illegale drugshandel is het maar zeer de vraag of met het opleggen van een last onder dwangsom de overtreding (direct) ophoudt of niet meer wordt herhaald. Vanwege de grote winsten uit illegale drugshandel is het denkbaar dat de betaling van een dwangsom wordt ingecalculeerd. Van een last onder bestuursdwang gaat een duidelijker signaal uit, namelijk dat de illegale handel in drugs niet wordt geaccepteerd. Voorts kan met een last onder bestuursdwang makkelijker de loop uit het pand worden gehaald. Sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet beoogt het beëindigen of opheffen van locaties en betreft dus een pandgerichte aanpak.

Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een begunstigingstermijn gegeven waarbinnen de overtreder de gelegenheid krijgt om de woning of het lokaal te ontruimen en sluiten. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te ontruimen en te sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan de last onder bestuursdwang, kan de overtreder voorkomen dat de burgemeester bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat niemand de woning of het lokaal mag betreden.

Artikel 2.3 Zienswijze

Voordat de overtreder en/of eigenaar een last onder bestuursdwang wordt opgelegd, wordt de gelegenheid gegeven zijn zienswijzen kenbaar te maken. Indien de betrokkene van die gelegenheid gebruik maakt, wordt dit meegenomen in de overweging tot het nemen van de last onder bestuursdwang.

Artikel 2.4 Spoedeisendheid

Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang moet met een last tot het nemen van herstelmaatregelen en een begunstigingstermijn op schrift gesteld worden. Slechts indien de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de last tot de te nemen herstelmaatregelen niet af kan wachten, kan deze achterwege worden gelaten (artikel 5:31 lid 1 Awb). Wanneer de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de beslissing tot toepassing niet tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk nadat de bestuursdwang is toegepast op schrift worden gesteld (artikel 5:31, lid 2 Awb). Slechts bij uitzondering kan sprake zijn van een dergelijke spoedeisendheid. De aanpak is afhankelijk van de situatie, de omstandigheden en de impact op de openbare orde en veiligheid ter plaatse en de daaraan direct aanliggende omgeving.

Artikel 2.5 Uitvoeren sluiting door overtreder/rechtmatige eigenaar zelf

Wanneer een last onder bestuursdwang wordt opgelegd, krijgt de overtreder/rechtmatige eigenaar van de woning of het lokaal de gelegenheid om dit zelf af te sluiten. De sluiting wordt uitgevoerd door middel van het afdichten van deuren en ramen en zo nodig het vervangen van sloten. Onder het zelf afsluiten wordt verstaan het in het bijzijn van een medewerker van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (laten) vervangen van de sloten van de woning of het lokaal, waarna het door de gemeente verzegeld wordt. De sleutels van deze nieuwe sloten blijven gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Op deze manier heeft de gemeente, maar ook de huurder/eigenaar van de woning of het lokaal, de maximaal haalbare zekerheid dat er niemand anders in het bezit is van een sleutel waarmee eenvoudig toegang verschaft kan worden tot het gesloten pand.

Volgens vaste rechtspraak speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de eigenaar geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van de woning of het lokaal noopt. De rechtmatige eigenaar is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde, verhuurde of anderszins beschikbaar gestelde woning, lokaal en/of bijbehorende erven.

Artikel 2.6 Uitvoeren sluiting door gemeente Utrechtse Heuvelrug

Wanneer geen gehoor wordt gegeven aan de last onder bestuursdwang, zal de gemeente zelf de ramen en deuren afdichten op kosten van de eigenaar, indien hier noodzaak toe is, de sloten vervangen en het pand daarna verzegelen. Ook dan blijven de sleutels gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

Artikel 2.7 Ernstige vervuiling en/of bederfelijke goederen en zaken

Indien er sprake is van ernstige vervuiling en/of aanwezigheid van goederen en zaken die aan bederf of teloorgang onderhevig (kunnen) zijn, wordt gekozen voor ontsmetting en/of ontruiming.

Artikel 2.8 Huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat daarom ook het zorgdragen voor eventuele huisdieren in de woning of het lokaal. Mochten de dieren na het aflopen van de begunstigingstermijn nog in de woning of het lokaal aanwezig zijn, dan zullen die dieren bij de uitoefening van bestuursdwang worden verwijderd en opgevangen. De kosten zullen verhaald worden op degene aan wie het besluit tot toepassing bestuursdwang is gericht.

Artikel 2.9 Aanduiding op het pand

Na sluiting van een pand brengt de gemeente Utrechtse Heuvelrug hierop altijd een aanduiding aan, waarop staat dat het pand gesloten is ingevolge artikel 13b Opiumwet. Dit om duidelijk kenbaar te maken dat de woning of het lokaal gesloten is. Bovendien wordt dit gedaan om bij te dragen aan het beëindigen van de bekendheid als pand waar verdovende middelen beschikbaar zijn.

Artikel 2.10 Feitelijke sluiting

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, of het gehele lokaal en/of de daarbij behorende erven omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als er sprake is van drugshandel of voorbereidingshandelingen in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de drugshandel of voorbereidingshandelingen slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

Wanneer de sluiting niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot het sluiten van de woning of het lokaal. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen wier aanwezigheid wegens dringende redenen in het pand noodzakelijk is, mogen het pand nog betreden. Hiervan is echter in de praktijk zelden sprake. Van een dringende reden is bijvoorbeeld sprake bij schade aan het pand die, ter beperking van verdere schade, zo spoedig mogelijk gerepareerd dient te worden en betreding van het pand daarvoor noodzakelijk is. Voor het betreden van het pand is te allen tijde toestemming nodig van de burgemeester.

Artikel 2.11 De zaaks gebonden werking

Een wijziging in de huursituatie of de eigendomsoverdracht van een pand wordt niet automatisch als relevant beschouwd indien dit wordt gerealiseerd nadat een overtreding van de Opiumwet geconstateerd is. De opgelegde maatregelen zijn namelijk gebonden aan het gebouw en niet aan de eigenaar van het pand of de desbetreffende ondernemer. De sluiting van een gebouw kan dan ook niet worden opgeheven of worden ontlopen door het gebouw te verkopen.

Artikel 2.12 De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKPB)

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening. Mocht de sluiting worden opgeheven, dan wordt dit ook aangepast in de WKPB.

Artikel 2.13 Aanvullende maatregelen

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor (artikel 13b Woningwet) regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet) of wanneer er sprake is van een huurwoning, in geval van sluiting de huur op te zeggen (artikel 7:231 lid 1 BW). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2.14 Melding minderjarige bewoners

Indien in een woning of daarbij behorend erf middelen als bedoeld op lijst I en II van de Opiumwet worden aangetroffen en de woning wordt gesloten in de wetenschap dat er daarbij sprake is van minderjarige bewoners of betrokkenen, wordt door de gemeente melding gedaan bij de relevante zorg-organisaties.

3. Handhavingsrichtlijn

De sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

Artikel 3.1 Extra belangenafweging bij sluiting van woningen

Gelet op de vaste rechtspraak zal in het geval van eerste overtreding niet zonder meer tot sluiting van een woning worden overgegaan. Dit zal alleen het geval zijn wanneer er sprake is van een ernstig geval. De achtergrond hiervan is dat het sluiten van een woning zeer ingrijpend is voor de desbetreffende bewoner. Daarnaast is in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht op respect van de woning opgenomen.

Hierdoor zal er, indien sprake is van het mogelijk sluiten van een woning, een extra zorgvuldige belangenafweging gemaakt moeten worden. Hierbij zal in het bijzonder rekening gehouden moeten worden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Artikel 3.2 Sanctiestrategie woning en bijbehorend erf

Indien in woningen wordt geconstateerd dat drugshandel en/of voorbereidingshandelingen plaatsvinden dan wordt, met inachtneming van dit beleid, volgens onderstaande tabel 1 bestuursrechtelijk opgetreden:

Tabel 1: Handhavingsmatrix voor woningen en daarbij behorende erven

Voorbereidingshandelingen

1e constatering: sluiting voor de duur van 3 maanden

2e constatering*: sluiting voor de duur van 6 maanden

3e constatering*: sluiting voor de duur van 12 maanden

4e en volgende constatering*: sluiting voor de duur van 24 maanden

Softdrugs

1e constatering: waarschuwing

2e constatering*: sluiting voor de duur van 3 maanden

3e constatering*: sluiting voor de duur van 6 maanden

4e en volgende constatering*: sluiting voor de duur van 12 maanden

Harddrugs

1e constatering: sluiting voor de duur van 3 maanden

2e constatering*: sluiting voor de duur van 6 maanden

3e constatering*: sluiting voor de duur van 12 maanden

4e en volgende constatering*: sluiting voor de duur van 24 maanden

* binnen vijf jaar na de vorige constatering

Artikel 3.3 Sanctiestrategie bij lokaal en bijbehorend erf

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven wordt geconstateerd dat voorbereidingshandelingen plaatsvinden dan wordt, met inachtneming van dit beleid, volgens onderstaande tabel 2 bestuursrechtelijk opgetreden.

Tabel 2: Handhavingsmatrix voor lokalen en daarbij behorende erven

Voorbereidingshandelingen

1e constatering: sluiting voor de duur van 3 maanden

2e constatering*: sluiting voor de duur van 6 maanden

3e constatering*: sluiting voor de duur van 12 maanden

4e en volgende constatering*: sluiting voor de duur van 24 maanden

Softdrugs

1e constatering: sluiting voor de duur van 3 maanden

2e constatering*: sluiting voor de duur van 6 maanden

3e constatering*: sluiting voor de duur van 12 maanden

4e en volgende constatering*: sluiting voor de duur van 24 maanden

Harddrugs

1e constatering: sluiting voor de duur van 6 maanden

2e constatering*: sluiting voor de duur van 12 maanden

3e en volgende constatering*: sluiting voor de duur van 24 maanden

* binnen vijf jaar na de vorige constatering

Artikel 3.4 Indicatoren

Bij de te maken belangenafweging zijn onderstaande indicatoren van belang. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. De lijst heeft een niet-limitatief karakter. Ook op basis van de hieronder genoemde indicatoren kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden om direct over te gaan tot sluiting en de waarschuwing over te slaan of een langere sluitingsperiode te hanteren. Onderstaande lijst is nadrukkelijk een hulpmiddel:

  • A.

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet. Hierbij kan gedacht worden aan de soort aangetroffen middelen, aan de hoeveelheid als zodanig en of die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel. Het aantreffen van een handelshoeveelheid is op zichzelf al voldoende om aan te nemen dat er van handel sprake is (hierbij wordt aangesloten op de richtlijnen van het OM). Daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking hoeft niet aangetoond te worden;

  • B.

    de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het instant houden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

  • C.

    er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet (ook bij minder dan een handelshoeveelheid harddrugs);

  • D.

    de wijze waarop de aangetroffen middelen zijn verpakt;

  • E.

    het aantreffen van handelsgeld en/of aanwezigheid van (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • F.

    de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert (dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen etc.);

  • G.

    er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • H.

    er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals geweld, mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen); aannemelijk is dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • I.

    er sprake is van overlast vanuit de woning, waaronder gewelds- en openbare orde delicten in of rond de woning;

  • J.

    er sprake is van ondeugdelijke of ondoorzichtige huurconstructies en niet ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen;

  • K.

    er is sprake van recidive door dezelfde persoon;

  • L.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of omwonenden (hierbij kan gedacht worden aan de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit);

  • M.

    er is naast drugs(handel) sprake van het faciliteren van een andere vorm van criminaliteit vanuit de woning.

Indicatoren voorbereidingshandelingen

In de situatie dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen gelden de volgende indicatoren:

  • A.

    de aard van de stoffen of goederen (hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs);

  • B.

    de mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor productie van handel in drugs;

  • C.

    de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het instant houden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

  • D.

    de combinatie van aangetroffen stoffen (hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, et cetera);

  • E.

    de hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen;

  • F.

    de mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld, gebruikt of geproduceerd kunnen worden;

  • G.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan naast de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit gedacht worden aan brandgevaar, risico’s verbonden aan het gebruik van chemicaliën, et cetera).

Artikel 4 Afwijkingsbevoegdheid

Op grond van artikel 4:84 Awb kan van deze beleidsregels worden afgeweken wanneer toepassing van dit beleid voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen. Ieder geval wordt altijd aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden beoordeeld of sluiting of een minder vergaande sanctie opgelegd dient te worden. De burgemeester kan op grond van zijn discretionaire bevoegdheid en uit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit, gemotiveerd afwijken van deze beleidsregels.

Intrekking Damoclesbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug 2013

Met het vaststellen van deze beleidsregels wordt het ‘Damoclesbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug 2013’ ingetrokken.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking

Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Damoclesbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug

Ondertekening

Aldus besloten op 23 maart 2021 te Doorn,

G.F. Naafs

De burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.