Regeling vervallen per 01-01-2015

Afstemmingsverordening Wet investeren in Jongeren (WIJ) Valkenburg aand eGeul

Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2014

DE RAAD VAN DE GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 mei 2010;

gezien het advies van de commissie Cultuur, sociale zaken, Welzijn en Onderwijs (CSWO)

d.d. 7 juni 2010;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 12, eerste lid, onderdeel b en artikel 41 van de Wet investeren in jongeren (WIJ);

besluit vast te stellen: Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren (WIJ) gemeente Valkenburg aan de Geul

Artikel 1 begripsomschrijving

  • 1.

    In de verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet:

      de Wet investeren in jongeren (WIJ).

    • b.

      College:

      het college van burgemeester en wethouders.

    • c.

      WIJ-norm:

de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerder of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging en inclusief vakantietoeslag.

  • d.

    Maatregel:

    het verlagen van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid, van de wet.

  • e.

    Belanghebbende:

    degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

  • f.

    Inlichtingenplicht:

de verplichting bedoeld in artikel 44 van de wet en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • g.

    overige verplichtingen:

    de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet.

    • 2.

      zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde

betekenis als in de wet.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

1.Indien de belanghebbende naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen,

bedoeld in hoofdstuk 5, dan wel de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, wordt door het college overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

2.De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende

de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

3.Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende

3. redenen aanwezig acht.

Artikel 3 De berekeningsgrondslag en de ingangsdatum

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

  • 2.

    De maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt bij voorkeur opgelegd met ingang van de

eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende WIJ-norm.

3.In afwijking van het tweede lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd.

Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel

In het besluit tot het opleggen van de maatregel worden, voor zover van toepassing, vermeld: de reden, de duur en het percentage van de maatregel.

Artikel 5 Verjaring

Er wordt afgezien van het opleggen van een maatregel indien de maatregelwaardige gedraging meer dan drie jaren voor de constatering van die gedraging heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrecht inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 6 Samenloop van gedragingen

1.Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die

het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, vindt cumulatie plaats van de maatregelen.

2.Indien de maatregelen niet in één kalendermaand kunnen worden geëffectueerd, worden in

afwijking van artikel 3, tweede lid, de maatregelen na het besluit tot opleggen van de maatregel achtereenvolgend opgelegd.

Artikel 7 Gedragingen artikel 45 WIJ

Gedragingen van belanghebbende, inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen van artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1.eerste categorie:

het zich niet dan wel niet tijdig als werkzoekende laten registreren bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV werkbedrijf) of het niet dan wel niet tijdig laten verlengen van de registratie, dit als specifiek onderdeel van de verplichting het niet of in onvoldoende mate meewerken aan activiteiten of werkzaamheden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het in onvoldoende mate meewerken aan een plan met betrekking tot arbeidsinschakeling,

waaronder begrepen het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

b.het niet of in onvoldoende mate meewerken aan het behoud of bevorderen van

arbeidsbekwaamheid en wel in die zin dat niet of onvoldoende de verplichting wordt nagekomen gebruik te maken van een daartoe aangeboden voorziening, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindigen van die voorziening.

c.het niet of in onvoldoende mate meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, waaronder

begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de activiteiten of werkzaamheden.

  • d.

    het niet naar beste vermogen verrichten van opgedragen werkzaamheden of activiteiten.

  • e.

    het zich niet onderwerpen aan een door een arts noodzakelijk geachte behandeling van

    medische aard.

    3.derde categorie:

  • a.

    het niet of onvoldoende mate meewerken aan het behoud of bevorderen van

arbeidsbekwaamheid en wel in die zin dat niet of onvoldoende de verplichting wordt nagekomen gebruik te maken van een daartoe aangeboden voorziening, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening.

  • b.

    Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, waaronder

    begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, voor zover dit heeft geleid tot

    hetgeen doorgang vinden of tot voortijdige beëindigen van die activiteiten of

    werkzaamheden.

  • c.

    Het stellen van onredelijke eisen in verband met te verrichten algemeen geaccepteerde

arbeid, die het aanvaarden van of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren.

Artikel 8 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    De maatregel behorende bij de in artikel 7 vermelde categorieën wordt vastgesteld op:

    a.tien procent van de WIJ-norm inclusief eventuele toeslag en verlaging

    a. gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie.

    • b.

      vijftig procent van de WIJ-norm inclusief eventuele toeslag en verlaging gedurende een

      maand bij gedragingen van de tweede categorie.

    • c.

      Honderd procent van de WIJ-norm inclusief eventuele toeslag en verlaging gedurende een

      maand bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de

belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbare aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hoger categorie.

3.in afwijking van het eerste lid kan in bijzondere gevallen de maatregel met een langere duur

worden opgelegd, als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft.

Artikel 9 Waarschuwing

Van het opleggen van de maatregel wegens een gedraging van de eerste categorie, kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake de verwijtbare gedraging bedoeld in artikel 7, eerste lid, tenzij het niet nakomen van deze verplichtingen plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing kenbaar is gemaakt.

Artikel 10 Gedragingen

Gedragingen van belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 44 van de wet en/of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet voldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1.eerste categorie:

a.het niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn mededeling doen van alle feiten

en omstandigheden, waarvan belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op zijn recht op een werkleeraanbod en/of zijn recht op inkomensvoorziening.

  • b.

    Het niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn verlenen van medewerking die

    redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet.

  • c.

    Het niet of niet behoorlijk mededeling doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan

belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op zijn recht op een werkleeraanbod en/of zijn recht op inkomensvoorziening, voor zover dit niet heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan inkomensvoorziening.

2.tweede categorie:

het niet of niet behoorlijk mededeling doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan

belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op zijn recht op inkomensvoorziening, voor zover dit heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan inkomensvoorziening.

Artikel 11 De hoogte en de duur van de maatregel

  • 1.

    De maatregel behorende bij de in artikel 10 vermelde categorieën wordt vastgesteld op:

    • a.

      Tien procent van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste

      categorie.

    • b.

      Afhankelijk van het ten onrechte verstrekte bedrag bij een gedraging van de tweede

      categorie:

      • §

        Bij een netto ten onrechte verstrekt bedrag tot € 1.000,00: tien procent van de WIJ-

        norm gedurende een maand.

      • §

        Bij een netto ten onrechte verstrekt bedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: twintig

        procent van de WIJ-norm gedurende een maand.

      • §

        Bij een netto ten onrechte verstrekt bedrag van €2.000,00 tot € 4.000,00: veertig

        procent van de WIJ-norm gedurende een maand.

      • §

        Bij een netto ten onrechte verstrekt bedrag van € 4.000,00 of meer: honderd procent

        van de WIJ-norm gedurende een maand.

  • 2.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de

belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbare aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde ( of een hogere) categorie.

3.indien de maatregel bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van de beëindiging van het

recht op inkomensvoorziening niet kan worden opgelegd, wordt de maatregel alsnog opgelegd wanneer binnen twee jaar na beëindiging van de inkomensvoorziening een nieuw recht op inkomensvoorziening ontstaat.

Artikel 12 Waarschuwing

Van het opleggen van de maatregel als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, kan worden afgezien en kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake het niet binnen de daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie, tenzij het te laat verstrekken van inlichtingen plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in het kader van de inlichtingenplicht kenbaar is gemaakt.

Artikel 13 Overige bepalingen schending inlichtingenplicht

De maatregel als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het openbaar ministerie en blijft definitief achterwege indien ter zake een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 14 Zeer ernstige misdragingen

Indien de belanghebbende zich jegens het college of zijn medewerkers zeer ernstig misdraagt legt het college een maatregel op. In een hiertoe opgesteld protocol wordt nader aangegeven wanneer sprake is van zo’n zeer ernstige misdraging.

  • 1.

    vijftig procent van de WIJ-norm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan

    worden als vernieling.

  • 2.

    honderd procent van de WIJ-norm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan

    worden als bedreiging, belaging of mishandeling.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Uitvoering

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 17 Inwerkingtreding

De Afstemmingsverordening WIJ treedt in werking op 1 juli 2010.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Afstemmingsverordening WIJ

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 juni 2010

De griffier, De voorzitter,

A.M. Hoeberigs Drs. M.J.A. Eurlings