Regeling vervallen per 01-01-2016

Bezoldigingsregeling personeel in dienst van de gemeente Valkenburg aan de Geul

Geldend van 01-11-2008 t/m 31-12-2015

Intitulé

Bezoldigingsregeling personeel in dienst van de gemeente Valkenburg aan de Geul

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul;

Gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) van de gemeente Valkenburg aan de Geul;

Gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;

Gezien de bereikte overeenstemming in het Georganiseerd overleg d.d. 15 oktober 2008;

Besluiten tot vaststelling van de navolgende

Bezoldigingsregeling personeel in dienst van de gemeente Valkenburg aan de Geul

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

CAR-UWO

Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst van de gemeente Valkenburg aan de Geul;

Het college

Het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul

Medewerker

De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR.

De werknemer in de zijn van artikel 2:5 van de CAR, respectievelijk artikel 2:5:1 van de UWO.

Bezoldiging

De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, lid 2, onderdeel c CAR, zijnde:

Het salaris vermeerderd met de aan de betreffende medewerker toegekende emolumenten en toelagen voor zover deze van structurele aard zijn, alsmede de waarnemingtoelage en functioneringstoelage. Er is sprake van structurele toelagen en/of emolumenten wanneer deze voor onbepaalde tijd zijn toegekend of wanneer deze gedurende langere periode in een bepaald patroon zijn te herkennen. De toelagen en/of emolumenten kunnen uitsluitend betrekking hebben op:

Toelage onregelmatige dienst;

Vergoeding wachtdiensten;

Verschuivingsvergoeding;

Afbouwtoelage;

Inconveniëntentoelage;

Ambtstoelage;

Bijzondere toelage;

Arbeidsmarkttoelage;

Bindingspremie;

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.Salaris

Het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR.

Salarisschaal

De schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a en bijlage II en IIa van de CAR/UWO.

Aanloopschaal

De aanloopschaal is de salarisschaal die één (1) schaal onder de feitelijke salarisschaal waarin de betreffende functie is ingeschaald, ligt.

Periodiek

Een aanduiding zijnde een getal dat bij de salarisschaal in bijlage IIa van de CAR/UWO is opgenomen.

Toelagen

Alle in deze regeling genoemde toelagen waarop aanspraak bestaat.

Maximumsalaris

Het hoogste bedrag van een salarisschaal.

Volledige betrekking

De betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR.

Functie

Het samenspel van werkzaamheden door de medewerker te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen.

De jaarlijkse personeelsbeoordeling

De eindbeoordeling voortvloeiende uit de jaarlijkse cyclus van plannings-, functionerings- en beoordelingsgesprekken conform “het beoordelingsreglement gemeente Valkenburg aan de Geul 2008”.

Artikel 2 Recht op salaris

Lid 1

Een medewerker heeft recht op salaris vanaf het moment dat hij feitelijk in dienst treedt.

Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen ingangsdatum is opgenomen, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de medewerker zijn werkzaamheden heeft aangevangen.

Lid 2

Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de arbeidsduur per week, en uitbetaald per maand.

Lid 3

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de betreffende kalendermaand.

Lid 4

Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij het college beargumenteerd anders bepaald.

Artikel 3 Salaris bij deeltijd

Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige werktijd.

Artikel 4 Bepalen salarisschaal

Lid 1

Het salaris van de medewerkers waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR-UWO.

Lid 2

De toepassing van bijlage IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR-UWO.

Lid 3

Het college bepaalt de voor de betreffende functie geldende salarisschaal. Dit vindt plaats aan de hand van functiebeschrijvingen, functiewaarderingsonderzoek en de vastgestelde conversie.

Lid 4

Indien de medewerker (nog) niet volledig voldoet aan de eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden op een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan het maximum van de voor de functie geldende salarisschaal (zie artikel 5 van deze regeling).

Lid 5

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

Lid 6

Zonder voorafgaand ontslag kan voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan het salaris van de reeds voor hem geldende salarisschaal. Een verlaging kan wel plaatsvinden bij definitieve herplaatsing van een zieke medewerker als bedoeld in artikel 7:16 lid 2 CAR dan wel bij disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR/UWO.

.

Lid 7

Het salaris van een WIW-, Melkert-, Instroom- of Doorstroombaan wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het Besluit In- en Doorstroombanen en de Regeling uitvoering en financiering Besluit In- en Doorstroombanen zoals deze thans gelden en nadien zullen worden gewijzigd.

Artikel 5 Salaris bij indiensttreding

Lid 1

Bij indiensttreding kent het college de medewerker het salaris toe, dat in de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal is vermeld bij periodiek 0.

Lid 2

Ingeval daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat kan van het bepaalde in het vorige lid worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van de betreffende salarisschaal. Argumenten hiervoor zijn gelegen in:

  • ·

    het hebben van aantoonbare relevante werkervaring;

  • ·

    de aansluiting van het aangetoonde salaris van de vorige dienstbetrekking ten opzichte van de huidige dienstbetrekking.

Lid 3

Indien de medewerker bij indiensttreding naar verwachting nog niet volledig voldoet aan de eisen die de functie stelt, wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Inschaling in de aanloopschaal is alleen mogelijk indien de verwachting bestaat dat er binnen afzienbare tijd wordt voldaan aan de gestelde eisen. Een dergelijke inschaling is altijd gekoppeld aan een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij wijze van proef conform artikel 2:4 lid 4 van de CAR.

Lid 4

De maximale duur dat een medewerker in de aanloopschaal verblijft bedraagt één (1) jaar. Bij bevordering naar de reguliere schaal zijn de bepalingen uit artikel 9 van deze regeling van toepassing.

Artikel 6 Toekenning periodieke verhoging

Lid 1

Het salaris van de medewerker wordt bij gebleken voldoende functioneren binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Dit geldt niet voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt. Gebleken voldoende functioneren wordt bepaald aan de hand van de jaarlijkse personeelsbeoordeling.

Lid 2

De salarisverhoging wordt toegekend voor de eerste maal met ingang van 1 januari van het jaar volgend op de aanstelling.

Lid 3

Het tijdstip waarop ingevolge lid 2 van dit artikel voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

Lid 4

In afwijking van het gestelde in het tweede lid vindt bij indiensttreding of bevordering op of na 1 oktober, per 1 januari daaropvolgend geen periodieke verhoging plaats.

Lid 5

De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Lid 6

Als er in een betreffend jaar niet meer dan zes maanden arbeid is verricht, kan het college bepalen, dat niet kan worden vastgesteld of sprake is van voldoende functioneren in de zin van lid 1. De volgende tijd kan aangemerkt worden als het niet verrichten van arbeid:

  • 1

    tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de medewerker, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de diensttijd;

  • 2

    tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een half jaar te boven gaat;

  • 3

    tijd gedurende welke de medewerker in de uitoefening van zijn functie is geschorst:

  • 4

    bij wijze van disciplinaire straf;

  • 5

    van rechtswege, behoudens in geval van plaatsing of in bewaringstelling in een instelling voor psychiatrie of een daarmee gelijk te stellen inrichting;

  • 6

    op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging terzake een misdrijf tegen hem is ingesteld, of hem het voornemen tot oplegging van de straf is aangezegd, dan wel hem die straf is opgelegd;

  • 7

    omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde, tenzij het tot schorsen bevoegd gezag het tegendeel bepaald.

  • 8

    Tijd doorgebracht wegens al dan niet verwijtbare arbeidsongeschiktheid.

Lid 7

Indien vaststaat, dat een schorsing, als bedoeld in lid 6 sub 3 van deze regeling, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mee voor de vaststelling van de diensttijd.

Lid 8

In afwijking van het bepaalde in lid 6 sub 2 van dit artikel kan, indien de medewerker in het algemeen belang verlof zonder bezoldiging geniet voor een tijdvak van langer dan een half jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de diensttijd.

Artikel 7 Niet toekennen periodieke verhoging

Lid 1

Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of inzet van de medewerker, zoals blijkt uit de jaarlijkse personeelsbeoordeling, kunnen salarisverhogingen als bedoeld in artikel 6 achterwege worden gelaten.

Lid 2

Zolang ten aanzien van de medewerker het vorige lid toepassing vindt, wordt jaarlijks opnieuw bekeken in hoeverre er aanleiding bestaat deze toepassing voort te zetten.

Lid 3

Nadien kan bepaald worden, dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

Lid 4

Als er een besluit wordt genomen over het toepassen van het eerste, tweede of derde lid van dit artikel wordt de medewerker daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld. Het informeren van de medewerker vindt in elk geval plaats voor de datum waarop de salarisverhoging zou zijn ingegaan. Deze schriftelijke informatie bevat tevens de redenen voor het betreffende besluit.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging

Lid 1

Aan de medewerker, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver of andere door het college van voldoende belang geachte omstandigheden. Een dergelijke toekenning vindt plaats op basis van de jaarlijkse personeelsbeoordeling.

Lid 2

Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip, waarop ingevolge artikel 6 lid 2 van deze regeling een salarisverhoging zou moeten worden toegekend, onverlet, tenzij door de werkgever anders wordt bepaald.

Artikel 10 Salarisverhoging bij bevordering naar een hogere schaal

Lid 1

Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten. Indien deze overschaling tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging vindt eerst de overschaling plaats en wordt vervolgens de periodieke verhoging toegepast.

Lid 2

Bij toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het nieuwe salaris met één (1) periodiek verhoogd, indien het naast hoger gelegen salaris in de nieuwe schaal een groei van minder dan 75% bedraagt, welke de medewerker zou hebben ontvangen indien hij in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben heeft gekregen.

Lid 3

Voor de medewerker die het maximum van de oude schaal heeft bereikt, moet de groei minimaal 75% van het salarisverschil bedragen, welke de medewerker met de voorgaande periodieke verhoging in de oude schaal heeft gekregen.

Lid 4

Op de medewerker als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder a van de CAR is artikel 27 van deze regeling van toepassing.

Artikel 11 Persoonlijke toelage

Lid 1

Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan in specifieke situaties een toelage worden toegekend tot een bedrag van het verschil tussen het maximum van de geldende schaal en het bedrag dat de medewerker zou ontvangen bij overschaling naar de eerst volgende gelegen schaal (conform de bepaling uit artikel 9 van deze regeling).

Lid 2

Toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde toelage vindt plaats als hier naar het oordeel van het college aanleiding toe is.

Lid 3

De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage wordt toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Lid 4

Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 24 van deze regeling.

Artikel 12 Tijdelijke persoonlijke toelage

Lid 1

Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan in specifieke situaties een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend van het verschil tussen het maximum van de geldende schaal en het bedrag dat de medewerker zou ontvangen bij overschaling in de eerstvolgende hoger gelegen schaal (conform de bepaling uit artikel 9 van deze regeling).

Lid 2

Toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde toelage vindt plaats als hier naar het oordeel van het college aanleiding toe is.

Lid 3

De toelage dient vergezeld te gaan met schriftelijk vastgelegde afspraken over de duur, de grond, de hoogte en de ingangs- en einddatum van de toelage.

Lid 4

De toelage kan verlengd worden tot een maximumduur van twee jaar.

Lid 5

De toelage wordt in één keer uitbetaald na afloop van de periode van de toekenning, met dien verstande dat indien de periode van de toelage een kalenderjaar overschrijdt er een tussentijdse betaling plaatvindt in de maand december.

Lid 6

De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Lid 7

Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeachtde duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 24 van deze regeling.

Artikel 13 Arbeidsmarkttoelage en bindingspremie

Lid 1

Aan de medewerker kan een arbeidsmarkttoelage dan wel bindingspremie worden toegekend.

Lid 2

Mogelijke redenen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde toelage of premie toe te kennen zijn:

het voorkomen van uitstroom van betreffende medewerker;

het aantrekken van potentiële medewerkers, die zonder een dergelijke toelage niet in dienst zouden treden.

Lid 3

De arbeidsmarkttoelage wordt toegekend voor een tijdvak van minimaal 1 jaar.en maximaal 3 jaar.

Lid 4

De hoogte van de arbeidsmarkttoelage bedraagt maximaal het verschil tussen het huidige schaalbedrag en het maximum van de naast hogere salarisschaal.

Lid 5

De arbeidsmarkttoelage eindigt in ieder geval op de in het derde lid vastgestelde vervaldatum.

Lid 6

Wanneer de situatie van de arbeidsmarkt waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid worden toegekend.

Lid 7

De arbeidsmarkttoelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven. Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de arbeidsmarkttoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de arbeidsmarkttoelage.

Lid 8

Bij het beëindigen van de arbeidsmarkttoelage, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 24 van deze regeling.

Lid 9

De bindingspremie wordt betaald aan het eind van een bij de toekenning overeengekomen tijdvak.

Lid 10

Het college kan in een individueel geval aan de toekenning van de bindingspremie voorwaarden verbinden ten aanzien van de bindingstermijn en de hoogte van de bindingspremie evenals aan de afspraak met de betrokken medewerker tot het in dienst blijven bij de gemeente Valkenburg aan de Geul gedurende deze bindingstermijn.

Lid 11

Heeft de medewerker, vanwege een oorzaak die naar het oordeel van het college niet aan de medewerker te wijten is, niet voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 10, dan kan de bindingspremie gedeeltelijk worden toegekend.

Artikel 14 Gratificatie

Lid 1

Indien een medewerker een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan het college een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de UWO toekennen.

Lid 2

De in lid 1 bedoelde prestatie betreft een activiteit die niet uit de functiebeschrijving voortvloeit.

Lid 3

De gratificatie wordt netto uitgekeerd en bedraagt ten hoogste 2,5% van het bruto jaarsalaris gemaximeerd tot aan het salaris gebaseerd op het maximum van schaal 11.

Lid 4

Een deeltijder ontvangt de gratificatie naar evenredigheid van de omvang van de dienstbetrekking.

Artikel 15 Groepsgratificatie

Lid 1

Indien een groep medewerkers als collectief een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan de werkgever een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de UWO toekennen.

Lid 2

De in lid 1 bedoelde prestatie betreft een activiteit die niet uit de functiebeschrijving voortvloeit.

Lid 3

De groepsgratificatie wordt netto uitgekeerd en bedraagt per persoon ten hoogste 2,5% van het bruto jaarsalaris gemaximeerd tot aan het salaris gebaseerd op het maximum van schaal 11.

Lid 4

Bij de verdeling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gratificatie wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijders en voltijders.

Artikel 16 Nadere regels

Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 15 van deze regeling kan de werkgever nadere regels vaststellen.

Artikel 17 Toelage in verband met minimumloon

Lid 1

Indien het salaris van een medewerker buiten zijn toedoen minder bedraagt dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de medewerker, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

Lid 2

Voor de medewerker met een niet volledige werktijd wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.

Artikel 18 Waarnemingstoelage

De medewerker die tijdelijk een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het in artikel 3:1:2 van de UWO bepaalde.

Artikel 19 Overwerk

Lid 1

Onder overwerk wordt verstaan hetgeen in artikel 1:1 lid 1 sub l van de CAR is bepaald.

Lid 2

De medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan schaal 11 ontvangt voor overwerk een vergoeding conform artikel 3:2:1 van de UWO.

Artikel 20 Inconveniëntentoelage

Lid 1

Aan de medewerker, die naar het oordeel van het college onder bezwarende omstandigheden lichamelijke aard arbeid verricht, verleent het college een compensatie in de vorm van een toelage op het salaris of op het aantal voor de medewerker beschikbare verlofuren, tenzij compensatie voor de bedoelde bezwarende omstandigheden aantoonbaar zijn verdisconteerd in de bezoldiging van de medewerker.

Lid 2

Het college kan nader bepalen wat onder ´bezwarende omstandigheden van lichamelijke aard´ moet worden verstaan.

Artikel 21 Onregelmatige dienst

Lid 1

Behoudens de uitzondering in artikel 3:3 lid 2 CAR, wordt aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan het maximum van schaal 11 en die, anders dan bij wijze van overwerk, volgens een werkrooster geregeld of naar de aard van zijn functie vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur, een toelage toegekend.

Lid 2

De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel:

  • a)

    20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

  • b)

    40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur en op zaterdag;

  • c)

    65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid 3 UWO, met dien verstande dat genoemde percentage worden berekend over ten hoogste het salaris per uur (uurloon), dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximum van salarisschaal 6.

Lid 3

Voor de in het vorige lid onder sub a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de werkzaamheden zijn aangevangen vóór 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

Lid 4

De medewerker voor wie naar het oordeel van de werkgever bij de vaststelling van de bezoldiging of bij de regeling van de overige rechtstoestand rekening is gehouden met onregelmatige diensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.

Lid 5

In bijzondere gevallen kan de werkgever een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in de voorgaande leden.

Artikel 22 Toelage Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

Aan de medewerkers die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR ingevolge een schriftelijke aanwijzing van het college zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moeten houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten, wordt een toelage toegekend volgens de “vergoedingsregeling bereikbaarheidsdienst”.

Artikel 23 Garantieregelingen

Lid 1

De medewerker die een garantietoelage ontvangt, die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen.

Lid 2

De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden voorgesteld voor het gemeentelijk personeel.

Lid 3

Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de garantietoelage.

Lid 4

Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 24 Afbouwtoelage

Lid 1

Aan de medewerker wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat van tenminste 3% van de som van het salaris en de toelage, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij de betreffende toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering daarvan, gedurende tenminste 2 jaren zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

Lid 2

De hoogte van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage is het bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de 12 maanden voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand is toegekend aan de betreffende vergoeding of toelage..

Lid 3

De duur van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aflopende toelage bedraagt een vierde deel van de tijd dat de ambtenaar de betreffende toelage zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten, met dien verstande dat de toelage als bedoeld in het eerste lid maximaal drie jaar bedraagt

De uitkeringsduur wordt verdeeld in drie gelijke termijnen, waarbij – te beginnen met de eerste termijn – afronding naar boven op een gehele maand plaatsvindt, met dien verstande dat hierdoor de vastgestelde totaal duur van de uitkeringsperiode van de toelage niet mag worden overschreden.

In de eerste termijn ontvangt de medewerker 75% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

In de tweede termijn ontvangt de medewerker 50% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

In de derde termijn ontvangt de medewerker 25% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging.

Lid 4

De medewerker van 55 jaar of ouder ontvangt in afwijking van het eerste lid een blijvende toelage, mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaar zonder onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

Lid 5

De aflopende toelage als bedoeld in lid 1 wordt omgezet in een blijvende toelage, zodra de medewerker 55 jaar wordt en mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

Lid 6

De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zijn van de vorige leden.

Artikel 25 Bezoldiging bij ziekte

Lid 1

De hoogte van de bezoldiging van een zieke medewerker wordt bepaald op grond van de artikelen 7:3 en 7:4 van de CAR.

Lid 2

Het bedrag van de bezoldiging bedoeld in artikel 7:3 van de CAR wordt vastgesteld door het salaris te vermeerderen met het bedrag dat de ambtenaar gemiddeld over een periode van 3 maanden voorafgaande aan de eerste ziektedag ontvangen heeft aan toelage onregelmatige dienst, (tijdelijke) persoonlijke toelage, arbeidsmarkttoelage, bindingspremie, garantietoelage en afbouwende toelage.

Voor de periode van 3 maanden kan worden afgeweken wanneer deze periode een afwijkend beeld geeft van het gemiddelde. Voor zover de medewerker op de eerste ziektedag minder dan 3 maanden zijn betrekking heft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

Artikel 26 Algemene salariswijzigingen

Indien in het overleg tussen het College voor Arbeidszaken en de centrales van overheidspersoneel een salariswijziging met een algemeen karakter voor de sector gemeenten wordt overeengekomen, dan wordt door het college met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de in bijlage IIa opgenomen salarisschalen.

Artikel 27 Toepassing bijlage II CAR/UWO

Voor de medewerker zoals bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder a van de CAR gelden de volgende bepalingen:

Lid 1

Bij bevordering naar een hogere schaal of bij aanstelling in een nieuwe functie wordt de medewerker ingeschaald in de corresponderende schaal conform bijlage IIa CAR-UWO (zie ook artikel 9 lid 4).

Lid 2

Bij het bereiken van het maximum van de geldende schaal vindt overschaling plaats in de corresponderende salarisschaal zoals opgenomen in bijlage IIa CAR-UWO.

Lid 3

Indien het salarisverschil tussen de salaristabel in bijlage II CAR-UWO en de salaristabel in bijlage IIa CAR-UWO bij overschaling minder dan 75% van het salarisverschil bedraagt, welke de medewerker zou hebben ontvangen indien hij in zijn oude schaal een verhoging naar een hoger salarisnummer zou hebben gekregen, wordt de medewerker ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naast hogere bedrag.

Lid 4

Voor de medewerker die het maximum van de oude schaal heeft bereikt, moet de groei minimaal 75% van het salarisverschil bedragen, welke de medewerker met de voorgaande verhoging van salarisnummer in de oude schaal heeft verkregen.

Artikel 28 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Lid 1

Deze regeling kan worden aangehaald als “Bezoldigingsregeling personeel in dienst van de gemeente Valkenburg an de Geul”..

Lid 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2008.

Op dat tijdstip vervalt de Bezoldigingsverordening 1997.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2008.

w.g. w.g.

L.T.J.M. Bongarts, drs. M.J.A. Eurlings,

gemeentesecretaris/algemeen directeur. burgemeester.