Regeling vervallen per 02-02-2012

Kwaliteitsverordening peuterspeelzaalwerk Gemeente Valkenswaard 2007

Geldend van 01-09-2007 t/m 01-02-2012

Intitulé

Kwaliteitsverordening peuterspeelzaalwerk Gemeente Valkenswaard 2007

De raad van de gemeente Valkenswaard;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 30 januari 2007;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende:

"Kwaliteitsverordening peuterspeelzaalwerk Gemeente Valkenswaard 2007".

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. BegripsomschrijvingenIn deze verordening wordt verstaan onder:

peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot en met vier jaar gedurende een of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur per dag met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen;

peuterspeelzaal:

een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

houder:

een natuurlijke of rechtspersoon die een peuterspeelzaal exploiteert;

beroepskracht:

degene die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over een voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificatiesbegeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal.

NEN:

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut vastgestelde norm.

Hoofdstuk 2 AANVRAAG

Artikel 2. Aanvraag in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal1. Voor het mogen houden van een peuterspeelzaal dient voorafgaand een vergunning te worden verkregen van burgemeester en wethouders;2. De vergunning aanvraag vindt schriftelijk plaats met behulp van door het college vastgestelde richtlijnen of formulieren.Bij de aanvraag voor een verklaring op grond van deze verordening voor het houden van een peuterspeelzaal dienen in ieder geval te worden overlegd:a. een omschrijving van de voorziening;b. de openingstijden;c. een schets van de ligging van het perceel en een tekening/plattegrond van de peuterspeelzaal waarin de opvang plaatsvindt;d. het totaal aantal kinderen dat per dagdeel maximaal aanwezig zal zijn;e. de leeftijden van de kinderen per groep;f. het minimum aantal functionarissen dat per groep per dagdeel aanwezig zal zijn, alsmede een afschrift van hun diploma's;g. een afschrift van de aansprakelijkheids- en ongevallenpolis;h. gegevens over de getroffen veiligheidsvoorzieningen;i. het aantal m² werk-/speeloppervlakte per kind (binnen- en buitenruimte);j. indien de houder een natuurlijk persoon is: een opgave van naam, adres en geboortedatum;k. indien de houder een rechtspersoon is: een opgave van namen en adressen van de bestuursleden en de statuten;l. naam en adres van de contactpersoon3. Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen tot het instandhouden van een peuterspeelzaal, indien aan de kwaliteitsregels, opgenomen in deze verordening wordt voldaan;4. Indien aan de kwaliteitsregels wordt voldaan ontvangt de houder van een peuterspeelzaal van burgemeester en wethouders een daartoe strekkende vergunning; 5. In afwijking van lid 2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 13 en artikel 27.

Artikel 3. Voorschriften en beperkingen.1. Aan een krachtens deze verordening verstrekte vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmede de vergunning is vereist;2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning verleend is, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.Artikel 4. Behandeling aanvragen vergunning en/of ontheffing.Op de behandeling van aanvragen voor een vergunning zijn artikelen 4.11., 4.12., 4.13. ,4.14. en 4.15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.Artikel 5. Verplichtingen van de houder.1. De vergunning wordt verleend aan de houder van een peuterspeelzaal en is derhalve niet overdraagbaar;2. De houder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in de peuterspeelzaal te hangen.Artikel 6. Intrekking vergunning.Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen de verleende vergunning tijdelijk of blijvend intrekken, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die al dan niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

Artikel 7. Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerkDe houder geeft in de vergunning aanvraag aan het college aan voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden:

ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’;ambitieniveau 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen’.

Artikel 8. Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal1. Een peuterspeelzaal wordt niet in exploitatie genomen alvorens hiertoe door het college van burgemeester en wethouders toestemming is verleend. 2. Indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 23, eerste lid, eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen in hoofdstuk 3 van deze verordening, kan de exploitatie vanaf dat moment plaatsvinden.

Artikel 9. Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaalHet is verboden een peuterspeelzaal in stand te houden indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 23 eerste lid, blijkt dat niet aan de eisen van de verordening wordt voldaan.

Artikel 10. Register1. Het college houdt een register bij van peuterspeelzalen. In dit register worden na een vergunning aanvraag onmiddellijk de gegevens opgenomen die ingevolge artikel 2, tweede lid en artikel 3 zijn verstrekt. 2. Het college deelt de houder schriftelijk mee dat opneming van de peuterspeelzaal in het register heeft plaatsgevonden. 3. Het register ligt op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

Artikel 11. Wijzigingen van gegevens1. De houder doet van wijzigingen in de gegevens die bij de vergunning aanvraag zijn verstrekt, onmiddellijk mededeling aan het college. 2. Het college deelt de houder schriftelijk mee dat de wijzigingen in het register zijn aangetekend.

Hoofdstuk 3 KWALITEITSREGELS

Artikel 12. Algemene kwaliteitseisen1. De houder van een peuterspeelzaal biedt peuterspeelzaalwerk aan dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. 2. De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk.

Artikel 13. Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheidDe houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elk door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving, in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt.Alle peuterspeelzalen moeten voldoen aan de in de Notitie peuterspeelzaalwerk gemeente Valkenswaard vastgestelde bouweisen. Minimaal wordt aandacht besteed aan:1. Voldoende daglicht (zo min mogelijk kunstlicht overdag.)2. Wanden tot een hoogte van 120 cm splintervrij en afwasbaar, vloeren afwasbaar.3. De temperatuur mag niet onder de 17 graden Celsius en boven de 27 graden Celsius komen.4. Ramen en deuren moeten voorzien zijn van beveiliging.5. Per 10 kinderen, een toilet met handenwasgelegenheid.6. Sanitaire voorzieningen moeten zodanig gesitueerd zijn dat kinderen vanuit de leefruimte zelfstandig naar het toilet kunnen.7. Er dient een aankleedtafel aanwezig te zijn volgens ergonomische eisen conform de arbo convenant peuterspeelzalen 2005.8. De voorzieningen gericht op brandveiligheid en veilige ontvluchting bij brand moeten voldoen aan de richtlijnen van gebouwen NEN 3892 en NEN 3894;9. In de peuterspeelzaal is een brandblusapparaat aanwezig dat jaarlijks dient te worden gekeurd;10. De verwarmingsapparaten zijn zodanig opgesteld en uitgevoerd, dat kinderen zich daaraan niet kunnen verwonden en de bedieningsorganen niet kunnen bereiken;11. Ruiten beneden 1,40 meter dienen te zijn vervaardigd van veiligheidsglas dan wel afdoende beveiligd;12. Wandcontactdozen dienen te zijn geaard en te zijn afgeschermd en bij voorkeur onbereikbaar te zijn voor kinderen;13. Eventueel aanwezige vaste trappen dienen veilig te zijn voor kinderen;14. Voorwerpen en vloeistoffen die gevaar voor kinderen kunnen opleveren moeten buiten bereik van kinderen worden opgeborgen c.q. gehouden;15. In de peuterspeelzaal is een telefoon aanwezig. In de onmiddellijke nabijheid daarvan bevinden zich het algemeen alarmnummer en het telefoonnummer van de huisarts;16. In de peuterspeelzaal is een volledig uitgeruste EHBO-trommel aanwezig en een zogenaamde giflijst;17. In de peuterspeelzaal is ten tijden van de openstelling minimaal één functionaris aanwezig die in het bezit is van een geldig peuter EHBO-diploma.18. De peuterspeelzaal en de inrichting daarvan verkeren in zindelijke staat, conform het protocol Hygiënebegeleiding Kindercentra" van de GGD Zuidoost-Brabant.19. De houder van de peuterspeelzaal moet ten behoeve van in de zaal aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

Artikel 14. Oppervlakte speelruimte1. Voor ieder kind is minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte aan binnenspeelruimte beschikbaar. (NEN 2580).2. Voor ieder kind is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de bruto-oppervlakte minimaal 4 m2 per kind bedraagt en die voor kinderen bereikbaar is. (NEN 2580)

Artikel 15. Groepen en groepsgrootte. 1. De opvang van kinderen vindt plaats in vaste groepen in passend ingerichte vaste groepsruimtes.2. In een groep zijn ten hoogste 16 kinderen gelijktijdig aanwezig.

Artikel 16. Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep1. Het aantal beroepskrachten of begeleiders per groep is afhankelijk van het door de houder gekozen ambitieniveau.2. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’ zijn er in elke groep ten minste twee begeleiders aanwezig en er is één beroepskracht voor ten minste 50% van de openingsuren aanwezig in de peuterspeelzaal.3. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’ zijn er in elke groep ten minste één beroepskracht en één begeleider aanwezig.4. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen’ zijn er in elke groep ten minste twee beroepskrachten aanwezig.

Artikel 17. Overeenkomst tussen houder en ouder Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder.

Artikel 18. Informatieplicht aan de ouders De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:a. de plaatsingsprocedure en deelnamevoorwaarden;b. het gekozen ambitieniveau als bedoeld in artikel 7;c. het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid, alsmede het pedagogisch beleid waarin vanuit de visie op de ontwikkeling van kinderen de visie op de omgang met kinderen is beschreven;d. de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na plaatsing van het kind bij de peuterspeelzaal.

Artikel 19. Verklaring omtrent het gedrag 1. Personen die als beroepskracht of begeleider werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens. 2. Deze verklaring wordt aan de houder overgelegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd niet ouder dan twee maanden. 3. Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overgelegd die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overgelegd de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.

Artikel 20. Invloed ouders, beroepskrachten en begeleiders.De houder van de peuterspeelzaal zorgt ervoor dat de invloed van ouders, beroepskrachten en begeleiders op het beleid gewaarborgd is. Vastgelegd is o.a. de wijze waarop klachten van ouders behandeld worden, dit met in achtname van het bepaalde in de Wet klachtrecht cliënten zorgsector evenals De wijze waarop de inspraak geregeld is, dit met in achtname van het bepaalde in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.

Artikel 21. Aanwezigheid gegevens.1. In de peuterspeelzaal wordt een administratie bijgehouden van de in de peuterspeelzaal werkzame personen, in ieder geval vermeldend naam, adres, geboortedatum, functie en de behaalde diploma's en getuigschriften, waaruit de bekwaamheid tot het verzorgen van kinderen blijkt;2. In de peuterspeelzaal is vastgelegd wie belast is met de dagelijkse leiding en wie bij afwezigheid vervangt;3. In de peuterspeelzaal wordt een overzicht bijgehouden van alle in het centrum ingeschreven kinderen. Deze lijst vermeldt per kind naam, adres, geboortedatum, naam van de huisarts alsmede huisadres en, indien van toepassing, werkadres en telefoonnummer van de ouders/ verzorgers en inentingsgegevens.

Hoofdstuk 4 HET GEMEENTELIJKE TOEZICHT

Artikel 22. Aanwijzing van toezichthouders Het college wijst toezichthouders of instanties aan die toezicht houden.

Artikel 23. Onderzoek door de toezichthouder/instantie. 1. De toezichthouder/instantie onderzoekt na een vergunning aanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid of de exploitatie redelijkerwijs plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening. 2. Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder/instantie jaarlijks of de exploitatie van elke peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening. 3. Naast het onderzoek bedoeld in het eerste en tweede lid kan de toezichthouder/instantie incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving door een houder van de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Artikel 24. Het inspectierapport 1. De toezichthouder/instantie legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport. 2. Indien de toezichthouder/instantie oordeelt dat door de houder de voorschriften van deze verordening niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.3. Alvorens het rapport vast te stellen, stelt het college de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder/instantie vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport. 4. De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.5. De toezichthouder/instantie maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de vaststelling daarvan openbaar.

Artikel 25. Aanwijzing en bevel 1. Het college kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven indien op basis van het inspectierapport blijkt dat deze de voorschriften in deze verordening niet of in onvoldoende mate naleeft. 2. In de aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. 3. Indien de toezichthouder/instantie oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd. 4. De houder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing onderscheidenlijk het bevel gestelde termijn.

Artikel 26. StrafbepalingOvertreding van de artikelen 2, eerste lid, en de artikelen in hoofdstuk 3 van deze verordeningen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 27. Nadere regels en/of voorwaarden.Op grond van haar verantwoordelijkheid ten aanzien van het peuterspeelzaalwerk hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid, al dan niet op grond van rijksregelgeving daartoe verplicht, om aan de houder van een peuterspeelzaal nadere regels en/of voorwaarden te stellen betreffende de kwaliteit van de voorziening, het plaatsingsbeleid inbegrepen.

Hoofdstuk 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 28. Overgangsbepaling1. Het college neemt in het register de peuterspeelzalen op die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening over een vergunning beschikken. 2. Een houder van een peuterspeelzaal als bedoeld in het eerste lid verstrekt desgevraagd aan het college alle gegevens die nodig zijn voor het register. 3. Beroepskrachten en begeleiders die na de datum van inwerkingtreding van deze verordening werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, leggen aan de houder binnen twee maanden na de inwerkingtreding een verklaring omtrent het gedrag over. 4. Eén jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders van peuterspeelzalen te voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen;5. Verklaringen en ontheffingen die zijn verleend onder de werking van andere gemeentelijke regelgeving blijven nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

Artikel 29. Inwerkingtreding.Deze verordening treedt in werking op 1 september 2007 en kan worden aangehaald als de “Kwaliteitsverordening Peuterspeelzaalwerk Gemeente Valkenswaard 2007”;

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Valkenswaard in zijn openbare vergadering van 29 maart 2007
De griffier, De voorzitter,
Mr. J.C. Dorsman Drs. A.B.A.M. Ederveen