Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016

Geldend van 12-10-2016 t/m heden

Intitulé

Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016

De raad van de gemeente Veendam,

overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het aanleggen, ligplaats innemen en ankeren van vaartuigen in de wateren in de gemeente, en gelet op het besluit van Provinciale Staten van Groningen van 4 november 1998 waarin besloten is dat burgemeester en wethouders van gemeenten het bevoegd gezag zijn betreffende de gemeentelijke wateren waarin de scheepvaartweg is gelegen.

gelet op artikel 149 en artikel 156, lid 1 en 3, van de Gemeentewet;

Besluit:

Vast te stellen de volgende verordening:

“Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016”.

Luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Openbaar water : alle wateren in de gemeente Veendam, die al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

  • b.

    Ligplaats : een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om bij verblijf voor korte of langere duur door een woon-, bedrijfs-, recreatie-, of beroepsschip of een schip voor bijzondere of representatieve doeleinden te worden ingenomen;

  • c.

    Vaartuig : naast het begrip vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren.

  • d.

    Schip : elk vaartuig, met inbegrip van een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water;

  • e.

    Recreatieschip : een schip, uitsluitend bestemd en in gebruik voor recreatiedoeleinden;

  • f.

    Beroepsschip : een schip, uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor beroepsgoederenvervoer, alsmede sleep- en duwboten;

  • g.

    Schip voor bijzondere : een schip, uitsluitend bestemd of in gebruik voordoeleinden bijzondere doeleinden, waaronder in ieder geval worden begrepen passagiersschepen en rondvaartboten;

  • h.

    Historisch schip: : Een varend schip dat is opgenomen in het Nationaal Register varende monumenten van de Federatie Oude Nederlandse Vaartuigen (FONV) en voldoet aan zowel de algemene criteria van het Register als aan de specifieke criteria – volgens de betreffende behoudsorganisatie- voor het type schip;

  • i.

    Bijbehorende : zaken zonder welke het gebruik van het woonschip ofvoorzieningen bedrijfsschip niet goed mogelijk is zoals een bijboot, steiger en loopplank;

  • j.

    Bijboot : een licht schip dat bij een groter schip hoort en waarvan de bovenkant niet hoger is dan 1 meter boven de waterlijn en de oppervlakte niet groter is dan 10 m²;

  • k.

    Verwaarloosd schip : een schip waarvan casco en/of opbouw zodanig onvoldoende zijn beschermd tegen water- en weersinvloeden dat de instandhouding van het schip, zonder daarvoor ingrijpender maatregelen dan het normaal te verrichten onderhoud te treffen, in gevaar komt;

  • l.

    Havens : bevaarbaar water en de daarin of daarlangs gelegen oevers, kades, steigers en andere werken;

  • m.

    Gemeentelijke havens : aan de gemeente toebehorende of bij de gemeente in beheer

    zijnde havens, met uitzondering van havens waarin hoofdzakelijk met andere vaartuigen dan passagiers- en pleziervaartuigen een ligplaats wordt ingenomen;

  • n.

    Doorvaart : Om doorvaart van alle in deze verordening opgenomen schepen en vaartuigen mogelijk te maken, dient de minimale doorvaartbreedte op alle door de gemeente aangewezen vaarwegen ten minste 6 meter te bedragen.

I ALGEME BEPALINGEN

Artikel 2 Aangewezen gedeelten/nadere regels

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen of hebben van een ligplaats nadere regels stellen uit het oogpunt van ordelijk gebruik van de ligplaatsen, openbare orde, veiligheid, gezondheid, milieuhygiëne, het aanzien en de toeristische promotie van de gemeente. Tevens kunnen zij nadere regels stellen uit het oogpunt van het nautisch beheer voor zover het betreft de ligplaatsen die zijn gelegen binnen de gemeente gelegen wateren die in beheer zijn bij het waterschap en de gemeente.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen (een) aanwijsbesluit(en) vast waarin is vastgesteld op welke gedeelten van het openbaar water het met welk aantal van welk type schip –met inachtneming van de overige bepalingen in deze verordening- is toegestaan ligplaats in te nemen, te hebben, dan wel beschikbaar te stellen. Burgemeester en wethouders kunnen een ligplaatsenkaart vaststellen voor schepen.

Artikel 3 Ligplaats innemen buiten aangewezen gedeelten

Het is verboden met een schip een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een schip beschikbaar te stellen buiten de in het aanwijsbesluit en de ligplaatsenkaart –als bedoeld in artikel 2, lid 2,- voor dat type schip aangewezen gedeelten van openbaar water.

Artikel 4 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken nadat de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing met ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 5 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden in het belang van;

    • a.

      ordelijk gebruik van ligplaatsen;

    • b.

      openbare orde;

    • c.

      veiligheid;

    • d.

      gezondheid;

    • e.

      milieuhygiëne;

    • f.

      het aanzien, en de toeristische promotie van de gemeente;

    • g.

      nautisch beheer als bedoeld in artikel 2, lid 1.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften na te komen.

II BEDRIJFSSCHEPEN & HISTORISCHE SCHEPEN

Artikel 6 Ontheffingsplicht voor bedrijfsschepen

  • 1. Het is verboden om binnen de krachtens artikel 2, lid 2, daartoe aangewezen gedeelten van openbaar water zonder ontheffing van burgemeester en wethouders met een bedrijfsschip ligplaats in te nemen of te hebben dan wel beschikbaar te stellen.

  • 2. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid vervalt van rechtswege:

  • a. indien in geval van nieuwbouw van een bedrijfsschip niet binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van een ontheffing ligplaats wordt ingenomen. Deze termijn kan op schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing met ten hoogste een half jaar worden verlengd door burgemeester en wethouders;

  • b. indien in geval van een bestaand bedrijfsschip niet uiterlijk binnen twaalf weken na het onherroepelijk worden van de ontheffing met het betreffende bedrijfsschip ligplaats is ingenomen op de daartoe bestemde ligplaats. Deze termijn kan op schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing met ten hoogste twaalf weken worden verlengd door burgemeester en wethouders;

  • 3. In geval van het vergroten of substantieel wijzigen van een bedrijfsschip waarvoor een ligplaatsontheffing is afgegeven, is een nieuwe ontheffing als bedoeld in het eerste lid vereist.

  • 4. Bij een bedrijfsschip waarvoor een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende boot, niet zijnde een recreatieschip, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die deze verordening beoogt te beschermen.

  • 5. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt gesteld op de naam van de eigenaar van het bedrijfsschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het bedrijfsschip.

Artikel 7 Historische schepen

1.Het in artikel 3 gestelde verbod is niet van toepassing op:

  • a.

    ten hoogste één historisch schip voor eigen gebruik, waarmee ligplaats ingenomen dient te worden evenwijdig aan de oever en één rij breed langs het erf van de eigen woning of recreatiewoning binnen het grondgebied van de eigen woning of recreatiewoning binnen het grondgebied van de gemeente op voorwaarde dat de doorvaart niet wordt belemmerd;

  • b.

    het in lid a van dit artikel gestelde geldt niet voor zover de belangen die deze verordening beoogt te beschermen zich daartegen verzetten.

  • c.

    Van het in artikel 1, lid h genoemde, kan in bijzondere gevallen worden afgeweken door Burgemeester en Wethouders, indien dit vanuit cultureel, historisch of toeristisch oogpunt van toegevoegde waarde wordt geacht.

III OVERIGE SCHEPEN

Artikel 8 Recreatieschepen

  • 1. Het in artikel 3 gestelde verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      Recreatieschepen, waarmee een ligplaats wordt ingenomen evenwijdig aan de oever en één rij breed langs het erf van de eigen woning of recreatiewoning binnen het grondgebied van de gemeente op voorwaarde dat de doorvaart niet wordt belemmerd;

    • b.

      Bijboten, evenwijdig aan de oever van het erf van de woning of recreatiewoning op voorwaarde dat de doorvaart niet wordt belemmerd;

    • c.

      het in lid a en b gestelde geldt niet voor zover de belangen die deze verordening beoogt te beschermen zich daartegen verzetten.

  • 2. Van de verboden bedoeld in artikel 3 en het eerste lid van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders middels het aanwijsbesluit als bedoeld in artikel 2, tweede lid, ontheffing verlenen voor recreatieschepen die niet, voor de eigen woning zijn aangelegd.

Artikel 9 Beroepsschepen

  • 1. In de in het aanwijsbesluit als bedoeld in artikel 2, lid 2, daartoe aangewezen gedeelten van openbaar water mag voor een aaneengesloten periode van 6 maanden ligplaats worden ingenomen met een beroepsschip, waarbij deze termijn op schriftelijk verzoek van de eigenaar van het beroepsschip met ten hoogste 6 maanden kan worden verlengd.

  • 2. Na afloop van de in lid 1 genoemde uiterste termijn mag door het desbetreffende beroepsschip gedurende een termijn van minimaal 3 maanden geen ligplaats meer worden ingekomen binnen het grondgebied van de gemeente.

  • 3. Van de bepalingen in artikel 3 en de leden 1 en 2 van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders voor beroepsschepen ontheffing verlenen.

Artikel 10 Schepen voor bijzondere doeleinden

  • 1. Het is verboden met een schip voor bijzondere doeleinden, een ligplaats in te nemen op andere plaatsen dan in het aanwijsbesluit als bedoeld in artikel 2, lid 2, daartoe aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • 2. Van het verbod bedoeld in artikel 3 kunnen burgemeester en wethouders voor schepen voor bijzondere doeleinden ontheffing verlenen.

IV OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 11 Het nakomen van aanwijzingen

Ieder is verplicht terstond te gehoorzamen aan de mondelinge aanwijzingen, gegeven door een ambtenaar, door burgemeester en wethouders, belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 12 Het voorkomen van overlast

  • 1. Het is verboden schepen te slopen of droog te zetten op andere dan door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 13 Verwaarloosde schepen

Het is in het belang van het aanzien, en de openbare orde van de gemeente verboden om een ligplaats in te nemen of ingenomen te houden met een schip dat in verwaarloosde toestand verkeert.

Artikel 14 Gebruik oevers en kademuren

  • 1. Het is verboden enig obstakel of voorwerp te hebben of te houden op, aan of in openbare oevers en kademuren.

  • 2. Het is verboden, zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders, groene oevers of delen daarvan in gebruik te hebben of te houden, voor zover voorgenoemde groene oevers, of delen daarvan geen particulier bezit betreft.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de bescherming van werken en de overige belangen die de verordening beoogt te beschermen voorschriften te verbinden.

  • 4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing voor zover de Woningwet, de Monumentenwet, de Afvalstoffenwet, het Rijkswegenreglement of het Provinciaal Wegenreglement van toepassing is.

V STRAF-, OVERGANGS- en SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Strafbepalingen

Overtreding van ge- of verbodsbepalingen, bij of krachtens deze verordening gesteld, wordt gestraft met ten hoogste een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 16 Binnentreden

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden van een schip zonder toestemming van de bewoner, gebruiker of eigenaar.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van bekendmaking.

  • 2. Artikel 5.25, 5.26 en 5.27 Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Veendam worden met de inwerkingtreding van deze Ligplaatsenverordening, ingetrokken.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: “Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016”.

  • 4. Met de inwerkingtreding van de “Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016”, wordt de “Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2009” ingetrokken.

Artikel 18 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Vergunningen of ontheffingen verleend voor inwerkingtreding van deze verordening blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – van kracht en worden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening geacht te zijn vergunningen of ontheffingen verleend krachtens deze verordening.

  • 2.

    Voor recreatieschepen die zich voor inwerkingtreding van deze verordening buiten de op grond van artikel 2, lid 2, van deze verordening vastgestelde gedeelten van openbaar water bevinden, kunnen burgemeester en wethouders, na een daartoe, binnen 6 maanden na inwerkingtreding van deze verordening, ingediende aanvraag een ontheffing verlenen, overeenkomstig artikel 15, lid 2, van deze verordening.

  • 3.

    Voorschriften en beperkingen opgelegd voor inwerkingtreding van deze verordening blijven- indien en voor zover de bepalingen ingevolgde welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken- na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden geacht voorschriften en beperkingen te zijn, opgelegd krachtens deze verordening.

  • 4.

    Aanvragen van vergunning of ontheffing waarop, op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld op grond van deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 september 2016

De voorzitter, De griffier

S.B. Swierstra A.A. Swart

Toelichting Ligplaatsenverordening Gemeente Veendam 2016

Algemeen

Deze verordening heeft tot doel het gebruik van de beschikbare ruimte voor ligplaatsen te regulieren. Daarnaast heeft deze verordening tot doel regels te stellen in het belang van het ordelijk gebruik van ligplaatsen, openbare orde, veiligheid, milieuhygiëne, volksgezondheid en het aanzien, en de toeristische promotie van de gemeente. Tevens kunnen regels worden gesteld ten behoeve van het nautisch beheer voorzover het de ligplaatsen betreft die zijn in gelegen binnen de gemeente gelegen wateren die in beheer zijn bij het waterschap en de gemeente.

De verordening heeft niet alleen betrekking op recreatieschepen, maar ook op bedrijfsschepen, beroepsschepen, historische schepen en schepen voor bijzondere doeleinden.

Het actualiseren van deze verordening is geschied vanuit de behoefte om de voorgaande Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2009 te verbinden aan de huidige wet- en regelgeving. Ten opzichte van de Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2009 zijn de volgende zaken gewijzigd:

  • -

    Het opnemen van vrijstellingen voor historische schepen;

  • -

    Het verwijderen van regels omtrent woonschepen;

Bij het opstellen van deze verordening zijn de van toepassing zijnde bepalingen uit de Scheepsvaartverkeerswet (SVW), en het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) in acht genomen. De rechtsbasis van deze verordening is gelegen in de artikelen 149 en 156, lid 3, van de Gemeentewet (Gemw). Artikel 149 Gemw bepaalt dat de raad de verordeningen maakt die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Artikel 156, lid 3, Gemw bepaalt dat het mogelijk is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te delegeren tot het stellen van nadere regels over in de betrokken verordening aangewezen onderwerpen.

Deze verordening is van toepassing op al het openbaar water in de gemeente Veendam maar alleen voor wat betreft de aspecten die van belang zijn vanuit de optiek van hetgeen deze verordening beoogt te regelen. De beheersverantwoordelijkheden van de provincie en het waterschap Hunze en Aa’s liggen op een ander vlak (met name wateraanvoer, waterafvoer en waterkwaliteit). Een uitzondering bestaat ten aanzien van de ligplaatsen in de in de gemeente gelegen wateren die in beheer zijn bij het waterschap.

De individuele ligplaatsen zullen worden aangegeven in een aanwijsbesluit en op een ligplaatsenkaart. Het is wenselijk dat de ligplaatsen, voor zover dat nog niet gebeurt, ook worden opgenomen in de bestemmingsplannen (met name die waarvoor vergunning of ontheffing vereist is). De Ligplaatsenverordening blijft echter ook dan de eisen bepalen waaraan in de verordening genoemde schepen moeten voldoen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Sub d

Dit is de definitie van een schip zoals deze is opgenomen in artikel 1, lid 1, sub b, van de SVW en artikel 1.01, sub A, van het BPR, met uitzondering van de zinsnede over waterverplaatsing omdat die reeds is opgenomen onder sub c. Sub e

Onder een recreatieschip moet worden verstaan een schip dat uitsluitend is ingericht, bestemd is en gebruikt wordt voor recreatiedoeleinden. Commerciële doeleinden vallen hier buiten. Een Botel bijvoorbeeld valt niet onder deze definitie..

Sub f

Het beroep of bedrijf op een bedrijfsschip kan worden uitgevoerd ten behoeve van:

  • -

    scheepsbouw, -reparatie, -inrichting of –onderhoud;

  • -

    scheepsbevoorrading c.q. levering van scheepsbenodigdheden voor beroeps- en recreatievaart;

  • -

    schepen of pontons benodigd voor de uitvoering van de kleine watersport.

Sub g

Onder een schip voor bijzondere doeleinden moet onder andere worden verstaan;

  • -

    rondvaartbedrijven;

  • -

    passagiersschepen;

  • -

    nautische opleidingen met een schip.

Sub k

Het begrip verwaarloosd schip is zodanig omschreven dat er met enige kans van succes kan worden opgetreden in geval van verwaarlozing. Met deze omschrijving is het niet meer arbitrair en subjectief wat moet worden verstaan c.q. waar de grens ligt waar verwaarlozing begint.

Artikel 2 en 3

Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een bepaald type schip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen. Bij het aanwijzen als ligplaatsen gaat het om een afweging van diverse belangen, zoals planologische en nautische. Gezien het besluit van 4 november 1998 van Provinciale Staten zijn burgemeester en wethouders wel bevoegd tot het aanwijzen van ligplaatsen in de wateren die in beheer zijn bij het waterschap.

In de verordening wordt geen verschil gemaakt tussen tijdelijk aanleggen (om voor een korte tijd op of rond het schip te recreëren) en ligplaats innemen (het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een schip aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander schip, anders dan voor aanleggen).

Artikel 3 spreekt over het beschikbaar stellen van een ligplaats. Daarvan is sprake als een eigenaar actief een bepaalde situatie toelaat. De eigennaar van het water kan dan door burgemeester en wethouders worden aangesproken op grond van de verordening.

Zodra de ligplaatsenkaart voor schepen is vastgesteld, is het vervolgens noodzakelijk om de kaart bij wijziging van bestemmingsplannen actueel te houden. De situatie dat een aanvraag om ligplaatsenvergunning past in het nieuwe bestemmingsplan, terwijl die aanvraag op grond van de (een eventuele verouderde) ligplaatsenkaart moet worden geweigerd (of omgekeerd), moet immers worden voorkomen. Op grond van de bevoegdheid in lid 2 van artikel 2 kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsenkaart actualiseren ingeval er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld of een bestemmingsplan is herzien.

Het aanwijsbesluit is een besluit als bedoel in artikel 1:3, lid 1, Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen dit besluit kan in beginsel bezwaar en beroep worden aangetekend. Burgemeester en wethouders beoordelen bij iedere wijziging van het aanwijsbesluit over de toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) zoals die is vastgesteld in afdeling 3.4 van de Awb. Als de UOV is toegepast betekent dit dat tegen het aanwijsbesluit geen bezwaar meer kan worden aangetekend, maar direct in beroep moet worden gegaan.

Artikel 5

In dit artikel is opgenomen dat in de vergunning voorwaarden kunnen worden opgenomen op het gebied van het ordelijk gebruik van ligplaatsen, openbare orde, veiligheid, gezondheid, milieuhygiëne, het aanzien, en de toeristische promotie van de gemeente.

Artikel 6

Voor bedrijfsschepen heeft de overheid geen verplichting om ruimte in het openbaar vaarwater te bieden. Met het oog op de schaarste aan openbaar vaarwater en met het oog op mogelijk conflicterende belangen tussen bedrijfsactiviteiten en een woonfunctie op het water, zijn bedrijfsschepen lang niet altijd en overal gewenst en slechts in uitzonderingsgevallen toegestaan. Om die reden is voor bedrijfsschepen gekozen voor een ontheffingsstelsel. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het ligplaats innemen met een bedrijfsschip normaliter verboden is en moet blijven, maar dat het in uitzonderingssituaties toelaatbaar kan zijn.

De provincie is niet bevoegd regels te stellen over wonen en werken op het water. Daar staat tegenover dat gemeenten niet bevoegd zijn nautische bepalingen te leggen op wateren die in beheer zijn bij de provincie.

In deze artikelen wordt gesteld dat de vergunning of ontheffing vervalt indien geen ligplaats is ingenomen binnen 1 jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden. Onherroepelijk houdt in dat tegen de verleende vergunning geen bezwaar of beroep meer kan worden aangetekend als gevolg van het verstrijken van de daarvoor geldende termijn of dat een uitspraak in beroep de vergunning in stand heeft gelaten. Het zou onredelijk zijn om de termijn van 1 jaar al eerder te laten beginnen omdat een bezwaar en beroep traject in veel gevallen minstens een jaar in beslag zal nemen.

In de vergunning of de ontheffing moeten de kenmerken van bedrijfsschip worden opgenomen. Onder deze kenmerken worden in ieder geval de lengte, de breedte, de hoogte en de diepgang van het schip begrepen. Als aan het uiterlijk van een schip welstandeisen zijn gesteld, kunnen deze wellicht worden opgenomen in de vergunning of ontheffing. Bij substantiële wijzigingen van het bedrijfsschip moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Van een substantiële wijziging is in ieder geval sprake indien één van de voornoemde kenmerken wijzigt.

Artikel 7

Historische schepen zoals bedoeld in deze verordening, kunnen in aanmerking komen voor ontheffing van in deze verordening opgenomen artikelen. In het kader van behoudenswaardigheid, cultuur, geschiedenis, en in het bijzonder het maritiem erfgoed van de gemeente Veendam, kan het college van Burgemeester en Wethouders een historisch schip als zijnde een toegevoegde waarde op het gebied van voorgenoemde punten beoordelen, en derhalve ontheffing verlenen op in deze verordening genoemde artikelen.

Artikel 8

Uitgangspunt voor het recreatief innemen van een ligplaats is gebruik van de daartoe aangewezen ligplaatsen en havens in de gemeente of de collectieve steigers.

Voor bewoners van de gemeente wiens huis aan het water ligt, is het mogelijk een boot op het eigen erf te leggen. Vandaar dat in lid 1 is opgenomen dat het algemene verbod uit artikel 3 niet van toepassing is op een recreatieschip van de eigenaar dat wordt aangelegd aan het eigen perceel. Voorwaarde daarbij is dat het recreatieschip alleen voor het perceel van de eigenaar van het recreatieschip mag liggen en niet voor percelen van andere inwoners van de gemeente.

Sommige vaarwegen in de gemeente zijn smal. Om doorvaart te behouden, kan in bepaalde gevallen niet worden toegestaan dat recreatieschepen worden aangelegd voor het eigen erf. Voordat tegen een dergelijke situatie handhavend wordt opgetreden moet advies worden gevraagd aan de beheerder van het water. De beheerder van het water is namelijk op basis van de Scheepvaartverkeerswet bevoegd handhavend op te treden tegen situaties waarin het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer wordt belemmerd.

Aan een perceel mogen onbeperkt kleine open schepen, zoals kano’s en roeiboten, worden aangelegd. Voorwaarde is dat deze schepen met spierkracht worden voortbewogen, niet overdekt zijn en maximaal een oppervlakte hebben van 10m2. Voorgaande met inachtneming van bepalingen in overige wetgeving aangaande bijvoorbeeld het belemmeren van de vaarweg.

Voordat burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in het tweede lid verlenen, vindt overleg plaats met de beheerder van het water.

Artikel 9

Er bestaat een tweeledig onderscheid tussen beroepsschepen en bedrijfsschepen. Ten eerste liggen bedrijfsschepen op een vaste plek en meren beroepsschepen slechts voor korte duur af. Ten tweede worden op of vanaf bedrijfsschepen activiteiten ter plaatse verricht terwijl de activiteiten van beroepsschepen (goederenvervoer) of grotere afstanden plaatsvindt en niet plaatsgebonden zijn. Takel- en sleepbedrijven, ook al zijn die in de gemeente gevestigd, opereren vaak over grotere afstanden en worden om die reden onder de beroepsvaart geschaard.

Voordat burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in lid 3 verlenen, vindt overleg plaats met de beheerder van het water.

Artikel 11

Binnen deze categorie worden schepen begrepen die niet binnen één van de andere in de verordening genoemde categorieën vallen. Bijvoorbeeld een rondvaartschip of een schip dat wordt ingezet voor representatieve en/of culturele doeleinden.

Voordat burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in het tweede lid verlenen, vindt overleg plaats met de beheerder van het water.

Artikel 12

Een ambtenaar kan enkel een nautische aanwijzing geven als hij daartoe is aangewezen op basis van artikel 5 van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 12

Burgemeester en wethouders moeten op grond van deze bepaling een aantal plaatsen aanwijzen waar het mogelijk is om schepen te slopen of droog te zetten. Onder deze aangewezen plaatsen moeten in ieder geval de in de gemeente gelegen scheepswerven worden begrepen.

Artikel 15

Het innemen van een ligplaats buiten de aangewezen ligplaatsen, het innemen en hebben van een ligplaats zonder ligplaatsvergunning, het niet nakomen van aanwijzingen en het niet voldoen aan de voorschriften als bedoeld in artikel 2, lid 1, is een overtreding. Artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet laat aan de gemeentelijke wetgever de keuzemogelijkheid om op overtreding van verordeningen een geldboete te stellen van de tweede categorie. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen boete voor strafbare feiten in de tweede categorie is maximaal € 4.100,00. Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete op te neen dan in genoemde categorie. Gelet op de wens om enige preventieve werking te bereiken, is de keuze van de geldboete van de tweede categorie voor de hand liggend.

De handhaving dient zoveel mogelijk gezamenlijk met eventueel andere betroken instanties, zoals de beheerder van het water, plaats te vinden.

Artikel 16

Onder omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om zonder toestemming van de bewoner een schip binnen te treden. Artikel 149a Gemeentewet bepaalt dat dit alleen toegestaan is indien het gaat om handhaving van de openbare orde of veiligheid, of bescherming van leven en gezondheid van personen. De in deze verordening opgenomen bevoegdheid tot binnentreden laat onverlet dat een machtiging op grond van de ‘Algemene wet op het binnentreden’ vereist is om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken. Die machtiging wordt in beginsel door de burgemeester afgegeven.